Discover millions of ebooks, audiobooks, and so much more with a free trial

Only $11.99/month after trial. Cancel anytime.

Vlucht
Vlucht
Vlucht
Ebook545 pages8 hours

Vlucht

Rating: 0 out of 5 stars

()

Read preview

About this ebook

Stap samen met Luke Dantry in de duistere digitale wereld van extremisme en terroristische groeperingen. Luke stuit met zijn online opsporingswerk op een gevaarlijke groep terroristen, The Night Road. Zij hebben meerdere aanslagen opgeëist en werken aan een nieuwe terreurdaad die rampzalige gevolgen zou hebben: Hellfire. Als Luke erachter komt dat The Night Road zijn identiteit achterhaald heeft, slaat hij op de vlucht om de groep te ontmaskeren. Haalt Luke deze bloedstollende race tegen de klok? -
LanguageNederlands
PublisherSAGA Egmont
Release dateApr 26, 2021
ISBN9788726683974

Read more from Jeff Abbott

Related to Vlucht

Related ebooks

Related articles

Reviews for Vlucht

Rating: 0 out of 5 stars
0 ratings

0 ratings0 reviews

What did you think?

Tap to rate

Review must be at least 10 words

    Book preview

    Vlucht - Jeff Abbott

    Vlucht

    Translated by Fabe Bosboom, Fanneke Cnossen

    Original title: Trust Me

    Original language: English

    Copyright © 2010, 2021 Jeff Abbott and SAGA Egmont

    All rights reserved

    ISBN: 9788726683974

    1st ebook edition

    Format: EPUB 3.0

    No part of this publication may be reproduced, stored in a retrievial system, or transmitted, in any form or by any means without the prior written permission of the publisher, nor, be otherwise circulated in any form of binding or cover other than in which it is published and without a similar condition being imposed on the subsequent purchaser.

    www.sagaegmont.com

    Saga Egmont - a part of Egmont, www.egmont.com

    Voor Travis Wilhite

    omdat er altijd hoop is

    ‘Ik zou best een pion willen zijn,

    als ik maar mee mocht spelen.’

    De avonturen van Alice in Spiegelland van Lewis Carroll, in de vertaling van C. Reedijk en Alfred Kossmann

    1

    De oude man was zijn hele leven omringd geweest door onvoorstelbare macht en rijkdom, maar vandaag niet. Hij was gekleed alsof hij in een streektheater optrad, waarin hij de rol speelde van een gepensioneerde die verzuimd had te sparen voor zijn oude dag. Hij droeg een haveloze kakibroek en een tot op de draad versleten jasje, modder droop slijmerig van de hakken van zijn laarzen, terwijl hij op een grijze middag in Londen op een parkbankje broodkruimels aan de duiven voerde. Het waren kleine kruimels, zo groot als diamantjes.

    De man in het grijze kostuum naast hem deed alsof hij in een mobieltje stond te praten en keek niet naar de ander. In plaats daarvan keek hij met scherpe blik naar de langs kuierende mensen in het park, op zoek naar een vijand. Een jong stel liep hand in hand, twee puberjongens deden vergeefs hun best er cool en stoer uit te zien, een goed geklede moeder liep achter een kinderwagen terwijl ze in een mobiele telefoon lachte en een baby in een deken instopte, een paar oude dames die hun tas stevig tegen hun jas klemden en van wie de één een monoloog hield terwijl de ander instemmend luisterde. Daar school geen gevaar.

    De man in het grijze pak hield met moeite een glimlach in vanwege de vermomming die de oude man had gekozen, want lachen zou fataal zijn. Mensen met geld moest je het naar de zin maken. En een miljardair lachte je niet uit, hoe excentriek hij ook was.

    ‘Ik herkende u bijna niet, majesteit,’ zei de man in het grijze pak. Hij liet zijn blik nogmaals door het park zwerven en hield nog altijd de zwijgende telefoon tegen zijn oor.

    ‘Kijk die eens oorlog voeren,’ zei de oude man in zacht Arabisch, toen de duiven elkaar om het brood verdrongen, in elkaar en de kale grond pikten. ‘Ze dansen voor me. Alsof ik hun vleugels aan een touwtje heb.’ Hij gooide nog een handvol voedsel naar de troep links van hem en lachte toen ze zich erheen haastten.

    De vogels zijn de enige niet, dacht de man in het grijze kostuum. Maar hij wachtte tot de oude man weer iets ging zeggen. De man vond het heerlijk om zichzelf te horen praten, zoals de meeste dictators.

    ‘Zijn alle voorbereidingen getroffen?’ vroeg de oude man.

    ‘Ja,’ zei hij. Bijna was een preciezer antwoord geweest, maar de oude man had zich nog nooit om details bekommerd. Alles zou gauw genoeg gereed zijn. Dan kon hij de wereld gaan veranderen.

    ‘Staan je mensen klaar voor het geld?’

    ‘Ja. Uw bankier heeft geweldig geholpen. Hij heeft rekeningen geopend en onze sporen uitgewist om geen argwaan te wekken.’ Met de grootst mogelijke moeite wist hij zijn drift in toom te houden en niet te zeggen: ja, ouwe dwaas, en nu moet je me geven wat ik wil en opsodemieteren. De man in het grijze pak stelde de vraag waarvoor hij was gekomen. ‘Ik moet nu alleen nog weten welk bedrag u wilt investeren.’

    ‘Voorlopig vijftig miljoen dollar.’ De als bedelaar verklede prins gooide zijn laatste handvol oudbakken brood op de grond en keek toe hoe de duiven eropaf schoten en de kruimels oppikten. Terwijl de vogels strijd leverden, gleed er een glimlach over zijn gezicht. ‘Als in de komende vijf jaar de door jou voorgestelde aanvallen slagen, komen er nog eens vijftig miljoen bij voor het vervolg.’

    De man in het grijze pak voelde een druk op zijn borst en het bloed door zijn oren suizen. Er zou honderd miljoen dollar door zijn handen gaan. Maar hij liet niets blijken. Hij hield het mobieltje tegen zijn oor. ‘Zelfs de aanslag van 11 september heeft nog geen miljoen gekost.’

    ‘Dat klopt, maar dat was dan ook geen langetermijninvestering. Jou bied ik veel meer. Je krijgt vele malen de middelen van 11 september tot je beschikking.’ De oude man keek omhoog naar de man in het pak en glimlachte even, een afschuwelijke beweging van huid en tanden. ‘Houd me in de komende jaren voortdurend van de resultaten op de hoogte. Zorg dat ze levenslang bloeden.’

    ‘Dat zal ik doen.’

    De oude man zweeg even en een ogenblik lang was alleen de fluistering van het verkeer in de buurt te horen, van de wind die de boomtakken deed kraken. ‘Het is een investering. In de toekomst, voor een betere wereld.’ De duiven groepten om de voeten van de man, hongerig naar meer. Hij schopte ze walgend met zijn voet weg.

    ‘U bent royaal.’

    De oude man keek op. ‘Als je faalt, zullen jij en iedereen om wie je geeft sterven.’

    De man in het grijze pak zei: ‘Dreigementen en natrappen zijn misschien effectief bij een hond, meneer. Maar niet bij mij. U hoeft zich geen zorgen te maken.’ Hij hield er niet van bedreigd te worden. Maar hij liet zijn gevoelens niet blijken.

    ‘Heb je de juiste... mensen uitgekozen? Ik voel er niets voor om me op dwazen en amateurs te moeten verlaten.’

    ‘Ja. We hebben een bereidwillig kader en we rekruteren nog meer mensen. Eerst zal er een aanvalsgolf plaatsvinden. Om af te leiden, verwarring en paniek te zaaien. Dan zal de strijders die tijdens de eerste operaties succesvol waren, de eer te beurt vallen om in de tweede fase te participeren, wat een reusachtige aanval zal worden. Die noemen we Hellfire. Zware verliezen, verbijsterende economische schade. Ik beloof u dat u waar voor uw geld krijgt, meneer.’

    De oude man glimlachte nogmaals naar de man in het grijze pak. ‘Zorg dat je mijn geld goed besteedt.’ Hij stond van de bank op, veegde het brood van zijn schoot en liep door de zwerm opvliegende vogels weg.

    Vijftig miljoen, dacht de man in het grijze pak. Het was alles waarop hij had gehoopt. Genoeg om het de wereld betaald te zetten. Genoeg om er respect mee te oogsten. Hij draaide zich om en liep weg terwijl hij de ongebruikte telefoon dichtklapte en in zijn zak liet vallen.

    Zo’n twintig meter achter hem giechelde de vrouw met de kinderwagen in haar telefoon. Ze boog zich voorover en streek de deken om het slapende kindje dat ze in de kinderwagen voortduwde glad. Ze had haar vriendin aangeboden om met de baby uit wandelen te gaan, waardoor de vriendin eindelijk even op adem kon komen. De jonge moeder had in de afgelopen paar dagen nauwelijks geslapen en bij het aanbod was ze bijna in tranen van dankbaarheid uitgebarsten. ‘Ik weet dat je niet lang in de stad bent, Jane. Heb je geen andere dingen te doen?’

    ‘Niks belangrijks. Liefje, ruk jij je nou maar even los van luiers en huilende baby’s. Ik ga een lange wandeling met haar maken.’ En zodra Jane buiten het gezichtsveld van het huis was, had ze de baby met een druppelaar wat antiallergiemiddel toegediend, zodat het schatje de hele tijd zou slapen.

    De kinderwagen met baby was die middag Janes perfecte dekmantel.

    Jane controleerde de instellingen op de paraboolmicrofoon en digitale recorder die naast de slapende baby lagen. Via een aangepaste mobiele telefoon hoorde ze wat de oude miljardair en de man in het grijze pak zeiden zo duidelijk alsof ze op nog geen halve meter bij hen vandaan stond. Ze spraken beiden Arabisch, maar dat maakte haar niet uit. Ze begreep elk woord.

    Het geld zou in beweging komen. Het werd tijd dat ze haar plan ten uitvoer ging brengen. Een tinteling van angst en verwachting kriebelde langs haar rug.

    Ze zette haar echte mobieltje aan en toetste een nummer in. Ze duwde de kinderwagen weg van de twee naderende, gearmd lopende oudere vrouwen. Oude dames vonden het enig om naar baby’tjes te kijken. Ze wilde niet dat ze haar afluisterapparatuur zouden ontdekken.

    ‘Ja?’

    ‘Met Jane,’ zei de vrouw in het Engels.

    ‘En?’

    ‘Het geld gaat naar Amerika. Vijftig miljoen. We beginnen vanavond. Rock-’n-roll.’

    ‘Rock-’n-roll.’

    Jane hing op. Meer viel er niet te zeggen.

    Jane reed met de kinderwagen het park uit terwijl ze een vrolijk deuntje voor de slapende baby neuriede. De lucht betrok maar Jane vond het de mooiste dag van haar leven.

    Vijftig miljoen dollar, voor jaren en jaren 11 septembers. Haar keel werd droog achter haar glimlach.

    Ze bracht de microfoon en de apparatuur naar haar hotelkamer. Ze moest vanavond een vlucht halen en een rapport voor haar baas schrijven. Ze zou het niet over de vijftig miljoen dollar hebben, of de ophanden zijnde aanvallen, en ze zou de opname die ze had gemaakt manipuleren. De baby werd wakker en begon te huilen. Jane zong haar de hele weg naar huis toe.

    2

    Luke Dantry was nu de gevaarlijkste man ter wereld. Daar had hij natuurlijk geen idee van; op dit moment wilde hij alleen maar hardlopen om zijn hoofd helder te krijgen.

    Luke rende. Niemand die hem zag kon vermoeden welk gevaar hij vertegenwoordigde. Ze zagen slechts een slungelachtige man van vierentwintig jaar, met krullend, donkerbruin haar dat iets over de oren hing, hij had een sterk gebouwd lijf en droeg een korte broek en een t -shirt waarop psychologen doen het op de bank te lezen was. Hij vond niet veel aan het shirt, het was een grapje dat hij van een vroegere liefde cadeau had gekregen, maar het was het enige schone shirt dat hij had voor de lange ren langs Lady Bird Lake, midden in het centrum van Austin. Met zijn blauwe ogen concentreerde hij zich op zijn pad tussen de menigte door. Hij hield niet in wanneer hij een mooi gezichtje zag en bleef ook niet even dralen, noch bij de gloed op het water waar hij langsliep, noch bij de dwarrelende schaduwen van de in de wind heen en weer deinende eikentakken. Hij ontweek langzamere hardlopers, snellere fietsers of aan hun lijn dartelende honden. Hij had haast, hij moest weer aan het werk. Het werk beheerste zijn gedachten dag en nacht.

    De lucht in Austin was koel en niet te vochtig; het was halverwege maart en de lange dampige, verzengende zomerhitte had de stad nog niet in haar greep. De bries voelde heerlijk aan, blies zijn zorgen uit zijn hoofd weg, ook al was het maar voor even.

    Luke liep over de brug in de richting van het centrum en minderde vaart. Hij boog zich voorover en ademde zwaar. Zijn medaille glipte van onder het plakkerige T-shirt vandaan en het zilveren zwaard van de engel sneed door het zonlicht. Hij stopte het medaillon zorgvuldig onder zijn shirt terug, waar het koel tegen zijn bezwete borst lag. Hij bleef staan en liep de laatste drie huizenblokken naar de hoge flat waar zijn stiefvader een appartement voor hem had gekocht, toen hij voor de universiteit naar Austin was terugverhuisd. Hij zwaaide naar de portier die Luke enigszins afkeurend aankeek toen die bleef staan.

    ‘Hoeveel?’ vroeg de portier.

    ‘Drie kilometer maar.’

    ‘Drie maar, je zou een schop onder je luie donder moeten krijgen.’ De portier was een nog fanatieker hardloper dan Luke.

    ‘Ik was laat op.’

    ‘Waarom woon je in het centrum als je nooit naar het café gaat of lekker de beest uithangt?’

    ‘Hoe weet je nou dat ik dat niet doe?’ Luke keek de bewaker met een scheef glimlachje aan.

    ‘Ik zie in één nachtdienst wie wel en niet de bloemetjes buitenzetten, wie in het Warehouse District zijn geweest, of in Sixth Street. Jij komt nooit laat binnenstrompelen.’

    ‘Momenteel zit ik het grootste deel van mijn avonden op internet.’

    ‘Nou, ga daar dan af.’ De bewaker grijnsde hem toe. ‘Het leven is te kort.’

    De lift kwam eraan en Luke zei: ‘Ik zal m’n best doen om iets aan dat beest uithangen te doen.’

    ‘Vanavond niet. Je stiefvader zit boven te wachten. Kwam een paar minuten geleden binnen.’

    ‘Bedankt.’ De deuren gingen dicht en Luke drukte op de knop van de elfde verdieping. Henry was alweer terug, helemaal uit Washington, en Luke was nog niet klaar met het project. Hij ademde diep in.

    De liftdeur gleed open en hij liep de korte gang door naar zijn appartement. De deur stond op een kier, Henry was vergeten hem dicht te doen. Typisch iets voor hem. Hij opende de deur verder en riep: ‘Hé, ik ben het.’ Luke sloot de deur achter zich en hoorde een pen op papier krassen, een geluid dat hij altijd met Henry associeerde.

    Henry zat in zijn enigszins gekreukte pak, met zijn bagage aan zijn voeten, aan de eettafel op een gele blocnote te schrijven terwijl voor hem een dik boek openlag. Luke wist wel beter dan Henry te storen wanneer die aan het nadenken was; die overpeinzingen konden lange, martelende sessies duren. Henry hief tijdens het schrijven een hand een stukje van de tafel in een verzoek om geduld, en Luke ging dus maar een fles water uit de koelkast halen, dronk er gulzig van en luisterde naar het gekras van Henry’s pen terwijl hij naar het verbijsterende uitzicht over het meer en de groene vlakte van Zilker Park erachter keek.

    ‘Sorry, Luke,’ zei hij met een verlegen glimlach. ‘Ik ben met een stuk of tien artikelen tegelijk bezig en al mijn ideeën schieten als onkruid uit de grond.’

    ‘Dat is te veel.’

    ‘Er hangen een hoop veranderingen in de lucht. Heb je lekker gelopen?’ Henry keek van het papier op. Hij was in de vijftig, mager, zijn grijze haar zat in de war – het stond alle kanten op omdat hij tijdens het praten er voortdurend met zijn hand doorheen woelde – en zijn pak was net zo gekreukt. Henry was niet goed in reizen.

    ‘Tegenwoordig zit ik alleen nog maar achter de computer te zweten.’ Hij liep naar hem toe, Henry stond op en omhelsde hem onhandig.

    ‘Nou, spring onder de douche, dan gaan we ergens fatsoenlijk eten. In die koelkast van je staat niets.’ Hij leunde naar achteren en nam zijn stiefzoon nauwlettend op. ‘Je ziet bleek, je bent mager en je moet je nodig scheren. Ik heb je te hard laten werken.’

    ‘Ik wilde dat dat onderzoeksproject goed liep. Maar ik maak me zorgen dat ik je niet kan geven wat je nodig hebt.’

    Henry ging zitten en zette zijn bril weer op. Zijn neus stond iets scheef; hij grapte altijd tegen Luke dat hij die bij een vechtpartij in een bar had gebroken, maar Luke wist dat Henry nog nooit een voet in een bar had gezet. ‘De gegevens die je me hebt gestuurd waren uitermate... boeiend.’

    ‘Ik vrees dat het weinig meer is dan het krankzinnige internetgeraaskal van een stelletje akelige losers.’

    ‘Maar je weet nooit of dat krankzinnige geraaskal de kiem is van iets veel groters. Iets gevaarlijks.’

    ‘Met verzamelen van krankzinnig geraaskal hoef je niet per se extremisten te achterhalen en tegen te houden voor ze gewelddadig worden.’

    ‘Dat bepaal ik wel.’

    Luke dronk zijn water op. ‘Ik wil graag weten wie je cliënt is. Ik wil weten wie op internet mogelijke extremisten wil zien te vinden.’

    Henry vouwde het papier waarop hij had geschreven op, stopte het in zijn zak en sloot het boek. Het boek heette The Psychology of Extremists. Henry’s eigen meesterwerk dat hij jaren geleden tijdens de nasleep van de McVeigh-bomaanslag had geschreven en dat met weinig enthousiasme was ontvangen, tot 11 september alles veranderde en zijn theorieën over de psyche van terroristen vruchten gingen afwerpen. Nadat hij over de hele wereld een reeks professoraten had bekleed – als een soort reizende wetenschapper, net als Lukes eigen vader was geweest – had hij vorig jaar een kleine, maar succesvolle denktank in Washington opgezet, die de Shawcross-groep heette. Die bestudeerde en schreef over psychologie en de rol die ze bij heerschappij, terrorisme en extremisme speelde, bij zowel de internationale misdaad als op nog tal van andere terreinen. Zijn cliënten waren de mensen die in Washington, Londen, Parijs en in de hele wereld de touwtjes in handen hadden: die in regeringen op sleutelposities zaten en de besluiten namen, evenals multinationals die hun activiteiten tegen terroristische en extremistische bedreigingen wilden beschermen.

    ‘Dat mag ik je niet vertellen. Nog niet. Sorry.’

    ‘Ik denk alleen... we zouden die informatie aan de politie moeten doorgeven. Of je cliënt zou dat moeten doen.’

    ‘Heb je bewijzen van feitelijke criminele activiteiten gevonden?’ Henry zette zijn bril met draadmontuur af.

    ‘Eh, nee.’

    ‘Maar je hebt wel mogelijke criminele activiteit gevonden?’

    ‘Kijk zelf maar naar wat ik als laatste over de Night Road heb aangetroffen.’

    Luke ging aan zijn computer zitten.

    Hij had een lijst van meer dan honderd websites, discussiegroepen en onlineforums waar hij op inlogde en met mensen praatte die extreme en soms zelfs gewelddadige antwoorden hadden op de wereldproblemen. Hij opende een scherm met de reacties op de grote hoeveelheid verschillende opmerkingen die hij had geplaatst voordat hij ging hardlopen. Hij had zijn gebruikersnamen en wachtwoorden in een bestandje op zijn Mac gezet, want hij kon ze niet allemaal onthouden. Hij logde op de eerste onlinediscussiegroep in, waar de onderwerpen varieerden van immigratiehervormingen tot de privatisering van het sociale stelsel. Deze neigden naar een uiterst rechtse vleugel, en verschillende antwoorden op zijn milde commentaren waren sinds gisteren gaan woekeren. Luke las ze snel door. Over het algemeen waren degenen die reageerden het met elkaar eens, maar ze voedden eikaars woede. Hij was als MrEagle ingelogd, zijn gebruikersnaam, en had een veel gematigder visie op het immigratieprobleem geventileerd. Het duurde niet lang of een hele reeks giftige argumenten tegen zijn mening stroomde binnen, die hij verzamelde en beoordeelde. Hij reageerde ook onder andere namen, waarmee hij instemde met degenen die zijn eerdere opmerkingen aanvielen om te zien of ze geweld als oplossing wel zagen zitten.

    Soms negeerden ze zijn speldenprikken, andere keren vonden ze ook dat geweld het antwoord was.

    Luke ging naar een ander forum, vond nog een broeinest bij een extreem linkse discussiegroep. Zijn gematigde commentaar dat hij gisteravond over militaire contractanten had achtergelaten, had van alles opgeleverd, van een scherpe afwijzing tot aan een onsamenhangende woede die praktisch van het computerscherm spatte.

    ‘De Night Road?’ vroeg Henry. ‘O ja. Zo noem jij die mensen.’

    Luke gebruikte de bijnaam al een tijdje, maar Henry was zo afwezig dat het typisch iets voor hem was om dat te vergeten. Henry had in de afgelopen dagen behoorlijk wat gereisd en kennelijk had hij nog last van de jetlag. ‘Vroeger noemde ik ze de Angry Bitters, maar dat leek net een punkband. Ik droomde een keer dat een woedende meute extremisten van allerlei pluimage over een lange donkere weg achter me aan zat. Dus sindsdien noem ik ze de Night Road.’

    ‘De Night Road. Juist. Nogal duister van je.’ Henry kreeg een vreemde uitdrukking op zijn gezicht, alsof het licht in zijn ogen plotseling was gedoofd. Toen glimlachte hij.

    ‘Vanavond zijn tot nu toe mijn mannelijkheid, patriottisme en intelligentie allemaal ernstig in twijfel getrokken.’ Luke haalde zijn schouders op en er speelde een glimlachje om zijn mond. ‘Met degenen met wie ik het zogenaamd eens ben, moet ik in gesprek gaan of ze werkelijk in geweld geïnteresseerd zijn.’

    ‘Als altijd de onruststoker.’ Er flitste een glimlach over Henry’s gezicht. ‘Dus je krijgt nog steeds een hoop reacties.’

    ‘Vijftig procent meer dan toen ik in november begon. Het is anoniem, daar komt het door, mensen drukken zich dan veel sterker uit. En deze mensen zijn op zoek naar degenen die hun mening versterken. Dus de woede, het onrecht dat ze ervaren, bouwt zich naar één kant op en wordt steeds groter.’

    ‘Wat heb je tot nu toe aan gegevens?’

    Luke keek naar het scherm. De interessantste en meest extremistische kreten op de websites en forums waren verzameld, gekopieerd en naar een database geüpload. ‘Tot nu toe bijna duizend opmerkingen, van ruwweg zesduizend mensen, gedurende de afgelopen vier maanden.’

    ‘Wauw.’

    ‘Het is vreemd. Ik voel me net een smeris die zich voordoet als een dertienjarig meisje dat oude viezeriken verleidt. Maar in plaats daarvan doe ik m’n best om de volgende Timothy McVeigh, de volgende Madrileense bomaanslagpleger of de volgende Al Qaida na-aper in Amerika te ontmaskeren.’

    ‘Denk je werkelijk dat sommigen van hen zo gevaarlijk zijn?’

    ‘Kijk maar eens naar de oogst van vandaag.’ Hij liet een bericht uit de database van die dag zien. ‘Het zal je niet verbazen dat een hoop van hen de regering maar niets vindt.’

    Laten we een frisse start maken. Stop die benoemingen voor het leven, vermoord alle rechters.

    ‘Nou, misschien lucht die vent gewoon zijn hart en is hij onschadelijk. Dit is de eerste keer dat hij iets post. Ik zal wachten om te zien of hij feller wordt. Als dat zo is, zou je hem kunnen volgen.’

    Henry wreef over zijn lip. ‘Stook hem nog maar een beetje op. Kijken wat hij verder nog gaat zeggen.’

    ‘Hier is eentje van mijn consistentere briefschrijvers,’ zei Luke. ‘ChicagoChris. Hij zit op een paar van die anarchiediscussieforums...’

    ‘Georganiseerde anarchisten. Schitterend concept,’ zei Henry.

    ‘... en mag het graag over milieuterrorisme hebben.’ Luke drukte op een knop en een lange reeks commentaren van ChicagoChris van de afgelopen paar dagen rolde over het scherm.

    Brand om te beginnen al die poenerige huizen tot de grond toe af.

    Als al die achter hekken wonende mensen worden aangevallen, komt de boodschap wel over. Vermoord geen mensen, je moet ze eerst waarschuwen, maar brand de huizen plat. Saboteer de bouwmachines. Maak voort met het redden van de aarde.

    Als mensen die de aarde vernietigen allerlei narigheid overkomt, is dat hun verdiende loon.

    De moord op onze omgeving is nagenoeg hetzelfde als de ergste moord die ooit is gepleegd. Ik geef de olie- en bouwmaatschappijen de schuld. Ik ken die jongens, hoe ze zijn als ze niet in de schijnwerpers staan, het is uitschot. Vermoord ze, allemaal, dan pas zal er iets veranderen. Er hangt verandering in de lucht, ik weet het zeker. En snel ook. Ik wil deel uitmaken van die storm van veranderingen.

    ‘Wat een schatje,’ zei Henry.

    ‘En hij gelooft elk woord dat hij zegt. Hij e-mailt veel met me, via de forums. En ik ben zijn beste onlinevriend. En hij is niet gewoon gek, Henry, hij is geobsedéérd. Dat vind ik zo angstaanjagend.’

    ‘In je verslag van vorige maand zeg je dat hij degene is die het meest waarschijnlijk tot geweld overgaat.’

    ‘Ja, hij is veelbelovend.’ Luke trok een gezicht. ‘Maar gestoord.’

    ‘Ik ben niet geïnteresseerd in de gekken. Ik ben geïnteresseerd in degenen die toegewijd zijn. Dat is een groot verschil.’

    ‘Ik kan geen diagnose bij die mensen stellen, ik kan alleen hun opmerkingen rubriceren. Ik hoop dat je hiermee genoeg gegevens hebt voor je onderzoek.’ Hij werd doodmoe van al dat kijken naar zo veel haat. ‘Voor je cliënt.’

    Henry hoorde de halsstarrige vraag in Lukes stem. ‘Ik heb je al gezegd dat ik niet mag zeggen wie mijn cliënt is.’

    ‘Laat me raden. De regering. Die wil die mensen in de gaten houden, zich ervan verzekeren dat ze alleen gebakken lucht verkopen en niet daadwerkelijk aan wapens kunnen komen of bommen op bussen of op politici zullen gooien.’

    ‘Ik mag het niet vertellen. Maar ik weet dat mijn cliënt heel blij zal zijn met je werk.’

    ‘Het verbaast me dat je me niet vertrouwt,’ zei Luke. ‘Dat deed je vroeger wel altijd.’

    ‘En dat zal ik ook altijd doen. Maar de cliënt heeft duidelijke grenzen gesteld. Als je nou fulltime voor me zou werken, officieel op de loonlijst stond, misschien dan...’

    ‘Zo’n soort denktankjongen ben ik niet.’

    ‘Alsjeblieft, zeg. We zijn wetenschappers, we dragen alleen een mooier pak,’ zei Henry. ‘Laat me raden. Je wilt er zelf een artikel over schrijven. Misschien als basis van een proefschrift.’

    Luke knikte. ‘Dat zou ik wel willen, ja. Maar ik respecteer het dat je me hebt ingehuurd om het speurwerk te doen. Het zijn jouw gegevens, niet die van mij.’

    ‘Luke. Ik begrijp dat je dolgraag de psyche wilt analyseren van degenen die denken dat geweld de oplossing is voor elk probleem.’ Er viel plotseling een ongemakkelijke stilte tussen hen. ‘Maar leren begrijpen waarom geweld bestaat... die puzzel zal nooit kunnen worden opgelost. En je krijgt je vader er ook niet mee terug.’ Henry schraapte zijn keel en keek naar de foto van Luke en zijn vader. Zijn lippen verstrakten toen hij zijn hoofd licht boog, alsof er een gewicht op rustte.

    Henry kon toespraken houden, en zijn uitspraken deden het op het podium goed, maar niet aan de eettafel. Hij had zo veel met zijn neus in de boeken gezeten en pas zo laat in zijn leven zijn gezin gevonden dat Luke gewend was geraakt aan de goedbedoelde maar clichématige teksten. ‘Dat weet ik wel. Maar ik hoopte dat ik met dit onderzoek de volgende klootzak kon opsporen die voor een of andere zaak onschuldige mensen wil vermoorden.’ Luke keek Henry niet aan. Hij keek niet naar de foto van zijn vader, het enige wat op de schoorsteenmantel stond. Een foto van Warren Dantry en Luke, toen zeven jaar, die een pasgevangen, nog nadruppelende baars uit Lake Virginia vasthield. Hij kon zich nog herinneren hoe de verse vis rook, de geuren van de dennenbomen, de warme zon op zijn huid, het zachte lachje van zijn vader. Een gelukkige herinnering aan een zeldzaam moment met zijn vader, lang voor het kwaad zijn vader van hem afpakte, in de vorm van een koelbloedige vliegtuigwerktuigkundige, Ace Beene genaamd. Een kwaad dat Luke moest en zou begrijpen.

    Hij had Ace Beeres bazelende, onsamenhangende zelfmoordbrief gelezen – die hij in de vliegveldhangar had achtergelaten nadat hij Lukes vader en nog een paar anderen had gedood – waardoor bij Luke de wens ontstond om meer inzicht te krijgen in de psychologie van de gewelddadige geest. Ik heb het gedaan omdat het van God moest, het was de enige manier om mijn trots terug te krijgen, door naar mijn werkgever terug te slaan, en ik moest een zelfmoordvlucht kiezen, en aangezien ze professors waren, waren ze toch al nutteloos voor de maatschappij en zal niemand ze missen. Bazelende vullis, maar ergens in de lange brief moest een kiem van een antwoord te vinden zijn, een steekhoudende reden. Luke had die nooit gevonden.

    ‘Dit moet je me wel vertellen,’ zei Luke. ‘Je cliënt, wie het ook is, wil aankomende terroristen opsporen voordat ze van ideologie op geweld overgaan. Dit is niet een of ander flauwekul profielschetsproject.’

    ‘Luke. Bij het identificeren van terroristen komt veel meer kijken dan alleen misnoegde personages op internetforums.’

    ‘Maar we weten al dat talloze extremisten via internet contact maken. Als we ze kunnen uitvergroten, ze kunnen ontmoedigen voor ze die laatste stap nemen en we de keus om geweld te gebruiken onaantrekkelijk of onmogelijk kunnen maken...’ Luke stond van zijn stoel op en liep naar het raam. ‘Ieder van deze mensen kan onschuldig of een tijdbom zijn. Tienduizend berichten, duizenden mensen, maar ik kan niet bewíjzen dat een van hen een terrorist wordt. Echt, de volgende fase van het project zou moeten zijn dat we ze gaan volgen, kijken of er manieren zijn om ze ervan te overtuigen dat geweld geen optie is.’

    ‘Je hebt fantastisch werk geleverd en mijn cliënt zal de gegevens uitselecteren. Je kunt nooit weten, misschien heb je de volgende McVeigh gevonden, de volgende die antrax naar het congres stuurt of besluit om het stokje van Al Qaida over te nemen. Maar je hebt er zo veel tijd in zitten dat ik bijna denk dat dit een ongezonde obsessie aan het worden is.’

    ‘Nee. Ik wil het project afmaken. Maar...’

    ‘Maar wat?’

    ‘De mailaccounts die ik heb aangemaakt, uit de e-mails wordt duidelijk dat al die mensen denken dat ik bereid ben om me bij hun strijd aan te sluiten... Ik maak me zorgen dat ze me misschien traceren. Ook al gebruik ik verschillende adressen en een hele rits nepnamen. Als iemand maar hard genoeg zijn best doet, kan ik worden opgespoord.’

    ‘Maar zij zitten aan de andere kant van het glas, in Wonderland.’ Henry tikte op de computermonitor. ‘Jij leeft niet echt in een gevaarlijke wereld, Luke.’

    ‘Nee, dat zal wel niet.’ Niet meer. Hij had het met Henry nooit over de periode na zijn vaders dood gehad, toen hij was weggelopen en twee maanden lang op straat had rondgezworven. Het had geen zin, dat was een duistere periode in zijn leven waarvoor hij de deur al lang geleden had dichtgeslagen.

    ‘Ik vroeg me af of je me morgen naar het vliegveld kunt brengen. Ik vlieg ’s middags. Ik moet de hele ochtend op de universiteit vergaderen.’ Alsof zijn stiefvader zijn zorgen helemaal niet had gehoord. Henry, dacht hij, was gewoon naar zijn volgende idee overgestapt.

    ‘Natuurlijk.’ Op het scherm verscheen plotseling een reactie op een van Lukes nepberichten:

    Je hebt gelijk. In dit land is een rassenoorlog onafwendbaar. We moeten al die ongewenste sujetten het land uitzetten. Ze vermoorden, dan gaan ze sneller. Misschien kunnen jij en ik een keer afspreken en erover praten. Dan zie ik wel of je het echt meent.

    Henry las het bericht. ‘Je hebt je aas goed uitgegooid, Luke. Heel goed. Ik wil nu dat je naar me luistert.’ En Luke dacht met enige genegenheid: nu gaat Henry de papa uithangen. Dan legt hij een hand op mijn schouder... ja. En nu komt het onbeholpen advies. ‘Luke. Je weet dat ik niet sentimenteel ben, daar heb ik een afkeer van. Maar...’

    ‘Ik ben je enige familie.’ Luke zweeg even. ‘En deze wenskaart wordt u aangeboden door Hallmark.’

    ‘Nou ja, Luke.’ Maar Henry schonk hem een van zijn zeldzame glimlachjes. ‘Toen ik met je moeder trouwde heb ik beloofd dat als haar iets zou overkomen, ik voor je zou zorgen. Voor mij is dat een plechtige eed.’

    Zijn moeder. Hij had haar foto’s weggehaald toen hij wist dat Henry op bezoek zou komen, het zou te rauw, te pijnlijk voor Henry zijn als hij ze zou zien. Het auto-ongeluk was nog maar een jaar geleden gebeurd.

    ‘Henry, ik ben geen kind meer. Je hoeft niet op me te passen.’

    ‘Macht der gewoonte.’ Hij schraapte zijn keel alsof hij alweer een speech of presentatie wilde geven. Kennelijk vond hij het moeilijk om naar Luke te kijken. ‘Los van jou bestaat mijn leven uit de denktank. Kom voor me werken. Ik zou niets liever willen dan de denktank op een dag aan jou door te schuiven.’ De laatste woorden werden haastig uitgesproken.

    ‘Henry, wauw. Ik weet niet wat ik moet zeggen.’ Hij voelde zich geroerd. Vereerd. Henry was een rare snuiter – ging helemaal op in zijn onderzoeken, zijn overpeinzingen over de politieke trends in de wereld, zijn boeken en artikelen – maar hij was Lukes enige familie. Een wereld zonder familie was een eenzame plek en Luke dacht dat die voor Henry een onverdraaglijke plek moest zijn geweest voordat hij met Lukes moeder trouwde. Hij en zijn stiefvader hadden niet altijd goed met elkaar kunnen opschieten, maar Luke twijfelde er nooit aan dat Henry op zijn eigen manier van hem hield.

    Op het scherm verscheen weer een bericht.

    Je hebt gelijk, wat wij in Amerika nodig hebben is een fijne vuile bom op de ringweg, de hele boel schoonvegen en van de Potomac een riool maken voor alle menselijke uitwerpselen in dc , een nieuwe start.

    De zoveelste clown die zo nodig om aandacht schreeuwde. Een fíjne vuile bom, in tegenstelling tot een afschuwelijke vuile bom. Bloedstollend vond hij die mensen.

    ‘Mijn god,’ zei Henry na even met zijn ogen te hebben geknipperd. ‘Dat is nog een reden waarom ik wil dat je voor me komt werken. Je boekt resultaten. Zeg ja. Alsjeblieft, Luke. Alsjeblieft.’

    Smeken was zo ongewoon voor Henry dat Luke zich van dankbaarheid voelde opzwellen. ‘Ik zal er een nachtje over slapen. Nadat ik vanavond wat over de Night Road heb gedwaald.’

    ‘Prima. Ik moet een paar telefoontjes plegen en dan gaan we wat eten. Ga je maar opfrissen.’ Zijn stiefvader gaf hem een schouderklopje en liep naar de logeerkamer van het appartement.

    Luke draaide zich weer naar zijn computer om, waar op het scherm nog eens acht venijnige berichten waren verschenen en hij moest lachen om de gemene antwoorden. Hij wilde het niet toegeven, maar het was verslavend om mensen met je uitgesproken mening te tergen. Ondanks het feit dat hij zich behoorlijk zorgen maakte over de mensen die hij tegen zich in het harnas joeg, vroeg hij zich af of hij dit werk zo makkelijk kon opgeven. Onder het mom van internet was hij een klootzak, een onruststoker, een jongen van de harde lijn. Helemaal niet de gematigde academicus die op het toetsenbord trommelde en diep nadacht over de precieze bewoordingen waarmee hij afschrikwekkende reacties kon uitlokken.

    Luke ging naar de badkamer en nam een douche. Hij wreef de shampoo in zijn haar en verwonderde zich over de duizenden mensen die hij had beroerd: boos, bitter, zo overtuigd in hun haat dat ze blind waren voor nuances, omstandigheden of zelfs een basaal moreel gevoel. Het web verbond hen allemaal, door het hele land waren draden gesponnen en hij had het onbehaaglijke gevoel dat de mensen die hij de Night Road noemde in een oogwenk hun hand naar hem konden uitsteken, hem konden aanraken en ontdekken wat een bedrieger hij was.

    Luke had een bloedhekel aan luchthavens. Hij had zijn vader tien jaar geleden voor het laatst op Dulles gezien. Elke keer dat hij in de brede, koele uitgestrektheid van een terminal stapte, dacht hij aan zijn vader: met zijn in donker pak gestoken arm zwaaide hij naar hem terwijl Lukes kleren nog steeds waren gekreukt door zijn vaders stevige afscheidsknuffel.

    ‘Goede reis, pap,’ had hij gezegd.

    Zijn vader hield veel van zijn zoon. Hij was een knappe man met een kortgeknipte baard, een volle bos haar dat vroeg grijs werd en scherpe, blauwe ogen. ‘Ik ben gauw weer terug. Zorg goed voor je moeder.’

    ‘Zal ik doen.’

    ‘Zal ik vis voor je meenemen? In mijn zak?’ Dat was een ouwe grap tussen hen, Luke had op z’n vijfde een keer een baars gevangen, die in zijn zak gestopt en hem daar een paar uur laten zitten. Ze hadden zijn korte broek verbrand.

    ‘Nee. Dan wordt mam hels.’

    ‘Dan gaat mam nieuwe kleren met je kopen,’ had mam met een glimlach gezegd terwijl ze zijn vaders arm even aanraakte.

    Toen had zijn vader even zacht door Lukes haar gewoeld. ‘Ik zal je elke seconde missen.’

    ‘Dan mis je me veel te veel,’ zei Luke. Hij was veertien en bestierf het zo’n beetje wanneer hij in het openbaar door z’n ouders werd aangehaald. Hij wilde terug naar de auto, verdergaan met zijn computerspelletje, het level halen waar hij mee bezig was. Hij zuchtte ongeduldig en sloeg zijn ogen ten hemel.

    ‘Als jij eenmaal een kind hebt, begrijp je wel wat het is om iemand elk moment te moeten missen.’

    ‘Dan ben je zeker opgelucht als ik je vertel dat ik net een meisje zwanger heb gemaakt.’

    ‘Ha, ha,’ zei zijn vader, en toen keek hij hem met spottende verbazing aan.

    ‘Geintje,’ zei Luke. ‘Twee meisjes.’

    ‘Grappenmaker.’ Zijn vader kuste hem op zijn kruin. ‘Wees een goeie jongen. Ik moet naar de anderen.’ Hij gaf zijn moeder snel een dikke kus en weg was zijn vader. Hij liep samen met zijn collega-professors weg, voor een vistripje in North Carolina. Voor altijd verdwenen. Luke kreeg niet eens de kans om hem in zijn kist te zien liggen. De Atlantische Oceaan had zijn vaders lichaam in zijn grijze klauwen tot zich genomen. Hij was naar het strand gewandeld dat het dichtst bij de plek lag waar het vliegtuig was neergestort en vroeg zich af of hij zijn vaders vriendelijke bariton boven de branding uit kon horen. Het was een merkwaardige gedachte, maar na zijn langdurige, sombere verdriet, en nadat hij van huis was weggelopen en daarna een paar weken had rondgedoold, was het merkwaardig vertroostend dat hij zo dicht bij de piekwas waar zijn vader was gestorven.

    Zijn vader was in een droeve mist opgegaan, slechts gemarkeerd door een paar duidelijke herinneringen: thuis zwemmen in een voorstad in Virginia, de wandeling over de campus van Georgetown naar zijn vaders kantoor, een wedstrijd van de Redskins waar ze zo van hadden genoten toen Luke vijf was, Luke die op zijn schouders zat, een vinger die zich over het nachtelijke hemeltapijt bewoog terwijl hij elke ster aan het firmament benoemde. ‘Dat licht,’ had zijn vader op zachte toon gezegd, ‘heeft er hele levens over gedaan om bij ons te komen. Sterrenlicht is iets van de lange termijn. Een heel groot geheel. Houd altijd de lange termijn en het grote geheel in gedachten, Luke.’

    Nu had hij zijn vaders advies nodig. Hij wist dat hij op een kruispunt in zijn leven stond.

    Luke parkeerde de bmw, die Henry voor hem voor zijn afstuderen had gekocht, op een plek voor kortparkeerders. Henry stapte geërgerd en geagiteerd uit de auto. Zijn afspraken waren uitgelopen en hij had haast. Luke haalde Henry’s kleine tas uit de kofferbak.

    ‘Ik heb een exemplaar van mijn laatste verslag in je tas gestopt, en de recentste database,’ zei Luke. ‘Je kunt je medepassagiers de stuipen op het lijf jagen door het rapport hardop voor te lezen. Kan iedereen mee genieten.’

    ‘Hoe heet het eigenlijk?’ Henry glimlachte even naar hem toen ze in de lift van de parkeergarage stapten.

    ‘Een rit over de Night Road’.

    ‘Dat klinkt als een slecht hardrockalbum.’

    ‘Ja, maar de subtitel is pure jazz: ‘Een doorlopende analyse van extremisten op internet.’

    Henry lachte. ‘Bedankt dat je er zo veel aan gedaan hebt, Luke. Het beste deel van deze trip was dat ik jou heb gezien. Het was lang niet zo leuk om mijn medeacademici te moeten overtuigen van de dreigingen die ons te wachten staan.’

    ‘Luisteren je collega’s dan niet naar je?’

    ‘Volgens mij krijgen we met gigantische aanvallen te maken. Maar zij behandelen me alsof ik beweer dat de hemel op hun hoofd valt.’ Het lukte Henry niet de woede uit zijn stem te weren. Ze liepen naar de hoofdterminal van luchthaven Austin, er woei een koel lentebriesje, maar de zon scheen fel en krachtig in hun ogen. ‘En wat doe je met die baan?’

    ‘Als ik hem neem, dan bestaat mijn werk nu officieel uit... nadenken. Dat zou mam wel aardig hebben gevonden.’

    ‘Je moeder zou ongelooflijk trots op je zijn geweest.’ Er viel een stilte van zo’n tien seconden, zoals altijd als ze het over Lukes moeder hadden. ‘Trots op ons dat we samenwerken.’ Ze wachtten tot een verkeersregelaar wenkte dat ze het zebrapad konden oversteken terwijl hij zijn hand opstak om het verkeer tegen te houden. Henry knikte de man toe.

    ‘Ik weet niet of mijn studie psychologie hierbij nou zo van pas komt. Maar krijgertje spelen met een stelletje gekken is lichtelijk verslavend.’

    ‘Gevaar is verslavend,’ zei Henry. Luke dacht dat Henry’s idee over gevaar waarschijnlijk bestond uit dubbel parkeren of vijf doller inzetten in het casino. ‘Maar jouw onderzoek, Luke, is belangrijk.’ Henry bleef voor de terminal staan. Hij vertrok de scherpe trekken van zijn gladde gezicht. ‘De scharnieren van de geschiedenis bevinden zich nu op een kritisch kantelpunt, Luke. De wereld is heel veel kleiner geworden dan we ooit hadden kunnen dromen. Het is gemakkelijker dan ooit voor mensen om met zekere... gewelddadige bedoelingen in contact met elkaar te komen. Jij kunt ertoe bijdragen dat we manieren vinden om ze te begrijpen en te bestrijden.’

    We. Ik wilde dat je vertelde wie je cliënt is.’

    ‘Als je de baan aanneemt, krijg je dat te horen.’ Ze bleven bij de check-in-touchscreens van American Airlines staan. Henry toetste zijn gegevens in en de zuil spuugde zijn boardingpass uit. Luke liep achter hem aan naar de rij wachtende mensen voor de veiligheidscontrolepost.

    ‘Ik wil niet...’ Luke slikte de rest in.

    ‘Wat niet, jongen?’ Henry noemde

    Enjoying the preview?
    Page 1 of 1