Discover millions of ebooks, audiobooks, and so much more with a free trial

Only $11.99/month after trial. Cancel anytime.

Dwaze spiegelbeelden
Dwaze spiegelbeelden
Dwaze spiegelbeelden
Ebook215 pages2 hours

Dwaze spiegelbeelden

Rating: 0 out of 5 stars

()

Read preview

About this ebook

..., ze sleurden me naar de oude tempel. Morfine speelde kinderspel met mijn zintuigen en reeds van ver zag ik het natte gras in een rood aura overgaan. Hier zou ik sterven, Timmer moest een kogel door mijn hoofd jagen. Een glimlachende dodenwake, boeddha's in fluisterende galerij, dat ik bijna aangekomen was, dat nog slechts één leven me te wachten stond. Het oudste boek, dat van de Piramide, lag in mijn handen. De opdracht was duidelijk, het Boek moest teruggebracht worden, terug naar de schrijnen waaruit het ooit gestolen werd. Ik keek omlaag en zag een vuildoorbloed doek, wou mijn hand op de flardenloze knie leggen maar hoorde slechts een dorre knak, - sijpelende hoop dat het vonnis snel voltrokken zou worden.

LanguageNederlands
PublisherKortsluiting
Release dateFeb 4, 2016
ISBN9781310807619
Dwaze spiegelbeelden
Author

Jef Louisa Versmissen

Jef Louisa Versmissen is een schrijver uit de Antwerpse Kempen die muziek en beeldende kunst combineert tot een bevreemdende wereld. Zijn werk kent een eigen beeldtaal, een eigen universum en een onverschillige afrekening met de realiteit.

Read more from Jef Louisa Versmissen

Related to Dwaze spiegelbeelden

Related ebooks

Related articles

Related categories

Reviews for Dwaze spiegelbeelden

Rating: 0 out of 5 stars
0 ratings

0 ratings0 reviews

What did you think?

Tap to rate

Review must be at least 10 words

    Book preview

    Dwaze spiegelbeelden - Jef Louisa Versmissen

    Dwaze Spiegelbeelden

    Jef Louisa Versmissen 

    Inhoudsopgave

    Dwaze Spiegelbeelden

    Alpha

    Voorwoord van een oude celgenoot

    Brief aan Jef den Timmerman, september 1996

    Verwarring

    17 februari 1976

    18 februari 1987

    Ergens in 1995

    Barakstad

    Schaakmat

    De ouden spreken

    Het niet verwachte sterfgeval

    Ontwarring

    Dinsdag

    Naar het Geestenrijk

    De zachte dood

    In Einderland

    Lieve vriend

    Dubbele draad

    Tegen de muur

    Middernacht in Haviksnest

    Het Eiland van de Laatste Droom

    Omega

    Er was een muze;

    ik heb haar nooit gesproken.

    Couldn’t she get drowned?

    Alpha

    ..., ze sleurden me naar de oude tempel. Morfine speelde kinderspel met mijn zintuigen en reeds van ver zag ik het natte gras in een rood aura overgaan. Hier zou ik sterven, Timmer moest een kogel door mijn hoofd jagen. Een glimlachende dodenwake, boeddha’s in fluisterende galerij, dat ik bijna aangekomen was, dat nog slechts één leven me te wachten stond. Het oudste boek, dat van de Piramide, lag in mijn handen. De opdracht was duidelijk, het Boek moest teruggebracht worden, terug naar de schrijnen waaruit het ooit gestolen werd. Ik keek omlaag en zag een vuildoorbloed doek, wou mijn hand op de flardenloze knie leggen maar hoorde slechts een dorre knak, - sijpelende hoop dat het vonnis snel voltrokken zou worden.

    Voorwoord van een oude celgenoot

    Toon Vanniement heeft me op wat bizarre wijze gevraagd om dit voorwoord voor zijn enige roman te schrijven, een gunst die ik het lieve warhoofd niet weigeren kan. Over zijn levensverhaal kan ik me niet uitspreken, daarvoor waren de zes maanden dat hij mijn cel deelde veel te kort. Ook over de diepe kronkels van zijn bewustzijn kan ik me niet uitspreken, een gekooide vogel laat immers slechts het minste van zijn pracht zien. Hij betrad, dat is ondertussen ook weer twee jaar geleden, met volle moed het nieuwe leven.

    Misschien kan ik je een idee geven van de manier waarop hij aan ‘Dwaze spiegelbeelden’ werkte. Zo kon hij een boom opzetten over het feit dat hij trachtte droombeelden na te leven. Dat hij visioenen had, was niet te betwijfelen, in de nacht hoorde ik hem met verschillende stemmen praten en daar wist hij zich de volgende ochtend slechts wat snel neergeschreven woorden van te herinneren. Wat me het meest trof was zijn koppigheid in het geloof van de voorbestemdheid van die dromen. Het waren leidraden in zijn leven en deden hem beslissingen nemen waar veel van onze collega’s verbaasd van opkeken. Yep, ook in de gevangenis werd deze vrijbuiter als een rare vogel bekeken. 

    Ik herinner me de dag dat het manuscript in mijn cel afgegeven werd. Een zekere Dario had de handgeschreven turf , een kartonnen doos vol oud papier, binnengebracht en de directeur ervan overtuigd dat het belangrijk was. Na de ochtendwandeling riep de directeur me naar zijn kantoor. Het nieuws van Toons dood was inmiddels voorpaginanieuws en dat het nu net ik was die een belangrijk deel van zijn erfenis ontvangen mocht, was voor velen een raadsel. De directeur drukte me op het hart dat ik nog slechts zeven jaar te gaan had en dat elke medewerking aan revolutionaire praktijken een vervroegde vrijlating in gedrang zou brengen. De ouders Vanniement en Karel Houtpoot hadden reeds een kortgeding aangespannen om het bewerken van de notities illegaal te laten verklaren. Met deze chantage in het achterhoofd dwaalde ik door hele stukken tekst, rare tekeningen, ondoordringbare schema’s, zwevende woorden, grafieken, kladjes van brieven, afgescheurde kartonnetjes.

    Drie weken zou deze zwerftocht me bezig houden. Dario kwam langs en vertelde lange verhalen Elke dag steeg mijn verbazing , soms tot laaiende woede, vooral omdat Dario beweerde dat Toon en hij alles zelf in het echt meegemaakt hadden. Woorden raakten me als zachte kogels, bloed kolkte als verachte liefde uit mijn borstkast. In de chaos van Toons hersenspinsels ontdekte ik een liefde voor de mensheid die me aan oude profeten deed denken - een veel te grote mond, het alles echt beter weten en geen gevoel voor timing. Ik deed wat Toon me opdragen wou en voor mijn ogen ontplooide zich het leven van een gekrenkt droomprins, het sprookje moest tot het einde uitgespuugd worden. Ergens vond ik een begin en een einde, iets wat na die warboel een meer dan grootse overwinning leek. Dario wees me op gelijkenissen tussen personages en ik begreep dat het over dezelfde mensen ging, vrienden van Toon die me over hem aanspraken. En plots een kladje over onze gesprekken in de cel, de woorden die we gedeeld zouden hebben ... tranen, verdomme!

    Neem nu zelf het verhaal in handen, lees over overwonnen pijn, ontkende genialiteit en doorgedreven waanzin. Lees over de paria’s slapend langs de straat, over angsten diep in ons aller zelf. Neem alles daarna met een grove korrel zout, Toon was een grotere grapjurk dan hij achter die droefstralende ogen toegeven wou.

    Mijn laatste woorden richt ik tot Toon zelf, in zijn dromen zou hij dat perfect logisch vinden, de dood steeds met de neus nemend. Korte vriend, bezoek me in de nachten, net zoals je dat zelf meemaakte. Vertel me verhalen en misschien sta ik ooit even onbezonnen op. Steeds zal je welkom zijn, grote wolf, dan zal ik met je praten, net zoals jij dat deed met de geesten die jou steeds wisten te vinden. Voor mij ben je nooit weggegooid geweest, je was waardevoller dan je ooit weten zal. Lieve vriend, het afscheid is kort, er werden genoeg woorden verspild.

    Jef den Timmerman, 28 februari 1997

    Brief aan Jef den Timmerman, september 1996

    Mijn koelbloedige Jef,

    slechte tijdingen, daar ben je in de cel ondertussen wel aan gewend geraakt. En er overal een schepje bovenop doen, dat is mijn missie in het leven, een leven waaraan op dit moment een einde wordt gebreid. Ik ben stervende, dat had je misschien begrepen. Dario slaapt buiten in de hangmat, harig als een giftige spin, .naakt, op een lendendoek na. Priemende ogen tonen hem de jungle, slechts met een hakmes uitgerust hakt hij planten, bloempjes en ongedierte om. Straks zal hij een stinkend brouwseltje in de ketel stoken. Ik heb dwaze hoop overboord gezet.

    Mijn rechterkuit is volledig zwart geworden en twee ronde puntjes kleuren donkerpaars. Ik zweet als malaria in de sauna en kan nauwelijks mijn adem controleren. Pijn, nog steeds niets, die komt straks wel opdagen. Straks, wanneer het gif zich meer in mijn lichaam nestelen zal en alles laat wegrotten, wanneer mijn ingewanden openbarsten en zich op de rotsen werpen. Maar dat zijn zorgen voor later, ik zal gewoon ter zake komen. 

    Voor jou hou ik mijn allerlaatste wens, een opdracht die ik in dit leven zelf niet vervullen mocht. Mijn goede vriend Dario zal je volledig op de hoogte brengen, latere misverstanden kan hij ophelderen. Het kaft ken je nog wel, het is enkel wat meer versleten geraakt sinds de tijd van ons samenwonen. Vergeef me de verandering in handschrift, de kramp in mijn vingers is nauwelijks draagbaar. Wat ik jou vragen wil is op het grasduinen af, een ondankbare taak waarbij mijn tochten door het oerwoud op een begeleide Club Med-grap zullen lijken. Ik schenk jou deze bladerenhoop en laat je alle eventuele rechten na als je de boel tot iets als een samenhangend geheel zou kunnen smeden. Ergens bevindt zich een papiertje met een mogelijke verhaallijn maar of dat van hulp zal zijn, acht ik uiterts twijfelachtig.

    Ik herinner me de dag dat een Oudere me verbaasd aankeek en plots vertelde dat dit mijn laatste leven was, dat ik enkel moest afmaken waar ik mee bezig was en dat daarna alles in orde zou komen. Nu de dood langzaam door mijn lichaam kruipt, begrijp ik wat hij me zeggen wou. Het leven moet tot het einde uitgeleefd worden, dat is de enige opdracht die echt belangrijk is. Elke dag verbergt een geschenk, als je opstaat voel je de warmte, enkel omdat je slechts te leven hebt , en dat tot de dag dat het ontwaken in een andere wereld zal gebeuren. Naar die wereld vertrek ik straks, de rode waas voor mijn ogen vertoont reeds purperen trekjes. Dra zal ik bij de geesten zijn, bij diegenen waarmee ik praten kon, zij die altijd voor mijn ogen dwaalden. 

    We kunnen misschien ineens de crematie regelen. Bij het kistelijke verschijnen van mijn stoffelijk overschot zullen bepaalde bloedverwanten en hun geestelijke oversten zich er toe geroepen voelen die overblijfselen tot hun eigendom uit te roepen. Laat dat niet gebeuren, alle mogelijke middelen worden ingezet om hun vieze fikken van mijn dode bast te houden. Wat dacht je wel, een leven kort als het mijne om me van een dictatuur te bevrijden en wanneer me dat dan eindelijk lukt, me opnieuw laten strikken, zeker? Nee, ik wens mezelf een grote brandstapel toe, ergens op een open plaats in het bos. Dat moet via via wel te regelen zijn. Daarop wil ik verdwijnen, net zoals van mijn voorvaders, verslagen en beschimpt, fier en met rechte rug. Indien het menselijke rottingsproces er anders over zou beslissen, zou ik dit graag tijdens een sluimerende volle maan laten gebeuren.

    De ceremonie verloopt volgens oude heksentraditie. Rode wijn en paddestoelen worden geserveerd, gasten zetten zich kalm op de grond. Muziek zal door vrienden geregeld worden, ze willen natuurlijk hun instrument meebrengen. Natuurlijk ben jijzelf van harte uitgenodigd, voor de rest kan ik je geen lijst van eventuele gegadigden geven. Verdriet kan ik missen als de pest en bovendien zou het hoogst ongepast zijn. Als ik mijn ogen sluit, zie ik de Poort van Licht waar ik tijdens mijn droomtochten nooit echt doordringen mocht. Nu wenken hun ogen en laten me slechts dit afmaken. Daar neem ik mijn tijd voor, misschien is dit de eerste maal in mijn leven dat ik echt iets tot een einde breng. 

    Het handschrift wordt groter en ik geef grif toe dat de letters zeer traag vorm krijgen. Mijn motoriek is verdwijnende en alles is zo mooi - ik voel, ruik, hoor, zie, proef en denk als nooit tevoren, het einde nadert. Als er al iets beter dan sex zou kunnen zijn, dan enkel dit.

    Vaar wel, lieve vriend, over de oceanen van het leven. Bouw rustig aan je dromen en laat niemand hen van je stelen. Dit is voor jou, in alle rust geschreven, een afscheid dat in alle eeuwigheid voorbarig blijkt te zijn. 

    Lieve groeten,

    je vriend Toon

    Verwarring

    i lie on the ground and fertilize mushrooms

    gasleak oils are made into perfume

    you can’t fire me cause i quit

    throw me in the fire and i won’t throw a fit

    Kurt Cobain - Scentless Apprentice

    17 februari 1976

    Door het grote raam kijken uitgebroede moeders en vermoeide echtgenoten de broedkamer in. Witte vrouwen prevelen zachte geluiden tegen wezentjes in doorzichtige nestkastjes. Het verse gebroed huilt hartverscheurend en verscheidene malen wissel ik blikken van verstandhouding met mijn broertje, drie minuten ouder en een grote bek.

    Waar zijn we terechtgekomen? Wil er misschien iemand dat licht uitdoen?

    Ze horen je niet, grote mensen verstaan enkel gesproken woorden.

    Verdomme, vergeten.

    Hoe lang denk je dat ze ons hier zullen houden? Ik wil slapen maar het is te warm. En ook te koud, als je op die kille kleuren aan de muur kijken moet.

    Stilliggen en wachten, zusje, er zijn er vandaag al twee weggehaald, onze beurt komt nog wel. Weet je trouwens wat zo grappig aan grote mensen is. Ze denken dat ze belangrijke dingen te zeggen hebben en produceren grote woorden en theatrale bewegingen. Achter die uiterlijkheden verbergen ze zich en vergeten dat hun diepste innerlijk nooit zwijgen zal. 

    Dat vind jij grappig? 

    Grote mensen zien er uit als wij, maar dragen stof om hun lijf. Hun bek staat niet stil en ze zijn luidruchtig en toch vraag ik me af ze echt aan het praten zijn. Dat betwijfel ik, de geluiden hebben een ander gebrom dan de stemmen in hun hoofd. Luister naar die daar, met het buikje en de dunne snor, het is de kerel die beweert ons gekweekt te hebben. Luister naar zijn gebrom ....

    Oh, wat zijn ze lief, en nog wel een tweeling. We hebben ons best toch echt wel gedaan.

    ...en naar wat wij van hem horen kunnen.

    Twee verdomme, nu hang ik er zeker aan. Hoe kan ik me uit zulk een puinhoop redden? Laten we hopen dat ze om aan te zien zijn, misschien belt Houtepoot me wel een van de dagen. De zaken gaan slecht, misschien is dit werpsel wel de oplossing.

    Wat een angsthaas. Denk je ook dat wij ooit zo zullen worden? Dat we enkel zullen liegen om ons uit de waarheid te kunnen praten?

    Daar steek ik een stokje voor, lieve zus. Altijd zal ik je beschermen en ons door vage woorden loodsen. Niemand zal ons dwingen de waarheid te vergeten, wij twee zijn een, een eenheid, onafscheidelijk. Alles wat we leerden in de vrouwenbuik, over de buitenwereld en hoe die in elkaar zit, zal ons leiden, verleiden om steeds het tegenovergestelde te doen. 

    Je bent een filosoof. 

    Iemand zingt, hoor je het? 

    Hij ligt twee broedplaatsen verder, aan de kant van je hart, en heeft reeds heel je uitleg liggen grinniken. Nu zingt hij zijn welkomslied, enkel voor ons. Hij is een vriend, een die nooit liegen zal. Zilveren Stem, ook vandaag terug gekomen?

    En het werd koud voor mijn ogen toen de dag viel als vandaag ... Enkele draaien geleden van de pijl op die plaat, daar boven de deur. 

    Een raar geval, zou die wijzerplaat iets te vertellen hebben?

    Louter decoratie, denk ik, meer kan er niet achter zitten. Jullie zijn trouwens met twee.

    Wij zijn een.

    Ik zing liedjes.

    Dat hebben we gehoord, het is mooi.

    Zo leerden Toon en Ellen Vanniement Dario kennen. Dario werd met een tang uit zijn moeder gehaald en het kleine hoofdje stond onder de littekens. Maar hij kon zingen als een nachtegaal en ooit zou blijken dat hij een muzikaal genie was. Later, toen Houtepoot Dario’s vingers brak terwijl hij op een piano aan het spelen was, of eerder, na de vrijlating, toen hij zijn speelgoedgitaar aan flarden sloeg. Hij was vier, zijn donkerzwarte haar hing reeds als een warme mantel

    Enjoying the preview?
    Page 1 of 1