Discover millions of ebooks, audiobooks, and so much more with a free trial

Only $11.99/month after trial. Cancel anytime.

De verdwenen Agios Dimitrios
De verdwenen Agios Dimitrios
De verdwenen Agios Dimitrios
Ebook286 pages4 hours

De verdwenen Agios Dimitrios

Rating: 0 out of 5 stars

()

Read preview

About this ebook

Inspecteur Jani Papadopoulos en zijn collega Helena Nikolaidis krijgen te maken met de diefstal van een kostbare icoon. Een werk van de beroemde schilder Domenikos Theotokopoulos beter bekend als El Greco, die op Kreta geboren is. Hoe dit kunstwerk uit een goed beveiligd museum kon verdwijnen is een raadsel. De zaak wordt nog ingewikkelder als een van de betrokkenen vermoord wordt. Een slachtoffer met meer vijanden dan vrienden. Een rechtszaak rond een zware crimineel levert Papadopoulos onverwachte complicaties op. Het team van Jani, Helena en Nikos Petsos de officier van justitie wordt flink uitgedaagd. De verdwijning van Agios Dimitrios speelt zich af op het zonnige Kreta.

LanguageNederlands
Release dateDec 1, 2022
ISBN9789083181226
De verdwenen Agios Dimitrios
Author

Martin Hessing

Martin Hessing (1955) schrijver van korte verhalen en toneelteksten begeeft zich op het slappe koord van de whodunit. De liefde voor Griekenland en geschiedenis worden in deze thrillers gecombineerd. Van Inspecteur Papadopoulos zijn de volgende titels verschenen:Moord in Agia MarinaDe verdwenen Agios DimitriosEindpunt Agios NikolaosEerder werk:Per post plezier (1969)Tienus (1974)2021, de musical (1981)De krant (1981)Eefje zoekt het geluk (1982)Doordeweeks (1986)Eindeloos (1988)Allemaal poppenkast (1989, met Arie Kemper)Niets is wat het lijkt (1995, met Arie Kemper)Van twee kanten (2001)Een kerstverhaal (2002, met Arie Kemper)Interacteren (2003)Kerst in de hemel (2005, met Arie Kemper)Inclusief ontbijt (2006, met Karin de Rooy)BeAstar (2007)Zusters (2013)Koetjesreep (2016)

Read more from Martin Hessing

Related to De verdwenen Agios Dimitrios

Related ebooks

Related articles

Related categories

Reviews for De verdwenen Agios Dimitrios

Rating: 0 out of 5 stars
0 ratings

0 ratings0 reviews

What did you think?

Tap to rate

Review must be at least 10 words

    Book preview

    De verdwenen Agios Dimitrios - Martin Hessing

    DE VERDWENEN AGIOS DIMITRIOS

    Een inspecteur

    Papadopoulos thriller

    Eerder verschenen:

    Moord in Agia Marina (2020)

    Ελλάδα, είμαστε πολύ φτωχοί για να δούμε ψυχιάτρους,

    αντ 'αυτού έχουμε φίλους.

    In Griekenland zijn we te arm om naar psychiaters te gaan,

    we hebben in plaats daarvan vrienden.

    Melina Merkouri

    Hessing Uitgeverij

    Eerste druk augustus 2021

    Tweede druk E-book december 2022

    © 2021 Martin Hessing

    Foto voorzijde: Alexandre Chambon (Unsplash)

    Foto achterzijde: José Hessing

    Vormgeving: Thomas Hessing

    Druk: Pumbo.nl

    ISBN: 9789083181226

    Correspondentie: inspecteurpapadopoulos@gmail.com

    Niets uit deze uitgave mag worden openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de schrijver.

    Dit boek is beschikbaar in druk bij https://www.boekenbestellen.nl

    Dit E-book is alleen voor uw persoonlijk plezier. Dit E-book mag niet worden doorverkocht

    of weggegeven aan andere mensen. Als u dit boek met een andere persoon wilt delen, koop

    dan een extra exemplaar voor elke ontvanger. Als u dit boek leest en het niet hebt gekocht, of

    het is niet alleen voor uw gebruik gekocht, ga dan terug naar Smashwords.com en koop uw

    eigen exemplaar. Bedankt voor het respecteren van het harde werk van deze auteur.

    Opgedragen aan Gerard, Ton en Ed.

    Monogram van het Katharinaklooster (Agia Katharina)

    Achter in dit boek is een namenlijst opgenomen.

    Proloog

    Maandag 5 juni 1967, zuidelijke Sinaïwoestijn.

    Met zijn vieren zaten ze in de Renault 4, Polis, Basil en Denis. Drie Griekse studenten beeldende kunst met Hamd, de bedoeïen, achter het stuur. Ze reden veel te hard voor de onverharde weg, waardoor ze alle kanten op stuiterden. De motor gierde en de banden slipten steeds weg, maar Hamd haalde zijn voet niet van het gaspedaal. Hij had opdracht gekregen de drie met de grootst mogelijke spoed in Abou Redis te krijgen, een havenplaats aan de westkust. Een Israëlische straaljager scheerde over de toppen van de bergen links van hen. Ze hielden alle vier de adem in, Hamd reageerde als eerste, hij spoog door het open raampje en vervloekte de piloot. De drie keken elkaar aan, waar waren ze in terecht gekomen? Die ochtend waren ze vroeg opgestaan, het was de laatste dag van hun opleiding in het Katharinaklooster. Ze hadden een jaar meegelopen met de monniken om op Byzantijnse manier iconen te leren maken. De laatste opdracht, het kopiëren van zestiende-eeuwse iconen, zou die ochtend beoordeeld worden. Maar zover kwam het niet. Vader Nikos, hun leermeester, was helemaal in paniek de expositieruimte binnen gerend. De Israëliërs waren de Sinaï binnengevallen. Daar waren ze al lang bang voor geweest na alle manoeuvres van het Egyptische leger. Ze moesten hals over kop hun koffers pakken en maken dat ze weg kwamen, voordat de boel op slot zou gaan. Bij het weggaan had hij hun werkstukken in de hand gedrukt en op het dak van de auto geklopt. Teken voor Hamd om het gaspedaal diep in te drukken. Met een angstaanjagend geluid vlogen er nog twee straaljagers over. De Renault 4 was het enige teken van leven in deze compleet verlaten woestijn. Links waren de kale bergen en rechts de kale steenvlakten. Na een uur kwamen ze op een verharde weg. De snelheid ging nog verder omhoog, maar door de vele gaten in de weg werd het er niet beter op. Na ruim drie uur scheurde de Renault Abou Redis binnen. Langs de kust was een paar kilometer van de weg geasfalteerd en die strook kon als landingsbaan voor kleine vliegtuigen gebruikt worden. In de verte zagen ze een Fokker Friendship op hen af komen. Een man in een vaal uniform gebaarde hun snel aan de kant te gaan, maar Hamd reed recht op het vliegtuig af en zwaaide met zijn arm uit het raam. Het vliegtuig minderde vaart en kwam een meter voor de auto tot stilstand. De drie stapten snel uit, pakten hun spullen en liepen naar de zijkant van het vliegtuig, waar de deur open ging. De steward gebaarde dat ze haast moesten maken. De deur was maar net dicht, toen de draaiende motoren het toestel weer in beweging zetten. Hamd ging snel achteruit aan de kant en keek het toestel met angst in zijn ogen na. Vlak voor de weg een bocht naar links maakte, kwam het van de grond. Met een ruime bocht naar rechts klom het langzaam omhoog boven de zee en verdween uit het zicht. De Zesdaagse oorlog was begonnen.

    Hoofdstuk 1

    Zaterdag 27 mei

    Het zonlicht wordt gefilterd door de gordijnen van gebleekt katoen, die opbollend door een zuchtje wind de kamer in geblazen worden. Buiten hoor je het geluid van verkeer richting Timbaki. Binnen is het stil. De ruimte is Spartaans ingericht. Een houten vloer en strak wit gekalkte muren. Een donker grijze bank, een Chesterfield, staat voor een salontafel waar een krant op ligt. Voor de rest niets. Op de bank zit een man, doodstil in zijn grijze kostuum, dat hem veel te groot lijkt. Hij zit recht tegenover een schilderijtje en kijkt ernaar. Het is het enige wat nog aan de muur hangt. Al het andere heeft hij weg laten halen, zodat alle aandacht op het icoon gericht is. Het schilderij stelt een man voor op een troon met op zijn hoofd een kroon. Zijn voeten rusten op een draak en in zijn hand houdt hij een lans. Het is een icoon, een oud icoon in Byzantijnse stijl. Niet groter dan twintig bij dertig centimeter. Het heeft hem misschien dertig miljoen drachme gekost, bijna 100 duizend dollar. Bij geld rekent hij nog steeds in dollars, hij heeft geen vertrouwen in de euro en in de drachme had hij het al helemaal niet. Het was onderdeel van een deal met de bank. Hij had het bijna weggegooid, totdat bleek dat het veel meer waard was. Miljoenen dollars. Hij heeft het nooit weggedaan, het staat symbool voor zijn manier van zakendoen. Wachten tot iemand in de problemen zit en dan zijn zaken ver onder de waarde te pakken krijgen. Hij kan hier op de bank uren naar het icoon kijken. Dat doet hij ook, iedere dag. Weg van alle drukte, geen telefoons en mensen meer die allemaal iets van hem willen. Stavrós Picos vindt zich zelf met zijn 82 jaar een geslaagd zakenman. De Picosfirma bestaat uit een rederij, een bouwbedrijf, een groothandel in groente en fruit, een verzekeringsmaatschappij en een handel in olijfolie. Waarde: meer dan 300 miljoen dollar. Het zijn bedrijven die hij allemaal opgekocht heeft, nadat hij er eerst meedogenloos zaken mee had gedaan. Hij staat bekend als hard, keihard, koud en afstandelijk. Dat doet hem niets. Zijn vrouw is bijna vijftig jaar terug in het kraambed van zijn tweede zoon overleden. Ze was tien jaar jonger, een verlegen schoonheid uit Mires van de Messaravlakte, ten zuiden van het Kritigebergte op Kreta. Daar komt hij ook vandaan. Uit een stugge arbeidersfamilie. Ze stond achter een groentekraam, één van de vele van haar vader, die een groot aantal kassen had. Toen hij haar zag, wilde hij haar hebben. Hij vroeg haar vader om haar hand. Die was heel blij met Stavrós, hij had vier dochters en niemand om hem op te volgen. Na een stevige handdruk en veel klappen op zijn schouder had hij Stavrós meegenomen naar de taverna om te drinken op het huwelijk. Stavrós had geen woord met zijn aanstaande vrouw gesproken. Die hoorde, toen zij ’s avonds thuis kwam, dat ze ging trouwen. De mededeling kwam van haar vader. Die was rond tien uur zwaarbezopen thuis gekomen. Eindelijk was het voortbestaan van zijn zaak, zijn levenswerk, dat hij toch moeilijk aan één van zijn dochters na kon laten, veiliggesteld. Onder haar protesten was hij in zijn stoel in slaap gevallen. Haar moeder stond met een verbeten gezicht in de keuken te koken. Ze wist dat het een voldongen feit was, haar man en Stavrós waren al bij de priester geweest, die had de datum van het huwelijk genoteerd. Het stond vast, het huwelijk was beklonken zoals ze dat al eeuwen in deze streek deden, een mannenzaak. De vrouwen hadden zich te schikken. Vier weken later waren ze getrouwd. Na haar huwelijksnacht met Stavrós, zou ze altijd bang voor hem blijven. Stavrós had niet alleen de opvolging voor het bedrijf van zijn schoonvader geregeld, maar ook een lucratief contract met hem gesloten voor de levering van tomaten, meloenen, artisjokken en nog meer uit zijn kassen. Voorwaarde was wel dat er vier keer meer geleverd moest worden dan tot dat moment geproduceerd werd. Dat was een uitdaging waar zijn schoonvader helemaal opgewonden van was geworden. Tot bleek dat het moeilijker was dan gedacht. Stavrós veranderde van de gedroomde schoonzoon in een harde zakenman. Toen er twee keer niet aan de voorwaarde van het contract kon worden voldaan, had hij het bedrijf van zijn schoonvader gedwongen overgenomen en hem op staande voet ontslagen. Zijn schoonvader had zich die avond helemaal vol laten lopen en had staan schreeuwen en tieren. Onderweg naar huis was hij midden op de weg gegrepen door een vrachtwagen, die veel te snel onderweg was naar de haven. Het was een vrachtwagen van het bedrijf dat nu op naam van Stavrós stond. Hij was op slag dood. Zijn schoonmoeder zou nooit meer een woord tegen hem spreken, hij vond dat een bonus bij zijn mooie deal. Een maand later werd zijn eerste zoon geboren, hij werd naar zijn overleden opa vernoemd, George.

    George lijkt in alles op Stavrós, net zo arrogant, hard en koud. Hij gebruikt mensen alsof het wegwerpartikelen zijn, hij is net zo meedogenloos als zijn vader. Geld en macht zijn de enige twee dingen die hem interesseren. Om ze te krijgen kent hij geen enkele moraal.

    Zijn jongste zoon Philip, vernoemd naar zijn overleden vrouw Philippina, is bijna het tegenovergestelde. Iedereen mag hem, hij is vriendelijk, geduldig en creatief. Daarnaast lijkt hij ook qua uiterlijk op zijn moeder. Krullend gitzwart haar, bruine lachende ogen en volle lippen. Philip houdt van muziek, literatuur en kunst. Hij kan rustig naast zijn vader zitten en genieten van het kleine schilderij aan de muur. Stavrós wist dat Philip nooit genoeg zou verdienen om te doen wat hij echt wilde: alleen maar met kunst bezig zijn. Om hem te beschermen tegen zijn broer George had hij een paar jaar terug, in een vlaag van schuld, de helft van zijn eigen vermogen in een stichting gestopt en daar Philip voorzitter van gemaakt. George heeft hem dat nooit vergeven.

    Na een heftig auto-ongeluk, Stavrós is hard van achteren aange-reden, is hij gedeeltelijk verlamd en zijn spraakvermogen kwijt. Hij moet overal bij geholpen worden. Iets wat hij vreselijk vindt. Het liefst zag hij dat ze er een einde aan zouden maken. Maar daar wil Philip niets van weten. Hij kan communiceren door met zijn ogen te knipperen. Eén keer voor ja en twee keer voor nee.

    George had hem toen hij nog in het ziekenhuis lag uit zijn functie gezet. De plannen die George met het bedrijf heeft, bevallen hem niet. Sinds George de leiding van het bedrijf heeft overgenomen, heeft hij hem niet meer gezien. George vraagt hem nooit iets, betrekt hem nergens bij en heeft hem de toegang tot zijn bedrijven verboden. De dader van het ongeluk hebben ze nooit te pakken gekregen. Philip komt vaak langs en vertelt zijn vader over al de projecten die met de stichting opgezet zijn. Het interesseert hem maar matig. Het grootste deel van de dag zit hij hier in de koelste kamer van zijn villa. Hij raakt niet uitgekeken op het icoon, de man op de troon. Hij ziet zich zelf erin. Hij is niet geïnteresseerd in het verhaal achter de heilige. Hij heeft nooit andere interesses gehad dan winstgevende zaken en macht. Macht, die maakt dat mensen bang voor hem zijn. Die macht, die uitstraling, die hardheid, ziet hij in de afbeelding. Dat mist hij het meest, dat ze echt bang voor hem zijn.

    Na een kort klopje gaat de deur open en komen er twee mannen in het wit binnen. Ze rijden een rolstoel naast de bank en zetten Stavrós daarin. Even kordaat als ze binnen gekomen zijn, gaan ze weer naar buiten. Er wordt geen woord gesproken.

    In zijn atelier, aan de rand van het oude centrum van Chania, legt Polis de laatste hand aan het icoon van Maria met kind. Een bestelling voor een Amerikaan in Boston, het is het derde dat hij bestelt. Polis denkt dat hij er een handeltje in heeft. Het maakt hem niet uit. Zijn neef Petros heeft een website gebouwd, waarop hij de iconen die hij maakt, verkoopt. Hij levert ook op bestelling, zoals de Maria voor de Amerikaan. Zijn neef komt hem af en toe opzoeken. Samen zijn ze op het idee van de webshop gekomen. De toeristen die zijn zaak bezoeken, zijn geïnteresseerd in de iconen, maar schrikken van de prijs. Even verderop kunnen ze het voor minder dan de helft krijgen, troep uit China. Op internet winkelt een ander publiek, publiek dat wel wil betalen voor een stuk ambacht. Zo redt hij het net, als zeventigjarige gepensioneerde kunstschilder. Hij heeft niet veel nodig. Petros heeft net boodschappen voor hem gedaan en legt de zaterdagkrant gewoontegetrouw op tafel. Als hij koffie heeft gezet, slaat Polis de krant open. Hij leest Petros iedere week een stukje voor dat hem interesseert, vooral lokaal nieuws. Petros haalt alles van het internet en vertelt onder het eten wat hij is tegengekomen. Zo vullen ze elkaar mooi aan. De kop gaat over een nieuw museum, dat spreekt Polis wel aan: ‘Dit museum, dat volgende week geopend wordt, is een hommage aan de iconenkunst van Kreta door de eeuwen heen.’ Aan het woord is Philip Picos, voorzitter van de stichting die dit museum in het voormalige klooster dichtbij Potamies realiseert. Volgens Picos is er met de aanschaf, verbouwing en inrichting van dit unieke tentoonstellingsgebouw, meer dan vier miljoen euro gemoeid. Betaald uit eigen middelen zonder een euro overheidssteun. In het museum worden ruim tweehonderd iconen ondergebracht over verschillende tijdsperiodes. Het oudste icoon komt waarschijnlijk uit de zestiende eeuw en is toegeschreven aan El Greco. Het is tevens het hoogtepunt van deze tentoonstelling. Het werk komt uit het privébezit van de familie Picos en wordt korte tijd in bruikleen aan het museum afgestaan. Naast historische exemplaren heeft Picos ruimte gereserveerd voor recenter werk. Tijdens de opening zullen twintig studenten in opleiding hun werk tonen. Het publiek zal twee werken uitkiezen die door het museum zullen worden aangeschaft.’

    Hij wijst naar de foto bij het stuk met daarop een man in pak met een chagrijnige kop. Hij staat naast een schilderij. Zijn neef buigt zich naar de krant: ’Ik kan niet goed zien wat er op dat icoon staat.’ Polis draait de krant om en zet zijn bril af. Hij herkent het icoon gelijk. Agios Dimitrios. Het bloed trekt uit zijn hoofd, hij heeft het opeens ijskoud. Zijn handen verkrampen, waardoor de krant op de grond valt. Zijn neef schiet naar voren als hij van zijn stoel dreigt te vallen. Geschrokken kijkt hij hem aan, tranen schieten in Polis zijn ogen. Polis geeft hem een zacht klopje op zijn arm. ‘Mooi jasje heb je aan, vermiljoen?’ Even in de war gebracht door zijn reactie, vertelt hij dat de verkoper het als scharlakenrood verkocht heeft. ‘Je bent gefopt, kijk jij maar uit.’ Hij pakt het kopje dat hij neergezet heeft en met licht bevende handen drinkt hij het leeg. ‘Als ze je kunnen belazeren, dan begin je oud te worden. Hoe oud ben je nu?’ ‘Minstens dertig jaar jonger dan jij’, antwoordt Petros en lacht. ‘Maar ik weet het verschil tussen vermiljoen en scharlakenrood.’ Ze lachen nu samen en kijken naar twee voetballende jongetjes op het plein achter het huis. Polis haalt een zakje pistachenootjes tevoorschijn en geeft zijn neef een handjevol. Hij ziet dat Petros geschrokken is. Om hem gerust te stellen vertelt hij: ‘We waren met zijn drieën, Basil, Denis en ik. Ze noemden ons Hiui, Ntiui en Liui, je weet wel de neefjes van Donald Duck. We waren jonge studenten en vraten nogal wat kattenkwaad uit. Vandaar die bijnamen. Wij volgden in het kader van onze opleiding een stage in het beroemde Katharinaklooster in de Sinaïwoestijn. We hebben daar veel geleerd en onderzoek gedaan. Je denkt bij een woestijn meteen aan zand, een uitgestrekt landschap met alleen maar zand voor zo ver je kan zien. Maar bij de Sinaïwoestijn is dat anders, vooral in het zuiden waar wij waren. Dat landschap bestaat grotendeels uit bergen, enorme kale ruige bergen in allerlei kleuren. Van rozerood tot muisgrijs, overdag snikheet en ’s nachts steenkoud. Er wonen weinig mensen, alleen aan de kust, maar in het binnenland zijn de dorpen van de bedoeïenen, de afstammelingen van de nomaden, die met hun kuddes met schapen op zoek waren naar eten. Taaie jongens die elkaar naar het leven stonden. Dat schilderij doet mij daaraan herinneren, dat is, wacht eens ik was in de twintig, ruim vijftig jaar terug. 1967, wat vliegt de tijd.’ Zijn neef vraagt of het wel goed met hem gaat. Hij knikt: ‘Wees maar niet bang, een oude man schrikt wel eens als hij zich realiseert hoeveel hij heeft meegemaakt.’ Petros kijkt hem nog eens goed aan. Hij wil nog wat zeggen, maar doet het niet. Hij pakt de pakjes die klaar zijn voor verzending, hij brengt ze even naar het postkantoor. Polis pakt de krant en voelt een woede opkomen. Is het de foto bij het artikel over het nieuwe museum? Een foto van een zakenman met een arrogante kop naast een schilderij, een klein schilderij, een icoon. De kop van de man staat hem niet aan, maar dat is het niet. Daar komt de woede niet vandaan. Het is het icoon van Agios Dimitrios. Hij kent dat icoon zo goed. Hij dacht dat hij het nooit meer zou zien, nadat hij het op een smerige manier was kwijtgeraakt. Hij voelt de pijn weer, de schaamte dat hij het schilderij is kwijtgeraakt, de kwaadheid over het bedrog en het verdriet over het verlies van zijn vader. Maar ook de tekst in de krant. Het gaat eigenlijk alleen maar om geld, de waarde van het schilderij. Niet de schoonheid, de eenvoud, het meesterwerk, de devotie. Nee, het gaat alleen maar om de mogelijke waarde. Zes miljoen euro. Dat doet zijn oude kunstenaarshart pijn. Hij voelt dat niet het schilderij tentoongesteld zal worden, maar de waarde. Het zou hem niet verbazen als ze het prijskaartje ernaast zouden hangen. De man naast het schilderij had het in bruikleen gegeven aan zijn broer, die binnenkort een museum opent ter ere van hun vader. Hij wordt misselijk van die incestueuze vleierij die uit het artikel spreekt. Naast de woede voelt hij opnieuw de schaamte, schaamte dat het zover heeft kunnen komen. Een gluiperige streek van ruim vijftig jaar geleden. Hij dacht dat hij het afgesloten had, afgedaan als het noodlot. Maar één blik op het schilderij en alle hevige emoties, die hij al die jaren onderdrukt heeft, overvallen hem. Waarom is het schilderij bij deze vreselijke mensen terecht gekomen? Hij weet een deel van het antwoord, maar hij had gehoopt dat het anders was gelopen. Dat het bij echte liefhebbers terecht was gekomen in plaats van bij deze types, die kunst als investering zien. Het ergste vindt hij, dat het al die jaren in privébezit is geweest. Dat het ergens is opgeslagen, onbereikbaar voor het publiek. Maar nu zou het tentoongesteld worden: het zogenaamde onbekende meesterwerk, maar wel een meesterwerk van zes miljoen. Wat een ontdekking. Een ontdekking die genereus gedeeld wordt en komt te hangen in een museum met de naam van een dubieuze zakenman van Kreta. Waarna het ongetwijfeld verkocht zal worden aan de hoogste bieder. Daar komt de woede vandaan. De schijnheiligheid, de arrogantie, het leugenachtige. Hij is nog nooit zo kwaad geweest. Dit moet rechtgezet worden, linksom of rechtsom. Hij realiseert zich dat hij nu veel ouder is. Maar hij is er nog en zolang hij niet in zijn kist ligt, kan hij het recht zetten. Weg met de apathie van de laatste tijd, vegeteren zoals zijn vriend Denis het noemt. Hij moet iets ondernemen. Dat had hij jaren eerder willen doen, maar nu is het tijd voor actie. Al is het, het laatste wat hij doet. Verbazingwekkend, er komt een nieuwe levenslust naar boven. Hij voelt zich opeens een stuk jonger en daarmee komt het rebelse, dat hij de laatste jaren zorgvuldig weggeredeneerd heeft, weer terug. Dat geeft energie die hij de laatste tijd zo gemist heeft. Energie om tot actie over te gaan. Hij heeft te lang gewacht.

    Het kantoor van de PPS, de Philippina Picosstichting, ligt aan een pleintje vlakbij de oude haven van Heraklion. De plek is symbolisch. Hier was het scheepvaartkantoor gevestigd dat Stavrós heeft overgenomen. Het begin van het latere Picosimperium. Philip, zijn zoon en voorzitter van de stichting, heeft dit kantoor twee jaar geleden gekocht. De begane grond is een receptieruimte, gevuld met foto’s van Stavrós en al zijn schepen. Op de eerste etage zit Philip normaal met zijn medewerkers. Vandaag is hij alleen met zijn secretaresse, Agnes, die op dit moment binnenkomt met twee glazen wijn. Philip, een slanke man met zwarte krullen, spierwit overhemd op een donker blauwe jeans, staat bij de grote vergadertafel die midden in de ruimte staat. Op de tafel staat een maquette van het museum: het Stavrós Picosmuseum. Centraal staat de voormalige kerk van het klooster in de vorm van een Grieks kruis, alle armen even lang. Rechts tegen de kerk is het refectorium, de vroegere eetzaal. Links bevindt zich het klooster, waarvan de kamertjes doorgetrokken zijn en omgevormd zijn tot vier zalen. Voor de kerk is een plein, met voor de gelegenheid van de opening een grote partytent. Om het geheel loopt een overdekte galerij. Er zit geen dak op de maquette, zodat je in de ruimtes kan kijken. In de kerk is bij de ingang een vierkante ruimte gemaakt. Daar is de ontvangsthal met receptie, die uitzicht geeft op een muur die de ruimte afscheidt van de rest van de kerk. In de muur zit een nis met ruimte voor een schilderij. Dat zal steeds een ander stuk zijn, maar bij de opening komt daar het icoon van zijn vader te hangen. Het heeft Philip veel moeite gekost om het schilderij in bruikleen te krijgen.

    In de eetzaal zijn over de hele lengte muren geplaatst. Zo is er bijna 120 meter wandruimte gecreëerd, die vol komt te hangen met iconen. De twee ruimtes van het klooster die het dichtst bij de kerk liggen, zijn studieruimtes met in elk een grote leestafel in het midden. De derde ruimte is de museumwinkel en de vierde een kleine taverna. De choreograaf van de ceremonie heeft met kleurige poppetjes het effect van de opening nagebootst. Er is een stroom

    Enjoying the preview?
    Page 1 of 1