Discover millions of ebooks, audiobooks, and so much more with a free trial

Only $11.99/month after trial. Cancel anytime.

Stille Nacht
Stille Nacht
Stille Nacht
Ebook177 pages2 hours

Stille Nacht

Rating: 0 out of 5 stars

()

Read preview

About this ebook

COMMISARIS WITSE - GEBASEERD OP DE POPULAIRE TV-SERIEIn de ochtend na Driekoningen wordt commissaris Witse van de recherche in Halle naar een gruwelijke plaats delict geroepen. Drie verklede koningen kwamen daar meer dan alleen wierook, mirre en goud brengen, zoals blijkt uit de sporen van grof geweld. Dodelijk slachtoffer: Sandra, de babysitter, van wie het lichaam zwaar is toegetakeld. Uit de autopsie blijkt dat zij vlak voor haar dood is verkracht en, tot ieders verbazing, dat dit niet de eerste keer was. Op Stille Nacht, de avond voor Kerst, was Sandra namelijk eerder al het slachtoffer van een gewelddadige verkrachting. Het ligt voor de hand te denken dat het om dezelfde daders gaat. Maar waarom kwamen ze terug?-
LanguageNederlands
PublisherSAGA Egmont
Release dateDec 3, 2021
ISBN9788726953336

Read more from Bavo Dhooge

Related to Stille Nacht

Related ebooks

Related articles

Reviews for Stille Nacht

Rating: 0 out of 5 stars
0 ratings

0 ratings0 reviews

What did you think?

Tap to rate

Review must be at least 10 words

    Book preview

    Stille Nacht - Bavo Dhooge

    Stille Nacht

    Copyright © 2011, 2021 Bavo Dhooge and SAGA Egmont

    All rights reserved

    ISBN: 9788726953336

    1st ebook edition

    Format: EPUB 3.0

    No part of this publication may be reproduced, stored in a retrievial system, or transmitted, in any form or by any means without the prior written permission of the publisher, nor, be otherwise circulated in any form of binding or cover other than in which it is published and without a similar condition being imposed on the subsequent purchaser.

    www.sagaegmont.com

    Saga is a subsidiary of Egmont. Egmont is Denmark’s largest media company and fully owned by the Egmont Foundation, which donates almost 13,4 million euros annually to children in difficult circumstances.

    PROLOOG

    Witse raasde door het landschap. Hij zat achter het stuur van zijn dienstwagen, een Lexus IS, en trok in drie seconden op tot negentig per uur. Het was spekglad op de baan. Het uitzicht op de akkers, de weiden en de bossen vol sneeuw was voor later. Als hij aan het einde van zijn carrière was. Als. Nu zat hij aan het einde van zijn zaak. Met één hand aan het stuur haalde hij zijn telefoon uit zijn zak en hield contact met de centrale.

    ‘Waar zit hij?’

    ‘We hebben hem bijna’, zei de stem uit de helikopter.

    ‘Waar?’

    ‘Wacht nog even’, zei de stem.

    Witse kwam op een splitsing. Hij wilde op het rempedaal drukken.

    ‘We hebben hem. Hij zit in een stal.’

    ‘Een stal?’

    ‘Op een akker.’

    ‘Jezus. Waar? Welke akker?’

    Ze gaven hem het adres door: de straat die het dichtst in de buurt van de akker lag. Op de achtergrond hoorde Witse de helikopter in de lucht cirkelen.

    ‘Ik kom eraan.’

    Hij slingerde de wagen naar rechts en reed van de helling met de kasseistenen naar beneden. Rechts van de akker doemden de magazijnen van de bekende supermarktketen op. De lieflijke heuveltjes van het kleine gezellige Halle, jawel.

    ‘Een stal’, zei Witse tegen zichzelf. ‘Waar halen ze het?’

    Een kwartier geleden had hij de vluchtwagen nog in het vizier gehad. Hij parkeerde net de Lexus voor het gebouwtje van de crèche ‘De Engeltjes’ en wilde uitstappen toen hij een andere wagen met veel kabaal hoorde optrekken. Witse kroop snel weer in zijn auto. Hij zag een paar jonge vrouwen uit de crèche komen, in paniek. Ze bleven staan – één van hen met een baby op de arm - en keken de wegrazende wagen na. Witse zette de achtervolging in. Hij reed half Halle door en gaf het signalement door. Hij belde Van Deun en vroeg om back-up. Hij deed duizend en één dingen tegelijk, maar vooral hield hij de zwarte Audi voor zich in het vizier. Toen hij langs het station van Halle reed, doemden de blokkades die hij had besteld als een fata morgana voor hem op.

    ‘Puik werk, Van Deun’, zei hij.

    Maar de Audi minderde geen vaart.

    ‘Godverdomme!’

    Witse las de sticker op de achterruit van de wagen.

    ‘Baby aan boord.’

    Hij kende de truc. Hij wist dat veel mensen zo’n sticker op de ruit plakten om voorrang te krijgen in het verkeer. Maar in deze wagen zat een echte baby. Dat wist hij. Witse haalde zijn voet van het rempedaal.

    ‘Het is niet waar!’

    Hij zag de wagen op de blokkades afrijden. In één rechte lijn probeerde de Audi tussen de twee dienstwagens te geraken, maar toen dat niet leek te lukken, zette hij in laatste instantie een andere koers in. De wagen sloeg rechtsaf en nam een kleine helling naar beneden.

    ‘Gekkenwerk’, zei Witse.

    Een dozijn uniformen stond toe te kijken. Een paar van hen hielden hun wapen in de aanslag, terwijl Witse nog altijd contact hield met Van Deun.

    ‘Hou je jongens in bedwang, Van Deun.’

    ‘Maar hij ontsnapt!’

    ‘Er zit een baby in die wagen.’

    Hij wist wat de procedure was. Mik op een van de banden, schiet hem aan flarden en laat de vluchtwagen crashen. Maar niet als er een baby aan boord was.

    ‘Wat moeten we dan doen? Hem zomaar laten gaan?’

    Witse keek door de voorruit de lucht in. De helikopter bleef als een cirkelende gier in de woestijn ter plaatse hangen.

    ‘Waar kan hij heen?’ zei Witse. ‘Hij kan geen kant op.’

    Zo was het. De Audi kon geen kant op. Het deed Witse denken aan die Amerikaanse toestanden waarbij een achtervolging live op CNN gevolgd werd. Een topshot van een witte vluchtwagen die zich tevergeefs een weg door een drukke file op de snelweg tracht te banen.

    ‘Hij kan toch geen kant op?’ herhaalde Witse nu voor alle zekerheid.

    ‘We laten het aan de helikopter over’, zei Van Deun.

    ‘Wat denk je dat dit is? Vietnam?’

    ‘We hebben hem’, klonk de stem van Van Deun. ‘Hij is op weg naar een stal.’

    ‘Een stal?’

    Witse hing op en reed de helling af. De sneeuw en de ijzel maakten het niet makkelijk op de weg naar beneden.

    In de verte zag hij de vluchtwagen stilstaan. Panne? Het portier stond open. Witse slipte bijna tegen een boom en liet de motor ronken. Hij stapte uit en ademde de ijskoude lucht in. Halle was mooi deze tijd van het jaar. Staalblauwe hemel, witte sneeuwvlakte en zuivere lucht. Maar één stip hoorde niet thuis in de sneeuw. Witse voelde aan zijn wapen. Hij liep naar de prikkeldraad die rond de weide was gespannen. Zag midden op de witte akker een figuur stappen, lopen, met een ding in de hand. Neen, geen ding. Een baby. Witse kroop onder de prikkeldraad door en volgde de voetsporen. De sneeuw kraakte onder zijn voeten. Het ijs leefde. De gestalte hield de baby vast als een boodschappenzak, half in de hand, half onder de arm.

    En daar stond inderdaad een stal.

    ‘Waar gaat die nu heen?’

    Witse bleef midden in de vlakte staan. Hij hoorde niets meer. De snelweg, de drukke baan, de helikopter, alles was wel heel dichtbij, maar toch muisstil. De sneeuw slokte alles op. Hij zag de figuur op goed dertig, veertig meter op de stal afstappen. Een stal, en voor de rest niets dan sneeuw, sneeuw en sneeuw. Hij moest opeens denken aan een kinderverhaaltje waarin een Eskimo op de Noordpool duizelig wordt van de eindeloze sneeuwvlakte en in een gat valt.

    ‘Stop!’ riep Witse.

    Hij haalde zijn dienstwapen, een Colt Python, kaliber .58 uit zijn zak en stapte verder door de sneeuw. Toen kwam hij bij de stal en zag dat het houten poortje dicht was. Het gepiep van zijn telefoon klonk bijna als een bom.

    ‘Witse? Wacht op back-up’, zei de stem van Van Deun, die alles via de helikopter had kunnen volgen.

    ‘Waarom? Wat kan de back-up doen? Hij heeft een baby bij zich.’

    ‘We gaan voor een omsingeling en drijven hem naar buiten.’

    ‘Drijven hem naar buiten. Wie denk je dat we zijn, Van Deun? Een bende cowboys die het vee bij elkaar drijft? Hij heeft een baby, zeg ik je!’

    Hij sloop nu langs de houten wand van de stal. Er zat geen raam in. Hij hoorde gestommel. Toen ineens een doffe stem, maar net luid genoeg zodat hij ze kon verstaan:

    ‘Ik neem hem mee, he!’

    Witse hoorde voor het eerst de baby. Hij huilde niet. Hij giechelde. Een griezelig gegiechel.

    ‘Ik zweer het! Ik neem hem mee het graf in!’

    ‘Het hoeft geen graf te zijn’, riep Witse terug. ‘Kom naar buiten met je handen op je hoofd en laat de baby in de stal.’

    Er kwam niets meer. Zelfs de baby hield zich koest. Witse vroeg zich af of de dader een fopspeen had meegenomen.

    ‘Er zal hem niets overkomen als je nu naar buiten komt. Je kan geen kant op. We hebben de hele buurt omsingeld. Wat je buiten hoort is een helikopter die je desnoods zal volgen tot het einde van de wereld.’

    Hij keek de witte vlakte rond. Het bleef stil. Te stil.

    1

    Topie. Oké, het was een baantje dat meer voor tieners was weggelegd. Maar waarom zou een meisje van twintig niet mogen babysitten? Het was makkelijk verdiend en ze deed het al haar hele leven. Je verdiende een pak duiten door gewoon op je luie kont op de sofa te zitten. Ze was eigenlijk een experte op het gebied van babysitten. Zo vertelde ze het ook aan haar vriendinnen die maar niet begrepen waarom ze niet gewoon ging opdienen in een restaurant of achter de bar in een café stond.

    ‘Je moet alleen uitkijken dat ze je niet opzadelen met van die onuitstaanbare ettertjes die je het leven zuur maken. Die je in het toilet opsluiten. Het beste zijn baby’s. Die liggen maar in hun wieg en kunnen er niet eens uit. Met een beetje geluk krijg je vijf ballen per uur om in de sofa met een zak Dorito’s naar een film met Orlando Bloom te kijken.’

    Het was echt iets voor Sandra, dat babysitten. Ze was niet het type om in een café of een dancing te werken. Dat had ze ook tegen haar vriendje Seba gezegd, maar die wilde zich keer op keer zelf uitnodigen op het feestje.

    ‘Je denkt niet dat de ouders er iets op tegen hebben als ik ook kom meehelpen?’

    ‘Ben je gek? Meehelpen met wat? Met mijn beha los te maken of zo? Als je er vandoor gaat voor ze thuiskomen, dan misschien wel, ja. Maar ik weet niet of het wel een goed idee is.’

    Sandra was op haar hoede geweest. Dit moest zowat de vijfde keer zijn dat ze op de baby van de Brals paste. Vier keer was Seba achteraf bij haar komen zitten en al bij al was ze in totaal misschien twee keer moeten opstaan en naar boven gaan om een fopspeen weer in de mond van de baby te steken. Vaak bleef ze langer dan nodig in de slaapkamer naar de baby staren en hoorde ze Seba fluisteren dat ze naar beneden moest komen.

    ‘Easy money’, zei Seba meer dan eens. ‘Je gaat hier met dertig ballen naar buiten en je hoeft me niet eens af te trekken.’

    ‘He, let op je woorden, slijmbal’, zei Sandra.

    Maar vanavond was Seba er niet meer. Ze had hem natuurlijk niet afgetrokken, zeker niet in het huis van de Brals, maar dat was niet waarom hij het was afgetrapt.

    ‘Shit, zijn ze daar nu weer?’ zuchtte ze.

    Sandra stond op uit de zetel en liep snel naar de voordeur. Vanavond moest ze wel degelijk heel wat meer doen om haar centen te verdienen. Niet naar boven hollen om een fopspeen in te steken, maar naar de voordeur om ervoor te zorgen dat die rotkinderen niet aan de bel hingen. Ze was altijd net op tijd om de deur open te trekken.

    Driekoningen, driekoningen, geef mij een nieuwe hoed...’

    Het was al de vierde lichting die avond. Vanuit de sofa zag ze telkens de silhouetten voorbij het raam naar de deur stappen en dan was het sprinten geblazen.

    ‘Mijn ouwe is versleten, mijn moeder mag ‘t niet weten...’

    Met trommelende vingers bleef Sandra wachten, leunend tegen de deurpost, tot het liedje was uitgezongen. Zo zou ze zeker de helft van CSI Miami missen. Dit was nog erger dan die rotreclameblokken. ‘Mijn vader heeft het geld al op de toonbank geteld...’

    Na het lied bleven de drie kinderen wachten. Zwijgen. Sandra vroeg zich af hoelang ze daar zouden blijven staan, ook al kregen ze niks. Ze wilde altijd al eens uittesten hoever ze hen kon krijgen.

    ‘Mooi’, zei ze. ‘Hier, meer heb ik niet. Jullie zijn al de tiende koningen vanavond. Al het snoepgoed is er al door.’

    Ze wilde een paar mandarijntjes en een paar oude stukken speculaas geven. Het enige wat ze nog in de kast van de Brals had gevonden. Ze kon toch moeilijk haar eigen zak chips uitdelen?

    ‘Heb je dan geen geld?’ vroeg een van de drie.

    ‘Wat?’

    ‘We hebben al genoeg snoep thuis’, zei een tweede.

    ‘De buren hebben ons allemaal geld gegeven.’

    ‘Ja, wel, ik woon hier niet eens’, zei Sandra alsof ze zich moest verdedigen tegen een stel snotapen. ‘Ik ben de babysitter.’

    ‘Wij willen liever geld’, zei de laatste die ook zijn muiltje wilde opendoen.

    ‘Als jullie hier niet tevreden mee zijn, dan...’

    Ze kon haar zin niet afmaken.

    ‘Gierige trien’, zei de eerste. ‘Ik hoop dat jij nooit bij mij komt babysitten.’

    Nog voor Sandra iets kon zeggen, waren ze al verdwenen, op weg naar het volgende huis.

    ‘Shit, wat een stelletje kleine klootzakjes.’

    Sandra had zin om de deur

    Enjoying the preview?
    Page 1 of 1