Discover millions of ebooks, audiobooks, and so much more with a free trial

Only $11.99/month after trial. Cancel anytime.

Het Avondconcert
Het Avondconcert
Het Avondconcert
Ebook184 pages4 hours

Het Avondconcert

Rating: 0 out of 5 stars

()

Read preview

About this ebook

In Het Avondconcert wordt realiteit absurditeit en absurditeit realiteit. Geen enkele fictie kan de realiteit van wat er met de joden tijdens de Tweede Wereldoorlog gebeurd is ook maar enigszins benaderen. Toch heeft Maurice Ferares in Het Avondconcert een poging gedaan. Door omdraaiing van wat de realiteit was, geeft hij die realiteit een nog afschuwelijker inhoud dan hij reeds had. Vriendelijke SSers, op gymschoenen, gekleed in harnassen van papier, en zwaarden van karton in hun handen, begeleiden met de meeste voorkomendheid gedurende een hele lange tocht een onafzienbare menigte mannen, vrouwen en kinderen naar met bloemen en lampions versierde praalwagens die hen naar Auschwitz zullen brengen. Moshe slaagt er niet in zijn ouders ervan af te houden in een van de wagens te stappen. Als zijn moeder haar handen naar hem uitsteekt om hem in de wagen te trekken, grijpt hij haar handen niet, een daad die bepalend is voor zijn verdere leven.

Maurice Ferares tracht met Het Avondconcert te voldoen aan wat de Poolse dichter van Het lied van het uitgeroeide Joodse volk, Jizchak Katzenelson aan de wereld vroeg voordat hij in Auschwitz in de gaskamer omkwam: ‘niet genezen door vergeten, die eeuwige wond’.

De roman is geen verslag van ware gebeurtenissen. Het is een beschrijving van het noodlot dat miljoenen mensen trof, verpersoonlijkt in Moshe Osorio de zoon van een Amsterdamse meubelmaker.

In Het Avondconcert wordt realiteit absurditeit en absurditeit realiteit. Een tocht naar de ondergang van een heel volk, een tocht die gekenmerkt wordt door gelatenheid en fel verzet, door verraad en angst, door hulpeloosheid en weigering tot overgave.
Niets in hun collectieve geheugen heeft hen gewaarschuwd dat er een nieuwe Zondvloed op komst was, schrijft Ferares. Moshe maakt de lange tocht met zijn ouders en vrienden, weigert echter aan het eind de laatste stap te doen en moet dan in het reine komen met de vraag of hij nog recht heeft om verder te leven.
Zijn hele leven zal hij gekweld worden door de vraagt: Zijn ze niet krankzinnig van angst geworden toen ze naakt, opgepakt tussen honderden anderen in die cementen hel tot het bewustzijn kwamen, dat ze gingen sterven?
Zeer aangrijpend en zeer de moeite waard omdat zelden het thema van de holocaust in een roman zo is behandeld.
(Nederlandse Bibliotheek Dienst)
LanguageNederlands
PublisherXinXii
Release dateDec 13, 2014
ISBN9783957037183
Het Avondconcert

Read more from Maurice Ferares

Related to Het Avondconcert

Related ebooks

Related categories

Reviews for Het Avondconcert

Rating: 0 out of 5 stars
0 ratings

0 ratings0 reviews

What did you think?

Tap to rate

Review must be at least 10 words

    Book preview

    Het Avondconcert - Maurice Ferares

    Het Avondconcert

    © 1999 Maurice Ferares

    © 2014 ebookeditie Maurice Ferares

    Contact: www.abigador.nl / m.ferares@kpn.nl

    Vormgeving omslag: Frits van Hartingsveldt

    E-Book-ISBN: 978-3-9570-3718-3

    GD Publishing Ltd. & Co KG

    E-Book Distribution: XinXii

    http://www.xinxii.com

    Als u het boek waardeerde, adviseer dan uw vrienden om hun eigen exemplaar op XinXii.nl te downloaden. Dank u vriendelijk voor het res-pecteren van het werk van de auteur!

    Dit ebook, met inbegrip van alle onderdelen daarvan, is auteursrechtelijk beschermd en mag niet worden gekopieerd, doorverkocht of verspreid zonder toestemming van de auteur.

    Maurice Ferares

    HET AVONDCONCERT

    ‘O NIT VARHEJLT SOLL WERN IN

    VARGESSNHEJT DIE EJBIKE DIE WUND.’

    ‘O, hij mag niet genezen door vergeten,

    die eeuwige wond.’

    Jizchak Katzenelson:

    ‘Dos lied vunem ojsgehargetn jidischn volk.’

    ‘Het lied van een uitgeroeid joods volk.’

    Met dank aan Hugo Verdaasdonk en Yolan Witterholt

    VERSCHENEN VAN M. FERARES

    DE ROMANS :

    VIOLIST IN HET VERZET, 1991

    HET LATRINE COMMANDO, 1999

    HET AVONDCONCERT, 1999

    MOUSSEBILINES, 2007

    DE WRAAK VAN EEN ONDERDUIKER, 2012

    Binnenkort verschijnt (maart 2014):

    DE REVOLUTIE DIE VERBODEN WERD

    Deze boeken zullen in de loop van 2014 geleidelijk als ebook te verkrij-gen zijn bij:

    http://www.xinxii.com/nl

    Nadere informatie over gedrukte boeken ( print-on-demand) bij : 

    ABIGADOR

    www.abigador.nl

    m.ferares@kpnmail.nl

    INHOUD

    Een mooie avond in juli

    De ridders

    Sonja

    Het rollen van de donder

    Toen sloeg de bliksem in

    De oproep

    Op weg

    Controle

    Irene

    Bij de rivier

    Het scenario

    Naar de bergen

    De barones

    Der Witz is aus

    Het infobureau

    Roderik

    De ruïne

    Het concert

    Een mooie avond in juli

    Het was een mooie avond in juli, even na achten. De ‘spertijd’ voor joden was net begonnen.

    Hoog door de blauwe lucht scheerden zwaluwen op jacht naar voed-sel voor hun jongen, die in de nesten onder de dakrand zaten te piepen.

    Het was alsof ze wisten, dat zij van honger zouden sterven, wanneer hun ouders naar het Zuiden gingen en zij nog niet sterk genoeg zouden zijn om de tocht te kunnen meemaken.

    Stemmen van mensenkinderen waren er in de straten niet te horen.

    Het weinige verkeer dat er overdag doorheen ging, koos een omweg.

    Het leek wel alsof de pest was uitgebroken. Geen geluid werd gehoord.

    Een doodse, nachtelijke stilte hing loodzwaar tussen de huizen, hoewel de zon nog scheen.

    De putten van het riool stonken, wat betekende dat het ging regenen.

    Ofschoon de zonnewarmte de huizen nog in zijn greep hield, zat niemand buiten op de stoep. Generaties lang hadden ze ‘s avonds voor de deur op hun stoep gezeten en de dingen van de dag met elkaar bespro-ken. Ze waren trots op hun kinderen die goed leerden en vroegen om clementie voor de ongezeglijken, die niet wilden leren, die gestolen hadden en op sabbatavond stiekem sigaretten hadden gerookt hoewel er in Palestina nog geen drie sterren aan de hemel te zien waren geweest. Dat was een erge zonde, want pas als er op de hoogste berg in het Heilige Land drie sterren aan de hemel te zien zijn, is de sabbat voorbij en mag er weer vuur gemaakt worden.

    De mannen leenden geld van en aan elkaar en spraken over hun werk of over een handeltje dat ze voordelig gekocht of verkocht hadden. De vrouwen spraken over de loper van de chewre, die naar hun zin te lang bij alleen thuis zijnde vrouwen koffie dronk, — ‘we hebben het er wel over, maar roddelen niet’ — terwijl hij alleen contributie moest innen.

    Contributie die nodig was om de Hoogduitse leden in Muiderberg of Diemen in gewijde grond te begraven en de Portugezen in Ouderkerk; ver weg van de stad, waardoor ze lang moesten lopen als ze bloemen op het graf van een familielid wilden leggen. Ze klaagden er niet over. Hun voorouders waren gewend geweest lang en ver te moeten lopen; eerst veertig jaar door de woestijn als uitverkoren volk, en later de hele wereldbol over om hun leven te redden, omdat ze nog steeds uitverkoren waren.

    Het lidmaatschap van de chewre betekende ook: matses op Pésach, dunne machine-matses en dikke hand-matses die zo hard als een plank waren. Ze lazen elkaar berichten voor uit de krant die hen bijzonder hadden getroffen en ze memoreerden de goede eigenschappen van een buurman die gestorven was. Als een van hun zoons voor militaire dienst werd opgeroepen, zaten ze in zak en as en zagen ze hem al in een loop-graaf zijn laatste adem uitblazen. En wanneer een ongetrouwde dochter een kind moest krijgen, werd de schuldige — die ze niet wilden kennen, ofschoon ze heel goed wisten wie hij was — tot in het zevende geslacht vervloekt, tenzij de jongeman goed z’n brood verdiende en bereid was met het meisje te trouwen. Dan werd hij de hemel in geprezen en werd God geloofd, dat hij als sjadjen, huwelijksmakelaar, was opgetreden.

    Een zaak waarover ze niet uitgepraat raakten, was de bekering van een jood tot het christendom. Erger verraad was niet denkbaar. De meeste joden waren niet vroom en gingen niet op sabbat naar de synagoge, maar zich laten dopen, paling eten en Kerstmis in plaats van Chanoeka vieren, dat was een heel ander chapiter; daarover werden geen grappen gemaakt. Het kwam niet vaak voor, maar als het gebeurde, werd er lang en breed over gesproken.

    Op de stoep zitten was nu verboden; ook zij die zich hadden laten dopen mochten dat niet.

    Iedere avond na achten zaten ze in hun huiskamer achter de gesloten vitrage te wachten of er gebeld zou worden. En als het donker was, staken ze geen licht aan, in de hoop dat gedacht zou worden dat ze al weg waren, of dat er in de lijst waarop hun namen stonden, een fout zat.

    Wanneer een man, in wat voor uniform ook, voor hun deur bleef staan, kromp hun hart ineen. Ze wisten immers niet of hij bij hen of bij de buren moest zijn.

    Hun woning was een val, die met grote listigheid door de jager was opgesteld en waaruit geen ontsnappen mogelijk was, ook niet wanneer ze in wanhoop de deuren en ramen van hun woning kapotsloegen of hun bedden in brand staken om te kunnen zeggen dat ze op de brandweer moesten wachten.

    Als op een avond, na eeuwen wachten, niet bij hen was gebeld, brachten ze de kinderen naar bed en vertelden ze hun verhaaltjes om ze onbezorgd te laten slapen. ‘Ga maar lekker slapen, er is niets om bang voor te zijn.’

    Ook de kleinsten was geleerd zich vlug aan te kleden voor het geval ze ‘s avonds of ‘s nachts plotseling zouden moeten vertrekken. Wanneer er gebeld werd, moesten ze ook snel hun dekens kunnen oprollen om die mee te nemen. Er was geadviseerd de dekens niet af te geven met de overige bagage, omdat men niet zeker wist of die wel zou aankomen.

    Niemand durfde te vragen waarom en waar de bagage niet zou aankomen. De grotere kinderen kregen een rugzak om. En als ze naar de overvalwagen liepen, zongen ze kampeerliedjes.

    Door de telefoon van familie en vrienden afscheid nemen, was niet mogelijk. Joden hadden geen telefoon. Ze konden ook niet even per fiets, auto of met de tram naar ze toe om gedag te zeggen. Joden mochten alleen in overvalwagens rijden, niet op een fiets of in een gewone auto. Pas laat, als ieder geluid was weggestorven, gingen ook de ouders naar bed en hoopten ze, dat ze die nacht niet zouden komen. Het was niet eerlijk als ze toch zouden komen om hen te halen, terwijl ze zo lang op waren gebleven.

    Het was een sleur geworden. De sleur van iedere dag opnieuw naar de galg te worden gebracht, niet te worden opgehangen en na een tijd onder de strop te hebben gewacht, naar de cel teruggestuurd te worden met de mededeling dat ze de volgende dag terug moesten komen en dan gega-randeerd zouden worden opgehangen.

    Ze mochten niet meer naar hun baas als die geen jood was, en als hij dat wel was, had hij niets voor ze te doen. Trouwens, wat had werken voor zin? Ook met een groente-vis- of voddenkar lopen mochten ze niet, op een markt staan evenmin, hetgeen hun in de eeuwen van de gilden, toen zij geen ambachten mochten uitoefenen, nog wel was toegestaan.

    De loper van de chewre kwam niet meer, er kwamen dus ook geen matses, en zonder ongezuurd brood geen Pésach, geen bevrijding uit de slavernij. God liet dit keer wel erg lang op zich wachten. Waar bleef hij nu met zijn plagen?

    Ritueel slachten was verboden; uit liefde voor de dieren uiteraard.

    Clandestien geslacht vlees kochten ze niet, dat was onrein, bovendien hadden ze er geen geld voor. Nog nooit waren zoveel joden vegetariër.

    Ze overtuigden elkaar ervan dat het goed voor de gezondheid was om geen vlees te eten. ‘Van vlees krijg je kanker, zeker als het niet koosjer is.’

    Over het gedrag van de kinderen werd niet meer geklaagd. Als met voetballen een bal door een ruit ging, vloekte niemand. Er werd een plank voor het gat getimmerd. Waarom nog nieuwe ruiten inzetten? Alle materiële zaken hadden hun waarde verloren, alleen het leven telde.

    Tafels, stoelen, bedden en vloerkleden, hoe lang zouden ze die nog nodig hebben? Een dag? Een week? Een paar weken? ‘Nog’ was een belangrijk woord in hun vocabulaire, misschien wel het belangrijkste.

    ‘Nog’ was het heden en wat na ‘nog’ kwam: een mysterie.

    Aan weggehaald worden, was niet te ontkomen. Wachten en weggehaald worden, waren vaste elementen in het leven van alledag. De dag na de avond dat ze niet waren weggehaald, hadden ze een paar uur het gevoel dat het hun niet zou overkomen. Ze lapten de ramen en schrobden hun straatje alsof ‘gewoon doen’ de vijand in verwarring zou brengen.

    Weggehaald worden, betekende dat je over een streep werd getrokken een andere wereld in, een onbekende, donkere, dreigende, vijandige wereld.

    Wordt er voor eten gezorgd, moeten we ervoor betalen? En als we niet kunnen betalen, moeten we dan honger lijden? Waar worden we ondergebracht, waar kunnen de kinderen slapen en de oude mensen, of worden we van onze kinderen gescheiden? Zijn er dokters en medicijnen als ze ziek worden? Waar blijven de kinderen als we moeten werken en wat voor werk zullen ze ons laten doen?

    Wat gebeurt er met de oude mensen en zieken die niet kunnen werken?

    Honderden vragen, niemand wist de antwoorden.

    We zien het wel. Ze zullen ons hard laten werken en pesten, maar wat ze ook met ons doen, de oorlog verliezen ze toch.

    Toen er na éénenzestig dagen wachten gebeld werd, deed Moshe’s vader de voordeur open en zei hij: ‘We komen zo.’ Of en waarom hij mee moest, vroeg hij niet eens. Hij wist dat hij mee moest. Moshe’s moeder liet het Lancastergordijn naar beneden, maar niet zó ver dat het de bloemen van de clivia’s raakte, anders zouden al haar zorgen voor niets zijn geweest. In de afgelopen jaren hadden de clivia’s slechts één enkele keer gebloeid en nu plotseling, een paar weken geleden, had ze in het hart van alle drie, kleine bolletjes gezien die iedere dag een beetje meer omhoog werden gestuwd door een dikke groene stengel. Uit de bolletjes waren vurige bloedrode bloemen tevoorschijn gekomen. Ze had er geen seconde aan gedacht dat de zo overdadige ontplooiing van die bloedrode bloemen op die groene fallus, een door de natuur gecodeerde waarschuwing inhield.

    Ze liet de Grüne Polizeiman voor de deur wachten en gaf ook nog de andere planten water.

    Wat zou ze gedacht hebben toen ze dat deed? Liet ze het gordijn zakken om een paar ogenblikken langer thuis te kunnen blijven, of deed ze het omdat ze vermoedde niet zo vlug terug te zullen komen en wilde ze daarom de meubels beschermen tegen eventueel fel zonlicht? Gaf ze om die reden ook de clivia’s en de andere planten water voor meerdere dagen? Dat zal het wel niet zijn geweest, daarvoor waren er al te veel mensen uit de straat weggehaald van wie alleen bekend was dat ze naar een ‘doorgangskamp’ in het oosten van het land waren gebracht. Doorgang, waarheen?

    Het gordijn had ze alleen laten zakken als de zon fel scheen en op moment dat de lijkkoets de straat inreed voor de begrafenis van een van de buren. Het gordijn bleef dan naar beneden totdat de lijkwagen de straat weer had verlaten. Iedereen in de straat deed dat. Zij had niet achter willen blijven en had, toen ze in de straat kwamen wonen, ook een Lancastergordijn gekocht.

    Op het brede geplaveide stuk met kleine populieren midden in de straat, lagen tientallen planten tussen hun kapotte potten. Het leek wel alsof een wervelstorm ze in één ruk allemaal tegelijk van de raamkozijnen had weggeveegd. ‘Daar hebben ze niets aan’, had een van de ‘ver-huizers’ van jodeninboedels gezegd toen hij de planten uit de ramen op straat keilde. Hij had niet gelogen; aan planten hadden ze niets.

    Ieder voorjaar was er een man met een handkar met aarde door de straat gekomen bij wie iedereen zijn planten had laten verpotten.

    Moshe’s moeder sloeg nooit over, bang dat de clivia’s dat jaar weer niet zouden bloeien als ze geen verse aarde kregen.

    De man droeg klompen, waaraan je kon zien dat hij geen jood was; joden droegen nooit klompen.

    Ook de zeldzame planten die mevrouw Coronel uit Indië had meege-bracht, lagen op straat. Niemand wilde ze hebben. Wat moesten de mensen ermee? Vroeger hadden ze erom gebedeld. Mevrouw Coronel had Moshe op een zaterdag meegenomen naar de Hortus Botanicus om naar de bloeiende Victoria Regina te kijken. Hij was toen vijf jaar. De water-plant had zulke grote bladeren, dat een kind erop kon staan. Trots wees mevrouw Coronel naar de planten die

    Enjoying the preview?
    Page 1 of 1