Discover millions of ebooks, audiobooks, and so much more with a free trial

Only $11.99/month after trial. Cancel anytime.

Het Reïncarnisten Dossier
Het Reïncarnisten Dossier
Het Reïncarnisten Dossier
Ebook492 pages7 hours

Het Reïncarnisten Dossier

Rating: 0 out of 5 stars

()

Read preview

About this ebook

Verfilmd als "Infinite" en met Mark Wahlberg in de hoofdrol. Evan Michaels wordt langzaamaan gek. Hij heeft herinneringen die niet de zijne zijn. Net op tijd wordt hij gevonden door Poppy, die net als hij is en beter begrijpt wat er aan de hand is: beiden hebben het vermogen om zich dingen te herinneren uit hun vorige levens. Evan en Poppy gaan op zoek naar anderen zoals zij... maar wat ze vinden zijn onverzoenlijke vijanden. -
LanguageNederlands
PublisherSAGA Egmont
Release dateSep 20, 2022
ISBN9788728002537

Related to Het Reïncarnisten Dossier

Related ebooks

Related articles

Reviews for Het Reïncarnisten Dossier

Rating: 0 out of 5 stars
0 ratings

0 ratings0 reviews

What did you think?

Tap to rate

Review must be at least 10 words

    Book preview

    Het Reïncarnisten Dossier - D. Eric Maikranz

    Het Reïncarnisten Dossier

    Translated by Mariët Herlé

    Original title: The Reincarnations Papers

    Original language: English

    Omslag: Shutterstock

    Copyright © 2009, 2022 D. Eric Maikranz and SAGA Egmont

    All rights reserved

    ISBN: 9788728002537

    1st ebook edition

    Format: EPUB 3.0

    No part of this publication may be reproduced, stored in a retrievial system, or transmitted, in any form or by any means without the prior written permission of the publisher, nor, be otherwise circulated in any form of binding or cover other than in which it is published and without a similar condition being imposed on the subsequent purchaser.

    www.sagaegmont.com

    Saga is a subsidiary of Egmont. Egmont is Denmark’s largest media company and fully owned by the Egmont Foundation, which donates almost 13,4 million euros annually to children in difficult circumstances.

    Toelichting door de auteur

    Dit manuscript heb ik in handen gekregen toen ik rond de eeuwwisseling in Rome woonde. Ik zag drie simpele notitieboekjes in een antiekwinkel op de middeleeuwse Via dei Coronari, een zijstraat van de Piazza Navona. In die tijd was ik research aan het doen voor mijn eerste boek, Rome van binnenuit, een reisgids naar de meer obscure, maar interessante plekken van de stad. Die notitieboekjes leken niet op zijn plek in een antiekwinkel. Ze waren dan wel versleten, maar niet echt oud genoeg om antiek te zijn. Toen ik het eerste boekje oppakte, zag ik dat ze vol cyrillisch schrift stonden. Omdat ik Russisch spreek, intrigeerden die pagina’s me en kocht ik ze voor een luizige twintigduizend lire, in die tijd zo’n tien dollar.

    Ondanks vele pogingen kon ik de tekst van de boekjes niet helemaal vertalen. Uiteindelijk besloot ik dat het Servisch, Bulgaars of Oekraïens moest zijn, en beslist geen Russisch.

    In een opwelling ging ik eerst naar de Bulgaarse ambassade op de Via Pietro Rubens in Rome. Ik begon een gesprek met een receptioniste die bevestigde dat het handschrift Bulgaars was. Geïntrigeerd door de eerste paar pagina’s, wilde ze mij graag helpen vertalen. In de loop van de zomer gingen Marina Lizhiva en ik aan het werk. Zij vertaalde hardop en ik typte het uit. We werden betoverd door het verhaal zoals dat zich ontwikkelde in die zomeravonden in mijn appartement op de Caio Mario bij het Vaticaan. Toen de vertaling af was, begon ik, voor zover mogelijk, Evans beweringen te verifiëren. Dit research staat als voetnoten bij de tekst en is de enige redactie die na het vertalen nodig was.

    D. Eric Maikranz

    Het Reïncarnisten Dossier

    1e NOTITIEBOEKJE

    Zoals de sterren er voor mij uitzagen toen ik herder was in Assyrië, zo zien ze er nu ook uit nu ik een Nieuw-Engelander ben.

    Henry David Thoreau, 1853

    Hoofdstuk 1

    De strop zag er belachelijk uit. Hij was gemaakt van een gevlochten verlengsnoer en waarschijnlijk te stijf om iemands nek effectief te breken, ik zou waarschijnlijk half stikken in een mislukt paniekerig toneelstukje. De asymmetrische lus aan het eind hing naar rechts als een verlengd cijfer zes, en door de feloranje kleur had de hele poging iets circusachtigs. Zou hij mijn gewicht eigenlijk wel kunnen houden, zo vastgemaakt aan een goedkope hanglamp?

    Het is makkelijk om daar nu over te schrijven, dat ik zo vaak erover gedacht had om zelfmoord te plegen, dat ik er vooral over nagedacht had hoe ik het zou gaan doen: mezelf verdrinken, een overdosis nemen, verstikking. Mezelf offeren leek me nog het leukst. Ik heb het zelfs wel eens met vreemden in de bus gehad over de voor- en nadelen van de diverse methodes.

    Waarom zou je zoiets doen? was meestal de reactie. Maar ik denk dat je er zo niet naar moet kijken. Ik heb altijd gedacht dat een betere vraag was: waarom zou je zoiets niet doen?

    Wat weerhoud je ervan om zoiets te doen? Vind je het hier dan zo leuk? Ben je verliefd? Zijn er mensen hier van je afhankelijk? Heb je er nog nooit over nagedacht? Ben je bang?

    Ik ben niet bang.

    Als je wist dat je terug zou komen. Als je wist dat je nog een leven had, en dat niet alleen geloofde, maar zeker wist, waarom zou je het dan niet doen?

    Ik stak mijn nek niet in die strop. Niet uit angst, maar eigenlijk uit beleefdheid, want deze plek, dit wanhopige einde, zou te vreselijk zijn om te herinneren. Dat is het probleem bij het hebben van een perfect geheugen. Het voordeel is dat je je alles herinnert wat je ooit hebt meegemaakt. Het nadeel is dat je nooit iets kunt vergeten wat je hebt meegemaakt. Het eerste brengt wijsheid met zich mee, maar het laatste berooft je van hoop. Ik besloot dit op te schrijven. Om in de zekerheid dat ik er later weer naar zou kijken, met andere ogen, in een andere tijd, te herinneren wie ik geweest was.

    Ik ben drie jaar geleden weggegaan uit Minnesota, omdat ik het me begon te herinneren. Ik ging weg om mezelf te vinden, alleen maar om mezelf te vinden, hier, in Los Angeles. Niemand is precies wat hij lijkt en in Los Angeles heeft iedereen een reden om hun leven van alledag te leiden. Niemand is alleen maar arts, of student, of verkoper. In plaats daarvan zijn ze arts en kunstverzamelaar, of student die volgende week een auditie heeft, een verkoper die een toneelstuk heeft geschreven. Op deze plek, meer dan ergens anders, heb ik anonimiteit gevonden in het iemand anders zijn dan je lijkt.

    Het was nog steeds in de dertig graden buiten toen ik naar de club ging. Als het ’s nachts warm en windstil is, hangt in heel de binnenstad die zware geur van LA in de lucht, alsof je tegen een muur aanloopt. Maar toch, het voelde goed om buiten te zijn, alles was beter dan in die kamer.

    Ik had drie dagen achter elkaar opgesloten gezeten in mijn kamer omdat ik wist dat de eigenaars geen hangslot op de deur zou doen als er nog iemand binnen was. Ik had vijf maanden in het Iowa Hotel ¹ gewoond, als je dat tenminste zo kunt noemen, en elke week als ik een dag te laat was met de huur, hingen die klootzakken hetzelfde blauw gespoten hangslot aan mijn deur. Als je de huur dan niet voor het eind van de week betaald had, haalden ze dat hangslot weg, samen met al je spullen. Dat was me nog niet overkomen, maar over vier dagen zou het zover zijn. Leo, de beheerder, was al in zijn laatje aan het rommelen om het blauwe slot te zoeken toen ik langs zijn kantoortje bij de voordeur liep.

    Er stond een rij voor de Necropolis Club. Het leek alsof er altijd een rij stond. Gelukkig liet de portier me binnen zonder dat ik hoefde te wachten. Ik had om twaalf uur met Martin afgesproken; het was kwart voor elf toen ik aankwam.

    Het eens zo rustige Necropolis was mijn favoriete tent geweest, maar nadat het in de LA Weekly ² had gestaan, begonnen de liefhebbers zelfs vanuit de Simi Valley en Chino toe te stromen. Maar ondanks alle nieuwe populariteit, was de bar zelf niet veranderd. De club in Egyptische stijl was gevestigd in een oude bioscoop, en het enige wat ze gedaan hadden om hem te moderniseren, was de stoelen eruit halen, de vloer glad maken, tegen de muren aan de zij- en achterwanden een bar bouwen en een toneel maken voor het zilveren filmdoek, waarop oude films vertoond werden achter de bands. De bovenkant van de bars langs de muren werd verlicht door blauwe neonbuizen onder dik matglas, waardoor het leek alsof ze alleen maar lichtgevend blauwe drankjes serveerden. De muren waren afgekrabd, zwart geverfd en bedekt met zes meter hoge portretten in reliëf van vreemd uitziende Egyptische goden.

    Hallo, Evan, hoorde ik een bekende stem van achter de bar zeggen.

    Henry, lachte ik naar hem, en pakte de laatste lege barkruk aan de achterste bar. Wat zal het zijn?

    Een biertje graag.

    Dat wordt dan twee dollar, zei hij en knikte naar iemand die een leeg glas ophield aan het andere eind van de bar.

    Ik had minder dan een dollar bij me. Maak maar een bonnetje, Henry. Ik ben hier nog wel een tijdje, zei ik en stak een sigaret aan. Henry lachte en ging naar de man met het glas.

    Tegen middernacht was de tent bomvol. De tweede band van die avond kwam op terwijl een boze Godzilla stilzwijgend het Tokio van 1958 verwoestte op het scherm achter ze. De dansvloer kookte met bewegingen die eruitzagen als frames in een stop-motionfilm door de stroboscooplampen. Ik kon de deur zien vanaf mijn barkruk. De portier liet nog steeds mensen binnen, om half één.

    Ik had Martin de route gegeven naar de Necropolis en hem gezegd dat hij er vroeg moest zijn, voordat het heel druk werd; ik had hem ook verteld dat hij mijn naam moest noemen en de man bij de deur een fooi moest geven. Ik had hem gezegd dat hij uit moest kijken naar een eenentwintigjarige witte man van één tachtig met blauwe ogen en kort steil blond haar, met een zwart overhemd aan. Nu ik rondkeek, zag ik dat er wel een stuk of dertig waren die aan die beschrijving voldeden. Martin was begonnen zichzelf te beschrijven vanuit de telefooncel, maar ik had hem gezegd dat ik hem wel zou herkennen; dat was ook zo, en hij was er nog niet.

    Henry kwam aan met nog een biertje in zijn hand. Alsjeblieft, zei hij en zette het glas op een nieuw servetje. Hee, kijk daar eens. Hij wees achter mij in de drukte naar een kalende man van middelbare leeftijd met een camel sportcolbert en een crème twill broek. Hij verontschuldigde zich terwijl hij zich een weg baande door de drukte.

    Oh, grinnikte ik, dat is hem.

    Ja, vast wel, zei Henry en draaide zich om. Ik liep recht op Martin af.

    Evan? vroeg hij hijgend, met een verwilderde blik op zijn gezicht.

    Jawel, Martin, en je bent laat.

    Weet ik, ik had problemen aan de deur.

    Ik bekeek hem van top tot teen, van zijn kalende schedel tot aan zijn mocassins. Ik kan me niet voorstellen waarom.

    Dit is wel een heel speciale plek, precies zoals je zei. Best hip. Waarom wilde je hier afspreken?

    Omdat als je een agent zou zijn, afluisterapparatuur hier niet zou werken, schreeuwde ik, terwijl ik in zijn sportjasje greep en met mijn hand over zijn trui ging, om te voelen of hij afluisterapparatuur bij zich had. Toch? Hij kromp ineen onder mijn aanraking.

    Hij kwam weer tot zichzelf en liet zijn hand troostend over zijn revers gaan toen ik weer ging zitten. Is dit een oude bioscoop? vroeg hij.

    Jawel. Hoe heb je mij terug gevonden? ik nam een flinke slok van mijn bier. Preston. Die zei dat jij mij kon helpen.

    Ik knikte.

    En kun jij mij helpen? vroeg hij en trok zijn wenkbrauwen op in een poging om een reactie uit te lokken. Ja hoor. Heb je het geld bij je?

    Hij greep in zijn sportjasje en haalde er een witte niet dichtgeplakte envelop uit die hij op de lichtgevende bar naast mijn bier neerlegde. Ik ben blij dat ik ervan af ben. Het maakt mij nerveus, om met zoveel geld in deze buurt rond te lopen.

    Ik liet niet merken dat ik hem gehoord had en keek in de envelop. Die lag op het matglas, meer dan een centimeter dik. Ik pakte hem voorzichtig op, alsof hij breekbaar was. Toen ik er doorheen flipte met mijn vingers, zag ik vijfentwintig biljetten van honderd dollar, een handgeschreven adres en een sleutel. Ik krijg de andere helft als het gebeurd is.

    Ja, dat weet ik. Dat zei Preston, zei hij.

    Henry kwam weer naar ons toe, wierp me een nieuwsgierige blik toe en keek toen onderzoekend naar Martin. Nog eentje?

    Ik knikte.

    En, vader, wat zal het zijn? vroeg Henry sarcastisch. Martin keek naar me. Wat nou, lacht hij me nu uit? Ik schudde van nee en verbeet een glimlach.

    Voor mij graag een witte wijn, alstublieft. Henry gromde en pakte een schoon glas.

    Dus hoe wil je het gedaan hebben? vroeg ik aan Martin.

    Hij kromp instinctief in elkaar en leunde dicht naar me toe. Nou ja, het moet een ongeluk lijken, anders is het niet goed.

    Behalve dat dan, zei ik en negeerde zijn opmerking, is er nog iets dat ik moet weten? De sleutel is van de ingang in de steeg. Het is een zware stalen deur, die kun je niet missen.

    Zijn er ook ramen?

    Jawel, op de tweede verdieping, maar niet op de eerste, die zijn jaren geleden dichtgemetseld.

    Ik lachte en pakte het nieuwe biertje. Het is met een week gebeurd. Kom volgende week zaterdag om twaalf uur maar weer hiernaartoe, nadat het gefikst is, zei ik en stopte de dikke envelop met geld in mijn voorste broekzak.

    Zijn we nu klaar, dan?

    Ik keek hem van opzij aan. Nee, zei ik ernstig. We zijn pas klaar nadat we elkaar weer ontmoet hebben. Okay dan, tot de volgende keer. Hij hief zijn glas om te proosten.

    Ik tikte met mijn glas het zijne aan en nam een grote slok, zodat het koude bier mijn opwinding kon kalmeren. Ik voelde me weer rijk met dat geld. Hij stond op, gaf me een hand en knikt kort ten afscheid. Hij stapte van me af, maar ik greep hem bij de schouder voor hij weg kon en fluisterde in zijn oor, Zorg ervoor dat je verzekerd bent, zei ik tegen hem, terwijl ik mijn lachen niet kon houden.

    Hij grijnsde alsof hij het niet leuk vond en liep snel weg, alsof hij niet wilde toegeven dat hij er iets mee te maken had. Zo zijn ze altijd de eerste keer.

    Wie was dat? vroeg Henry.

    Weet ik eigenlijk niet, laten we maar eens kijken, zei ik en hield zijn nappa-leren portefeuille omhoog. Ik pakte zijn rijbewijs eruit. Martin Shelby, staat erop.

    Goed gedaan, straalde hij. Ben jij weer aan het werk?

    Ja, een nieuwe klus.

    Waarom heb je zijn portefeuille gerold? Zat er dan nog niet genoeg geld in die envelop? Jezus, ik zag hem. Die was behoorlijk dik. Henry hield zijn duim en wijsvinger twee centimeter van elkaar.

    Ik reikte naar hem, legde mijn hand op de zijne en maakte de afstand de helft kleiner. Zo dik. En nee, het gaat me niet om het geld. Kijk, die vent heeft hier maar acht dollar in zitten, maar de rest van de spullen zouden nog wel eens van pas kunnen komen.

    Ik haalde de acht dollar uit de portefeuille voor ik hem in mijn zak deed en mijn aansteker en sigaretten pakte. Henry, Mr. Shelby zou willen dat ik nog een biertje nam.

    Wat Mr. Shelby wil, zei hij en gaf me een nieuw glas.

    Misschien heb ik over een paar dagen je hulp nodig. Het gewone gedoe tegen de gewone prijs. Ben je daarvoor in?

    Voor jou altijd, man. En daarbij heb ik het geld nodig. Bel me maar als het zover is. Nog een drankje?

    Ik stak mijn hand in mijn zak, pakte de envelop en haalde daar het handgeschreven adres uit.

    Nee, dit is de laatste. Ik ga maar eens een stukje lopen.

    Afval en gebroken glas bedekten de trottoirs in Martins buurt met pakhuizen. In maar één van de vier gebouwen leek iets te zijn. Ik telde de nummers af op de dwarsbalken en de deuren van de gebouwen: 2678, 2674, 2670. Het gebouw van Martin was van baksteen en was ooit grijs geschilderd, het was twee verdiepingen hoog en had vier hoge, smalle ramen die niet gebroken waren aan de straatkant van de tweede verdieping. De twee grote ramen aan de voorkant van de tweede verdieping waren lang geleden dichtgetimmerd met multiplex dat even grijs was geworden als de verf, door de voortdurende met smog vervuilde regen. Een eenzame schijnwerper aan de achterkant van een pakhuis dat gekraakt was, halverwege de steeg, wierp lange schaduwen over de achterkant van het gebouw. De deur die Martin had genoemd, was groot, één meter twintig breed en twee veertig hoog, gemaakt van metaal met stalen banden met klinknagels die er horizontaal overheen liepen. Hij zag eruit alsof hij eerder in een gevangenis thuishoorde dan in een pakhuis.

    Ik keek om me heen en pakte een weggegooide krant van de grond. Ik vouwde hem op, zodat hij in mijn linkerhand paste en pakte de sleutel met mijn rechterhand. Ik legde mijn hand op de grote ijzeren deurklink en zorgde ervoor dat de krant op zijn plek bleef, zodat ik geen vingerafdrukken achterliet en deed de sleutel voorzichtig in het slot. Hij draaide met gemak om en gaf geen geluid toen de deur open ging.

    Het slechte licht uit de steeg scheen maar een paar stappen naar binnen. Een vage gloed vanuit de ramen op de tweede verdieping verlichtte een oude houten trap die vanaf de achtermuur omhoog liep. Ik pakte mijn aansteker, sloeg hem drie keer tegen mijn hand en klikte hem aan. Het kleine vlammetje verlichtte de achterste ruimte een beetje, en de trap, naar de balken van de tweede verdieping. Links stond een deur open naar een groezelige wc. Recht voor me, zag ik de eerste verdieping in het donker liggen.

    Ik ging de huiskamer binnen op de eerste verdieping, voorzichtig om niet buiten de kleine kring licht te stappen die de aansteker gaf. Aan het plafond zat een wirwar van dwarsbalken, balken en elektrische leidingen, er was geen sprinkler systeem. De eerste verdieping had een vloer zo grijs als een oorlogsschip geverfd, zoals de bakstenen aan de buitenkant. Acht ruwe pilaren ondersteunden de tweede verdieping. Er was geen teken van leven toen ik weer terugging over de trap.

    Decennialang hadden voetstappen de ruwe trap in het midden versleten. Ik klom met elke stap naar meer licht toe. De grote ramen die ik gezien had vanaf de straat, lieten het licht van de straatlantaarns door en wierpen lange rechthoeken van licht op de hardhouten vloer. Ik liep naar de muur bij de zijstraat en controleerde tevergeefs elk raam met een door krant bedekte hand, om te kijken of ze open konden. De grijze verf op de bakstenen aan de buitenkant van het gebouw liep slordig over de kozijnen heen, waardoor ze helemaal vast zaten. Het plafond leek precies op dat eronder, zonder sprinklerinstallatie. Ik ging van de muur af en bekeek de tweede verdieping. Hier moet het gaan beginnen, zei ik tegen de stemmetjes die in mijn hoofd begonnen. Laten we eens kijken hoe we dit gebouw in de fik kunnen steken.

    Hoofdstuk 2

    Terwijl ik de stappen goed in mijn hoofd had, oefende ik deze laatste brandstichtingsklus steeds weer en voerde hem in mijn gedachten uit, terwijl ik terug naar de stad liep. De zon was net achter de horizon verdwenen toen ik bij het Iowa Hotel aankwam. Ik duwde de voordeur open, liep de lege lobby in en bedacht dat ik die nog nooit ’s morgens zo vroeg had gezien. Meestal zat hij vol kapotte mannen die op kapot meubilair zaten. De zwartwit televisie, die in een hoek van de ruimte hing, stond voor het eerst sinds ik me herinnerde uit en de versleten banken bij de receptie zagen er nog versletener uit nu er niemand op zat. De lobby zag en vreemd vredig uit, zoals wat er over was van een voorstelling in een slecht lopend theater nadat de acteurs al lang weg waren. Ik liep langzaam naar de lege receptie en genoot even van de stilte voordat ik een paar keer op de bel op de balie sloeg, waardoor er vreselijke geluidsgolven door de vieze bruine gordijnen gingen naar de kamer van de beheerder erachter. Ik bleef drie keer per seconde erop meppen zodat het als een brandalarm klonk tot er een bekend kaal hoofd om het gordijn verscheen.

    Goeiemorgen, Leo, schreeuwde ik. Haal dat verdomde slot van mijn deur af. Ik ga de huur betalen.

    De smoezelige beheerder kwam tevoorschijn van achter het gordijn, pakte de kleine halfronde bel op en gooide die langs mijn hoofd met zo’n snelle en onverwachte beweging, dat ik geen tijd had om gauw weg te duiken. Hij kwam onderaan de achterste muur terecht met een gedempt bel- en plofgeluid.

    Kom op met dat geld, zei hij met een gruizige stem.

    Ik pakte twee biljetten uit mijn zak en legde die op de schone plek op de balie waar de bel had gestaan. Dat is voor deze en de volgende week.

    Hij pakte de twee briefjes van honderd dollar op, op dezelfde manier als hij die bel had opgepakt en ik verwachtte al bijna dat hij ze naar mijn hoofd zou smijten, zoals hij met de bel had gedaan. In plaats daarvan, pakte hij zijn boekje met kwitanties en begon wat te krabbelen.

    Hij liep naar de trap die naar de kamers op de tweede verdieping leidde, terwijl hij naar de blauwe sleutel zocht aan zijn enorme sleutelbos. Hij draaide zich om en keek me aan nadat hij mijn deur van het slot had gehaald bleef hij zijn kleine bloeddoorlopen oogjes op mijn knieschijven fixeren. Waag het niet die verdomde bel ooit nog eens aan te raken. Elk woord van hem raakte me recht in mijn borst alsof het een steen was.

    Ik zei niets toen hij langs me liep, naar beneden terug naar de hal. Ik ging naar binnen en viel gelijk in slaap.

    Ik weet niet waarom ik in het Iowa bleef. Ik wist niet waar ik heen moest, of waarom ik daar niet heen ging. Elke dag in die kamer volgde op de vorige zonder doel of reden en ik vroeg mezelf steeds vaker af of ik er niet gewoon mee op moest houden en opnieuw moest beginnen. De stijve oranje strop hing nog steeds van de lamp aan het plafond, nog steeds klaar. Ik vroeg me af of het de volgende keer anders zou zijn, als ik kon vergeten wat ik me herinnerde.

    Ik stond op en keek uit mijn raam naar de donkere straat beneden. De klok van de bank zei dat het half tien was.

    Dat moest dan half tien ’s avonds zijn, het is donker buiten, bedacht ik, terwijl ik door de Engelse en Bulgaarse kranten rommelde die op het aanrecht lagen, op zoek naar de complete dienstregeling van de bussen in Los Angeles. Ik ging op het bed zitten en plande hoe ik snel weg zou kunnen komen vanuit het pakhuis naar de club, toen ik door het boekje met koffievlekken op zoek was naar de beste route.

    De hotellobby zat vol mannen toen ik naar beneden ging om te telefoneren. Leo zat op een kruk achter de balie en tuurde naar de sneeuwige televisie die in de hoek hing. Red, Murphy, Cotton en een nieuwe oude vent zaten gin rummy te spelen aan een kaarttafeltje dat achter een van de banken stond.

    Hé, jongen, heb je genoeg geld bij elkaar kunnen krijgen voor de huur? schreeuwde Red door de lobby. Hij grinnikte in zichzelf toen hij terugging naar zijn gesprek.

    Het Iowa was al jaren geen hotel geweest in de gewone zin van het woord. Het was het soort plek dat twee soorten mannen aantrekt: degenen die niet graag plannen maken, zodat ze van week tot week leven, en degenen die hier tijdelijk bleven hangen op weg naar de straat. Ik hoopte dat ik bij de eerste groep hoorde.

    Ik liep naar de muntjestelefoon en belde de club.

    Henry! schreeuwde ik boven het lawaai aan zijn kant uit. Je spreekt met Evan. Laten we het morgen gaan doen.

    Een hard gebonk zorgde ervoor dat ik uit mijn diepe slaap ontwaakte. Ik deed de deur open terwijl ik in mijn ogen wreef.

    Goedemorgen, zonnetje in huis! grinnikte Henry.

    Ik liet hem binnen.

    Wat leuk, is dat een strop? vroeg hij sarcastisch.

    Nee, dat hoort bij de inrichting van de kamer hier, zei ik vanaf de wc en probeerde wat te bedenken. Dat is een nieuw instrument waarmee de gemeente de mensen wil motiveren, in deze armoedige pensions op Seventh Avenue.

    Henry keek rond. De kamer was schoner dan gewoonlijk. Man, je zou hier echt iets aan moeten doen. Het lijkt hier wel een gevangenis, geen schilderijen, geen kunst, geen versiering, alleen maar boeken, kleding, een bed… en die strop. Waarom regel je minstens geen gordijnen? Weet je wat je hier nodig hebt? Planten, iets groens en levend.

    Ben je klaar? vroeg ik, geërgerd. Laten we gaan. Heb je het busje bij je?

    Henry knikte. Kun jij dit lezen? vroeg hij en pakte een Bulgaarse krant van tafel.

    Jawel. Ik deed de deur achter ons op slot. Hij had gelijk over die kamer en dat vond ik naar. Er was geen reden om zo te leven, op zo’n plek, anders dan vanuit gewoonte. Maar als ik betere gewoontes had, zou ik wel een geregelde baan moeten hebben om die gewoontes in stand te kunnen houden. En dan nog, waarom zou je een betere levensstandaard willen hebben als je zelf niet standaard bent?

    Toen we bij zijn witte busje kwamen, aarzelde ik om het portier open te doen en keek ik hem aan door het open raampje. Maak je geen zorgen over die strop. Ik heb hem alleen maar opgehangen om het management te pesten.

    Waarheen?

    "Sierra Chemical Company ³ bij Riverside en de 2, ik zal het voor je aanwijzen."

    Henry draaide de parkeerplaats van de winkel met chemische spullen op en liet de motor aan. Dus jij gaat hier gewoon naar binnen en koopt het, of zo?

    Ja, ze verkopen hier chemische benodigdheden, dat is niets moeilijks. Ze weten niet waarvoor die gebruikt gaan worden.

    Ik kon zonder problemen industriële alcohol kopen en kwam een paar minuten later het busje in met een witte jerrycan van achttien liter.

    Dat ging snel, zei Henry. Snel en makkelijk. Laten we gaan.

    Henry reed de steeg in en stopte bij de deur van het pakhuis van Shelby. Rijd maar weg nadat ik uitgeladen heb, en kom dan over een uur weer terug. Dan moet het wel gebeurd zijn. Ik zet de deur open als ik weg kan. Als hij niet open staat, kom dan een uur later maar terug. Het zou niet langer moeten duren. Ik deed een paar zwarte rubberen handschoenen aan en sprong het busje uit. In minder dan vijftien seconden had ik de deur van het pakhuis open, het busje uitgeladen en de deur weer achter me dichtgedaan.

    Mijn hart bonsde en ik ging even op de trap zitten omdat mijn benen trilden. Het was nu lichter en ik kon makkelijk de trap op kijken. Ik stak een sigaret op en rookte die helemaal op. Ik trapte de peuk uit en deed die in mijn zak, voordat ik de verfbak en de verfroller uitpakte. Je hebt niet goed nagedacht, je had ze van tevoren uit moeten pakken. Concentreer je.

    Ik legde de plastic verpakking op een hoopje bij de achterdeur, zodat ik die niet zou, niet kon, vergeten. Concentreer je. Ik nam alle spullen in één keer mee naar boven. Het was weer boven de dertig graden buiten en de temperatuur leek met elke trap die ik opklom een paar graden te stijgen. De tweede verdieping leek nu kleiner in het heldere daglicht en ik had de twee doosjes bij de achterste pilaar twee avonden geleden helemaal niet gezien. De hitte was verstikkend hierboven.

    Ik deed de jerrycan met alcohol open, vulde het verfbakje, zorgde ervoor dat de verfroller goed doordrenkt was, voordat ik systematisch de vloer begon te bedekken, vanuit de voorste hoek tegenover de trap. De methanol ging er makkelijk in dunne lagen op, die opgezogen werden door de droge vloerplanken. Ik werkte snel door en bleef weg van de ramen zonder gordijnen door langere streken vanuit de zijkant te maken.

    Mijn eerste laag hield op bij een denkbeeldige diagonale lijn tussen het laatste raam bij de verste muur en de bovenkant van de trap. Ik had nog zo’n tien liter over van de oorspronkelijke hoeveelheid toen de eerste laag af was. Mijn overhemd was doorweekt met zweet en de bijtende geur van alcohol hing in de muffe lucht van de tweede verdieping.

    De verticale steunbalken waren als volgende aan de beurt. De ruwe, onafgewerkte balken absorbeerden makkelijk elk twee lagen. Ik legde de roller weer neer en pakte een sigaret en een aansteker om mijn zenuwen te bedaren. Ik sloeg twee keer op de aansteker, en bedacht me toen dat ik die beter niet aan kon steken in die lucht vol alcohol van deze verdieping.

    De lucht in het toilet beneden was heerlijk koel. Ik stak een sigaret op en herkende mezelf amper in de viezige spiegel. Mijn blonde haar leek bruin en zat in slierten aan mijn zweterige voorhoofd geplakt. Ik zag er bleek uit, zelfs in het vage licht van de benedenverdieping. Ik nam een lange trek van mijn sigaret en liet die volgen door een diepe teug adem. Het rode puntje van de sigaret verlichtte mijn gezicht in de spiegel. Ik ging er dichterbij staan, zodat ik mezelf beter kon zien door de viezigheid heen.

    Nu komt het ergste, zei ik hardop. Het is bijna voorbij. Concentreer je. Ik haalde de sigaret uit mijn zwart gehandschoende hand en blies de rook in mijn spiegelbeeld terwijl ik zei. Tot gauw, vrienden.

    Henry kwam gierend tot stilstand met zijn busje en ik deed de stalen deur open, gooide de spullen achterin en sprong erin.

    Gauw, rijden maar, zei ik terwijl ik de deur dichtsmeet.

    Hij keek me ongerust aan. Hoezo, gaat het ontploffen?

    Nee, het gaat niet ontploffen. Laten we hier gewoon weg gaan. Ik stak mijn hoofd uit het raampje en ging met handen zonder handschoenen door mijn haar om het proberen te drogen. Ik keek achterom naar het gebouw toen we wegreden. Alles is geregeld.

    Halverwege de terugweg naar het Iowa Hotel pakte ik tweehonderd dollar en gaf die aan Henry. Waar is die vijftig meer voor?

    Mijn alibi voor morgenavond.

    Prima. Je was daar de hele avond.

    Ik kom morgenavond en piep er dan vroeg even tussenuit, zodat ik terug kan zijn bij de laatste ronde en met jou naar huis kan rijden.

    Hij stopte voor het hotel. Zoals ik al zei, man, je bent daar de hele avond geweest. Ik denk dat het je halte is.

    Laten we hopen dat de man geen vragen stelt. Bedankt voor je hulp van vandaag.

    Bedankt voor het geld. Tot morgen.

    Ik wachtte tot Henry de hoek om was voordat ik mijn jaszak binnenstebuiten keerde en een stuk of twaalf peuken op het trottoir liet vallen. Ik stak de straat over en liep de lobby door naar mijn kamer, zonder met iemand te praten.

    Het zweet was op mijn overhemd opgedroogd en het kleefde aan mijn lichaam als krimpfolie. Ik trok het uit en nam het mee de koele douche in, in een poging er wat zweet uit te spoelen. Ik ging de douche uit zonder mezelf af te drogen en liet de waterdruppels verdampen om me af te koelen.

    Henry had gelijk, die kamer werd steeds meer een gevangenis, en ik was bezig een model gevangene te worden, zonder dat ik ooit met mijn hoofd tegen de tralies sloeg of toiletpapier verbrandde om te protesteren, maar ik aanvaardde de toestand elke dag meer. Ik voelde dat de kamer mij versloeg, zoals hij mijn voorgangers verslagen had. Ik liep om de strop heen en deed het raam open, zodat de straatgeluiden mijn stille cel vulden.

    Hoofdstuk 3

    Er lagen lege flessen in de steeg achter het hotel. Ik liep door de steegjes op weg naar de club en vond vier hele flessen en vier stenen, voordat ik bij de drankwinkel kwam voor mijn laatste boodschappen: een grote fles goedkope wodka en twee pakken merkloze sigaretten. Ik deed de volle fles in mijn rugzak, bij de lege en deed de sigaretten in de zak van mijn jasje.

    Er stond alweer een rijtje bij de club toen ik de hoek om kwam. Ik liep naar voren en knikte naar de portier toen ik naar binnen ging en wachtte op Henry.

    Wat zal het zijn? zei Henry toen hij achter de bar ging staan. Een biertje en een glaasje Old Granddad.

    Henry trok zijn wenkbrauwen op. Drinken met opa, lekker. Vanavond gaat het gebeuren, toch? zei hij en pakte de fles bruine whiskey achter de bar.

    Ik deed een sigaret in mijn mond en wachtte tot hij die voor me aanstak. Kun je wat voor me doen? Mag mijn rugzak achter de bar staan?

    Tuurlijk, zei hij en stak een lucifer aan. Ik maak ook een bonnetje voor je. Ik denk dat we vanavond zo rond half twee sluiten.

    De tijd bijhouden, goed idee.

    Jawel, jij bent hier de hele nacht. Ik kom straks wel met je praten. Ik moet de zaak hier eerst schoonmaken voordat het volloopt.

    Hij vulde de spoelbak en ging aan de gang met de glazen van gisteren. Ik hield mijn glas schuin en nam een slok, hield het bittere vocht even in mijn mond voordat ik het doorslikte. Het blauwwitte licht van onderen zorgde ervoor dat de bruine whiskey eruit zag als groen moeraswater. Ik bestudeerde het even voor ik het in één keer achterover sloeg. De warmte gleed door mijn keel toen ik het glaasje weer op de bar zette.

    Nog eentje? vroeg hij en keek niet op van het zeepsop.

    Ja, zei ik mat. Ga daar maar een poosje mee door.

    Ik dronk stevig door en Henry vulde onmiddellijk mijn glas bij, ongeacht hoe druk hij het had. Tegen tienen voelde ik de effecten ervan en verlaagde mijn tempo. Hij kwam er weer aan, fles in zijn hand, zodra ik mijn glas weer op de bar zette.

    Henry leunde over de bar zodat zijn hoofd vlak bij het mijne was. Moet je horen, ik heb dit al een paar keer voor jou gedaan en ik ben altijd nieuwsgierig waarom je alles zo zorgvuldig plant, en dan juist dronken wordt op de avond dat je het echt gaat doen.

    Ik keek hem aan over het glas groene whiskey en overwoog mijn antwoord, omdat ik wist dat ik me dat zou moeten herinneren. Ik drink mezelf moed in.

    Hij keek me lang aan voordat hij wat zei, alsof hij probeerde achter de echte reden te komen. Daar kan ik inkomen, zei hij uiteindelijk. Het verdooft je genoeg om het te doen, toch?

    Zoiets, zei ik, voordat ik me omdraaide om even een blik te werpen op de band die aan het stemmen was achter een Vincent Price in een laboratoriumjas. Geef me mijn spullen maar. Ik moet weg.

    Deze kant op, zei Henry en nam me mee achter een zwart gordijn naar het magazijn. Neem deze deur maar naar buiten. Ik laat hem een stukje open staan tot we gaan sluiten.

    Ik liep snel naar de bushalte in de zijstraat en wachtte op de lege halte op lijn zevenendertig. Ik betrapte mezelf erop dat ik van de zenuwen met mijn voet zat te tikken en plantte beide voeten stevig op het trottoir om ermee op te houden. Ik deed mijn ogen dicht en visualiseerde hoe de vlammen aan de balken zouden likken.

    De bus stopte, ik stapte in en gaf de vrouwelijke buschauffeur gepast geld zonder oogcontact te maken. Ik liep naar achteren en ging tegenover de achterdeur zitten toen de bus wegreed. Er zaten nog zes andere mensen in.

    Mijn voet begon weer te bewegen en ik kon de spanning voelen oplopen in mijn borst. Ik wilde zo hard als ik kon uitschreeuwen wat ik ging doen. Ik wilde deze zes mensen shockeren met mijn werkelijkheid. Ik stond op het punt om ze te vertellen wie ik geweest was, maar eigenlijk wilde ik contact met ze, met wie dan ook. Ik staarde ze één voor één aan, mijn voet bleef nu tikken. Het kon ze niet schelen. Zij zaten daar gewoon, onwetend, afstandelijk, dood.

    Ik had niemand de waarheid over mezelf verteld sinds ik weg was van huis. Ik had erover gedacht om het in de loop van de tijd aan wat vrienden en minnaars te vertellen, maar deed het steeds uiteindelijk niet en dat leek ze altijd af te stoten. Ik kan niet ontkennen dat ik het gemist heb dat er niemand dicht bij me was in die drie jaar, iemand die me zou kennen. Ik had het al een paar keer bijna aan Henry verteld, maar net als de rest liet ik hem onwetend en toch wel in de buurt, zolang het kon. Ik heb altijd de voorkeur gegeven aan een vriend die van niets wist boven een goed geïnformeerde, maar ongelovige vertrouweling. Zo had ik me vaak gevoeld sinds ik weg was uit Minnesota, het gevoel dat je het wilde uitschreeuwen naar vreemden, omdat ik geen vriendschap wilde riskeren. Maar op een of andere manier heb ik het altijd tegengehouden om hen te confronteren met mijn verhaal. Ik heb ze niet verteld dat alle berouwvolle zondaars en lieve kleine jongetjes niet naar de hemel gaan als ze sterven, soms gaan ze naar Los Angeles. Ik heb ze niet verteld dat ze hun stomme baantjes moesten opgeven en hun stomme leventje moesten veranderen omdat, als ze zich verder niets herinneren, dat alles is wat ze ooit zullen krijgen. Ik vertel ze dat nooit, omdat ik de schijn wil ophouden, voor mijn eigen bestwil, zodat ik nog steeds kan doen alsof ik één van hen ben. Uiteindelijk houd ik altijd de schijn op en vertel ik mezelf de verhalen steeds weer, om er zeker van te zijn dat ik ze niet vergeten ben. Ik vergeet niets.

    Ze hadden er vast allemaal genoeg van dat ik de verleiding zat te weerstaan, want de bus was leeg toen ik bij mijn halte kwam. De achterdeur ging open en ik stapte op de stoep van een donkere en verlaten straat in LA, zonder in de richting van de chauffeur te kijken. De bus reed weer weg en verdween om de hoek, en nam elk teken van leven met zich mee. Ik heb me altijd thuis gevoeld in dit soort troosteloosheid, alsof deze verlaten buurten me uitnodigden om ze te verlossen van hun schaamte en eenzaamheid.

    Het eenzame licht in de steeg achter het pakhuis was nog aan en gaf nog net genoeg licht om de sleutel te kunnen vinden. Ik deed mijn handschoenen aan, deed mijn rugzak af en ging naar binnen. Er kwam een vage geur van oplosmiddel van de tweede verdieping.

    Ik zette de rugzak beneden aan de trap, haalde de twee pakjes merkloze sigaretten eruit, maakte ze open en haalde er vier uit het pakje origineel en twee uit het pakje light. Ik stak de zes sigaretten in mijn mond, maakte de aansteker klaar en stak ze allemaal tegelijk aan, waarbij ik ervoor zorgde de geconcentreerde rook niet te inhaleren. De zes brandende puntjes gloeiden helder rood op in het donker. Ik liet de aansteker branden en legde die plat op de vierde trede en legde daarna de sigaretten één voor één naast de aansteker met hun brandende eindjes hangend over de trede, zodat ze op konden branden tot op hun filters. Toen ze zo ver

    Enjoying the preview?
    Page 1 of 1