Discover millions of ebooks, audiobooks, and so much more with a free trial

Only $11.99/month after trial. Cancel anytime.

Moussebilines
Moussebilines
Moussebilines
Ebook222 pages3 hours

Moussebilines

Rating: 0 out of 5 stars

()

Read preview

About this ebook

Een fictieve roman gebaseerd op gebeurtenissen tijdens het Algerijnse verzet tegen de Franse bezetting.
Hoofdpersonen zijn: de groothandelaar in levensmiddelen, de joodse Solomon Lévy en kolonel Forgeron van een regiment Koloniale Parachutisten, ex-SSer en beruchtste beul in Algiers.
Lévy die lid is van het Bevrijdingsfront krijgt opdracht van het Front om in contact te komen met Forgeron. Hij wordt leverancier van het parachutistenregiment. Doel is het verkrijgen van informatie over leden van het Front die aanslagen hebben gepleegd en spoorloos zijn verdwenen.
Er volgt een geraffineerd kat en muis spel van Lévy en Forgeron. Lévy slaagt er niet in zijn opdracht uit te voeren, maar bedenkt een plan om Forgeron te vermoorden.

De roman is een ongemeen spannend verhaal over verzet en opofferingsgezindheid. Voor wie 'een spannend' boek wil lezen, is het een aanrader. Voor politiek geïnteresseerden is het nog aantrekkelijker. Het Haarlems Dagblad.

De sfeer van het boek doet enigszins denken aan die in Nederland tijdens de bezetting: geheimhouding en verzet, vertrouwen en verraad. Een waardevolle belichting van een hier minder bekende zwarte bladzijde. Nederlandse Bibliotheek Dienst.

Moussebilines geeft een beklemmend beeld van hoop op bevrijding van een onderdrukt volk, van koloniale onderdrukking en van de angsten van de honderdduizenden Fransen die in Algerije woonden en alle macht in eigen handen wilden houden. Grenzeloos.
LanguageNederlands
PublisherXinXii
Release dateDec 13, 2014
ISBN9783957036179
Moussebilines

Read more from Maurice Ferares

Related to Moussebilines

Related ebooks

Reviews for Moussebilines

Rating: 0 out of 5 stars
0 ratings

0 ratings0 reviews

What did you think?

Tap to rate

Review must be at least 10 words

    Book preview

    Moussebilines - Maurice Ferares

    Moussebilines

    © 2007 Maurice Ferares

    © 2014 ebookeditie Maurice Ferares

    Contact: www.abigador.nl / m.ferares@kpnmail.nl Ontwerp

    omslag: Frits van Hartingsveldt

    E-Book-ISBN: 978-3-9570-3617-9

    GD Publishing Ltd. & Co KG

    E-Book Distribution: XinXii

    http://www.xinxii.com

    Als u het boek waardeerde, adviseer dan uw vrienden om hun eigen exemplaar op XinXii.com te downloaden. Dank u vriendelijk voor het respecteren van het werk van de auteur!

    Dit ebook, met inbegrip van alle onderdelen daarvan, is auteursrechtelijk beschermd en mag niet worden gekopieerd, doorverkocht of verspreid zonder toestemming van de auteur.

    Maurice Ferares

    MOUSSEBILINES

    (Vrijwilligers voor de dood)

    VERSCHENEN VAN M. FERARES

    DE ROMANS :

    VIOLIST IN HET VERZET, 1991

    HET LATRINE COMMANDO, 1999

    HET AVONDCONCERT, 1999

    MOUSSEBILINES, 2007

    DE WRAAK VAN EEN ONDERDUIKER, 2012

    Binnenkort verschijnt (maart 2014):

    DE REVOLUTIE DIE VERBODEN WERD

    Deze boeken zullen in de loop van 2014 geleidelijk als ebook te verkrij-gen zijn bij:

    http://www.xinxii.com/nl

    Nadere informatie over gedrukte boeken ( print-on-demand) bij : 

    ABIGADOR

    www.abigador.nl

    m.ferares@kpnmail.nl

    De wijze is degene die alle trappen van verdraagzaamheid heeft doorlopen en ontdekt dat broederschap een gezicht heeft en gastvrijheid een hand.

    Edmond Jabès

    VOOR OLGA MIA

    ‘Een moussebiline, een vrijwilliger voor de dood, ben ik. Ja, een moussebiline. Rachel, liefste ik hou van je’, zijn de laatste woorden van Solomon Lévy voordat een kogel een eind aan zijn leven maakt. Buiten de soldaten van het vuurpeloton, die een paar woorden opvangen, maar het verband ervan niet begrijpen, hoort niemand hem.

    Het is een maand geleden dat hij Rachel voor het laatst heeft gezien, in het prieel in hun tuin. Ze was op de grond gaan liggen en had de benen van de militairen vastgegrepen die Solomon meenamen. Ze hadden haar geschopt en uitgescholden voor hoer, maar ze had geen krimp gegeven.

    Nicht Naomi had haar de volgende ochtend gevonden, in shock, liggend op de vloer van het prieel steeds herhalend: ‘hij heeft het niet gedaan, hij heeft het niet gedaan, hij is onschuldig, ik heb het gedaan.’

    Naast Solomon staan vier andere leden van het Bevrijdingsfront die geëxecuteerd zullen worden.

    Links Hocine, sagh el aouel, commandant van wilaya vier waaronder de casbah van Algiers valt en Hassan, dhabet el etthani, kapitein van hetzelfde wilaya, en rechts van hem Abdelazziz, die na zijn arrestatie geen woord heeft gesproken waardoor zijn functie in het Front en het beroep dat hij uitoefent onbekend bleven en als vierde Lamine, de onderwijzer van een Koranschool in een dorp vlak bij Algiers, waarvan men beweerde dat hij bommen maakte. Dat hij bommen maakte was waar, maar niet in de zin als men beweerde. De andere moslims waren betrokken bij de aanslag op de Milkbar waarbij vijf Franse parachutisten en drie soldaten van het Vreemdelingenlegioen omkwamen, iets wat evenmin bewezen was, en tenslotte Solomon Lévy, een joodse handelaar in levensmiddelen, die verantwoordelijk werd gehouden voor de dood van kolonel Forgeron, de commandant van het Zesde Regiment Koloniale Parachutisten.

    Wat de laatste woorden of gedachten van Hocine en de andere moslims waren weten we niet. Misschien hebben ze Allah gevraagd hen in het paradijs toe te laten, of waren ze tot het laatste moment ervan overtuigd dat ze door broeders bevrijd zouden worden, of werden ze, in de seconde tussen het bevel ‘vuur’ van de pelotonscommandant en het uitbreken van de brand in hun hoofden toen de kogels insloegen, krankzinnig van angst door de trilling van een hersenzenuw die hen waarschuwde dat ze niet zouden worden gered. Op enige afstand van het trieste schouwspel staan met hun rug ernaar toegekeerd vijf fellahs met vijf ezeltjes. De vijf boertjes zijn door de parachutisten vanmorgen vroeg voordat het licht werd uit hun dorp in de buurt gehaald voor een karwei waarvan ze een vermoeden hadden. Ze wisten dat boeren uit andere dorpen op dezelfde manier voor een dergelijk karwei gedwongen waren met parachutisten mee te gaan. Ze boden geen verzet, iets wat tegen de zwaar bewapende parachutisten ook zinloos geweest zou zijn. De luitenant die het bevel voert schreeuwt eerst in het Frans, en als hij ziet dat de fellahs kennelijk niet begrijpen wat hij bedoelt, in het Arabisch, dat ze de lijken op hun ezeltjes moeten binden. Wanneer de vijf dode mannen op de ezeltjes zijn vastgebonden, beduiden de parachutisten dat ze hen moeten volgen. Meestal worden gedode gevangenen niet direct na hun executie begraven omdat de militairen ze een dag laten liggen als waarschuwing voor toekomstige ‘terroristen’, dat ieder verzet slecht afloopt en dus zinloos is. De plek in de bergen waar de gevangenen worden begraven, wordt door de bevolking het dal van de djounoud, de partizanen, genoemd. De commandant heeft echter dit keer anders besloten. De tocht gaat niet naar het dal van de djounoud, maar door de stad. Wanneer de stoet door een Arabische wijk komt, worden haastig deuren en luiken gesloten en is alleen het ‘joe-joe’ van de vrouwen op de daken te horen. In de Europese wijken gaat het verkeer gewoon door. Er klinkt af en toe een fanatiek applaus, soms kijkt iemand of er bij de doden een bekende is. Zelfs door de allerkleinste zijstraatjes moeten de fellahs gaan en op grote pleinen langdurig stilstaan. Drie uur duurt de tocht. Aan het eind ervan gelasten de militairen de fellahs de vijf dode lichamen, die als gevolg van de brandende hitte al in staat van ontbinding verkeren, op een vuilnisbelt buiten de stad achter te laten.

    Het slot uit de deur van hun appartement ligt op de vloer ervoor als Michel en Arlette op een avond laat thuiskomen. Kleren en boeken liggen aan flarden verspreid door het appartement. De meeste meubels zijn kapot geslagen. Op de muren, zelfs op die van de wc en de bad-kamer, is met grote blauwe letters ‘Vive l’Algérie française’ gekladderd.

    ‘Wat een ravage, het lijkt wel alsof er een tornado doorheen is gegaan’, zegt Arlette.

    ‘Een gewone tornado zou minder erg geweest zijn dan deze’, zegt Michel. ‘Als die uitgeraasd is, is hij voorbij, maar ik vrees dat we hier voorlopig niet van af zijn.’

    ‘Hoe hadden we zo infantiel kunnen zijn om te denken dat ons zoiets niet zou overkomen? Stel je voor dat we thuis waren geweest’, zegt Arlette.

    ‘Dan was het misschien niet gebeurd.’

    ‘Of juist wel en hadden we het niet overleefd.’

    ‘Het heeft weinig zin om te piekeren over alles wat had kunnen gebeuren’, zegt Michel.

    ‘Hoe zouden ze er achter gekomen zijn waarmee we bezig waren?

    Iemand uit de groep?’, vraagt Arlette.

    ‘Dat lijkt me erg onwaarschijnlijk, we kennen iedereen al zo lang’, zegt Michel terwijl hij zich in een flits de leden van de groep een voor een voor de geest haalt.

    ‘Je moet de anderen waarschuwen. Bel ze beneden in de bistro’, zegt Arlette.

    ‘Bij de anderen was niets aan de hand’, zegt Michel als hij uit de telefooncel in de bistro komt.

    ‘Heb je ze allemaal gesproken?’

    ‘Alleen Léonore niet. Henri gaat straks kijken of ze thuis is gekomen.

    Ze duiken allemaal een paar dagen onder totdat ze een seintje krijgen dat de kust veilig is. Mohammed Yoesoef, heb ik ook net gesproken. Hij is met Pierre morgenochtend om negen uur in het park Montsouris.’

    ‘Wat doen wij? In die puinzooi boven kunnen we niet slapen’, zegt Arlette. ‘Zullen we naar de rue de l’Ermitage gaan, die Belgische heeft altijd plaats. Morgen zien we wel weer verder.’

    ‘Misschien moeten we een poosje naar Amsterdam’, oppert Michel.

    ‘Zijn we ons leven daar wel zeker?’

    ‘Wat is zeker? In ieder geval lopen daar niet zoveel hysterische gek-ken rond als hier. Ik kan Nol en Aleid bellen. Het is vast geen probleem voor ze als we bij hen blijven totdat we wat anders hebben, of weer naar Parijs gaan.’

    ‘Laten we boven even gaan kijken of er nog iets bruikbaars is overgebleven, stelt Arlette voor. Het is een wonder dat er geen brand is uitgebroken.’

    ‘Ik had het gas afgesloten en de verwarming dichtgedraaid voordat we weggingen. Er is geen kortsluiting geweest, het licht brandt en de lift deed het ook nog’, zegt Michel.

    ‘Wat een troep, alles is aan gruzelementen’, zegt Arlette terwijl ze een paar lappen wegschopt die eens de rugpanden van Michels winterjas waren.

    ‘Het moet een harde klap geweest zijn, vreemd dat niemand van de andere bewoners zich laat zien, ze moeten toch iets gehoord hebben’, zegt Michel.

    ‘Heb je Mohammed Yoesoef verteld wat er gebeurd is?

    ‘Ja, maar geen details, ik wilde niet teveel zeggen door de telefoon.

    Het ergst vind ik dat ze die smerige blauwe troep ook over mijn boeken hebben gesmeten, stelletje rotzakken. Laten we maar weg gaan, dadelijk staat de pers voor onze neus. Ik heb geen zin om vragen van die jongens en meisjes te beantwoorden.’

    ‘Op vakantie in de eigen stad?’ vraagt de eigenares van hotel l’Ermitage.

    ‘We hebben vrienden over uit Engeland, die logeren een paar dagen bij ons’, antwoordt Michel, die zich niet geroepen voelt de Antwerpse madame, die ‘het leven’ in de havenstad heeft verlaten om in Parijs een ‘fatsoenlijke’ hotelhoudster te worden, nadere uitleg te geven.

    ‘U bent laat, alle kamers zijn bezet, maar ik laat u niet op straat staan.

    Wilt u een kop koffie?’

    ‘Dank u, we zijn moe, we hebben het de hele dag erg druk gehad’, zegt Arlette.

    ‘Weer allemaal inbrekers?’ houdt de vrouw aan, die in het verleden iets had opgevangen over Arlette’s beroepswerkzaamheden.

    ‘Nee, dit keer waren het geen inbrekers’, antwoordt Arlette. Ondanks het royale gebaar van de hotelhoudster kwam van slapen niets. De volgende ochtend op weg naar het park Montsouris koopt Michel bij de ingang van de métro een Paris-Soir. De grote kop op de voorpagina schreeuwt:

    AANSLAG OP TWEE GRIEKSE TERRORISTEN MISLUKT

    Er zijn geen gewonden of doden gevallen bij een aanslag op de Place d’Italie. De schade bleef beperkt tot wat huisraad. Op het adres wonen twee Grieken die geen onbekenden van de politie zijn. Tot nu toe konden geen arrestaties worden verricht omdat de daders spoorloos zijn verdwenen, vermoedelijk naar het buitenland. De politieprefect heeft scherpe maatregelen aangekondigd tegen degenen die Algerijnse opstandelingen hulp en onderdak verschaffen.

    ‘Staat er mooi’, zegt Michel. ‘Mijnheer de politiebaas heeft scherpe maatregelen aangekondigd tegen degenen die Algerijnse opstandelingen helpen. Wat een brutaliteit. Tijdens de oorlog trouwe helper van de Gestapo in Bordeaux, nu vriendje van de minister, superpatriot met een grote bek over de veiligheid van de burgers.’

    ‘Het is waar wat er staat, je bent een gemene Griek, een terrorist’, zegt Arlette. ‘Jij hebt de handen van je moeder afgehakt en de neus van je vader afgesneden en dat niet alleen, je hebt er ook nog soep van gekookt en die aan je zusters te eten gegeven. Dat zit jullie in het bloed.’

    ‘Allemaal waar en gesmuld dat ze hebben, voor jou zal ik ook eens zo’n soepje maken, aapachtig stukkie Française.’

    Michel Partis is groot voor een Griek, bijna twee meter lang. Hij is veertig jaar, heeft donker bruine ogen, stevige onderkin, een neus die er wezen mag, olijfkleurige huid en een rand peper-en-zoutkleurig haar om zijn verder kale schedel, reden waarom vrienden hem Gabriël noemen.

    Zijn zachte stem verheft hij zelden, zelfs niet als hij kwaad is. Arlette heeft hij in de oorlog in het studentenverzet ontmoet. Hun groep, waarvan de meeste leden Duits kenden, moest Duitse soldaten in Frankrijk zien over te halen om te deserteren. Het was gevaarlijk. Een aantal deserteurs werd gepakt. Sommigen kwamen om in concentratiekampen, anderen werden gefusilleerd in het Bois de Boulogne. Met een van de overlevenden, die twee jaar bij hem en vrienden in Parijs was ondergedoken, een zekere Helmut Schwarz, hadden ze nog steeds contact. Michel is in Alexandrië geboren als zoon van een Griekse vader en een Egyptische moeder. Zijn ouders verhuisden naar Kalamata in het zuiden van de Peloponnesus, waar de familie van zijn vader woonde. Hij was toen tien jaar. Na de middelbare school studeerde hij stedebouw-kunde aan de Hoge Polytechnische school in Athene, waar hij in contact kwam met linkse studenten en aan hun acties deelnam. Tijdens een staking van havenarbeiders in Piraeus werd hij gearresteerd door de politie van Metaxas en opgesloten in een kamp bij Acronauplion. Vlak voor het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog werd hij, ernstig ziek door de in de gevangenis opgelopen tbc, naar het buitenland verbannen.

    In Frankrijk hervatte hij na een jaar kuren zijn studie en werd ingenieur aan het Institut d’Urbanisme.

    Arlette Tillion is klein en slank, niet groter dan een meter zestig, ze heeft roetzwart lang haar, een rond gezicht en felle donkere ogen. Ze is vijf jaar jonger dan Michel en afkomstig uit een familie van kooplieden in Toulon, die zoals veel andere kooplieden in de Franse havens, rijk werd door slavenhandel. Haar vader was jurist en verafschuwde alles wat met handel te maken had. Ze was nog heel jong toen haar moeder overleed. Ze studeerde rechten en erfde genoeg geld om niet in een ‘gerenommeerd’ advocatenkantoor te hoeven werken. Een paar dagen per week houdt ze spreekuur in een wijkkantoor van Afrikaanse sociale advocaten in de rue Proudhon in het Noorden van Parijs.

    Het was te voorspellen dat het een lange, wrede, meedogenloze strijd zou worden toen de Algerijnen tegen het Franse gezag opstonden. Het revolutionaire legertje bestond slechts uit een paar honderd man waarvan maar de helft een wapen had. Hun eerste actie werd een fiasco. De aanvallen op een aantal kazernes van het leger die wapens hadden moeten opleveren, mislukten. Een weg terug was er niet. Niet alleen de opeenvolgende Franse regeringen besloten met alle middelen te verhinderen dat het land onafhankelijk zou worden, ook de Europese colons deden dat. De generaals grepen de situatie aan om te laten zien waartoe ze nog in staat waren na de verpletterende nederlaag die de Vietnamese generaal Giap hen een paar maanden eerder toebracht. Ook buiten Frankrijk moeten zoveel mogelijk mensen en organisaties, die steun verlenen aan het Algerijnse verzet, vernietigd of geneutraliseerd worden. Daarom is de Franse geheime dienst in alle West-Europese landen, en niet alleen in de havens, actief. In België en Duitsland worden mensen vermoord die wapens aan de Algerijnen hadden verkocht of van plan waren dat te doen. In de Assemblée verklaarde de minister voor Overzeese gebiedsdelen, dat er niet met de Algerijnse nationalisten zal worden onderhandeld. ‘De enige onderhandeling is de oorlog’, zei hij.

    Degenen die de regering aan het bewind hadden geholpen, fronsten hun wenkbrauwen over zoveel daadkracht van de minister, die zijn hele leven verklaard had pacifist te zijn en ‘niet te zullen strijden met de wapenen der barbaren’. Ook zijn oorlogsverleden is niet zonder vlekje.

    Er zijn maar weinig mensen in het park Montsouris als Arlette en Michel op een bank gaan zitten tegenover een perk met rozen. De zomer is al een eind op streek en de meeste rozen zijn uitgebloeid. Een tuinman harkt uiterst behoedzaam de afgevallen blaadjes bijeen. Na een paar halen met de hark kijkt hij peinzend en steunend op de hark naar de blauwe lucht en hervat dan even behoedzaam het bijeen harken van de afgevallen rozenblaadjes. Michel die naar de tuinman heeft zitten kijken en zag dat Arlette hetzelfde deed, vraagt: ‘Is dit niet het ware leven.

    Waar maken wij ons toch druk om?’

    ‘Tja, waar maken wij ons druk om?’ herhaalt Arlette en na een diepe zucht: ‘Je wilde toch zo graag een revolutie, nu je er eentje hebt moet je niet zeuren.’

    Het lawaai van het verkeer op de boulevard Jourdan is hinderlijk, maar heeft het voordeel dat men in het park met elkaar kan spreken zonder afgeluisterd te worden.

    ‘Vanaf nu zullen jullie anders te werk moeten gaan’, zegt Mohammed Yoesoef als hij Michel en Arlette heeft begroet. Mohammed is een kleine levendige man, zijn Berberse afkomst is hem aan te zien. Hoewel niet ouder dan vijfendertig zijn de eerste grijze haartjes bij zijn slapen te zien, hij heeft twee dochters en twee zoons. Vijftien uur per dag werkt hij bij verschillende bedrijven om zijn gezin te eten te geven. Hoewel hij metaalbewerker van beroep is, wast hij ook borden in restaurants en houdt vloeren schoon in een groot accountantskantoor. In de Renaultfabrieken in Billancourt, waar hij een volledige baan heeft, richtte hij direct na het begin van de revolutie in Algerije een clandestiene organisatie op voor steun aan de strijd. Hij zorgt voor de leden van het Bevrijdingsfront die in de Renaultfabriek ondergedoken

    Enjoying the preview?
    Page 1 of 1