Discover millions of ebooks, audiobooks, and so much more with a free trial

Only $11.99/month after trial. Cancel anytime.

The Leftovers
The Leftovers
The Leftovers
Ebook447 pages6 hours

The Leftovers

Rating: 0 out of 5 stars

()

Read preview

About this ebook

DE BESTSELLER VAN DE POPULAIRE HBO©-SERIEHet is 14 oktober, de dag van het Plotse Vertrek in Mapleton waarbij uit het niets 140 miljoen mensen verdwenen. Hoe bouw je je leven weer op nadat je familieleden, buren en vrienden er ineens niet meer zijn? De burgemeester van Mapleton, Kevin Garvey, probeert zijn getraumatiseerde dorpsbewoners er weer bovenop te helpen, maar ook zijn eigen familie is door de ramp veranderd. Zijn vrouw heeft hem verlaten en is lid geworden van de sekte 'De Schuldige Achterblijvers'. Ook zijn zoon heeft hem de rug toegekeerd en zoekt steun bij een schimmige profeet. Alleen zijn dochter woont nog bij Kevin in huis. Weet hij zijn dochter op het juiste pad te houden?-
LanguageNederlands
PublisherSAGA Egmont
Release dateMar 9, 2023
ISBN9788726677058
Author

Tom Perrotta

Tom Perrotta is the bestselling author of ten works of fiction, including Election and Little Children, both of which were made into critically acclaimed movies, and The Leftovers and Mrs. Fletcher, which were both adapted into HBO series. He lives outside Boston.

Related to The Leftovers

Related ebooks

Related articles

Reviews for The Leftovers

Rating: 0 out of 5 stars
0 ratings

0 ratings0 reviews

What did you think?

Tap to rate

Review must be at least 10 words

    Book preview

    The Leftovers - Tom Perrotta

    The Leftovers

    Original title: The Leftovers

    Original language: English

    Omslag: Shutterstock

    Copyright © 2011, 2023 Tom Perrotta and SAGA Egmont

    All rights reserved

    ISBN: 9788726677058

    1st ebook edition

    Format: EPUB 3.0

    No part of this publication may be reproduced, stored in a retrievial system, or transmitted, in any form or by any means without the prior written permission of the publisher, nor, be otherwise circulated in any form of binding or cover other than in which it is published and without a similar condition being imposed on the subsequent purchaser.

    www.sagaegmont.com

    Saga is a subsidiary of Egmont. Egmont is Denmark’s largest media company and fully owned by the Egmont Foundation, which donates almost 13,4 million euros annually to children in difficult circumstances.

    Voor Nina en Luke

    Proloog

    Laurie Garvey was niet opgegroeid met het verhaal van de Bijbelse Opname. Ze was niet opgegroeid met enig geloof in wat dan ook, behalve dan in de dwaasheid van het geloof zelf.

    Wij zijn agnosten, vertelde ze haar kinderen toen ze nog jong waren en ze zichzelf vergeleken met hun vrienden die ofwel katholieken, joden of unitariërs waren. We weten niet of er een God bestaat, niemand weet dat. Ze beweren misschien wel dat ze het weten, maar dat is niet waar.

    Toen ze voor het eerst over de Opname hoorde, was ze net gestart op de universiteit, waar ze een college genaamd Inleiding tot de Wereldgodsdiensten bijwoonde. Het fenomeen dat de professor beschreef leek wel een grap – honderden christenen die uit hun kleren zweefden en door de daken van hun huizen en auto's opstegen om Jezus daarboven te ontmoeten, terwijl iedereen om hen heen met open mond stond te staren, zich afvragend waar al die goede mensen naartoe gingen. Theologie bleef iets duisters voor haar, zelfs na het lezen van het hoofdstuk over Premillennialisme in haar handboek; al dat gebazel over Armageddon en de Antichrist en de Vier Ruiters van de Apocalyps. Het voelde aan als religieuze kitsch, even smakeloos als schilderen op fluweel. Een soort fantasie die alleen mensen aansprak die te veel vet aten, hun kinderen sloegen en geen moeite hadden met de theorie dat hun liefhebbende God aids had uitgevonden om de homoseksuelen te straffen. In de jaren daarna viel haar oog af en toe op iemand die in een luchthaven of de trein een editie van De Laatste Bazuin zat te lezen, en dan voelde ze een vleugje medelijden, zelfs een beetje genegenheid voor die arme onnozele halzen die niets beters te lezen en niets anders te doen hadden dan wat rondhangen en dromen van het einde van de wereld.

    En toen gebeurde het. De Bijbelse voorspelling kwam uit, of gedeeltelijk althans. Over de hele wereld verdwenen er mensen, met miljoenen tegelijk. Dit was geen gerucht van lang geleden – een dode man die weer tot leven kwam tijdens het Romeinse Keizerrijk – of een stoffige legende van eigen bodem, zoals Joseph Smith, die ergens in de staat New York gouden platen zou hebben opgegraven terwijl hij met een engel praatte. Dit was echt. De Opname vond plaats in haar eigen stad, het gebeurde onder andere met de dochter van haar beste vriendin, terwijl Laurie daar op bezoek was. De intrede van God in haar eigen leven zou zelfs niet duidelijker zijn geweest als hij zich had aangekondigd vanuit een brandende azalea.

    Dat zou je tenminste denken. En toch speelde ze het klaar om nog weken- en maandenlang deze overduidelijke manifestatie te negeren, zich als een drenkeling vastklampend aan haar twijfels, een wanhopige echo van de wetenschappers, geleerden en politici die bleven beweren dat de oorzaak van wat ze het 'Plotse Vertrek' noemden, onbekend was. Ze waarschuwden de bevolking om geen overhaaste conclusies te trekken, maar te wachten op het officiële rapport van de onpartijdige regeringscommissie die de zaak onderzocht.

    'Er is iets tragisch gebeurd', herhaalden de geleerden steeds weer. 'Het is iets dat lijkt op de Opname, maar het lijkt niet de echte Opname te zijn.'

    Interessant was dat de christenen zelf dit argument het luidst verkondigden. Ze bleven erbij dat heel wat mensen die op 14 oktober verdwenen waren – hindoes en boeddhisten, moslims en joden, atheïsten en animisten, homoseksuelen, Eskimo's, mormonen, volgelingen van Zarathustra, of wat ze in vredesnaam ook mochten zijn – Jezus Christus niet hadden aanvaard als hun persoonlijke redder. Het zag ernaar uit dat het om een willekeurige oogst ging, en de Opname zou in geen geval willekeurig kunnen zijn. Het doel van de Opname was juist om het kaf van het koren te scheiden, om de ware gelovigen te belonen en de rest van de wereld te waarschuwen. Een Opname zonder onderscheid was helemaal geen Opname.

    Het was dus niet vreemd als je verward was, je handen hopeloos in de lucht stak en beweerde dat je niet wist wat er aan de hand was. Maar Laurie wist het wel. Diep in haar hart wist ze het meteen toen het gebeurde. Ze wist het! Ze was achtergelaten. Iedereen. Allemaal achtergelaten. Het deed er niet toe dat God de factor 'religie' niet had laten meewegen in Zijn beslissing – dat maakte het eigenlijk alleen erger, eerder een persoonlijke afwijzing. En toch koos ze ervoor om deze wetenschap te negeren, om die te verbannen naar een of ander duister hoekje van haar geest – de donkere kelderruimte waarin je dingen opslaat waarover je niet wilt nadenken – dezelfde plek waarin je de wetenschap wegstopt dat je ooit gaat sterven, zodat je je leven kunt leiden zonder elke minuut van de dag depressief te zijn.

    Bovendien waren de eerste paar maanden na de Opname een drukke tijd. De school in Mapleton was gesloten, haar dochter zat de hele dag thuis en haar zoon was teruggekomen van de universiteit.

    Ze moest winkelen en kleren wassen, net als voorheen, en koken en de vaat doen. Daarnaast moest ze herdenkingsdiensten bijwonen, slideshows bekijken, tranen wegpinken en talloze uitputtende gesprekken voeren. Een groot deel van haar tijd bracht Laurie door met Rosalie Sussman. Ze bezocht haar bijna elke dag en probeerde haar zo goed mogelijk over haar onpeilbare verdriet heen te helpen. Soms spraken ze over haar weggevoerde dochter Jen – zo'n lief kind, altijd met een glimlach, enzovoort – maar meestal zaten ze gewoon bij elkaar zonder iets te zeggen. De stilte voelde diep en goed, alsof geen van beiden nog iets te zeggen had dat belangrijk genoeg was om die te doorbreken.

    De volgende herfst doken ze overal op: mensen in witte kleren die in tweetallen van hetzelfde geslacht rondliepen en continu rookten. Laurie herkende enkele van hen: Barbara Santangelo, wier zoon bij haar dochter in de klas zat; Marty Powers, die vroeger softbal speelde met haar man en wiens vrouw tijdens de Opname, of wat het ook geweest was, was verdwenen. Meestal negeerden ze je, maar soms volgden ze je ook, als privédetectives die ingehuurd waren om in de gaten te houden waar je naartoe ging. Als je ze groette keken ze je met een lege blik aan, maar als je een meer inhoudelijke vraag stelde, gaven ze je een visitekaartje met de volgende opdruk:

    WIJ ZIJN LEDEN VAN DE BEWEGING VAN DE SCHULDIGE ACHTERBLIJVERS. WIJ HEBBEN EEN GELOFTE VAN STILTE AFGELEGD. WIJ STAAN HIER VOOR U ALS LEVEND BEWIJS VAN GODS ONTZAGWEKKENDE MACHT. ZIJN OORDEEL RUST OP ONS.

    In kleinere letters stond, aan de andere kant van het kaartje, het adres van een website die je kon raadplegen als je meer informatie wenste: www.schuldigeachterblijvers.com.

    Het was een rare herfst. Een heel jaar was voorbijgegaan sinds de catastrofe; de overlevenden waren de schok te boven gekomen en merkten tot hun verbazing dat ze nog steeds het hoofd boven water hielden, hoewel het sommigen toch wat meer moeite kostte. Op een aarzelende, broze manier kwam het gewone leven weer op gang. De scholen waren weer open en de meeste mensen gingen weer aan het werk. De kinderen voetbalden ‘s weekends in het park; enkelen gingen zelfs al langs de deuren voor een traktatie tijdens Halloween. De oude gewoonten deden geleidelijk aan weer hun intrede, het leven werd langzaamaan weer als vroeger.

    Maar Laurie kon het niet, ze slaagde er maar niet in de draad weer op te pakken. Ze zorgde niet alleen voor Rosalie, ze was ook ontzettend ongerust over haar eigen kinderen. Tom was terug naar de universiteit gegaan voor het voorjaarssemester, maar hij raakte in de ban van een dubieuze, zelfverklaarde 'helende profeet' met de naam Holy Wayne. Hij ging niet naar colleges, haalde zijn tentamens niet en weigerde om naar huis te komen. Hij had gedurende de zomer een paar keer gebeld om haar te laten weten dat alles in orde was, maar hij wilde niet zeggen waar hij was of waar hij mee bezig was. Jill vocht tegen een depressie en leed onder posttraumatische stress – natuurlijk deed ze dat, tenslotte was Jen Sussman al sinds de kleuterschool haar beste vriendin – maar ze wilde er niet met Laurie over praten en weigerde naar een therapeut te gaan. Ondertussen leek haar echtgenoot overdreven optimistisch, alleen maar goed nieuws, de hele tijd door. De zaken gingen goed, het weer was mooi, hij had net tien kilometer hardgelopen in minder dan een uur – kun je dat geloven?

    'En jij?' vroeg Kevin dan, met het nodige zelfbewustzijn in een strakke broek en met een gezicht dat blaakte van gezondheid en bedekt was met een dun laagje zweet. 'Wat heb jij zoal gedaan vandaag?'

    'Ik? Ik heb Rosalie geholpen met haar plakboek.'

    Zijn gezicht trok samen, een vreemde combinatie van afkeuring en verdraagzaamheid.

    'Is ze daar nog steeds mee bezig?'

    'Ze wil er niet mee ophouden. Vandaag hebben we een stukje over Jens zwemcarrière toegevoegd. Je kon zien hoe ze opgroeide, jaar na jaar, je zag haar lichaam veranderen in haar blauwe badpak. Hartverscheurend.'

    'Hmm.' Kevin vulde zijn glas met koud water uit de ingebouwde ijsblokjesmachine van de koelkast. Ze merkte dat hij niet luisterde, en wist dat hij alle interesse voor het thema Jen Sussman al maanden geleden had verloren. 'Wat eten we?'

    Laurie was niet echt geschokt toen Rosalie haar vertelde dat ze zich wilde aansluiten hij de Schuldige Achterblijvers. Rosalie was al gefascineerd door de mensen in het wit vanaf het moment dat zij hen voor het eerst zag. Ze vroeg zich vaak hardop af hoe moeilijk het wel niet moest zijn om je aan een gelofte van stilte te houden, vooral wanneer je toevallig een oude vriend ontmoette, iemand die je lange tijd niet had gezien.

    'Ze zouden in zulke gevallen toch wat ruimte moeten geven, vind je niet?'

    'Ik weet het niet', zei Laurie. 'Ik denk het niet. Het zijn fanatici. Die houden niet van uitzonderingen.'

    'Zelfs niet als het je eigen broer was, en als je die meer dan twintig jaar niet had gezien? En dan zou je niet eens Hoi mogen zeggen?'

    'Dat moet je mij niet vragen. Vraag het aan hen.'

    'Hoe moet ik dat dan doen? Ze mogen niet spreken.'

    'Ik weet niet. Kijk eens op de website.'

    Die winter zat Rosalie vaak op hun website. Er ontstond een soort chat-vriendschap – o ja, de gelofte van stilte gold niet voor elektronische communicatie – met de directeur van Publieke Dienstverlening, een vriendelijke dame die al haar vragen beantwoordde en haar vlotjes door haar twijfels en bedenkingen heen loodste.

    'Ze heet Connie. Ze was dermatoloog.'

    'Echt?'

    'Ze heeft haar praktijk verkocht en alle opbrengsten aan de organisatie geschonken. Dat doen heel wat mensen. Het is niet goedkoop om zo'n operatie draaiende te houden.'

    Laurie had een artikel over de Schuldige Achterblijvers gelezen in de plaatselijke krant. Zo wist ze dat er minstens zestig mensen in een leefgemeenschap in Ginkgo Street leefden. De leefgemeenschap bestond uit een groep van acht huizen die aan de organisatie waren geschonken door de stichter, een rijke man die Troy Vincent heette en daar nu ook leefde als gewoon lid, zonder enig privilege.

    'En jij?' vroeg Laurie. 'Ga jij je huis verkopen?'

    'Niet onmiddellijk. Er is een proefperiode van zes maanden. Tot dan hoef ik geen enkele beslissing te nemen.'

    'Dat is slim.'

    Rosalie schudde het hoofd, alsof ze verwonderd was over haar eigen dapperheid. Laurie kon zien hoe opgelucht ze was nu ze had besloten haar leven te veranderen.

    'Het lijkt me raar om de hele tijd witte kleren te dragen. Ik had liever blauw of grijs of zo gehad. Wit staat me niet zo goed.'

    'Ik kan maar niet geloven dat je met roken gaat beginnen.'

    'Bah.' Rosalie trok een grimas. Ze was een overtuigde niet-roker, het type dat verwoed met haar hand voor haar gezicht wapperde zodra ze in de buurt kwam van een brandende sigaret. 'Dat zal wennen zijn. Maar het is als een sacrament, weet je? Je moet het doen. Je hebt geen keuze.'

    'Die arme longen van je.'

    'We gaan niet lang genoeg leven om er kanker van te krijgen. Volgens de Bijbel zijn er slechts zeven jaren van Rampspoed na de Opname.'

    'Maar het was de Bijbelse Opname niet', zei Laurie evengoed tegen zichzelf als tegen haar vriendin. 'Niet de echte.'

    'Ga toch met me mee.' Rosalies stem klonk zacht en ernstig. 'Misschien kunnen we een kamer delen of zo.'

    'Dat kan ik niet', liet Laurie haar weten. 'Ik kan mijn gezin niet in de steek laten.'

    Gezin. Ze voelde zich schuldig bij het uitspreken van het woord. Rosalie had amper familie. Ze was al jaren gescheiden en Jen was haar enige kind. Ze had een moeder en stiefvader in Michigan en een zus in Minneapolis, maar ze had niet veel contact met ze.

    'Dat dacht ik al.' Rosalie haalde gelaten haar schouders op. 'Ik kon het in elk geval proberen.'

    Een week later bracht Laurie Rosalie naar Ginkgo Street. Het was een mooie dag. De zon scheen, de vogels floten. De huizen van de leefgemeenschap zagen er indrukwekkend uit – grote koloniale woningen met drie verdiepingen op kavels van een halve hectare, miljoenen dollars waard.

    'O', zei ze. 'Wat chic.'

    'Ik weet het.’ Rosalie glimlachte nerveus. Ze was in het wit gekleed en droeg een koffertje waarin vooral ondergoed en toiletspullen zaten, en het plakboek waar ze zoveel tijd in had gestoken. 'Ik kan niet geloven dat ik dit echt ga doen.'

    'Als het je niet bevalt, bel me maar, dan kom ik je ophalen.'

    'Het zal vast wel gaan.'

    Ze liepen de trap op van een wit huis, waarop het woord HOOFDKWARTIER boven de deur geschilderd stond. Laurie mocht het gebouw niet betreden, dus nam ze op de stoep afscheid van haar vriendin met een hartelijke knuffel. Ze keek Rosalie na terwijl een vrouw met een bleek, vriendelijk gezicht haar naar binnen leidde. Misschien was dat Connie wel, de voormalige dermatoloog.

    Er ging bijna een jaar voorbij voordat Laurie terugkeerde naar Ginkgo Street. Het was weer op een lentedag, iets frisser nu en niet zo zonnig. En nu was zij diegene die in het wit gekleed was en een koffertje bij zich had. Het was niet zwaar. Alleen wat ondergoed, een tandenborstel en een album met zorgvuldig uitgekozen foto's van haar familie, een beknopte visuele geschiedenis van de mensen van wie ze hield en die ze nu achterliet.

    EEN

    Drie jaar later

    Dag van de helden

    Het was een uitstekende dag voor een parade, zonnig en redelijk warm. De lucht leek wel een voorstelling van de hemel, zoals kinderen die maken in de zondagsschool. Nog niet zo lang geleden zouden de mensen verontruste, ironische opmerkingen gemaakt hebben over zulke weersomstandigheden. , zouden ze hebben gezegd, misschien is die klimaatopwarming toch zo slecht nog niet! Maar vandaag de dag maakte niemand zich nog zorgen over het gat in de ozonlaag of het pathos van een wereld zonder ijsberen. Terugkijkend leek het bijna lachwekkend, al die verspilde energie, al die ergernissen over iets wat zo ver weg en zo onzeker was, een ecologische ramp die misschien wel of niet zou plaatsvinden, ergens in de toekomst, als je tijd op deze wereld en die van je kinderen en de kinderen van je kinderen er allang op zat, en je was verdwenen naar waar het ook was dat je heenging als alles voorbij was.

    Een gevoel van onrust achtervolgde burgemeester Kevin Garvey al de hele ochtend. Desondanks voelde hij zich gegrepen door een onverwachte bui van nostalgie terwijl hij over de Washington Boulevard naar de parkeerplaats van de middelbare school liep, waar alle deelnemers aan de parade zich al hadden verzameld. Het was een half uur voordat de show los zou gaan – de praalwagens stonden al in de rij, klaar om te vertrekken, en de fanfare hield de instrumenten al in de aanslag en bezoedelde de lucht met een dissonante ouverture van getoeter en geblaas en halfslachtig tromgeroffel.

    Kevin was geboren en getogen in Mapleton, en zijn gedachten dwaalden af naar de parades op 4 juli in de tijd dat alles nog normaal was, toen de halve stad rijen dik toekeek vanaf Main Street terwijl de andere helft – honkbal- en softbalspelers, jongens- en meisjesscouts, kreupele oorlogsveteranen, voorafgegaan door de vrouwen van de liefdadigheidsinstellingen – in het midden van de straat paradeerde en schijnbaar verbaasd naar de toeschouwers wuifde, alsof het een onverwachte gebeurtenis was in plaats van een nationale feestdag. In Kevins geheugen was dit allemaal opgeslagen als ongelooflijk luid en hectisch en onschuldig – brandweerwagens, tuba's, Ierse stepdansers en wervelende majorettes in glinsterende pakjes. Ooit was er zelfs een delegatie fez-dragende Shriners, die de Oude Arabische Orde van de Mystieke Schrijn vertegenwoordigden en rondreden in grappige Midget-auto’s. Nadien werden er softbalwedstrijden en barbecues georganiseerd, een hele reeks vertrouwde rituelen met als hoogtepunt het grote vuurwerk boven Fielding Lake, waarbij honderden verrukte gezichten naar de lucht staarden en oohs en aahs riepen, telkens als een knetterend vuurrad of een langzaam openbloeiende sterrenexplosie de duisternis oplichtte. En zo werd iedereen herinnerd aan wie hij was, waar hij thuishoorde en waarom het allemaal zo goed was.

    Het evenement van vandaag – de eerste jaarlijkse Herdenkingsdag voor de Vertrokken Helden – zou helemaal anders worden. Kevin voelde de sombere stemming toen hij bij de middelbare school aankwam, een onzichtbare sluier van oud verdriet en chronische verbijstering hing in de lucht, waardoor de mensen als vanzelf wat zachter gingen praten, met aarzelender bewegingen dan normaal bij een grote bijeenkomst in de openlucht.

    Anderzijds was hij zowel verrast als tevreden over de opkomst, gezien de koele reacties toen het idee voor de parade voor het eerst op tafel kwam. Sommige critici dachten dat de tijd er niet rijp voor was ('Veel te vroeg!' bleven ze stellig volhouden), terwijl anderen hadden gesuggereerd dat een seculiere herdenking op 14 oktober totaal ongepast was en zelfs godslasterlijk. Maar na verloop van tijd waren de bezwaren wat afgezwakt, enerzijds omdat de organisatoren goed werk hadden geleverd met het overtuigen van de sceptici, anderzijds omdat de mensen eigenlijk wel van een parade hielden, wat de aanleiding ertoe ook mocht zijn. Er hadden zich in elk geval zoveel inwoners van Mapleton aangemeld, dat Kevin zich afvroeg of er nog wel voldoende mensen over waren om langs het parcours te staan en hen aan te moedigen terwijl ze door Main Street naar Greenway Park liepen.

    Hij aarzelde kort toen hij langs de politiebarricades liep en zijn krachten verzamelde voor wat een lange en moeilijke dag zou worden. Overal om zich heen zag hij gebroken mensen en herinneringen aan het leed dat ze doorstaan hadden. Hij wuifde naar Martha Reeder, de gezellige vrouw die ooit zo spraakzaam was als loketbediende in het postkantoor. Ze glimlachte droevig en draaide zich met haar zelfgemaakte infobord naar hem toe. Er stond een foto op posterformaat op van haar driejarige kleindochter, een mooi kind met krulhaar en een brilletje dat een beetje scheef stond. ASHLEY, stond erop, MIJN ENGELTJE. Naast haar stond Stan Washburn – een gepensioneerde politieagent en voormalig voetbalcoach van Kevin – een gedrongen vent zonder nek wiens T-shirt strak over zijn indrukwekkende bierbuik gespannen zat. De opdruk op het shirt, HOE GAAT HET MET MIJN BROER, was een duidelijke uitnodiging tot een gesprek. Kevin kreeg ineens de neiging om te vluchten, om naar huis te rennen en de namiddag door te brengen met wat powertraining of bladeren harken – alles wat hij helemaal alleen en zonder na te denken kon doen, was beter dan dit – maar de opwelling ging snel voorbij, zoals de hik of een gênante seksuele fantasie.

    Hij slaakte een zachte, plichtsgetrouwe zucht en begaf zich onder de menigte, schudde handen, riep namen en voerde de beste verpersoonlijking van een lokale politicus op. Als ex-voetbalvedette van Mapleton High en een prominente lokale zakenman – hij had het familiebedrijf, een keten van slijterijen zo groot als supermarkten, geërfd, uitgebreid en daarbij de inkomsten in vijftien jaar verdriedubbeld – was Kevin een populaire en publieke figuur in de stad, maar het idee om zich in de politiek te mengen was nooit in hem opgekomen. Twee jaar geleden werd hem echter, zomaar uit het niets, een petitie aangeboden die was ondertekend door tweehonderd stadsgenoten, waarvan hij velen persoonlijk kende: 'Wij, ondergetekenden, zijn hopeloos op zoek naar een leider in deze hopeloze tijden. Wilt u ons helpen om onze stad terug in handen te nemen?' Hij was ontroerd door deze oproep en omdat hij zelf min of meer de grip op zijn leven was kwijtgeraakt – hij had zijn zaak enkele maanden geleden voor heel wat geld verkocht en was er nog niet uit wat hij nu zou gaan doen – aanvaardde hij dus de aanstelling tot kandidaat-burgemeester en voorzitter van een nieuwe politieke partij, die de naam Partij van de Hoop kreeg.

    Kevin behaalde een verpletterende verkiezingsoverwinning en onttroonde daarmee Rick Malvern, die al drie termijnen burgemeester was, maar het vertrouwen van de kiezers had verloren nadat hij had geprobeerd om zijn eigen huis plat te branden tijdens, zoals hij het zelf noemde, een 'rituele zuivering'. Het was niet gelukt – de brandweer stond erop om de brand te blussen, ondanks zijn bittere bezwaren – en sindsdien leefde Rick in een tent in zijn voortuin, met de beroete overblijfselen van zijn grote Victoriaanse huis met vijf slaapkamers dreigend op de achtergrond. Af en toe, wanneer Kevin 's morgensvroeg ging joggen, zag hij zijn vroegere rivaal net op dat moment zijn tent verlaten – een keer zelfs met ontbloot bovenlijf, slechts gekleed in een gestreepte boxershort. Dan wisselden de twee mannen een korte groet uit, een Yo of een Hai of Alles oké?, gewoon om te laten zien dat er geen bittere gevoelens waren ten opzichte van elkaar.

    Hoewel hij het joviale handjes schudden haatte, voelde Kevin de plicht om zichzelf toegankelijk op te stellen naar zijn kiezers toe, zelfs voor de zonderlingen en de misnoegden die altijd weer uit het niets opdoken tijdens publieke aangelegenheden. De eerste die hem op het parkeerterrein aanklampte, was Ralph Sorrento, een norse loodgieter uit Sycamore Road, die zich een weg had gebaand door een groep droevig kijkende dames in identieke roze T-shirts. Hij ging pontificaal voor Kevin staan: 'Mijnheer de Burgemeester’, sprak hij lijzig met een meesmuilend glimlachje, alsof die titel iets belachelijks voorstelde. 'Ik hoopte al dat ik u vandaag zou tegenkomen. U antwoordt nooit op mijn e-mails.'

    'Goeiemorgen Ralph.'

    Sorrento vouwde zijn armen voor de borst en bestudeerde Kevin met een verontrustende mengeling van vermaak en minachting. Hij was een grote, imposante man met kortgeschoren haar en een borstelig baardje, gekleed in een cargobroek met vetvlekken en een hoodie met thermovoering. Zelfs om deze tijd – het was niet eens elf uur – kon Kevin de biergeur in zijn adem ruiken en voelde hij aan dat de man op problemen aanstuurde.

    'Laat het dus duidelijk zijn', zei Sorrento met onnatuurlijk luide stem. 'Ik betaal dat verdomde geld niet.'

    Het geld in kwestie was een boete die hem was opgelegd, nadat hij op een groep zwerfhonden die in zijn tuin rondhingen had geschoten. Een beagle was ter plaatse dood neergevallen, maar een kruising tussen een herdershond en een labrador was afgedropen met een kogel in zijn achterpoot, waarbij hij langgerekt bloedspoor achterliet en uiteindelijk bezweek op het trottoir niet ver van kinderdagverblijf Little Sprouts in Oak Street. Normaal gezien deed de politie niet al te moeilijk over een aangeschoten hond – het gebeurde jammer genoeg met de regelmaat van de klok – maar een aantal Sprouts was getuige geweest van de doodstrijd van het dier en de klachten van hun ouders en van de toezichthouders hadden geleid tot de vervolging van Sorrento.

    'Let op je woorden', waarschuwde Kevin hem, terwijl hij zich bewust werd van de hoofden die in hun richting draaiden.

    Sorrento stak zijn wijsvinger tussen Kevins ribben. 'Ik heb genoeg van die mormels die op mijn gras schijten.'

    'Niemand is blij met die honden', gaf Kevin toe. 'Als het nog een keer gebeurt, bel dan de Dierenbescherming, oké?'

    'Dierenbescherming.' Sorrento herhaalde het woord met een minachtende lachje. Hij porde nogmaals in Kevins ribbenkast, zijn vingertop drukte op het borstbeen. 'Die doen helemaal niets!'

    'Ze zijn onderbemand.' Kevin probeerde beleefd te glimlachen. 'Zij doen al het mogelijke in een onmogelijke situatie. Dat doen wij allemaal. Ik ben ervan overtuigd dat u dat kunt begrijpen.'

    Alsof hij wilde aangeven dat hij dat inderdaad begreep, verminderde Sorrento de druk op Kevins borstbeen. Hij boog zich dicht naar hem toe, met een zure adem en een stem die laag en intimiderend klonk.

    'Doe mij een plezier, oké? Vertel aan de smerissen dat ze, als ze mijn geld willen, dat mogen komen halen. Maar zeg erbij dat ik hen zal opwachten met mijn afgezaagde dubbelloops.'

    Hij grinnikte en deed zijn best om zich de blik van een stoere vent aan te meten. Maar Kevin zag de pijn in zijn ogen, de glazige, smekende blik achter al het tumult. Als hij het zich goed herinnerde, had Sorrento een dochter verloren, een mollig meisje van een jaar of negen of tien. Tiffany of Britney, zo'n soort naam was het.

    'Ik zal het doorgeven.' Kevin klopte hem vriendelijk op de schouder. 'Waarom ga je niet naar huis om wat te rusten?'

    Sorrento sloeg Kevins hand weg.

    'Blijf verdomme van me af!'

    'Sorry.'

    'Vertel ze gewoon wat ik heb gezegd, oké?'

    Kevin beloofde hem dat hij dat zou doen en maakte zich zo snel mogelijk uit de voeten, terwijl hij probeerde de brok angst in zijn darmen niet te voelen. In tegenstelling tot sommige andere steden in de buurt was er in Mapleton nog nooit een geval van zelfmoord door een politiekogel geweest, maar Kevin voelde dat Ralph Sorrento op zijn minst met dat idee speelde. Zijn plan leek niet erg doordacht – de smerissen hadden wel belangrijker dingen te doen dan zich zorgen te maken over een onbetaalde boete voor wreedheden tegenover dieren – maar er waren allerlei manieren om een confrontatie uit te lokken, als je dat echt wilde. Hij moest het in elk geval aan de commissaris melden en de surveillanten moesten zeker op de hoogte worden gebracht.

    Kevin was zo in gedachten verzonken dat hij niet had gemerkt dat hij recht op dominee Matt Jamison, voormalig lid van de Zion Bible Church, afliep, maar het was al te laat om hem nog te ontwijken. Het enige wat hij kon doen was beide handen in de lucht steken in een vergeefse poging om het roddelblaadje dat de dominee hem toestak, af te wijzen.

    'Neem het aan', zei de dominee. 'Er staan dingen in waar je broek van af zal zakken.'

    Omdat hij geen beleefde manier om eronderuit te komen kon bedenken, nam Kevin met tegenzin het krantje aan. Daarop stond de gevoelige maar onbeholpen titel: 14 OKTOBER WAS NIET DE OPNAME!!!

    Op de voorpagina stond een foto van dr. Hillary Edgers, een succesvolle kinderarts, die drie jaar geleden samen met zevenentachtig andere plaatselijke bewoners en miljoenen mensen over de hele wereld was verdwenen. BISEKSUELE UNIVERSITEITSJAREN VAN DE DOKTER ONTHULD! verkondigde de kop. In een kader in het artikel stond: 'Haar toenmalige kamergenote onthult: We dachten echt dat zij lesbisch was.'

    Kevin had dr. Edgers goed gekend en koesterde een grote bewondering voor haar. Haar zonen, tweelingbroers, waren even oud als zijn dochter. Twee avonden per week deed ze vrijwilligerswerk als arts in een liefdadigheidskliniek voor de arme kinderen van de stad. Ze had voordrachten gegeven aan de oudercommissie over thema's als 'De langetermijneffecten van hersenschuddingen bij jonge atleten' en 'Hoe herken je een eetstoornis’. De mensen klampten haar constant aan op het voetbalveld en in de supermarkt, hengelend naar gratis medisch advies, maar het leek haar nooit te storen; ze werd er niet eens zenuwachtig van.

    'Jezus, Matt. Is dit nou echt nodig?'

    Dominee Jamison keek hem verwonderd aan. Hij was een nette, lichtblonde man van ongeveer veertig jaar oud, maar zijn gezicht was slap en uitgezakt, alsof hij de laatste jaren met een versneld tempo verouderde.

    'Deze mensen waren geen helden. We moeten ophouden met ze als zodanig te beschouwen. Ik bedoel, deze hele parade…'

    'Ze had kinderen. Zij hoeven toch niet te lezen met wie ze heeft geslapen in haar studentenjaren.'

    'Maar het is gewoon de waarheid. We kunnen de waarheid niet ontlopen.'

    Kevin wist dat het geen zin had om met hem te discussiëren. Al met al was Matt Jamison zo slecht nog niet, maar hij was de weg kwijt. Net als heel wat vrome christenen was hij erg getraumatiseerd door het Plotse Vertrek, gekweld door de angst dat de dag van Het Laatste Oordeel was aangebroken en voorbijgegaan, en dat hij als niet goed genoeg was bevonden. Terwijl sommige mensen in zijn positie hierop hadden gereageerd met extra vroomheid, was de dominee compleet de andere kant op gegaan, en uit wraak was hij een aanhanger geworden van de Verloochening van de Opname. Hij beschouwde het als zijn persoonlijke missie om te bewijzen dat de mensen die hun aardse ketenen op14 oktober hadden afgeworpen, helemaal geen goede christenen of bijzonder rechtschapen individuen waren. Hierdoor was hij veranderd in een vasthoudende onderzoeksjournalist, en een ontzettende lastpak.

    'Oké', mompelde Kevin, terwijl hij de krant opvouwde en in zijn achterzak propte. 'Ik zal het eens lezen.'

    Enkele minuten na elf zette de stoet zich in beweging. Een politiecolonne reed voorop, gevolgd door een reeks praalwagens die verschillende openbare en commerciële organisaties vertegenwoordigden, meestal oude getrouwen, zoals de Kamer van Koophandel van Mapleton, de plaatselijke afdeling van de Drugpreventiedienst en de stedelijke Seniorenvereniging. Enkele groepen gaven demonstraties: de leerlingen van de Alice Herlihy Dansschool dansten behoedzaam de jitterbug op een geïmproviseerd podium en karatekids van de Devlin Brothers School voor Oosterse Vechtkunsten, stompten en schopten onophoudelijk in de lucht, zij aan zij als waren ze een rij dansers, woest grommend in koor. Voor een toevallige toeschouwer leek het allemaal erg vertrouwd, niet heel anders dan elke andere parade die in de laatste vijftig jaar de stad in slakkengang had doorkruist. Alleen de laatste praalwagen zou tot nadenken kunnen stemmen: een volledig met zwarte vlaggetjes behangen vrachtwagen, geen mens aan boord, zijn grimmige leegheid sprak voor zich.

    Als burgemeester kreeg Kevin een ritje aangeboden in een van de twee erewagens die deel uitmaakten van de herdenkingsstoet. Het was een kleine Mazda die door Pete Thorne, zijn vriend en voormalig buurman, werd bestuurd. Ze bevonden zich in tweede positie, een meter of tien achter een Fiat Spider waarin de paradeleidster zat, een mooie maar breekbare vrouw die Nora Durst heette. Op 14 oktober had ze haar hele gezin verloren – haar man en twee jonge kinderen – wat algemeen werd beschouwd als de grootste tragedie van Mapleton. Nora had, zo werd gezegd, eerder op de dag een kleine paniekaanval gekregen. Ze zei duizelig en misselijk te zijn en wilde naar huis, maar haar zus en een vrijwillige rouwconsulent die op zulke evenementen voor noodgevallen ter beschikking stond, hadden haar door de crisis heen geholpen. Ze leek nu in orde en zat vorstelijk op de achterbank van de Spider, terwijl ze van de ene naar de andere kant keek en flauwtjes wuifde met haar hand als erkenning voor de sporadische applaussalvo's van de toeschouwers die zich langs de kant van de weg hadden verzameld.

    'Het is zo slecht nog niet!' riep Kevin met luide stem. 'Zoveel mensen had ik niet verwacht!'

    'Wat zeg je?' brulde Pete over zijn schouder.

    'Laat maar!' riep Kevin terug, want hij realiseerde zich dat het totaal geen zin had om te proberen om boven de muziek van de band uit te komen. De groep hoornblazers kleefde aan zijn bumper en speelde een uitbundige versie van ‘Hawaii Five-O’, die zo vaak herhaald werd dat hij zich begon af te vragen of dit het enige nummer was dat ze kenden. Ongeduldig vanwege het begrafenistempo van de stoet rukten de muzikanten steeds verder op, ze passeerden zijn auto en bleven dan abrupt weer stilstaan, waardoor ze telkens weer de plechtige processie hinderden. Kevin draaide zich om en probeerde door de muzikanten heen een blik op te vangen van de andere deelnemers aan de optocht, maar zijn uitzicht werd verhinderd door een groep kastanjebruine uniformen, ernstige, jonge gezichten met bolle wangen en koperen muziekinstrumenten die goudgeel in het zonlicht schitterden. Daar achteraan, zo dacht hij, daar liep de echte optocht, de stoet die niemand ooit eerder had gezien; honderden gewone mensen die in kleine groepjes optrokken, sommigen met demonstratieborden en opschriften, anderen met T-shirts die bedrukt waren met de foto van een verdwenen vriend of familielid. Hij had deze mensen al op het parkeerterrein gezien, kort nadat ze zich in pelotons hadden opgesplitst, en het zien van al deze mensen – de niet te bevatten optelsom van hun droefheid – had hem van streek gebracht, waardoor hij nauwelijks nog de namen op hun spandoeken kon lezen: de Wezen van 14 Oktober, de Coalitie van Treurende Echtgenoten, Moeders en Vaders van Vertrokken Kinderen, Netwerk van Treurende Broers en Zussen, Mapleton Herdenkt zijn Vrienden en Buren, Overlevers van Myrtle Avenue, Studenten van Shirley de Santos, Wij Missen Budd Phipps, enzovoort. Een aantal trendy religieuze organisaties waren ook van de partij – Onze-Lieve-Vrouw van Smarten, Tempel Beth-El en de Presbyterianen van Sim-James hadden allemaal een delegatie gestuurd – maar zij werden naar achter in de stoet verwezen, bijna een aanhangsel, recht voor de wagens van de hulpdiensten.

    Het centrum van Mapleton was afgeladen met mensen die elkaar het beste toewensten. De straten waren bestrooid met bloemen, waarvan er heel wat onder de wielen van de vrachtwagens terechtkwamen voordat ze uiteindelijk door de massa werden vertrappeld. Onder de toeschouwers waren er heel wat jongeren van de middelbare school, maar Kevins dochter Jill en haar beste vriendin Aimee waren nergens te bespeuren. De meisjes sliepen nog toen hij het huis verliet – zoals gewoonlijk hadden ze het weer veel te laat gemaakt – en Kevin kon het niet opbrengen om hen te wekken; bovendien voelde hij zich niet krachtig genoeg om de confrontatie aan te gaan met Aimee, die het nodig vond om in een slipje en een half doorschijnend topje te slapen, waardoor hij niet wist waar hij moest kijken. Hij had tweemaal naar huis gebeld in het afgelopen half uur, in de hoop dat het belgerinkel hen zou wekken, maar de meisjes hadden niet opgenomen.

    Jill en hij hadden wekenlang over de parade gediscussieerd. Ze deden dat op een geïrriteerde, half ernstige manier, zoals ze dat tegenwoordig met alle onderwerpen deden. Hij had geprobeerd haar te motiveren om mee te lopen ter

    Enjoying the preview?
    Page 1 of 1