Discover millions of ebooks, audiobooks, and so much more with a free trial

Only $11.99/month after trial. Cancel anytime.

Sushi King
Sushi King
Sushi King
Ebook311 pages4 hours

Sushi King

Rating: 0 out of 5 stars

()

Read preview

About this ebook

Een arowana is een vis. Een dure vis: hij is zo'n honderdduizend dollar waard is. De eigenaar is dan ook geobsedeerd door zijn arowana, tot grote ergernis van zijn vrouw, Sexy Betsy. Het pronkstuk heeft ook de aandacht getrokken van de Zwaardvis, eigenaar van 5 sushitenten en organisator van illegale visgevechten. Een misdaad wordt gepleegd, maar er is een getuige: een levend standbeeld, eigenlijk een gezochte moordenaar. Het 7de deel van Bavo Dhooges "L.A.-thrillers" is vintage Dhooge: hilarische personages in een ijzersterk scenario. Los Angeles is een serie van spannende titels die zich afspelen in, waar anders, de City of Angels. Humor wordt op een kunstige manier gecombineerd met misdaad, geweld, affaires en moord. De boeken in de serie verrassen elke keer weer met verschillende eigenaardige hoofdpersonen, en de vindingrijke karakters maken van het geheel een bruisende en bloedstollende belevenis.
LanguageNederlands
PublisherSAGA Egmont
Release dateNov 26, 2021
ISBN9788726953398

Read more from Bavo Dhooge

Related to Sushi King

Titles in the series (9)

View More

Related ebooks

Related articles

Reviews for Sushi King

Rating: 0 out of 5 stars
0 ratings

0 ratings0 reviews

What did you think?

Tap to rate

Review must be at least 10 words

    Book preview

    Sushi King - Bavo Dhooge

    Sushi King

    Copyright © 2014, 2021 Bavo Dhooge and SAGA Egmont

    All rights reserved

    ISBN: 9788726953398

    1st ebook edition

    Format: EPUB 3.0

    No part of this publication may be reproduced, stored in a retrievial system, or transmitted, in any form or by any means without the prior written permission of the publisher, nor, be otherwise circulated in any form of binding or cover other than in which it is published and without a similar condition being imposed on the subsequent purchaser.

    www.sagaegmont.com

    Saga is a subsidiary of Egmont. Egmont is Denmark’s largest media company and fully owned by the Egmont Foundation, which donates almost 13,4 million euros annually to children in difficult circumstances.

    Think slow, act fast.

    buster keaton

    1

    Er was niet veel nodig om Bo Dodge weer tot leven te wekken. Je hoefde alleen maar een muntje in die hoed van hem te gooien en hopla, daar was hij weer. Alles had een prijs. Wat hij ook deed, altijd was het anders. Voor één munt knipperde hij met de ogen, voor iets meer stak hij een hand uit. Je kon niet bepaald stellen dat Bo Dodge echt werkte voor zijn centen. Als hij er gewoon geen zin in had of hij nam een pauze, dan kon zelfs een briefje van vijf hem niet in beweging brengen. Dan staarde hij vaak maar wat voor zich uit. Eén keer kwam een knul voor hem staan en kneep in zijn ballen om te zien of hij wel echt was. Jawel, Bo Dodge was echt, maar de kunst was om stil te staan. De beweging was de kers op de taart, maar het wachten, man, het wachten, daar ging het om. Als hij stilstond zat hij in een andere wereld, nog meer dan wanneer hij een joint zou roken. Het vergde heel wat moeite om niets te doen. Standbeeldje spelen, hoe vaak had hij dat niet als kind gedaan? Nu verdiende hij er wat kruimels mee en wat meer was: hij hoefde zijn mond niet open te doen. Stilte was zijn business. Zoals nu, Bo Dodge die helemaal stilstond en nog geen neusvleugel liet trillen, het hoofd lichtjes schuin, blik op oneindig. Een twee drie piano en… freez. Er kwam weer een of ander joch een munt in zijn hoed gooien.

    ‘Komaan, hij zal je heus niet bijten, hoor.’

    Nee, bijten deed Bo niet. Maar als het hem niet aanstond of als ze hem een loer wilden draaien door een plectrum of een stuk kauwgum in zijn hoed te droppen, dan scheelde het niet veel. Dan kwam hij wel tot leven, maar om zijn middelvinger op te steken of zijn kont naar ze te draaien.

    Zijn wereld was perron zeven in Station Venice, L.A., op het Silver Line-metronetwerk dat pas sinds begin jaren negentig operationeel was. Niet bepaald de drukte van de metro’s in Londen, New York of Parijs, maar dat was mooi meegenomen. De meeste mensen in L.A. namen nog steeds de auto, wat Bo de nodige ruimte gaf om doodstil te blijven staan.

    ‘Ik ben bang,’ zei het joch, amper zes, tegen zijn moeder.

    ‘Die meneer zal blij zijn met dat muntje. Hij moet daarvan leven.’

    ‘Hij kijkt zo vreemd.’

    ‘Het is een clown. Kom, toe maar.’

    Bo wilde de knul wat helpen en een knipoog geven, maar hij moest zich aan de regels houden. Geen munt, geen krimp. Hij was trouwens geen clown, dame. Hij was een mimespeler. Dat zag ze toch? Wat stond hij hier anders met die witte smurrie op zijn gezicht te doen? Zag ze het verschil niet tussen een clown en een kloon van Buster Keaton? Buster, de koning der komieken. De man die nooit lachte, maar anderen tot schateren bracht.

    ‘Zeg, ik moet het er toch niet zelf komen inleggen?’

    Waarom niet, dacht Bo. Leg jij dat muntje maar in mijn hoed, dan kan je misschien eens door de knieën gaan voor me.

    ‘Zie je wel? Zo moeilijk is het toch niet, hé?’

    Bo had het bijna niet gezien. In de strohoed die hij gestrekt voor zich uithield lag een munt. En dus schoot hij wakker en ging rechtop staan.

    De eerste keren, toen hij nog een groentje was, had hij die verdomde strohoed op zijn kop gezet, waarna al de stuivers als confetti op de vloer van het perron kletterden. Vanaf dan deed hij het anders. Less is more. Bo zette een hand in zijn zij. Bo knipperde met de ogen. Bo deed alsof hij een borrel nam. Deed alsof hij een appel at, geen perzik of pruim want daarvoor moest hij zich te veel uitsloven. Je mocht ook weer niet gaan overdrijven voor een aalmoes.

    ‘Kom, meneer heeft precies niet veel zin om een kunstje op te voeren.’

    Ik ben geen circushond, dame, zei Bo in zichzelf. Toen ze zich alweer hadden omgedraaid en naar de trappen van de uitgang stapten, ging Bo in pauze-stand en stak een sigaret op. Als hij wilde, kon hij bij elke beweging volharden in een rol en overschakelen op een andere houding. Met de sigaret zou dat dan de Jimmy Dean-houding zijn. Opgetrokken schouders en een bultje opzetten. Wat jammer dat hij niet kon werken met een zwarte zonnebril. Anders kon hij zich uitleven door met zijn ogen te rollen of scheel te kijken naar een van die oude taarten. Maar Buster droeg nooit een zonnebril.

    Na zijn pauze duurde het niet lang of hij kreeg weer af te rekenen met een paar klootzakjes die hem wilden bestelen. Vaste klanten. Dat kwam wel meer dan één keer per dag voor in Venice. Surfdudes die rechtstreeks van het strand kwamen, ladderzat of apestoned met geen cent om hun gat te krabben.

    ‘He, kijk, hier hebben we de paspop weer.’

    Subway statue, zo stond het in Bo’s woordenboek. Hij bleef stokstijf staan, met zijn rug naar de graffiti op de wand gekeerd, en staarde voor zich uit. Nu kwam het.

    ‘Even kijken of hij echt een kei is in wat hij doet.’

    ‘Pas maar op dat hij geen echte stenen handen heeft.’

    Een van die spasten bukte zich zonder blikken of blozen en graaide de centen uit Bo’s strohoed mee. Ze hoefden het niet eens op een lopen te zetten. Bo stak zelfs geen hand op om ze uit te zwaaien. Je kon het ze ook niet kwalijk nemen, die stumpers. Hadden nog nooit van hun leven van Buster Keaton gehoord, dachten dat het een rapper was. De eerste keren was Bo er nog achteraan gegaan. Hij was tot leven gekomen zonder er een cent voor te krijgen en had zijn post verlaten. Maar achteraf zag hij dat het allemaal geen zak uitmaakte. Vanaf dan volhardde hij en bleef hij gewoon staan. Haalde op die manier toch nog een beetje eer uit zijn werk.

    Ze doen maar, dacht hij. Want echt waar: soms wàs hij er ook echt niet. Het gebeurde meer dan eens dat Bo Dodge zo strak voor zich uit stond te staren dat hij ook werkelijk verdween. Als een hologram. Weg van de wereld. Ik bedoel, hij stond er nog steeds, maar tegelijk was hij ook weg, naar een andere wereld. Alsof hij uit zijn lichaam trad. Nu zag hij hoe die nozems zich uit de voeten maakten en zich een weg baanden naar de trappen.

    In de verte hoorde Bo de volgende metro richting Venice al naderen. Nog even en de trein zou uit het zwarte gat verschijnen en met al dat kabaal halthouden. Uit de luidsprekers zei een stem dat een lijn naar Beverly Hills vertraging had opgelopen. Bo zag hoe de nozems moesten dringen om tot bij de trappen te raken, tegen de stroom in, en net toen de metro eraan kwam, gebeurde het.

    Althans, dat was toen Bo Dodge, alias Buster Keaton, het zag gebeuren.

    Het eerste wat hij hoorde, was de gil. De gil van een dame, gevolgd door de schreeuw van een man. Hij zag de passagiers, klaar om op te stappen, achteruitwijken. De metro die met een rotvaart uit dat donkere gat kwam. De remmen die op de sporen krijsten. In de massa zag hij twee mannen op slippers en in lange zwemshorts zodanig achteruit vallen dat ze tegen hem aanbotsten.

    En al die tijd verroerde Bo Dodge geen vin.

    Hij week geen centimeter, draaide zijn hoofd zelfs niet eens een kwartslag, toen een of ander hysterisch wijf riep:

    ‘Ze is onder de metro terechtgekomen! Ze is erin gevallen!’

    Het had iets heel vreemds: Bo, die daar als een standbeeld bleef staan, de strohoed in de hand, klaar om een buiging te maken als iemand hem een munt zou toewerpen. Maar hij liet nog geen scheet. Hij hoefde niet van zijn plaats weg te gaan om te zien wat er was gebeurd. De reizigers waren uit elkaar gegaan. De afschuw, de walging, het bloed en al die andere troep die tussen de sporen lag, deden hun werk.

    Maar dat was niet wat Bo Dodge uiteindelijk toch even met de ogen deed knipperen.

    Het was iets anders.

    2

    Bo kreeg zelfs niet eens kramp toen hij daar bleef staan, als een rots, en hoorde hoe de luidsprekers en de flikken aan de mensen vroegen om zich naar de andere perrons te begeven. Dat was het dan. Het doek was gevallen. Hier valt niets meer te zien, neem maar een andere metro. Wat Bo vooral aan de grond nagelde, was dat de meeste passagiers niet eens wilden uitstappen. Sommige staken hun hoofd naar buiten om een glimp op te vangen van wat er was gebeurd. Zo stond Bo als Hades in de onderwereld te waken. Uiteindelijk klopten ze ook bij hem aan, de flikken. Een van hen vroeg Bo zijn spullen te nemen en op te krassen. Zomaar. Zonder een cent te geven.

    ‘Komaan, maestro. Ga maar ergens anders Marcel Marceau spelen.’

    Bo wilde een duim opsteken naar de flik. Zo van: goed dat je je klassiekers kent, smeris. Maar hij deed het niet. Het was niet omdat er eentje onder de metro was terechtgekomen dat ze de kaas van tussen zijn brood konden halen.

    ‘Heb je me niet gehoord, luiwammes? Stom en doof, zeker?’

    Bo bleef staan. De smeris keek hem aan en knikte naar Bo’s spullen: het bankje waarop hij stond, zijn troon, de hoed en de kapstok die hij open- en dicht kon vouwen en die deel uitmaakte van de act. De smeris wilde zien wie het langst kon blijven kijken. Bo won. De flik verdween, maar kwam snel terug met een collega die zei:

    ‘Wat hebben we hier? Een houten klaas?’

    ‘Hij wil niet opkrassen.’

    ‘Jezus, ik heb het gehad met die schooiers.’

    ‘Yep, ik kan me nog een tijd herinneren toen mensen een echte job hadden.’

    ‘Waarom ga je niet een beetje verder op perron drie op een gitaar tokkelen zoals die andere snuiters? Of op je handen staan? Met een paar flessen jongleren? Ik snap niet wat hier zo hot aan is.’

    Het is niets bijzonders, dacht Bo, maar verrek, tracht me maar eens weg te krijgen.

    ‘Hij antwoordt niet,’ zei de eerste.

    ‘Waarom niet?’

    ‘Doofstomme knol.’

    ‘Wel, als hij hier toch wil blijven staan, zal hij moeten antwoorden.’

    Dat zei de smeris die erbij was komen staan en die Bo Dodge nu als een echte paspop beschouwde.

    ‘Wat zeg je me daarvan, clown? Heb jij gezien wat er daarnet is gebeurd?’

    Niets. Bo knipperde niet eens met de ogen.

    ‘Ik denk dat hij verwacht dat je eerst een cent in zijn hoed gooit.’

    ‘Verrek, ik steek nog liever een cent in mijn eigen reet. Komaan, heb je iets gezien? Hoe die dame op dat spoor terechtkwam? Of had je het te druk met niets doen?’

    ‘Wat doen we ermee?’ vroeg de eerste.

    ‘Wat we met al die andere dingen hier onder de grond doen. We laten hem staan. We hebben wel wat beters te doen. Er is een dode gevallen.’

    De andere had zijn rug alweer gekeerd, maar de eerste was nog steeds in de ban van Bo. Hij bleef naar hem staren, alsof hij nu pas bewondering voor Bo begon te krijgen.

    ‘Jezus, je meent het echt, hé,’ zei hij.

    You betcha, dacht Bo. De smeris schudde het hoofd en Bo zag dat hij op het punt stond hem aan te raken, zoals bij een van die wassen beelden bij Madame Toussaud. Maar hij durfde het niet, de smeris. Als Bo wilde, kon hij opeens zijn mond openzetten en die vent een hartstilstand bezorgen. Echt waar, wanneer hij maar wilde. Dat was de fun.

    Toen zag hij de flikken de scène afzetten. Een lint afrollen om alles mooi in kaart te brengen. Ze gingen het metrostel in en gaven de passagiers het bevel om uit te stappen. Deden Bo denken aan ss -officiers. Vervolgens zag hij de ambulanciers het perron opkomen, langs de trappen waar hij ook de nozems had zien vluchten met zijn spaarcenten. De mannen in de witte jassen zweetten zich te pletter, wat Bo deed besluiten dat het vandaag een zoveelste snikhete dag was. Maar hier stond hij dan toch mooi weer, lekker in de catacomben, uit de zon en ver weg van het kabaal op het strand. Ver weg van alle drukte op Venice Beach. Althans, dat was zijn plan geweest, tot ze hem ook hier hadden weten te vinden.

    Hij bleef staan, als een strijkstok, en zag ze vervolgens het slachtoffer van de sporen dragen. In stukken. Er werd een groot wit laken over het lichaam gedrapeerd, maar Bo zag ook nog twee andere stukken afgevoerd worden. Er kwamen twee stretchers aan te pas. Tegen dan was het hele perron al uitgedund. Een man in een uniform, geen smeris, stond met een hand in zijn zak aan een koffie te lurken. Daar kreeg Bo meteen het antwoord op zijn vraag of metro’s vandaag nog chauffeurs hadden.

    ‘Het schijnt dat dat arme wijf een arm en een been heeft verloren,’ zei hij tegen niemand speciaal.

    Bo gaf een teken van leven: hij slikte. Denkbeeldige koffie.

    ‘Ik heb het niet gezien, maar ze zeggen dat haar darmen half uit haar lichaam op die sporen lagen. Als een straatkat die ’s nachts door een wagen overhoop werd overreden. Shit, ze lag half onder de eerste wagon. Ik schrok me bijna een bult toen ze me vroegen om weer een stuk achteruit te rijden. Ze zat vast, ze konden haar er niet uithalen. Kun je je dat voorstellen? Moest ik dat hele metrostel in achteruit zetten en weer half over haar heen rijden. Je zou denken dat het een ziekelijke grap was.’

    Bo knikte bijna, maar hield zich gedeisd.

    Het was een vreemd spektakel: hoe ze het lichaam via die trappen naar boven brachten, op klaarlichte dag, in het straffe zonlicht, daar vlak bij het strand waar de ambulance stond te wachten. Toen alles was weggebracht schoten er niet veel mensen meer over. Bo kon het bijna niet geloven toen er opeens een vent voor hem stond, om en bij de zestig. Hij gooide een muntje in de strohoed en kreeg van zijn vrouw te horen:

    ‘Komaan Vern, doe niet zo flauw.’

    ‘Waarom niet? Ik kan wel een beetje fun gebruiken na wat we zonet hebben meegemaakt.’

    ‘Laat die man met rust, zeg ik je.’

    ‘Het is toch zijn job? Hij staat hier toch nog, nee?’

    Wat die vent natuurlijk niet kon weten was dat Bo Dodge op dat moment in pauze-stand was overgeschakeld. Hij stond er nog bij zoals altijd, maar eerlijk? Hij wilde het voor gezien houden. Wat hij dus deed, was even achter zijn oor krabben en dat was dat.

    ‘Wat moet dat voorstellen?’ vroeg die vent. ‘Is dat alles wat je me geeft?’

    Bo wilde opkijken en die kerel zeggen dat hij die cent maar moest terugnemen want dat hij echt geen zin had om als een dolfijn een kunstje op te voeren, niet na wat er zopas was gebeurd. Blijkbaar was de kerel ook wat van streek want het volgende moment stak hij zijn hand uit en wilde Bo in de wang knijpen of zoiets. Hij kreeg de kans niet. Bo nam de hand vast, strak en stevig, en bracht zijn gezicht vlakbij dat van die vent.

    ‘Laat dat, Vern,’ zei hij.

    ‘Wel, kijk eens aan,’ zei die ouwe. ‘Wat we hier hebben. Het spreekt.’

    ‘Ik zei: laat dat. Het begint al laat te worden. Als ik het goed heb, is de zon aan het ondergaan. Tijd om naar huis te gaan en wat te bekomen.’

    Vijf zinnen. De eerste vijf zinnen die vandaag uit Bo Dodge waren gekomen. De woorden deden bijna pijn aan zijn tong en zijn tanden. Hij had zich nochtans voorgenomen die dag geen woord te zeggen. Maar dat was buiten deze zeur gerekend.

    ‘Wil je dat ik wat beweging in je breng, vuile oplichter?’

    De hand van die vent lag ineens niet meer op Bo’s wang, maar was bezig de witte make-up van zijn gezicht te vegen. Niet op een vriendelijke manier, maar uitdagend. Nu was het inderdaad tijd om er de brui aan te geven, maar Bo had er een gewoonte van gemaakt zelf de schmink van zijn gezicht te halen. En: er waren de regels. Nummer één: niemand raakt Bo Dodge aan.

    ‘Hier heb je wat beweging,’ zei Bo en hij bracht zijn hoofd niet dichterbij om te antwoorden, maar om een kopstoot uit te delen. Hij mocht gewoon niet het risico lopen dat iemand hem zou herkennen. De vent wankelde op zijn benen en nog voor hij was bekomen van de shock en zijn ogen had geopend, was Bo weer in positie gaan staan. Niets aan het handje. Een en al inbeelding, een en al uitbeelding.

    ‘Ik ga die smerissen terughalen,’ zei de kerel nog, maar Bo wist dat dit niet aan de orde was. Hij zou afdruipen, samen met die oude taart van hem.

    Bo bleef staan en snakte naar een lege scène. Zag ze een voor een afdruipen, tot hij een paar dames bij het buitengaan hoorde zeggen:

    ‘Ze heeft zelfmoord gepleegd. Je zou denken dat de mensen het fatsoen hebben om zich ’s nachts van kant te maken. Van een brug springen als niemand in de buurt is of de oceaan inlopen als het donker is.’

    Zelfmoord, dacht Bo Dodge, en hij strekte de benen.

    Toen stapte hij naar het perron.

    Als hij geen Buster was geweest, zou hij in schaterlachen zijn uitgebarsten.

    3

    Hij stapte tot aan de rand van het perron en keek naar beneden, naar de plek waar een moment eerder nog de restanten van de dame hadden gelegen. Zelfmoord, mijn gat, dacht Bo. Als die dame zich voor de metro heeft gegooid, dan ben ik Buster Keaton. Hij bukte zich, wat houterig, alsof hij nog steeds bezig was met een spelletje mime en raapte de witte handschoen op die iets verder op het perron lag. Kon van een van de passagiers geweest zijn, niet van het slachtoffer, maar Bo wist waar die handschoen vandaan kwam. Hij was van de dader.

    Die griet was namelijk onder de metro geduwd.

    Ja, echt. Hij had het met zijn eigen ogen gezien. Hij haalde zich het hele moment nog eens voor de geest. Liet de metro weer in dat gapende gat verdwijnen en spoelde de hele film terug. Passagiers die van en naar het perron stapten in zeven haasten. De ratrace. Om zich wat beter in te leven, stapte ook Bo terug naar zijn plek. Nam dezelfde houding weer aan, hij, helemaal alleen nu op dat perron. Als op een leeg podium ging hij op dat bankje staan en deed alles nog eens over.

    Ja, hij was er zeker van.

    Ze was geduwd. Hij had het gezien en alleen hij, de mimespeler die niemand opmerkte en die opging in de achtergrond van de golvende metrowand, was getuige geweest van een misdaad. Hij had gezien hoe een hand de dame bij de schouder had genomen. De hand van een andere dame. Hoe ze eruitzag of welk gezicht ze had, kon Bo Dodge zich niet meer herinneren. Maar hij wist één ding: hij zou haar wel herkennen mocht ze terugkomen. Het spook van de metro.

    Vervolgens zag hij vanuit zijn ooghoeken de moorddame in de massa opgaan en was hij haar uit het oog verloren.

    Wel, wel, wel, dacht hij, nog steeds met de handschoen in zijn hand. Het oog van de sfinx.

    Hij stond net iets te lang naar de handschoen te staren toen een stem zei:

    ‘Wat moet ik doen om jou weer tot leven te wekken?’

    Deze keer was hij zozeer in gedachten verzonken dat hij vanzelf weer Buster was geworden.

    Hij bleef stokstijf staan, met de handschoen in zijn hoed, en keek haar aan. Het was Nina, petite Nina, en ze keek hem vol verwachting aan.

    ‘Wel, tong verloren, buster?’

    Stilte.

    ‘Zeg me niet dat je staat te wachten op een muntje. Want ik kan beter dan dat.’

    Ze kwam vlak voor hem staan en blies in zijn gezicht. Hij rook haar parfum, sterker dan de muffe en zweterige geur van de metro zoals je ook in ondergrondse garages kon ruiken. Hij hoefde niet veel te doen, zag haar staan, in volle glorie. De kleine Aziatische Nina, amper één meter zestig, veertig kilogram, bleke benen en die korte bovenarmpjes die spanden in dat zwarte topje, alsof ze pas vanonder een parasol op het strand was gekropen en door het zonlicht was gekrompen.

    ‘Je weet dat ik niet veel hoef te doen om ook hier wat leven in te brengen.’

    Ze hoefde hem zelfs niet aan te raken. Ze stond nu zo dichtbij dat haar borstjes bijna tegen zijn kruis aan hurkten.

    ‘Wat hebben we hier?’

    Bo voelde alvast dat ding tot leven komen. Hij kon er niets aan doen. Het was sterker dan hemzelf. Ze blies nu zachtjes in zijn oor en zei:

    ‘Wat moet ik doen om je mee te krijgen?’

    ‘Er is zonet een ongeluk gebeurd,’ zei Bo.

    ‘Ik heb het gehoord.’

    ‘Ik heb het gezien.’

    ‘Een persoon is onder de metro terechtgekomen. Ze zijn tegenwoordig verplicht om dat door die luidsprekers te melden op de andere perrons. Station Venice op de Silver Line is buiten werking en niet beschikbaar omwille van een persoon onder de metro. Zo zeggen ze het. Ze winden er geen doekjes om, zeggen gewoon waarop het staat. Je vraagt je af waar vandaag het mysterie is gebleven. Ik veronderstel…’

    Bo hoorde haar bezig. Ze gaf weer serieus van katoen. Nina was zijn tegengif. Als ze eenmaal op gang was, viel ze niet meer te stoppen. Maar dat gaf niet. Hij hoorde haar graag ratelen. Maar niet zozeer over een of andere griet die onder de metro was gesprongen. Correctie: onder de metro was geduwd.

    ‘Ik heb het zien gebeuren,’ zei hij.

    ‘Arme stakker,’ zei ze en ze kneep even in zijn wang.

    ‘Ik ga niet klagen dat ik het heb gezien,’ zei hij. ‘Maar…’

    ‘Maar wat?’

    ‘Niets.’

    ‘Ze wilde geen centje in je hoed gooien en dus vind je het haar verdiende loon?’

    ‘Nee, natuurlijk niet,’ zei Bo. Hij boog het hoofd. ‘Een paar surfsnullen gingen er met mijn centen vandoor. Ze waren al bij de trap toen ik ze bijna uit het oog verloor, maar toen zag ik haar…’

    ‘Wie bedoel je?’ vroeg Nina. ‘Die vrouw?’

    ‘Ja,

    Enjoying the preview?
    Page 1 of 1