Discover millions of ebooks, audiobooks, and so much more with a free trial

Only $11.99/month after trial. Cancel anytime.

De plaats van het misdrijf
De plaats van het misdrijf
De plaats van het misdrijf
Ebook199 pages2 hours

De plaats van het misdrijf

Rating: 0 out of 5 stars

()

Read preview

About this ebook

De plaats van het misdrijf is een spannend geschreven en goed gedocumenteerde reeks verhalen over moord en doodslag in Nederland. Auteur Cees Koring beschrijft en bezocht locaties waar mensen stierven en lang vergeten zijn. Wie weet bijvoorbeeld waar en waarom de boer Keesje Schreurs uit Zeeland in een beerput verdween? En welke gruwelijke geheimen behielden een villa in Baarn en een huis aan de Kramatweg in Amsterdam? In De plaats van het misdrijf beschrijft de auteur ook hoe een moordenaar sliep met de doden die hij maakte, hoe Amsterdam reageerde op de eerste dood door racistisch geweld in 1983 en hoe een bewaker van Bijlmerbajes werd ontmaskerd als een coole moordenaar.Duik in dit boek in enkele van de meest aansprekende Nederlandse strafzaken.-
LanguageNederlands
PublisherSAGA Egmont
Release dateOct 16, 2020
ISBN9788726608250
De plaats van het misdrijf

Read more from Cees Koring

Related to De plaats van het misdrijf

Related ebooks

Related articles

Reviews for De plaats van het misdrijf

Rating: 0 out of 5 stars
0 ratings

0 ratings0 reviews

What did you think?

Tap to rate

Review must be at least 10 words

    Book preview

    De plaats van het misdrijf - Cees Koring

    De plaats van het misdrijf

    Original title

    De plaats van het misdrijf

    Cover image: Shutterstock

    Copyright © 1998, 2020 Cees Koring and SAGA Egmont

    All rights reserved

    ISBN: 9788726608250

    1. e-book edition, 2020

    Format: EPUB 2.0

    All rights reserved. No part of this publication may be reproduced, stored in a retrievial system, or transmitted, in any form or by any means without the prior written permission of the publisher, nor, be otherwise circulated in any form of binding or cover other than in which it is published and without a similar condition being imposed on the subsequent purchaser.

    SAGA Egmont www.saga-books.com – a part of Egmont, www.egmont.com

    De realiteit is altijd gruwelijker en bizarder dan de wildste fantasieën. Misschien omdat de werkelijkheid zo verschrikkelijk echt is.

    Woord vooraf

    Middenin de Amsterdamse Voetboogstraat ligt een steen met de volgende tekst: 17-8-’96. Vier dronken, opgefokte jongens komen hier, in de Voetboogstraat, ruzie zoeken. Ze slaan acht mensen in elkaar, cafégangers die patat zitten te eten, een zwerver, omstanders die het geweld proberen te stoppen. Joes Kloppenburg roept: ’Kappen nou!’ Hij wordt doodgeslagen. Hij is zesentwintig. Het is vrijdagnacht half vijf.’

    Ons land kent meer monumenten die een plaats van een misdrijf markeren. Onbekenden plaatsten na de gewelddadige dood van de Ajax-aanhanger Carlo Picornie een verguld ’Amsterdammertje’ in een weiland in Beverwijk. Picornie werd daar op 23 maart 1997, ’bloedige zondag,’ vermoord tijdens een veldslag tussen hooligans van Ajax en Feijenoord.

    Het meest bekende gedenkteken dat werd opgericht na een criminele daad is waarschijnlijk het beeld voor Kerwin Duinmeijer in het Amsterdamse Vondelpark. De vijftienjarige Kerwin stierf in 1983 door racistisch geweld. Hij werd zo het symbool tegen de rassenhaat in ons land.

    De plek waar Kerwin Duinmeijer stierf en de achtergronden van de moord komen ter sprake in een van de hoofdstukken van dit boek. Maar op de meeste plaatsen van de misdrijven die worden beschreven, werden geen monumenten opgericht of gedenkstenen gelegd. De zaken verdienen echter niet minder aandacht. Want ook daar werd criminele geschiedenis geschreven.

    Cees Koring

    Ten geleide

    Cees Koring woont in Amsterdam, samen met zijn vrouw Lies. Hun huis is een plaats van een misdrijf.

    Cees is onder de ogen van zijn vrouw overvallen en in elkaar geslagen. Dat is al meerdere jaren geleden, maar het heeft hun leven en het wonen in hun huis definitief veranderd.

    Op deze plaats van het misdrijf heeft Cees Koring dit boek geschreven. Hij is op zoek gegaan naar andere plekken waar een misdrijf heeft plaatsgevonden. Cees is niet iemand die gemakkelijk over zichzelf praat. Hij is journalist, hij registreert, beschrijft en houdt professionele distantie. Maar door de keuze van zijn onderwerp, door de selectie van de feiten die hij beschrijft, schemert hij zijn betrokkenheid, heeft hij vorm gegeven aan zijn compassie met de slachtoffers en de nabestaanden. Een compassie die is versterkt door wat hij zelf heeft meegemaakt.

    Voor Lies is het anders. Zij heeft een paar jaar gezwegen, uit schaamte. Omdat ze, verstard van angst, moest aanzien wat er met Cees gebeurde en niets heeft kunnen doen om hem op het moment van de overval te helpen. Totdat ze ziek werd van het zwijgen en bij mij kwam praten en huilen en haar pijn voelen. Dat luchtte haar wel op, maar de angst bleef. Angst als de bel gaat, als er in de straat een onbekende in een auto zit te wachten, angst als ze alleen thuis is. Het werd er niet beter op toen ze, argeloos naar huis fietsend, van haar tas werd beroofd.

    Nu moest Cees aanzien hoe zijn vrouw leed onder wat hun was aangedaan. Soms hadden ze samen het gevoel dat het nooit meer goed zou komen. Tenslotte is Lies bij een collega van mij in therapie gegaan om haar angst te overwinnen. Dat lukt haar nu stukje bij beetje.

    In de lijn van dit boek hebben Cees en Lies mij gevraagd een Ten geleide te schrijven. Dat kan ik doen omdat ik beiden in de tijd van hun nood heb meegemaakt.

    Er zijn vele manieren om een ervaring met bloot geweld onder ogen te zien, maar het is altijd hard werken. En het is werk dat misschien wel nooit af is.

    Mia Fiedeldij Dop, medisch psycholoog

    Het hoofd in de soeppan

    Er stond een soeppan op het trottoir van de Kramatweg in Amsterdam-Oost. Zo’n mooie glimmende, en hij leek nog helemaal nieuw. Het was daarom geen wonder dat de soeppan niet lang op de stoep bleef staan en algauw zijn weg vond naar de keuken van de nieuwe eigenaar. Die kon echter niet vermoeden dat het ding in juni 1982 een rol had gespeeld bij een afgrijselijke moord. In de pan waren het hoofd en de handen van het slachtoffer gekookt om de lichaamsdelen onherkenbaar te maken.

    De Kramatweg vormt de buitenste rij huizen van de zogenaamde Indische buurt in Amsterdam-Oost. Vlakbij liggen de ringweg, het Amsterdam-Rijnkanaal en het Flevopark met daarin verscholen een verwaarloosd Israëlitisch kerkhof. Het is een bijna vergeten plek. Officieel heet het daar ’Begraafplaats Zeeburg’. Maar oudere Amsterdammers noemen het, wat oneerbiedig, ’Joden Manussie’.

    Op 22 juni 1982 vond een Amsterdammer daar in de stromende regen een plastic zak tussen de bosjes. Er steeg een afschuwelijke stank uit op, maar omdat de man zijn nieuwsgierigheid niet kon bedwingen, roerde hij in de drek. Ineens zag hij iets dat op mensenhanden leek. Korte tijd later zwermde het bij ’Joden Manussie’ van de politie.

    In de zak zaten inderdaad een paar handen. Ze hadden daar vermoedelijk al een paar weken gelegen, zei de beroemde patholooganatoom wijlen dr. Jan Zeldenrust. Tussen de menselijke resten zaten nóg een paar voorwerpen die de recherche verder zouden helpen bij de speurtocht naar de moordenaar. Het ging om het Amsterdamse dagblad De Courant Nieuws van de Dag van 2 juni 1982 en een editie van het weekblad Media. Dat tijdschrift was besmeurd en verkreukeld. Maar nadat het blad met een speciale vloeistof was behandeld en gedroogd, werd een vingerafdruk ontdekt. De dader had kennelijk een bloedig karweitje verricht en was daarbij wat slordig geweest.

    De technici van de recherche verrichtten nog meer wonderen. Men zag kans om de huid van de in ontbinding verkerende handen te stropen en zo een vrij gave vingerafdruk te produceren. Als de eigenaar ooit met de politie in aanraking was geweest, dan was de kans op identificatie van het slachtoffer heel groot. De speurders hadden geluk: de afdruk kwam inderdaad voor in de archieven. Het ging om een zekere Paulino Humberto Stefano Jubitana, een lasser van beroep. Zijn ’vingers’ zaten in het archief omdat hij ooit voor een klein vergrijp was gepakt. De laatst bekende woonplaats van Jubitana was Volendam.

    De politie had nu de naam van de dode, een vingerafdruk in bloed, die vermoedelijk van de moordenaar was, een krant van 2 juni en een zak met menselijke resten. Daar kwam trouwens nog wat bij. Op 23 juni, tijdens een zoektocht bij ’Joden Manussie’, vond de politie nog een zak met afgesneden lichaamsdelen. En de waterpolitie meldde ook nog dat op 8 juni, in het Amsterdam-Rijnkanaal, een linkeronderbeen was gevonden. Alles wees erop dat dit lichaamsdeel ook van Paulino Jubitana was en dat de man een gruwelijke dood was gestorven.

    Jubitana woonde al een tijdje niet meer in Volendam, zo kreeg de recherche te horen. Kennissen vertelden dat hij was verhuisd naar Amsterdam-Oost. De lasser had gereageerd op een advertentie waarin voor driehonderd gulden per maand een kamer werd aangeboden. In een huis op de Kramatweg. De hoofdbewoner was een boekhouder. Toen de recherche bij hem aanbelde was de man niet thuis. Gezien de ernstige verdenkingen nam de politie binnen een kijkje.

    In het appartement op de tweede etage leek alles normaal. Geen spoor van een worsteling, alles stond keurig op zijn plaats. Maar het was té netjes. Je kon zo zien dat de houten vloer pas was geboend. Toen de recherche een paar planken loshaalde, vond men aan de onderkant bloedsporen. En onder de bank lag een stukje menselijk bot. Was Jubitana hier aan stukken gehakt? Er was alle aanleiding om de hoofdbewoner-boekhouder aan de tand te voelen. De politie posteerde een paar mensen voor de deur om de man op te vangen als hij thuis mocht komen.

    Een paar uur later nam de zaak een wending waarover bij de Amsterdamse recherche nu nog wordt gepraat. Er liep een jongeman naar het bewuste huis aan de Kramatweg. Hij keek naar boven en toen hij wilde aanbellen, liep hij in de armen van de postende rechercheurs. Het was dezelfde figuur die in het Flevopark bij ’Joden Manussie’ de resten van Paulino Jubitana had gevonden. De boekhouder die hier woonde was zijn vriend, verklaarde de jongeman. Twee dagen daarvoor, toen het zo regende, was hij aan de deur geweest en had hij zijn vriend ook al niet aangetroffen. De Amsterdammer, die het leuk vond om in de regen te lopen, was toen maar een beetje gaan wandelen in het park en had toen die enge vondst gedaan. Dat er iemand bij de boekhouder inwoonde wist hij niet, aldus de jongeman.

    Dat kon niet waar zijn, meende de politie. Iemand loopt voor de lol in de stromende regen door een park en vindt daar bij toeval de resten van een man, die waarschijnlijk door zijn vriend om het leven is gebracht. De getuige werd, verdacht van medeplichtigheid en voor nader verhoor, opgesloten. Maar zijn hechtenis duurde niet lang. Zijn schijnbaar ongelooflijke verhaal bleek toch te kloppen.

    De boekhouder die Jubitana in mootjes hakte, werd in een café gearresteerd. De man, die was opgegroeid in een slagersgezin, zat rustig aan een biertje en maakte een volstrekt normale indruk. Hij legde echter een bekentenis af waarbij zelfs ervaren rechercheurs zaten te rillen.

    Paulino Jubitana was aanvankelijk een huurder zoals iedere huisbaas zich kon wensen. Maar de lasser begon zich na een paar weken asociaal te gedragen. Kleine irritaties groeiden uit tot grote ergernis. En op een avond, begin juni 1982, ontaardde een fikse ruzie in een vechtpartij. De handwerksman legde het daarbij af tegen de kantoorfrik, die blindelings op zijn huurder insloeg en hem ook nog tegen het hoofd schopte. De volgende morgen lag Jubitana dood in de woonkamer.

    Wat volgde waren scènes die niet zouden misstaan in de griezelverhalen van Edgar Allen Poe. De boekhouder kocht gereedschap en zaagde, hakte en sneed dagenlang in ledematen. Hij onthoofdde het lijk, bewerkte het hoofd met een hamer om het onherkenbaar te maken en kookte het daarna, samen met de handen van het slachtoffer, in een speciaal daarvoor aangeschafte soeppan. Toen de pan dienst had gedaan, dumpte de moordenaar het ding langs de straat.

    Beetje voor beetje verpakte de administrateur de resten van Jubitana in plastic en gooide de zakken weg in het Flevopark en in het Amsterdam-Rijnkanaal, niet ver van de Kramatweg. Daarbij ging het trouwens een beetje mis. Tot grote schrik van de moordenaar bleef één van de zakken, met de resten van een been, gewoon in het kanaal drijven.

    De rechters waren coulant. De boekhouder kreeg twee jaar wegens doodslag en het wegmaken van een lijk. Bij het vonnis werd er rekening mee gehouden dat Jubitana zijn huisbaas maandenlang het bloed onder de nagels vandaan had gehaald.

    Het gruwelhuis aan de Kramatweg, dat intussen ten prooi is gevallen aan de slopershamer, kreeg overigens ook om een andere reden een plaatsje in de criminele geschiedenis. In oktober 1977, vijf jaar voor het drama Jubitana, bood hetzelfde appartement onderdak aan een groepje Italianen. Zij speelden een rol bij de eerste grote kidnap in Nederland. Slachtoffer daarvan was de toen 61-jarige onroerend-goedmagnaat Maurits (Maup) Caransa. Deze zaak werd officieel nooit opgelost en is intussen verjaard.

    Een moord zonder lijk

    De buurvrouw had het zelf gezien. Er was iets heel raars aan de hand met Tina Akersloot-König (68) toen zij die februarinacht in 1970, samen met een veel jongere man, haar huis uitliep. Mevrouw Akersloot leek wel versuft en ze waggelde het Haarlemse grachtje over. Van de vrouw werd nooit meer iets vernomen.

    In ons land verdwijnen elk jaar honderden mensen. De meesten daarvan komen vroeg of laat weer terecht, maar de lijst van vermisten van wie nooit meer iets wordt gehoord of gezien, wordt steeds langer.

    Soms is de politie er zeker van dat een verdwijning verband houdt met een misdrijf. Dat is bijvoorbeeld zo met het zevenjarige IJmuidense meisje Cheryl Morriën, de Werkendamse Germa van den Boom en, in de jaren zestig, de Amsterdamse caféhoudster Betje Schevenhoven. Aangenomen wordt dat zij om het leven zijn gebracht, maar hun lichamen zijn nooit gevonden. Dat is ook het geval in de zaak van de Haarlemse Tina Akersloot.

    Tina Akersloot-König woonde aan de Bakenessergracht in Haarlem. Het grachtje, met speels gevormde geveltjes, is een aftakking van het Spaarne en behoort tot het historische centrum van de stad. Precies op deze plek plaatsten de Hollandse graven in de Middeleeuwen hun banier als zij in Haarlem op bezoek waren. Achter de gracht ligt het Begijnhofje. En over de daken heen is de toren te zien van de oude St.-Bavokerk op de Grote Markt.

    Tina Akersloot was Duitse van geboorte, 68 jaar, maar wie niet beter wist, zou zeggen dat zij net in de vijftig was, zo rijzig en vief zag ze eruit. Mevrouw Akersloot was ook kinderloos en sinds 1966 weduwe. Omdat ze de ruimte had in haar solide huis op de Bakenessergracht 26, verhuurde ze een deel van het pandje aan een verwarmingsbedrijf. Toen dat werd opgedoekt, bleef Tina alleen achter. Kort daarna zette de weduwe het huis bij een makelaar te koop. Het moest ƒ 65.000 opbrengen.

    Een vijfentwintigjarige jongeman meldde zich als gegadigde. De knaap had een ’verleden’. Hij was in 1969, na een botsing met de justitie, uit Nieuw-Zeeland naar Nederland gedeporteerd en vond hier een baantje als leerling-leerbewerker. Zijn werkgever vond hem maar een vreemde snaak, die zijn werk echter naar behoren deed. De jongeman woonde ’op kamers’ bij een bejaard echtpaar. Daar was hij het toonbeeld van vriendelijkheid. Hij vertelde te studeren voor zijn middenstandsdiploma om een tassenfabriekje te gaan beginnen. Ook repte hij over een kleine erfenis. De jongen kocht in ieder geval een rode Morris en zinspeelde tegen zijn hospita over de koop van het huisje van Tina Akersloot aan de Bakenessergracht.

    Tina Akersloot

    Enjoying the preview?
    Page 1 of 1