Discover millions of ebooks, audiobooks, and so much more with a free trial

Only $11.99/month after trial. Cancel anytime.

Schaduwspel
Schaduwspel
Schaduwspel
Ebook169 pages2 hours

Schaduwspel

Rating: 0 out of 5 stars

()

Read preview

About this ebook

Ooit was Max Bakelandt een semi-professionele tennisser met een glansrijke toekomst. Nu slijt hij zijn dagen als vertegenwoordiger van tenniskleding. Nog één keer wil hij zijn sporttalent een kans geven. Het doel is om een tennislegende te verslaan. Maakt het uit dat Max al drieëndertig jaar is? Als hij zich probeert te kwalificeren voor het toernooi in Monte Carlo, is zijn achtjarige zoon de enige die in hem gelooft. Samen gaan ze de strijd aan. Max wil zich een laatste maal bewijzen, in de tenniswereld, maar ook tegenover zijn werkelijke opponent: de nieuwe vriend van zijn ex-vrouw. 'Schaduwspel' (2003) van schrijver en tennisfanaat Bavo Dhooge gaat over wilskracht, passie en vertrouwen. Een roman vol spanning, intrige en speelse anekdotes uit het tenniscircuit.-
LanguageNederlands
PublisherSAGA Egmont
Release dateOct 12, 2021
ISBN9788726953466

Read more from Bavo Dhooge

Related to Schaduwspel

Related ebooks

Related articles

Reviews for Schaduwspel

Rating: 0 out of 5 stars
0 ratings

0 ratings0 reviews

What did you think?

Tap to rate

Review must be at least 10 words

    Book preview

    Schaduwspel - Bavo Dhooge

    Schaduwspel

    Copyright © 2003, 2021 Bavo Dhooge and SAGA Egmont

    All rights reserved

    ISBN: 9788726953466

    1st ebook edition

    Format: EPUB 3.0

    No part of this publication may be reproduced, stored in a retrievial system, or transmitted, in any form or by any means without the prior written permission of the publisher, nor, be otherwise circulated in any form of binding or cover other than in which it is published and without a similar condition being imposed on the subsequent purchaser.

    www.sagaegmont.com

    Saga Egmont - a part of Egmont, www.egmont.com

    De grootste tegenstander staat niet aan de overkant maar zit in je hoofd.

    W. Timothy Gallwey

    Voor mijn zoon

    en mijn broer.

    En ter nagedachtenis aan mijn vader.

    Van Bavo Dhooge verscheen ook bij Davidsfonds/Literair:

    Smak

    Salieri

    GAME (1-O)

    I

    Plop plop plop. Hij laat de bal drie keer stuiteren. Hij neemt hem in zijn hand en voelt aan de pluisjes, gaat er even mee over zijn wang. Nieuwe ballen zijn niet alleen leuk om vast te houden, ze ruiken ook lekker.

    Hij heeft de toss verloren. Maar zijn tegenstander gaf hem de opslag. Hij heeft dus dubbel verloren. Want dit gebaar zegt evenveel als een sprinter die de andere deelnemers vijftig meter voorsprong geeft. ‘Doe maar. Ik haal je wel in.’

    Dan, voor de eerste keer die dag, kijkt hij naar het publiek.

    Begrijpen die mensen waarover het gaat, vraagt hij zich af. Of volgen ze gewoon de bal die heen en weer gaat? Ze denken natuurlijk dat het spel om de bal gaat, maar dat is niet zo. Die bal is niet meer dan het schaakstuk; en niet de schaakspeler. Het echte spel speelt zich elders af.

    In de televisieloges geeft een reporter met fluisterstem commentaar.

    ‘Max Bakelandt maakt zich op om te serveren. Wat flitst er door zijn hoofd? Hij begint aan dé wedstrijd van zijn leven. Hij neemt het op tegen een legende.’

    Hij laat de bal weer drie keer stuiten. Ze hebben allebei hun eigen ervaring, zijn allebei ongeveer even oud. Zijn tegenstander is een oude rot in het vak, kent alle trucjes van de game. Hijzelf heeft een ander soort ervaring; hij kent alle trucjes van het leven.

    Hij steekt zijn hand met de bal op, een symbolisch gebaar naar de overkant dat de strijd kan beginnen. Het is zo heet dat hij het zweet in zijn hals voelt prikken, maar het deert hem niet.

    Hij slaat op. De bal komt terug. De wedstrijd is begonnen. Hij slaat de bal terug en na drie tellen ziet hij hem weer. Maar het is een andere bal. Het is de eerste bal die hij ooit in zijn leven zag.

    Nu weet hij het. Hij moet deze wedstrijd uitspelen. Hij weet immers dat hij een heel bijzondere wedstrijd voor zijn ogen zal zien voorbijflitsen. De wedstrijd van zijn leven. Zijn leven.

    Een van de langste tenniswedstrijden ooit ging tussen Pancho Gonzalez en Charles Pasarell. Gonzalez won met 22-24, 1-6, 16-14, 6-3, 11-9. Alleen al voor het wisselen van speelhelft legden deze twee heren toen twee kilometer af; en ongeveer dertig kilometer tijdens de rally’s. Ze hebben ongeveer zevenhonderdmaal geserveerd. De wedstrijd bestond uit 112 games en is tot op heden een record in Wimbledon. En nog een merkwaardigheid: gerekend naar het aantal games was de stand onbeslist: 56-56. Een marathon, die als het ware door een fotofinish beslist werd.

    Spelersprofiel

    Ik ben een tennisser.

    Ik ben ook vertegenwoordiger in tenniskledij.

    Ik ben een gedreven fotograaf en ik ben een liefhebber van film; ik hou van jazz. Ik ben een vader en een ex-echtgenoot. Ik ben een alimentatiebetaler. Ik ben een zoon en een broer en - hoop ik - ook nog voor iemand een vriend. Ik ben een fantast en een nostalgicus en ik ben een dromer en een romanticus. Ik ben een zwijger en een luisteraar. Ik ben een koppige steenezel en een warhoofd.

    Ergens daartussenin ben ik tennisleraar geweest. Ik was heel eventjes ballenjongen en zelfs een keer scheidsrechter. Ook heb ik artikels, interviews en columns over tennis geschreven.

    Maar boven dit alles ben en blijf ik een tennisser.

    Om nog een stapje verder te gaan: in dat tennisspel ben ik een aanvaller.

    Ik ben een frivole speler die teert op intuïtie. Ik ben een service- en volleyman. Ik ben een enkel- en dubbelspeler. Ik ben - en ik weet dat dit pedant overkomt, maar ik beschouw dit veeleer als een handicap - een handige Harry op het tennisveld.

    Wat ik niet ben, is een gravelbijter, een werkpaard, een Spanjaard. Ik ben een grasman (hoewel ik nooit op echt gras gespeeld heb), een Henman. Ik ben veel meer een technicus dan een tacticus. Ik haat beredeneerde ballen en soms ben ik een beetje een alles of niets tennisgek.

    Tenminste, dat ben ik nu, in mijn tweede tennisleven. Een soort après-tennisleven.

    In mijn eerste tennisleven was ik alles wat ik nu niet ben. Ik was een van de eerste Belgische semi-profspelers. Ik hoorde thuis in het rijtje Jacky Brichant, Patrick Hombergen, Bernard Boileau.

    Ik ben een man die zich het best voelt op de tennisbaan. Ik heb in mijn leven dan ook meer tennisballen over het net geslagen dan mensen de hand gegeven.

    Ik ben een tennisser.

    Mijn lichaam is al meer dan vijfentwintig jaar op tennis ingesteld. Ik heb dan ook een echt tennislichaam en daar ben ik trots op. Mijn ene tepel zit drie centimeter lager dan mijn andere door de hardnekkige, repetitieve servicebeweging. Mijn rugwervel heeft een scheve kronkel en mijn rechterarm is dubbel zo dik als mijn linkerarm. Ik ben natuurlijk geen Vilas - wiens linkerarm eigenlijk geen arm meer was, maar iets wat een andere naam had moeten krijgen - maar ik vertoon wel degelijk tekenen van een tennisser. Ik maak soms rare bewegingen met mijn handen als ik goed nieuws hoor. Het duurt dan altijd een tijdje eer ik doorheb dat ik eigenlijk denkbeeldige volleys in de lucht aan het slaan ben.

    Ik leefde lang met ups en downs. Soms hield ik niet meer van tennis. Ik heb het gehaat. Soms kon ik niet zonder. Het gebeurde dat ik maanden geen tennis speelde. Ik heb ooit vier jaar lang geen racket aangeraakt. (God vergeve het me.) Ik heb kort daarna eens twaalf uur aan een stuk gespeeld.

    Ik heb het lang voor mezelf verzwegen, maar tennis is de enige constante in mijn leven. Sommige mensen vragen anderen waar ze waren op de dag dat JFK vermoord werd. Ik vraag hen waar ze waren op de dag dat Pete Sampras zijn veertiende Grand Slam won.

    Ik verkoop alles wat met tennis te maken heeft: van sokken tot haarlintjes, van schoenveters tot polsbandjes. Maar dat doet een tennisser niet. Een tennisser tennist.

    Ik zat dus achter mijn bureau en kwam tot het inzicht dat ik verslaafd ben aan tennis, omdat er altijd wel een periode in mijn leven is waarin ik tennis nodig heb. Zoals een junkie of een alcoholicus, die kunnen ook nooit helemaal afkicken.

    Daarom heb ik de opdracht van mijn chef aangenomen om naar de beurs in Monte Carlo te gaan. Niet omdat ik daar per se de nieuwste Filacollectie wil presenteren, maar omdat ik er wil meedoen aan het Masters-toernooi.

    Ik ben nu eenmaal een tennisser.

    De sterren uit de hemel

    Maar waarom heb ik op die bewuste dag de beslissing genomen om de beurs als een fait divers te beschouwen en me toe te leggen op het echte werk? Ik weet het niet zeker, maar ik vermoed dat het iets te maken heeft met de nieuwe vriend van Anouk, mijn ex-vrouw. Die heet Herman Veldkamp en is geen tennisser. Wat tennis betreft komt hij zelfs van een andere planeet. Een echt marsmannetje. Hij heeft rechten gestudeerd en is advocaat aan de balie.

    ‘Een avocado,’ vertelde Ben me in een van onze telefoonbabbeltjes op woensdagmiddag. ‘Mama’s nieuwe vriend is een avocado.’

    Ik sprak mijn zoon niet tegen.

    ‘Hoe heet hij?’

    ‘Herman.’

    ‘En speelt Herman ook tennis?’

    ‘Hij is het nog aan het leren,’ zei Ben. ‘Hij speelt raar, als een robot. En hij draagt zwarte sokken.’

    ‘Oei,’ zei ik, ‘dan zal hij het wel nooit onder de knie krijgen.’

    ‘Kom je me zaterdag ophalen, papa?’ vroeg Ben nog aan de telefoon.

    ‘Natuurlijk.’

    Herman Veldkamp is achtendertig en succesvol. Begrijp me niet verkeerd, ik ben ook een crack... een crack in dromen. Maar neem nu Herman: succesvol in zijn beroep betekent een mooie villa in St.-Martens-Latem, een Mercedes Coupé en een abonnement op de opera. In mijn geval, als vertegenwoordiger bij Fila Belgium, ben je al een hele meneer als je je een leuke flat in Destelbergen kunt veroorloven en een tweedehands BMW zonder krassen.

    Helaas werden deze twee uiteenlopende werelden over één kam geschoren, waardoor Herman Veldkamp - weliswaar met zwarte sokken - een stuk succesvoller was dan ik. Zeker in Anouks ogen. Ze gaf het nooit expliciet toe, maar aan haar toon en opmerkingen te horen leek ze nu pas dé partner gevonden te hebben waarmee ze een succesvol leven kon opbouwen. De beslissing om na de beurs in Monte Carlo te blijven voor iets substantiëlers had dus te maken met mijn rivaal.

    Ik zou het besterven, denk ik, als Ben op een dag een tekening van een avocado zou maken in plaats van de jonge Max Bakelandt in het Belgische Davis Cup Team.

    Ben is acht, bijna negen, maar hij gedraagt zich als een tiener. Hij kent alle tennistermen uit zijn hoofd. Soms hoor ik hoe hij volwassenen met forehands en breakpoints om de oren slaat. Fantastisch.

    Die nacht lag ik alleen in mijn bed en werd ik wakker. Het was alsof ik nerveus was voor een examen. Ik werd wakker omdat ik toen, op dàt moment, besefte dat ik iets irrationeels ging doen.

    Opnieuw gaan tennissen.

    Als prof.

    Het was zo’n pientere gedachte dat ik de rest van de nacht wakker bleef. Ik weet het nog goed. Het was een heldere nacht in het kleine Destelbergen, meer donkerblauw dan zwart, met massa’s sterren en een aangename bries. Ik doodde de tijd door de klok langzaam terug te draaien. Ik sloot mijn ogen en toen ik ze weer opende, keek ik op naar een miniatuurzonnestelsel, in de eerste maanden na mijn geboorte.

    Ik was een jongetje dat geregeld in zijn houten wieg lag te woelen. Om mij wat minder ongedurig te maken bedachten mijn ouders een speeltje voor boven mijn wieg. Ze raapten een paar noten in het bos en hingen die met een touwtje aan het plafond vast. Het waren er zeven of acht. Elke noot gaven ze een andere kleur zodat het net planeten leken.

    Ik werd rustiger. De noten bengelden vlak boven mijn hoofd en af en toe rekte ik me uit en probeerde ik ze in beweging te brengen. Het was alsof ik de sterren en planeten van het dak wilde meppen. Had je me toen een vliegenmepper in mijn handen gegeven, ik zou zo het universum door elkaar hebben geslagen.

    Afspraak met de annalen

    De volgende dag begon ik me voor te bereiden op mijn zakenreis. Jazeker, ik ging voor zaken naar Monte Carlo, maar niet de zaken die Fila Belgium in gedachten had.

    Ik reed naar het kantoor in Brussel. Ik moest mijn chef, Jean Bouchard, nog op de hoogte brengen.

    Bouchards kantoor was een glazen aquarium aan het eind van een immense verkoopruimte. Echt de kooi van de leeuwenleider in deze dierentuin, zoals de ruimte in All the president’smen.

    Bouchard zelf was een grijsaard met een dikke bos haar. Hij droeg al heel zijn leven de juiste broeken - wit linnen - en de juiste sweaters - losse, pastelkleurige dingen. Zomer of winter, hij had altijd een mooie tint en zijn witte tanden gingen goed samen met zijn mocassins.

    ‘Ha, Max,’ verwelkomde hij me. ‘Hoe zit het met de nieuwe Clijsterscollectie? Ik heb de cijfers gezien. Je bent aan een goed seizoen bezig.’

    Bouchard paste altijd dezelfde

    Enjoying the preview?
    Page 1 of 1