Discover millions of ebooks, audiobooks, and so much more with a free trial

Only $11.99/month after trial. Cancel anytime.

Waar liefde verdween
Waar liefde verdween
Waar liefde verdween
Ebook465 pages6 hours

Waar liefde verdween

Rating: 0 out of 5 stars

()

Read preview

About this ebook

Luke Carey krijgt een telefoontje met afschuwelijk nieuws. Hij moet halsoverkop naar zijn dochter in San Francisco, omdat zij in een opwelling de vriend van haar moeder heeft vermoord. Luke's leven liep op rolletjes en was gelukkig samen met zijn zwangere vrouw. Maar niemand heeft geluk ooit zelf in de hand, ook Luke niet. Hij ziet op tegen het weerzien met zijn ex en het verleden dat hij voor een lange tijd achter zich heeft kunnen laten. Kan hij de confrontatie met zijn verleden aan en zijn oude zorgeloze leventje weer oppakken? 'Waar liefde verdween' is in 1964 verfilmd met Bette Davis in de hoofdrol. -
LanguageNederlands
PublisherSAGA Egmont
Release dateApr 26, 2021
ISBN9788726626438
Author

Harold Robbins

Harold Robbins was born in 1915 in New York's Hell's Kitchen. He wrote twenty-three novels, as well as numerous film and television scripts. A bestselling novelist for over half a century, his novels have sold over 500 million copies.

Read more from Harold Robbins

Related to Waar liefde verdween

Related ebooks

Related articles

Reviews for Waar liefde verdween

Rating: 0 out of 5 stars
0 ratings

0 ratings0 reviews

What did you think?

Tap to rate

Review must be at least 10 words

    Book preview

    Waar liefde verdween - Harold Robbins

    Waar liefde verdween

    Translated by C.H.B. Wilson

    Original title: Where Love Has Gone

    Original language: English

    Copyright © 1969, 2021 Harold Robbins and SAGA Egmont

    All rights reserved

    ISBN: 9788726626438

    1st ebook edition

    Format: EPUB 3.0

    No part of this publication may be reproduced, stored in a retrievial system, or transmitted, in any form or by any means without the prior written permission of the publisher, nor, be otherwise circulated in any form of binding or cover other than in which it is published and without a similar condition being imposed on the subsequent purchaser.

    www.sagaegmont.com

    Saga Egmont - a part of Egmont, www.egmont.com

    DEEL EEN

    LUKE VERTELT

    Vrijdagavond

    1

    Het was in één woord een ongeluksdag.

    ’s Morgens raakte ik mijn baan kwijt. ’s Middags volgde ik op de televisie een honkbalwedstrijd, waarin Maris de bal zo’n lel gaf dat hij op zijn dooie gemak de gehele voorgeschreven wandeling langs de honken kon volbrengen. Terwijl de televisie hem op zijn triomftocht volgde, kon je nu en dan flitsen opvangen van de uitdrukking op de gezichten van de Cincinnati Reds, die duidelijk te kennen gaf dat de wedstrijd voor hun part wel gestopt kon worden.

    En ’s nachts rinkelde de telefoon terwijl ik op bed lag zonder de slaap te kunnen vatten. Heel voorzichtig, om Elizabeth niet te storen die in het bed naast mij ook pogingen deed om in slaap te komen, nam ik de hoorn op.

    — Interlocaal voor de heer Luke Carey, hoorde ik de holle, onpersoonlijke stem van de telefoniste over de lijn.

    — Spreekt U mee, zei ik.

    Elizabeth had inmiddels haar bedlampje aangeknipt en zat nu overeind in bed, het lange, blonde haar over de naakte schouders vallend, en geluidloze mondbewegingen makend.

    — Wie is het?

    Ik bedekte het mondstuk met mijn hand.

    — Weet ik niet, zei ik vlug. Interlocaal.

    — Misschien gaat het wel over die baan in Daytona, zei ze hoopvol. Waar je op gesolliciteerd hebt.

    Ik hoorde een stem met een lichtelijk Westerse neusklank door de telefoon zeggen:

    — Mr. Carey?

    — Ja.

    — Mr. Luke Carey?

    — Precies, zei ik.

    Als dit een grap moest voorstellen kon ik deze maar matig appreciëren.

    — Dit is sergeant Joe Flynn van de San Francisco Politie.

    De neusklank was nu duidelijker te horen.

    — U hebt een dochter, Danielle?

    Een plotseling opkomende vrees deed mijn maag ineenkrimpen.

    — Ja, dat is zo, zei ik vlug. Is er iets aan de hand?

    — Dat zou ik denken! zei hij. Ze heeft iemand vermoord ...

    Reacties zijn rare dingen. Ik was bijna in lachen uitgebarsten. In mijn verbeelding had ik namelijk haar gewonde, bloedende lichaam ergens op een stille weg zien liggen. Ik beet op mijn tong om de woorden „Is dat alles?" in te houden, en vroeg:

    — Hoe is het met haar?

    — Zij maakt het goed, antwoordde de sergeant.

    — Kan ik met haar spreken?

    — Nu niet. Morgenochtend. Zij is nu onderweg naar de Jeugdgevangenis.

    — Is haar moeder bij de hand? vroeg ik. Kan ik haar even spreken?

    — Nee, zei hij. Ze ligt boven, in haar kamer, met een aanval van hysterie. De dokter is net bezig haar een prik te geven.

    — Is er niemand anders met wie ik spreken kan?

    — Mr. Gordon, maar die is nu met Uw dochter mee.

    — Harris Gordon? vroeg ik.

    — Ja, antwoordde hij. Meneer de advocaat zelf. Hij vroeg of ik U wilde opbellen.

    Harris Gordon. Meneer de advocaat. Zo werd hij genoemd. De beste die er te krijgen was. En de duurste. Ik wist het. Hij was Nora’s raadsman geweest bij onze echtscheiding en had mijn advocaat in zijn hemd laten staan. Ik begon mij een beetje beter te voelen. Nora was dan nog niet zo heel hysterisch als ze Gordon had kunnen opbellen.

    De stem van de politieman klonk enigszins nieuwsgierig toen hij mij vroeg:

    — Wilt U dan niet weten wie Uw dochter heeft vermoord?

    — Ik kan het nog steeds niet geloven! zei ik. Danielle kon zelfs geen vlieg kwaad doen. Ze is nog niet eens vijftien.

    — Toch heeft zij hem vermoord, zei hij bot.

    — Wie? vroeg ik.

    — Tony Riccio. Zijn stem had een harde klank gekregen. Het vriendje van Uw vrouw.

    — Ze is mijn vrouw niet, zei ik. We zijn elf jaren geleden gescheiden.

    — Zij heeft hem een jaap in zijn buik gegeven met een van die beeldhouwersbeitels die Uw vrouw in haar studio heeft. Scherp als een scheermes. Zijn hele buik ligt open. De plaats drijft van het bloed...

    Hij scheen weer vergeten te zijn wat ik hem even tevoren verteld had.

    — Ziet er naar uit dat de man het met allebei hield en dat het meisje jaloers is geworden.

    Ik voelde me onpasselijk worden en slikte om niet te moeten overgeven.

    — Ik ken mijn dochter, zei ik. Ik weet niet, waarom zij hem heeft vermoord, of zelfs dat ze het deed, maar als het werkelijk zo is durf ik er een eed op doen dat het niet was wat jij denkt.

    — U heeft haar in zes jaar niet gezien, hield hij aan. Kinderen veranderen nogal in zes jaar. Groeien op.

    — Maar niet om een moord te plegen, zei ik. Zeer zeker Danielle niet.

    Voor hij nog een woord kon zeggen hing ik op en ging weer naar bed terug.

    Elizabeth staarde mij aan, haar grote, blauwe ogen wijd open.

    — Heb je het gehoord?

    Ze knikte, liet zich vlug uit het bed glijden en schoot een kamerjapon aan.

    — Maar ik kan het niet geloven.

    — Ik ook niet, zei ik dof. Zij is nog maar een kind. Veertien jaar en zes maanden.

    Elizabeth nam me bij de hand.

    — Kom mee naar de keuken, dan zal ik wat koffie voor je maken.

    Ik zat in een soort verdoving verzonken totdat ze me de kop hete koffie in de hand gaf. Het was een van die weinige ogenblikken in het leven van een mens waarop hij aan zoveel tegelijk schijnt te denken, en toch eigenlijk aan niets, in ieder geval geen herinneringen. Kleine dingen misschien, zoals een klein meisje dat voor de eerste keer met je meegaat naar de dierentuin, of het uitschatert als ze door het schuim van de zee bij La Jolla besproeid wordt. En het fijne, ijle stemmetje van een kind.

    – Heerlijk zo in een boot te wonen, daddy! Waarom komt mammie toch niet bij U in de boot wonen inplaats van in dat grote huis boven op die heuvel in San Fwancisco?

    Ik moest inwendig glimlachen toen ik mij de manier herinnerde waarop Danielle San Francisco zei — San Fwancisco. Nora werd er boos om. Nora sprak altijd zoals het behoorde. Nora deed alles zoals het behoorde. Ze was een echte dame.

    Nora Marguerite Cecilia Hayden. Door haar aderen vloeide het trotse bloed van de Spaanse dons van oud-Californië, het hete Ierse bloed van mannen, die rails legden voor de Westerse Spoorwegmaatschappijen, en het ijswater van de New-England-bankiers. Gooi alles in een glas, flink roeren en je hebt een dame. Rijk, machtig en de eigenares van grote landerijen. Benevens een vreemd, buitensporig talent dat haar ver boven de middelmaat verhief.

    Want wat Nora ook aanraakte, hetzij steen, metaal of hout, het kreeg vorm, een eigen leven. En wat zij aanraakte dat al vorm bezat, een eigen leven, vernietigde ze. Ik wist het. Omdat ik wist wat ze mij had aangedaan.

    — Drink je koffie, anders wordt ze koud.

    Ik keek op. Elizabeth keek mij strak aan. Ik nam een slok van de koffie en de warmte verdreef de koude die zich in mijn binnenste had genesteld.

    — Dank je.

    Ze ging tegenover mij zitten.

    — Je was een eind weg met je gedachten.

    — Ik zat na te denken.

    — Over Danielle?

    Ik knikte, en voelde iets dat op schuld geleek in mij omhoogrijzen. Dat was nog een van die prettige eigenschappen van Nora. Ze kon ongemerkt je geest binnensluipen en zich meester maken van je gedachten voor en over anderen.

    — Wat ga je nu doen? vroeg Elizabeth.

    — Ik weet het niet. Ik weet het waarachtig niet.

    Haar stem was warm en zacht.

    — Het arme kind.

    Ik zweeg.

    — Ze heeft in ieder geval haar moeder bij zich.

    Ik lachte bitter. Nora had niet de minste belangstelling voor anderen. Alleen maar voor zichzelf.

    — Nora had een aanval van hysterie. De dokter gaf haar een prik om te kunnen slapen.

    Elizabeth staarde mij aan.

    — Bedoel je dat Danielle alleen is?

    — Hun advocaat is nu bij haar, zei ik.

    Elizabeth stond op en liep naar het dressoir, waaruit ze nog een andere kop en lepeltje te voorschijn haalde. Haar hand beefde en ze liet het lepeltje vallen. Ze bukte zich om het op te nemen maar voleindigde de beweging niet.

    — Verdomme! vloekte ze. Ik voel me zo onhandig als wat.

    Ik nam het voor haar op, en zij nam een ander uit een lepelbakje, schonk zich koffie in en ging weer zitten.

    — Wat een rottijd om zwanger te zijn, zei ze.

    Ik glimlachte.

    — Jij bent niet de enige die daar schuld aan heeft. Ik had er ook iets mee te maken.

    Ze wendde haar ogen niet van mij af.

    — Ik voel me zo dom en onbeholpen. Net of ik nergens goed voor ben. En vooral nu.

    — Stel je niet aan.

    — Ik stel me niet aan, zei ze. Jij wilde deze baby niet. Ik wel.

    — Maar hoe heb ik het nu met je.

    — Jij had een dochter, zei ze. Daar had je genoeg aan. Ik wilde je ook een kind geven. Ik denk dat ik jaloers op haar was. Ik wilde je het bewijs leveren dat ik tenminste in één opzicht even goed was als Nora.

    Ik liep om de tafel heen en ging naast haar zitten. Ze keek mij nog steeds aan. Ik nam haar gezicht in mijn handen.

    — Je hebt niets te bewijzen. Ik hou van je.

    Nog steeds hielden haar ogen mij vast.

    — Ik zag de uitdrukking op je gezicht toen je over Danielle sprak. Je miste haar. Ik dacht dat je haar misschien niet zo zou missen als we een baby hadden.

    Haar ogen vulden zich eensklaps met tranen. Ze nam mijn hand en legde die op haar harde, dikke buik.

    — Je zult toch van onze baby houden, niet, Luke? Net zoveel als van Danielle?

    Ik boog mij voorover en drukte mijn gezicht tegen het in haar groeiende leventje.

    — Twijfel je daar nog aan? vroeg ik. Ik houd nu al van haar.

    — Misschien is het wel een jongen.

    — Komt er niet op aan, fluisterde ik. Ik hou van jullie allebei. Ze trok mijn hoofd tegen haar borst en drukte mij dicht tegen zich aan.

    — Je moet naar haar toe.

    Ik trok mij uit haar armen los.

    — Ben je nou helemaal! Met jou in deze toestand. Ik denk er niet aan.

    — Ik red me wel, zei ze kalm.

    — En hoe komen we aan geld? Vergeet niet dat ik sinds vanmorgen zonder baan ben.

    — We hebben nog bijna vierhonderd op de bank, zei ze. En nog een week salaris tegoed.

    — Honderdzestig piek! Daar moeten we van leven. Het duurt misschien nog weken voor ik een andere baan heb.

    — Het is maar drie en een half uur per jet van Chicago naar San Francisco, zei ze. Een retour toeristenklasse is nog geen honderdvijftig dollar.

    — Ik doe het niet. We hebben dat geld nodig voor het ziekenhuis.

    — Er wordt niet langer over gepraat, zei ze. Je gaat. Zo zou ik het ook willen als Danielle onze baby was.

    Ze stak haar hand uit naar de telefoon.

    — Als jij nu naar boven gaat en een koffertje pakt zal ik het vliegveld opbellen. En trek dat anthraciet-grijze flanellen kostuum aan. Het is het enige goede pak dat je hebt.

    2

    Ik staarde naar het koffertje dat open op het bed lag toen Elizabeth de slaapkamer binnenkwam.

    — Er vertrekt een vliegtuig uit O’Hare om twee uur dertig, zei ze. Er wordt een keer onderweg gestopt en je komt in San Francisco aan tegen vier uur ’s ochtends.

    Ik bleef maar naar het kleine canvas koffertje staren. Het was net of ik verdoofd was. Het nieuws begon eindelijk vaste vorm aan te nemen.

    — Neem nog gauw een douche, zei ze. Dan zal ik wel pakken.

    Ik keek haar dankbaar aan. Je behoefde Elizabeth nooit iets te zeggen; het gebeurde. Ik ging de badkamer in.

    Ik bekeek mijn gezicht in de spiegel. Onder mijn ogen vertoonden zich grote, donkere vlekken en zij schenen dieper in hun kassen te liggen. Ik nam mijn scheermes op; mijn hand beefde nog.

    — De plaats drijft van het bloed, hoorde ik de sergeant nog zeggen.

    Ineens had ik geen zin meer om me te scheren. Ik ging onder de douche staan en draaide de kranen wagenwijd open.

    Toen ik onder de douche vandaan kwam stond het koffertje gepakt en wel voor me klaar. Ik liep naar de hangkast toe.

    — Ik heb je kostuum ingepakt, zei Elizabeth. Draag in het vliegtuig maar een gewone broek en je sportcolbert. Jammer als dat kostuum zou kreuken.

    — Fijn, zei ik.

    Ik had juist mijn das gestrikt toen de telefoon ging. Elizabeth nam de hoorn op.

    — Voor jou, zei ze.

    — Hallo!

    Ik behoefde niet lang te raden wie aan het andere einde van de lijn stond. Mijn gewezen schoonmoeder. Zoals gewoonlijk liet ze er geen gras over groeien.

    — Mr. Gordon, onze advocaat, vindt het raadzaam dat je hier komt.

    — Hoe gaat het met Danielle?

    — Goed, zei de oude dame. Ik ben zo vrij geweest voor jou en je vrouw een suite te reserveren in het Mark Hopkins. Als je op het vliegveld de kaartjes in ontvangst neemt, sein dan even het vluchtnummer, dan zal ik zorgen dat de limousine klaarstaat.

    — Neen, dank U wel. Hoeft niet.

    — Wees nu niet zo kinderachtig, zei ze kribbig. Ik weet hoe je er financieel voorstaat, maar het wil mij voorkomen dat het welzijn van je dochter belangrijker is.

    — Dani’s welzijn is altijd belangrijker geweest.

    — Waarom kom je dan niet?

    — Ik heb toch niet gezegd dat ik niet zou komen. Ik heb alleen Uw aanbod afgeslagen. Ik kan zelf nog wel mijn onkosten betalen.

    — Nog altijd dezelfde, hé? zei ze. Zul je wel ooit veranderen?

    — Net zo min als U, gaf ik haar ten antwoord.

    Even was het stil, toen klonk haar stem weer, kouder en duidelijker ditmaal:

    — Mr. Gordon wil met je spreken.

    Hij had een volle, warme stem. Als je hem niet kende zou je je er door laten beetnemen. Achter dat vriendelijke geluid ging een stel hersens als een stalen klem schuil.

    — Hoe maakt U het, kolonel Carey? Lange tijd niets van U gehoord.

    — Ja, zei ik. — Elf jaar sinds de scheiding. Hij wist het waarschijnlijk op de minuut af. — Hoe gaat het met Dani?

    — Heel goed, kolonel Carey, zei hij geruststellend. Toen de rechter zag wat een schok het arme kind heeft gehad, heeft hij haar direct aan mijn zorg toevertrouwd. Ze slaapt nu, boven bij haar grootmoeder. De dokter heeft haar een slaappoeder gegeven.

    Of ik hem mocht of niet, ik was blij dat hij aan onze zijde stond.

    — Ze moet morgenochtend tien uur in de Jeugdgevangenis terug zijn, zei hij. Kun jij tegen die tijd hier zijn om met haar mee te gaan?

    — Ik zal er zijn.

    — Fijn. Zie je kans om zeven uur het ontbijt met ons te gebruiken?

    — Okay, zei ik. Om zeven uur bij het ontbijt.

    Een korte pauze, en toen was Mrs. Hayden weer aan het toestel. Het scheen mij toe dat de oude dame moeite deed, vriendelijk tegen me te zijn.

    — Leuk dat ik je vrouw weer eens zal kunnen ontmoeten, Luke.

    — Ze komt niet.

    — Waarom niet? vroeg ze verbaasd.

    — Omdat ze een baby verwacht, zei ik. Het kan nu elke dag gebeuren.

    Hiermede was het gesprek afgelopen en namen we afscheid. Nauwelijks had ik de hoorn neergelegd of er werd opnieuw gebeld. Harris Gordon weer.

    — Nog een ding, Mr. Carey. Spreekt U alsjeblieft niet met verslaggevers, en legt U geen enkele verklaring af voor we met elkaar gesproken hebben.

    — Ik snap het, Mr. Gordon, zei ik en legde de hoorn neer.

    Elizabeth liep naar de badkamer.

    — Ik ga nog gauw even een douche nemen en dan me kleden om je naar O’Hara te rijden.

    Ik keek haar vragend aan.

    — Zou je dat wel doen? Ik kan net zo goed met een taxi gaan.

    — Doe nu niet zo dwaas. Wat je de oude dame ook hebt verteld, de grote gebeurtenis is pas over veertien dagen.

    Ik houd van ’s nachts rijden. Het is net of er aan het einde van de stralen van je koplampen geen wereld meer bestaat. Je kunt niet zo heel ver voor je uitzien, dus voel je je betrekkelijk veilig. Ik sloeg een blik op de snelheidsmeter die vijftig aanwees, en liet deze tot veertig teruggaan. We behoefden ons niet te haasten; het was nog niet eens middernacht.

    We voelden er echter niets voor, thuis rond te hangen tot het tijd van vertrek was. Op het vliegveld zou er drukte zijn, en mensen. We zouden het gevoel hebben dat we iets deden, ook al was er niets te doen.

    Uit een hoekje van mijn oog zag ik een lucifer opflikkeren en vluchtig een schaduw over Elizabeth’s gezicht werpen. Toen stak ze haar arm uit en plaatste een sigaret tussen mijn lippen. Ik inhaleerde diep.

    — Hoe voel je je?

    — Goed, zei ik.

    — Wil je er niet over praten?

    — Wat valt er over te praten? Dani verkeert in moeilijkheden en ik ga naar haar toe.

    — Dat zeg je nu net of je het verwacht had, zei ze.

    Verbaasd wierp ik haar een blik toe. Ik had al eerder ervaren dat ze als het ware de gave bezat, je innerlijke gedachten bloot te leggen.

    — Dit had ik niet verwacht, zei ik toonloos.

    Haar eigen sigaret gloeide nu ook.

    — Wat had je dan verwacht?

    — Ik weet het niet.

    Maar dat was ook weer niet helemaal waar. Ik wist wel wat ik verwacht had. Dat Danielle mij op zekere dag zou opbellen om mij te zeggen, dat ze bij mij wilde zijn en niet meer bij haar moeder. Maar na elf lange jaren was er van die droom niet veel overgebleven.

    — Hecht jij enige waarde aan de toespeling van die politieman?

    — Niet veel, zei ik. Beter gezegd helemaal niet. Als dat het geval zou zijn geweest, zou Nora hem vermoord hebben. Nora deelt met niemand iets dat volgens haar mening haar eigendom is.

    Elizabeth zweeg, en ik liet mijn gedachten de vrije loop. Zo was Nora nu. Ik herinnerde mij die laatste dag in het gerechtshof nog.

    Alles was toen geregeld. Zij had haar echtscheiding. Ik was blut, wanhopig en verdiende nauwelijks voldoende voor mijn levensonderhoud, terwijl zij alles had wat haar hart begeerde. Het ging er alleen nog maar om aan wie Danielle zou worden toegewezen. We gingen in de raadkamer van de rechter zitten om dit uit te puzzelen. Het zou alleen maar een formaliteit zijn. We waren al overeengekomen dat Danielle jaarlijks twaalf weekends en de halve zomer bij mij op de boot in La Jolla zou doorbrengen.

    Ik ging in de stoel tegenover de rechter zitten terwijl mijn advocaat de overeenkomst uiteenzette. De rechter knikte en keerde zich naar Harris Gordon toe.

    — Dat lijkt mij wel een billijke regeling toe, Mr. Gordon.

    Ik herinnerde mij dat juist op dat ogenblik Danielle, die aan het andere einde van het kantoor met een bal speelde, plotseling uitriep:

    — Vangen, pappie!

    Terwijl ik de bal opving hoorde ik Gordons antwoord:

    — Dat is het helemaal niet, Edelachtbare.

    Met ongeloof in de ogen staarde ik hem aan, de bal nog in mijn hand. Gisteren waren we het hierover eens geworden. Ik keek Nora aan. Haar violetblauwe ogen schenen recht door mij heen te kijken. Ik wierp de bal naar Dani terug.

    — Mijn cliënte beweert dat kolonel Carey geen ouderlijke rechten kan doen gelden.

    — Wat bedoelt U daarmee? schreeuwde ik. Ik ben haar vader! Gordon’s donkere ogen waren ondoorgrondelijk.

    — Heft U het nooit vreemd gevonden dat het kind geboren werd zeven maanden nadat U uit Japan terugkeerde?

    Met moeite hield ik mijzelf in bedwang.

    — Zowel mevrouw Carey als haar dokter hebben mij verzekerd dat Dani voortijdig geboren werd.

    — Voor een volwassen man was U dan wel erg naïef, kolonel Carey.

    Gordon keerde zich naar de rechter.

    — Mevrouw Carey wil het hof er van in kennis stellen dat het kind Danielle verwekt werd ongeveer zes àzeven weken vóór kolonel Carey uit de militaire dienst ontslagen werd.

    Woedend voegde ik mijn advocaat toe:

    — Je neemt hier toch zeker geen genoegen mee?

    Mijn advocaat boog zich naar de rechter toe.

    — Deze mededeling van de heer Gordon heeft mij hevig geschokt, zei hij. Het zal Uw Edelachtbare duidelijk zijn dat dit volkomen in strijd is met hetgeen wij gisteren zijn overeengekomen.

    Uit de wijze waarop de rechter sprak kon ik opmaken, dat ook hij geschokt was, hoewel zijn woorden bestudeerd onpartijdig waren.

    — Het spijt mij, collega, maar U weet toch ook dat de rechtbank geen enkele overeenkomst erkent die niet in haar aanwezigheid is opgemaakt.

    Ik kon me niet langer inhouden.

    — Dan kan die overeenkomst naar de hel lopen! schreeuwde ik. We gaan de hele zaak weer opnieuw uitvechten!

    Mijn advocaat greep me bij een arm en keek de rechter aan.

    — Kan ik een ogenblik met mijn cliënt praten, Uw Edelachtbare?

    De rechter knikte en wij trokken ons bij een venster terug.

    — Je begrijpt zeker wel wat daar het gevolg van zal zijn, fluisterde hij. Je zou openlijk toegeven dat je vrouw overspel pleegde terwijl jij nog in Europa was.

    — En wat dan nog? Iedereen hier weet dat ze zich door heel San Francisco heeft laten opzitten.

    — Hou nou eens op met aan jezelf te denken, Luke. Denk liever aan je dochter. Weet je, wat dit voor haar betekent als het bekend zou raken? Dat haar eigen moeder haar een bastaard noemt.

    Ik keek hem aan.

    — Dat zou ze niet durven.

    — Ze heeft het al gedaan.

    Aan zijn antwoord viel niet te twijfelen, dus zweeg ik. Toen hoorde ik een klein stemmetje roepen:

    — Vangen, pappie!

    Bijna werktuiglijk stak ik een arm uit om de bal op te vangen. Danielle holde de kamer door en wierp zich in mijn armen. Ik tilde haar op. Ze lachte, de donkere ogen stralend van pret.

    Plotseling verlangde ik, haar vast tegen mijn borst te drukken. Nora loog natuurlijk. Dat moest wel. Een inwendige stem zei mij, dat Dani mijn dochter was.

    Ik liet mijn blik door de kamer gaan. Naar de rechter, zijn secretaris, naar Harris Gordon en Nora. Allen keken zij naar ons. Behalve Nora. Zij staarde strak naar een punt boven mijn hoofd. Het kleine, glimlachende gezichtje tegenover het mijne trok mijn aandacht weer. Een verstikkend gevoel van wanhoop rees in mij op. Mijn adcovaat had gelijk. Ik kon het niet doen. Ik mocht mijn kind geen leed berokkenen.

    — Wat moeten we doen? fluisterde ik.

    Een uitdrukking van diep medegevoel verscheen in de ogen van mijn advocaat.

    — Ik zal even met de rechter praten.

    Met Danielle in mijn armen bleef ik staan, terwijl hij naar de tafel van de rechter liep. Een paar minuten later kwam hij terug.

    — Ze staan je vier weekends per jaar toe. En twee uur elke zondagmiddag als je naar San Francisco komt. Kun je je daarmee verenigen?

    — Ik zal wel moeten, zei ik bitter.

    Hij knikte bijna onmerkbaar met het hoofd.

    — Okay, zei ik. God, ze moet mij dan wel heel erg haten.

    Met het nooit falende instinct van kinderen begreep Danielle onmiddellijk waar ik het over had.

    — O nee, pappie, dat is helemaal niet zo. Mammie houdt van je. Ze houdt van ons allebei. Dat heeft ze me zelf gezegd.

    Ik keek neer op het kleine, ernstige gezichtje waaruit zoveel overtuiging sprak en knipte met mijn ogen om de hete, bittere tranen tegen te houden.

    — Natuurlijk, lieveling, zei ik geruststellend.

    Nora kwam naar ons toe.

    — Kom mee, lieveling, riep ze. We moeten naar huis.

    Danielle keek haar haar en toen naar mij. Ik knikte toen Nora haar armen naar haar uitstak. Voor het eerst keek Nora mij aan over het hoofdje van Danielle en kon ik duidelijk een mengeling van triomf en leedvermaak in haar ogen lezen.

    Dezelfde triomf had ik gezien toen zij met een beeldje klaar was waar ze lang mee bezig was geweest en dat eindelijk vorm had gekregen. En eensklaps begreep ik, wat Danielle voor haar betekende. Niet een kind. O neen. Alleen maar iets dat Nora gemaakt had.

    Ze zette Danielle neer en hand in hand liepen ze naar de deur. Toen Nora deze opendeed, keerde Danielle zich om en keek naar mij.

    — Gaat U niet mee, pappie? vroeg ze.

    Ik schudde mijn hoofd. Mijn ogen stonden vol tranen, zodat ik niet goed kon zien en met moeite bracht ik uit:

    — Nee, lieveling, pappie moet hier blijven om met de aardige mannen te praten. Ik zie je later nog wel.

    — Okay. Tot ziens, pappie!

    De deur ging achter hen dicht. Ik tekende enkele stukken, nam de trein naar La Jolla, waar ik me een stuk in mijn kraag dronk.

    3

    Ik telde het geld voor mijn ticket neer, deponeerde mijn koffertje bij de bagage-afdeling en ging vervolgens met Elizabeth naar de Wachtkamer. We gingen aan een klein tafeltje zitten en ik bestelde twee Manhattans.

    Ik nam mijn glas op en proefde. De cocktail was prima. Koud en niet al te zoet. Ik keek naar Elizabeth. Ze zag er moe uit.

    — Hoe voel je je? vroeg ik. Ik had je nooit naar hier mogen meenemen.

    Ze hief haar glas op en nam een slok van haar cocktail.

    — Ik voel me goed, zei ze, terwijl haar gezicht weer een beetje kleur kreeg. Een beetje zenuwachtig misschien, meer niet.

    — Je hoeft nergens zenuwachtig over te zijn.

    — Ik maak me niet zenuwachtig over het vliegtuig, zei ze. Maar wel over jou.

    Ik lachte.

    — Over mij hoef je je niet bezorgd te maken.

    Zij glimlachte niet.

    — Jij zult haar weer ontmoeten.

    Toen begreep ik, wat zij hiermede bedoelde. Nora had er een handje van mij, figuurlijk gesproken, aan het mes te rijgen en het duurde altijd een poosje voor de wonden weer geheeld waren. Ik verkeerde in een dergelijke toestand toen Elizabeth en ik elkaar, zes jaar geleden, voor het eerst ontmoetten, oftewel vijf jaren na de echtscheiding.

    De zomer liep bijna ten einde. Danielle was acht, en ik was net uit San Francisco teruggekeerd waar ik haar aan haar moeder had af geleverd na een van onze zeldzame weekends.

    Dani was het huis binnengehold en ik bleef buiten wachten op de butler die haar tas moest ophalen. Na de echtscheiding was ik geen enkele maal meer in het huis geweest.

    De deur ging open, maar het was niet de butler. Het was Nora. We keken elkaar een ogenblik zonder iets te zeggen aan. Haar koude ogen waren zonder enige uitdrukking. Toen zei ze:

    — Ik wil met je spreken.

    — Waarover? vroeg ik.

    Zoals gewoonlijk viel Nora direct met de deur in huis.

    — Ik heb besloten dat Dani je niet meer komt opzoeken.

    Ik voelde hoe de haren in mijn nek overeind gingen staan.

    — Waarom?

    — Ze is geen kind meer, zei Nora. Ze ziet dingen.

    — Zoals wat?

    — Zoals jij in die smerige boot leeft. De Mex vrouwen die bij je komen en de dronken scheldpartijen. Ik wil niet dat zij met die voze kant van het leven in aanraking komt.

    — Jij bent een mooie om zo te praten. De manier waarop jij het doet is zeker beter, hé? Met schone lakens en martini’s?

    — Jij kunt het weten. Je scheen er gek op te zijn.

    De krankzinnige gedachten die plotseling in je geest opkomen. De aantrekking van iets waarvan je weet, dat het slecht is. Ze kende me wel. En ze wist waarover ze sprak. Ik trachtte de herinnering met geweld te onderdrukken.

    — Ik zal er wel met mijn advocaat over spreken, zei ik.

    — Ga je gang maar — als je tenminste een advocaat kunt vinden die met je praten wil. Je hebt geen geld en je bent smerig, en als je wilt procederen kan ik de verklaring van een particulier detective overleggen over jouw levenswijze. Je zult er niets mee bereiken.

    Ze keerde zich om en deed de deur voor mijn neus dicht. Ik bleef er een ogenblik versuft naar staren en liep toen de stoep af naar mijn oude, gammele rammelkast. Pas laat de volgende dag keerde ik naar de boot terug met een halve kist whisky bij me.

    Twee dagen later werd er op de deur van mijn hut geklopt. Ik rees moeizaam van mijn slaapbank overeind en strompelde er naar toe. Toen ik de deur opendeed voelde ik een heftige pijnscheut in mijn oogballen die door mijn oogzenuwen naar mijn hersens liep. Daarna de strakke blauwe hemel, de hete zon, het witte japonnetje en het zonblonde haar van het meisje. Ik moest een paar keer met mijn oogleden knipperen tegen het felle zonlicht.

    Toen klonk de diepe, warme stem van het meisje.

    — Ze vertelden me bij het aaswinkeltje dat U ook verhuurt.

    Ik bleef met mijn ogen knipperen. De combinatie licht en whisky scheen te veel te zijn.

    — Bent U de kapitein? vroeg ze.

    De pijn begon langzaam weg te trekken. Door half toegeknepen ogen keek ik haar aan. Haar voorkomen was even aantrekkelijk als haar stem. Blauwe ogen en gebruinde huid, lieve, brede mond en een resolute kin.

    — Kapitein, tevens bemanning. Komt U binnen en laten we iets drinken.

    Ze gaf me een stevige handdruk en daalde het smalle trapje af. Nieuwsgierig liet ze haar ogen door de kajuit gaan, die er verre van aantrekkelijk uitzag. Lege whisky-flessen, een slordige rustbank en enkele onopgemaakte kooien. Ze zei echter niets.

    — Het spijt me dat het er zo smerig uitziet, zei ik. Als ik geen huurders voor de boot heb, breng ik mijn tijd met drinken zoek. Pretkrinkeltjes vertoonden zich om ogen en mond.

    — Net als vader.

    — Was hij ook botenverhuurder?

    Zij schudde haar hoofd.

    — Hij was kapitein van een sleepboot op de East River in New-York, en een liefhebber van een hartige borrel.

    — Ik drink niet tijdens mijn werk, zei ik.

    — Hij ook niet. Hij was de beste sleepboot-kapitein van New-York.

    Ik maakte een plaatsje op de rommelage tafel vrij, haalde twee schone glazen en nam de fles met whisky op.

    — Ik heb alleen maar water. Geen ijs.

    — Dat is prima whisky, zei ze. Laten we de smaak maar niet bederven door er water bij te doen.

    Ik schonk de glazen halfvol en zij dronk het hare leeg met een gemak alsof het water was. Een meisje naar mijn hart.

    — En nu gaan we over zaken praten, zei ze, haar glas neerzettend.

    — Vijftig dollar per dag. ’s Morgens om vijf uur varen we uit en zijn ’s middags om vier uur terug. Niet meer dan vier passagiers.

    — Hoeveel per week? We willen naar Los Angeles gaan, daar een weekend overblijven en dan weer teruggaan.

    — Wij? vroeg ik. Hoeveel?

    — Alleen maar twee. Mijn baas en ik.

    Ik keek haar aan.

    — Dit is de enige kajuit die de boot heeft. Maar als het moet, kan ik mij wel op het dek installeren.

    Ze lachte.

    — Helemaal niet nodig.

    — Ik begrijp bet niet goed, zei ik. Is er iets niet in de haak met die knaap?

    Ze lachte weer.

    — Het is een doodgewone man, éénenzeventig jaar oud, en hij behandelt mij als zijn dochter.

    — Waar huurt-ie de boot dan voor?

    — Hij is een bouwer, uit Phoenix, en moest hier en in Los Angeles zijn voor zaken. Hij heeft ik weet niet hoelang alleen maar zand gezien en snakte naar een beetje afleiding en zeelucht. Vissen wil-ie ook nog.

    — Dan heeft-ie de verkeerde tijd uitgezocht om te vissen. Alle vis zit op het ogenblik in de buurt van Mexico.

    — Hij zal het wel niet erg vinden.

    — Maaltijden inbegrepen? vroeg ik.

    — Behalve het weekend.

    — Zou vijfhonderd te veel zijn?

    — Maak er vierhonderd van.

    — Top, zei ik en stond op. Wanneer willen jullie vertrekken?

    — Morgenochtend. Acht uur, kan dat? Zal ik U vast wat betalen?

    — U hebt een eerlijk gezicht, miss... zei ik grijnzend.

    — Andersen, zei ze. Elizabeth Andersen.

    Ze stond op en begon het trapje op te lopen dat naar het dek voerde.

    — Wat ik zeggen wil, miss Andersen, riep ik haar na. Wat is het vandaag voor een dag?

    Ze lachte, een warme, vriendelijke lach.

    — Precies als mijn vader. Dat was ook altijd het eerste wat hij vroeg als hij zijn roes had uitgeslapen. Het is woensdag.

    — Natuurlijk, zei ik.

    Ik sloeg haar gade toen ze op de wal stapte en naar haar auto liep, waar zij zich omdraaide en mij toewuifde. Daarna stapte ze in en reed weg.

    Ik ging naar de kajuit terug en begon de boel een beetje op te redderen.

    Zo leerden wij elkaar kennen en een jaar later trouwden wij.

    — Waarom glimlach je? vroeg Elizabeth.

    Met een schok keerde ik tot de werkelijkheid terug, stak mijn arm uit over de tafel en legde mijn hand op de hare.

    — Ik dacht er aan hoe je er uitzag toen we elkaar voor het eerst ontmoetten. Een blonde godin, in goud en ivoor gegoten.

    Ze lachte en nam nog een teug van haar Manhattan.

    — Ik lijk op het ogenblik niet veel op een blonde godin.

    Ik gaf de kelner een teken om nog twee glazen te brengen.

    — In mijn ogen wel.

    Haar gelaat nam plotseling een ernstige uitdrukking aan.

    — Je hebt er toch geen spijt van dat je me getrouwd hebt, wel?

    Enjoying the preview?
    Page 1 of 1