Discover millions of ebooks, audiobooks, and so much more with a free trial

Only $11.99/month after trial. Cancel anytime.

De verleiding
De verleiding
De verleiding
Ebook510 pages7 hours

De verleiding

Rating: 0 out of 5 stars

()

Read preview

About this ebook

Als kind werd hij Las Vegas uitgejaagd, en enkele jaren later staat hij aan de top van de casino business. Hoe heeft Zack Riordan dat voor elkaar gekregen? Zack, ook wel "Lucky" genoemd, heeft zijn succes niet verkregen door geluk, maar door afzien en bikkelhard werken. Als zoon van een multimiljonair heeft hij geheel op eigen kracht de top weten te bereiken, omdat hij niet erkend werd door zijn vader. Maar ook voor een machtige man als Zack blijft het leven een uitdaging en manoeuvreert hij in de corrupte wereld van het grote geld, casino's en verleidingen. In 'De verleiding' volg je een echt "Harold Robbins" personage dat snakt naar macht, vrouwen en succes!-
LanguageNederlands
PublisherSAGA Egmont
Release dateApr 26, 2021
ISBN9788726626339
De verleiding
Author

Harold Robbins

Born in New York City, HAROLD ROBBINS is one of the world's bestselling authors, writing novels that often mirrored his own experiences and that were peopled by characters he had met. He is the author of The Carpetbaggers.

Read more from Harold Robbins

Related to De verleiding

Related ebooks

Related articles

Reviews for De verleiding

Rating: 0 out of 5 stars
0 ratings

0 ratings0 reviews

What did you think?

Tap to rate

Review must be at least 10 words

    Book preview

    De verleiding - Harold Robbins

    De verleiding

    Translated by Parma van Loon

    Original title: Sin City

    Original language: English

    Copyright © 2004, 2021 Harold Robbins and SAGA Egmont

    All rights reserved

    ISBN: 9788726626339

    1st ebook edition

    Format: EPUB 3.0

    No part of this publication may be reproduced, stored in a retrievial system, or transmitted, in any form or by any means without the prior written permission of the publisher, nor, be otherwise circulated in any form of binding or cover other than in which it is published and without a similar condition being imposed on the subsequent purchaser.

    www.sagaegmont.com

    Saga Egmont - a part of Egmont, www.egmont.com

    Voor Eugene H. Winick

    Met dank aan Tom Doherty, Linda Quinton; Robert Gleason, Brian Callaghan en de rest van het professionele team van Forge.

    En dank aan Junius Podrug en Jann Robbins.

    Harold Robbins heeft een groot aantal ideeën voor romans nagelaten toen hij overleed in 1997. De erfgenamen en zijn redacteur hebben samengewerkt met een gerenommeerde schrijver om, geïnspireerd door de briljante vertelkunst van Harold Robbins, deze ideeën te bewerken tot romans zoals Harold Robbins ze zelf zou willen hebben geschreven.

    DEEL 1

    ZACK RIORDAN

    * 1 *

    IN DEN BEGINNE ZEI GOD:

    ‘ER ZIJ LICHT.’

    De eerste keer dat ik de Strip zag dacht ik: hier heeft God gewoond. Ik was twaalf toen mijn moeder Betty en ik in 1966 met een Greyhound uit Noord-Nevada arriveerden. Die ochtend waren we vertrokken uit Mina, een klein dorpje in de verdroogde modder, met Highway 95 als hoofdstraat. Een dor woestijnstadje dat zelfs door ratelslangen werd gemeden. Toen we in Las Vegas uit de bus stapten borgen we onze reistassen in een kluis en liepen van het busstation naar de Strip. Ik had, behalve een chocoladereep, nog niets gegeten sinds Tonopah, en mijn maag knorde. Onderweg had Betty de drie dagen loon verspeeld die ze had ontvangen voor we uit Mina vertrokken waren. Telkens als de bus stopte had ze quarter na quarter in een gokautomaat gegooid. Ze had nog maar een dollar over toen we in Las Vegas aankwamen, maar ze was ervan overtuigd dat ze onmiddellijk een baan als serveerster zou vinden. Loop naar binnen en ga aan het werk – zo’n soort plaats was Vegas. Aan het eind van haar dienst zou ze voldoende fooien hebben gekregen en misschien zelfs een voorschot op haar loon om een kamer voor ons te kunnen huren en iets te eten te kopen.

    Terwijl Betty een restaurant binnenging om te vragen of ze werk voor haar hadden, slenterde ik over de Strip. Het klinkt banaal, maar ik zag sterren flonkeren toen ik de boulevard voor het eerst in het oog kreeg. Het was Times Square, Duizend-en-één-nacht, honderd kermissen, alles op een hoop gegooid en tegelijk verlicht – de Dunes, Aladdin, Sahara, Caesar’s Palace. Het eerste wat ik zag waren de lichten, een stralende collage van neon, schommelend op de Silver Slipper, vlammend op de Stardust, hemelwaarts stralend uit de reusachtige schijnwerper boven op het nieuwe Aladdin-hotel.

    En de mensen – goede genade, het was de eerste keer dat ik mannen zag in van die apenpakkies die ze smokings noemen en vrouwen in nauwsluitende glitterjurken. In Mina roken vrouwen naar talkpoeder en droegen ze wijde, gebloemde jurken, die Betty jutezakken noemde, en de mannen hadden modder aan hun laarzen en zweet onder hun oksels. De vrouwen in Vegas hadden jurken die hun als gegoten zaten en hun weelderige borsten toonden. Ze roken naar dure seks, Chanel No. 5, en Fleur de Rocaille. Zelfs de mannen hadden een duur luchtje, niet de Old Spice-aftershave waarmee de mijnwerkers zich na het douchen opfristen.

    Vlees en glitter, dat was Vegas – vlees en glitter en het gerinkel van geld. Ik had dat geluid nog nooit gehoord, althans niet zo luid. Nickels en dimes die in de kartonnen bekers uit de automaten vielen, op de Strip was het geluid verdovend, verleidelijk. Het bracht je in een droomtoestand en beroofde je van je verstand. Het was als de verboden melodie die door Lorelei gespeeld werd om de schippers naar hun ondergang te lokken, het wenken van de Sirenen om Odysseus in verleiding te brengen. Het geluid klonk over de hele boulevard – het gerammel van dobbelstenen en het geschreeuw aan de crapstafels, kaarten die werden geschud bij blackjack, het gekletter van een rouletteballetje dat ronddanste in het rad en het gezoem van duizenden gokautomaten die zilveren munten uitspuwden.

    Er kwam die avond iets spiritueels over me dat in mijn binnenste gloeide. Ik denk dat het zoiets was als de religieuze ervaringen waarover Holy Rollers in Mina praatten, als ze midden in de nacht wakker werden en Jezus tegen hen hoorden spreken. Ik ben maar één keer in de Holy Rollerkerk geweest en ik was als de dood voor al dat geschreeuw en hysterische gelach. Zo was het ook op de Strip, mensen die krijsten en lachten en geheimzinnige uitdrukkingen gebruikten. ‘Zegen deze stenen!’ ‘Alle zielen, kom dan zes, geef me een zes.’ ‘Jezus, ik heb de hoogste ogen gegooid!’ ‘O, mijn god, mijn god, mijn god!’

    Altijd als ik Betty naar God vroeg, vertelde ze me dat God een helder licht was dat door het universum scheen. Die avond, toen ik de Strip voor het eerst zag, kreeg ik door dat God op de Strip leefde en die helemaal verlichtte.

    Die dag kreeg ik ook nog iets anders door. Ik realiseerde me dat ik, zodra ik oud genoeg was, het zou moeten maken in het leven omdat Betty en ik anders de rest van ons leven migranten zouden blijven. Ik hield van mijn moeder, maar zoals een buurman me eens vertelde, zou ze altijd op één voet blijven rond hinken om te proberen haar evenwicht te bewaren. Als we ooit iets wilden hebben, zou ik degene moeten zijn die het voor ons veroverde. In plaats van onze neus tegen de glazen ramen te drukken die de mensen met smokings en glitterjurken scheidden van ons armoedzaaiers, zouden wij op een dag de limo’s, de juwelen, de mooie kleren moeten hebben.

    Ik wilde álles voor Betty en mij.

    * 2 *

    ELF JAAR LATER, 1977

    Ze was een Utah Loletta, een van die kinderen met vlasblond haar, blauwe ogen en een perzikhuidje uit St. George, een klein plaatsje vlak achter de staatsgrens. De Loletta’s kwamen binnen in de drukke weekends: blondjes uit Utah, taco’s uit East Los Angeles, dreadlocks uit South Central, en meisjes uit de Valley met bruine sproeten op hun tieten. Ze hingen rond op de parkeerplaatsen van de casino’s, pijpten mannen in hun auto voor twintig dollar en besteedden hun verdiende geld aan films, fastfood en drugs.

    De mormonen neukten en gromden als konijnen op de leuke, gemakkelijk te versieren blondjes uit Utah. Dit meisje was een jaar of vijftien, net oud genoeg voor gechaperonneerde schuurfeesten, nachtelijke plezierritjes op open wagens met serenades bij maanlicht en vanzelfsprekend lippenstift op haar van nature kersenrode lippen.

    Op dit moment waren die kersenrode lippen om Bic Hallidays penis geklemd in de hotellift van het casino. Bic was de vijfentwintigjarige waardeloze zoon van de eigenaar van de club.

    ‘Klootzak.’

    Ik stond in het vertrek van Halliday’s beveiligingsruimte, staarde naar de monitor en voelde me als kapitein Smith toen iemand hem vertelde dat het fraaie schip Titanic zich in een ijsberg had geboord zo groot als Rhode Island. Ik was de stoere jongen, het drieëntwintigjarige, jongste hoofd beveiliging in een casino in Vegas. Als ik die lippenklem niet van Bicks penis af kreeg, zou ik heel snel Newtons favoriete theorie over de zwaartekracht bewijzen.

    Bic was niet zomaar overlast, hij was voor overlast geboren. Zijn ouwe heer, Con Halliday, bezat het casino voor honderd procent. Maar Bic leed aan het zoon-van-succesvol-mansyndroom: hij had hoegenaamd geen hersens en dacht uitsluitend met zijn pik.

    Bic had het mokkeltje langs de bewaker bij de liften gesmokkeld, en drukte op de noodrem in de lift om die tussen twee verdiepingen tot stilstand te brengen. Op het ogenblik voerde hij een Elvis-beweging uit terwijl hij met zijn erectie over de mond van het meisje streek.

    De schoft wist dat hij zo’n stunt niet zou moeten uithalen. Prostitutie werd in Vegas getolereerd, het was verdomme de grootste industrie van de staat na gokken en het witwassen van geld, maar deze Loletta’s betekenden moeilijkheden. Het Lucky Star-casino verderop kreeg een slechte aantekening op zijn speelvergunning nadat een van de meisjes had gegild dat ze verkracht werd toen een klant haar oplichtte. Con Halliday had al meer aantekeningen op zijn gokvergunning dan een flush met zeven schoppen. Het was mijn taak ervoor te zorgen dat hij zijn vergunning niet kwijtraakte omdat iemand – hijzelf uitgezonderd – iets stoms deed. Hij had me in dienst genomen omdat ik een natuurlijk instinct had voor het ontdekken van een deal tussen een blackjackdealer en een speler, of een verkeerde telling aan de roulettetafel – niet als een babysitter voor die vijfentwintigjarige loser van een zoon van hem.

    Bic grijnsde naar de camera, stak zijn middelvinger naar me op, en zei iets. Er is geen geluid, alleen een bewakingscamera, maar hij praatte tegen mij. Hij wist dat ik zat te zweten voor de monitor. Hij wilde zelf het baantje van hoofd beveiliging – ja, alsof een kerel met twee arrestaties voor drugsbezit en een veroordeling wegens verkrachting van een minderjarige ooit door de gokcommissie in Carson City zou worden toegelaten. Dit was zijn manier om me dwars te zitten.

    ‘Smeerlap,’ zei ik tegen hem. Ik wilde dat ik mijn hand in de monitor kon steken om het kind tussen de billen te porren, zodat ze zijn lul eraf zou bijten.

    ‘Bic heeft op de noodrem gedrukt in de lift,’ vertelde Bill, de hoofdbewaker beveiligingskamer, me.

    ‘Vertel me eens wat nieuws. Laat die verrekte monteur de lift direct omlaag halen naar het souterrain. Hoor je me? Dírect, zonder onderweg ergens te stoppen. Zorg dat er drie mannen klaarstaan bij de lift als de deuren opengaan, twee om Bic in toom te houden en één voor het meisje. Zorg jij voor die meid. Zet haar in een taxi en betaal de chauffeur om haar af te zetten op de Strip.’ Ik dacht even na. ‘Maak daar maar het parkeerterrein van Caesar’s van. Zeg tegen haar dat als ze gepakt wordt, dat ze moet zeggen dat ze Hamel pijpte om toestemming te krijgen om het parkeerterrein te mogen gebruiken.’

    Hamel, een beveiligingsbaas van Caesar’s, had me op de kast gejaagd. Toen ik hem om informatie vroeg over een nieuwe dobbelstenenswitch die zijn weg had gevonden naar de crapstafels, was zijn antwoord dat ik werkte in een grindshop, een ordinair downtown-casino, terwijl hij in dienst was van een Strip-paleis. Zo noemden ze de downtown-casino’s op de Strip, grindshops, die langzaam het kleingeld uit de zakken van weekendgasten graaien, terwijl het echte gokwerk plaatsvindt op de Strip. ‘In jullie downtown-casino’s kunnen spelers zich inkopen voor twintig dollar en dan kleden jullie ze dollar voor dollar uit.’ Hij was een kaalgeschoren voormalige fbi -agent die het al snel in zijn broek deed. Van een beschuldiging van zo’n meid krijgt hij spontaan diarree.

    ‘Waar is die knaap die de liften hoort te bewaken?’ vroeg ik aan Bill.

    ‘Bic heeft haar mee naar binnen gesmokkeld toen hij even ging plassen.’

    ‘Ontsla hem.’

    ‘Het is niet zijn schu...’

    ‘Geef hem toch maar de zak. Dat maakt een goede indruk als dit bij de Commissie terechtkomt.’

    ‘Hij kan een klacht indienen tegen Carson City. Over een aantal dingen gaan praten waarvan Con niet wil dat de Commissie die weet.’

    Daar zat iets in. Ik zou het zelf ook doen in zijn plaats.

    ‘Ontsla hem niet. Geef hem promotie. Plaats hem hier bij de monitors. Ontsla hem volgende maand. Als hij dan naar de Commissie gaat, staat hij voor paal.’

    ‘Waarvoor moet ik hem dan ontslaan?’

    ‘Moet ik dan verdomme alles bedenken?’

    Bill schudde zijn hoofd. ‘Ik heb altijd medelijden gehad met Bic en Morgan, Als baby’s kruipend over de vloer van het casino. Bic kreeg zijn eerste wip cadeau toen hij vijftien was en de ouwe heer hem meenam naar het bordeel van de sheriff. Ik heb gehoord dat het allemaal niet zo goed ging. Bics moeder pleegde zelfmoord, weet je, gooide zich voor een trein. Con zei dat ze de rails smeerde. Verrekt rottige manier om over de dood van je vrouw te praten, vind je niet, de rails smeren?’

    Bics kaken verslapten. Hij sperde zijn ogen open, zijn tong hing uit zijn mond en hij hijgde als een hond toen hij klaarkwam in de mond van het meisje. Hij dacht hij cool was, maar hij zag eruit als de ster van een stomme film van Charlie Chaplin, wiens pik vastraakt in de lopende band waarop de heldin naar een trekzaag wordt gevoerd.

    Con beweerde dat als er in de wereld ergens één paardenvijg lag, Bic erin zou trappen. En nu veegde hij zijn schoenen aan mij af.

    Ik moest weg bij de monitor. Die bracht me in de verleiding de plaats in te nemen van de man die in het souterrain zou staan als de liftdeur openging. Ik had er te hard voor gewerkt om hoofd beveiliging te worden om te dulden dat een cokegebruiker probeerde het voor me te versjteren. Het gebeurde niet vaak dat een voormalige dief de kans kreeg om hoofd beveiliging te worden in een casino. Bovendien leverden de extraatjes, die beschouwd werden als een van de voordelen van mijn werk, meer op dan die kaalhoofdige Hamel verdiende bij Caesar’s.

    Belle, een van mijn beveiligingsmensen, riep me bij het scherm waarop een blackjacktafel te zien was. Haar naam betekende ‘mooi’ in het Frans, maar wij noemden haar Bell, ‘klok’, omdat ze zo’n figuur had. Ze was een van de beste waarnemers die we hadden.

    ‘De pit boss denkt dat die man kaarten telt.’

    ‘Hoe doet hij dat?’

    ‘Hij speelt honderd per spel, en voert dat op tot duizend als hij een lage kaart nodig heeft. Toen de kaarten voor het laatst geschud werden, nam hij geen extra kaarten en liet de dealer niet bankroet gaan door hoge kaarten te trekken. Hij vergokt veel kleine bedragen, maar in een uur tijd heeft hij achtduizend dollar gewonnen.’

    Het was niet verboden om kaarten te tellen, althans niet volgens de wet, zolang je het maar uit je hoofd deed en niet met een rekenmachine. Maar geen enkel casino hield ervan, de paleizen niet en de grindclubs ook niet, of je nou in Vegas, Tahoe, Reno, of waar dan ook was. Als je betrapt werd, nam de beveiliging een foto van je en begeleidde je naar de uitgang. Je foto werd rondgedeeld aan elk casino in de staat.

    De meeste tellers hielden in gedachten de uitgedeelde kaarten bij met behulp van een hoog-laagtelsysteem. Ze hielden de verhouding bij tussen de hoge kaarten die achterbleven in de slof en het aantal lage kaarten. Omdat de dealers per spel een kaart moesten nemen tot ze bij de zestien waren, was het waarschijnlijker dat ze bankroet gingen als het spel een groter percentage hoge kaarten had.

    Kaarten tellen was niet gemakkelijk, want de meeste casino’s vochten terug door een slof met zes spellen te gebruiken in plaats van één spel. Hierdoor bleef het kaarten tellen voorbehouden aan de weinigen die het uit het hoofd konden of verborgen elektronica gebruikten.

    ‘Zijn zijn schoenen gecontroleerd?’

    ‘Reglementair,’ zei Belle.

    Tellers verborgen soms elektronica in hun schoenen, tikten met één voet om een hoge kaart te registreren, met de andere voor een lage kaart, gaven zo de informatie door aan een minicomputer die ze op hun rug hadden gebonden of aan een bestelwagen op het parkeerterrein. Dingo-cowboylaarzen en schoenen met verhoogde zolen wekten automatisch argwaan.

    Ik had het kaarten tellen geleerd van Paul Embers, de meest beruchte gokker in Nevada. Hij leerde me ook een en ander over vals spelen, en ik pikte zelf ook heel wat op. Dat gaf me een voorsprong op de bedriegers die alleen maar bestudeerden hoe ánderen vals speelden. De beste waarschuwing voor een zwendel was een plotselinge verandering van inzet. Als iemand honderd dollar per spel inzette en dat plotseling verhoogde tot duizend, en voortdurend won als het om grote bedragen ging, stond het zo goed als vast dat het niet alleen een kwestie van geluk was.

    Belle hield een score bij van de uitgedeelde kaarten. Toen ik de speeltafel goed bekeek, kon ik zien wat de pit boss achterdochtig maakte. De man ging tegen de gebruikelijke strategie in op de momenten dat hij zijn inzet verhoogde – hij nam een kaart als hij dat niet hoorde te doen, paste als hij een kaart zou moeten nemen – en hij won. Terwijl ik keek nam hij een kaart met zeventien toen de dealer een acht liet zien. Een gewone speler zou met zeventien geen kaart nemen, al deden sommigen het wél als de dealer een tien of een aas liet zien. Maar als de dealer een acht openlegde, was dat ongewoon – tenzij je telde en wist dat het spel vol lage kaarten zat.

    Hij kreeg een drie, dus had hij twintig.

    De man interesseerde me meer dan de kaarten. Hij was beslist niet aan het tellen. Hij kéék zelfs niet naar de kaarten die aan andere spelers werden uitgedeeld. De helft van de tijd zat hij naar zijn eigen kaarten te kijken en de andere helft probeerde hij een kijkje te nemen in het laag uitgesneden decolleté van de vrouw naast hem. Ze had grote tieten en hij liet duidelijk merken dat hij er graag zijn hoofd tussen zou stoppen en ze in zijn gezicht zou laten flappen. En zij liet duidelijk merken dat ze hem een engerd vond.

    ‘Waarom gaat ze dan niet aan een andere tafel zitten?’ vroeg ik.

    ‘Goede vraag. Ze verliest en ze kan die kerel niet uitstaan. Twee goede redenen om van tafel te veranderen.’

    Embers had me altijd gezegd dat ik me niet moest concentreren op het voor de hand liggende. Dus liet ik mijn ogen rond de tafel en door de naaste omgeving dwalen. Een miezerig uitziende man met dikke brillenglazen, die een karikatuur leek van Woody Allen, zat links van de winnende man.

    Belle volgde mijn blik. ‘Woody gokt met inzetten van vijf dollar en graaft naar water in droge grond.’

    ‘Misschien niet. Kijk eens hoe zijn ogen elke kaart volgen terwijl die andere vent ons afleidt door zijn neus in de blouse van die vrouw te stoppen en de vrouw iedereen duidelijk laat weten hoe ontzettend ze zich ergert. De winnende man en de vrouw leiden ons af, zodat we kunnen zien dat hij niet zit te tellen. Roep Con op. Zeg dat hij naar de tafel moet komen.’

    Ik liep de kamer uit, maar bleef bij een monitor staan waar een van mijn mensen een parabolische microfoon op een crapstafel had gericht. De meeste surveillance werd zonder geluid gedaan, maar we hadden een langeafstandsmicrofoon ter beschikking om gesprekken te kunnen afluisteren. De gokcommissie hield niet van microfoons, maar ze keken de andere kant op zolang we ze alleen in de speelzaal gebruikten.

    Een grote potige kerel, misschien achter in de vijftig, met het uiterlijk van een footballspeler die begon af te takelen, verloor aan een crapstafel en liet iedereen om zich heen meegenieten van zijn slechte humeur. Hij zette hoger in dan de andere spelers, maar Halliday’s was de enige plek in het stadje waar je een crapsspeler kon vinden met vijf dollar aan fiches van vijfentwintig cent naast een Texaan met fiches van vijfhonderd dollar.

    ‘Verdomde downtown-tent. Ik krijg in de Tropicana altijd alles voor niks en ik kom hier alleen maar om eens een kijkje te nemen in een achterbuurt,’ klonk het door de microfoon.

    ‘Blijf verliezen, klootzak,’ zei de surveillant. ‘Als je blut bent, zullen we je een gratis buskaartje geven naar de Strip.’

    Ik voelde me ijskoud worden toen ik naar die man staarde. Ik had hem al eerder gezien, jaren geleden.

    Het was de kerel die mijn moeder vermoord had.

    DEEL 2

    BETTY

    * 3 *

    Betty Riordan ging verzitten op de achterbank en drukte haar baby steviger tegen zich aan. Ze hoefde hun strafblad niet te zien om te weten dat de twee mannen die met haar in de grote Caddie zaten gangsters waren. Het was 1954, en Vegas was een klein stadje, al waren er een paar nieuwe casino’s bijgekomen op de Strip sinds Bugsy Siegel de Flamingo had geopend; de Thunderbird, Desert Inn, Sands en Sahara. En het stadje trok gangsters aan uit Chicago en van de Oostkust als Mekka de gelovigen. Het grappige van de stad, iets waar niemand veel over zei, was dat alles wat in de rest van het land illegaal was – gokken, prostitutie, flitsechtscheidingen – hier legaal was. Nevada was een arme staat, ongeveer de armste van het land, een plaats waar niets wilde groeien, waar de woestijn zo lelijk was dat niemand die wilde komen bezichtigen. Toen de zilvermijnen waren uitgeput moest de staat een Faustiaans compromis sluiten en zijn ziel verkopen. Al beweerden sommigen dat toen de zilvermijnen dichtgingen, zelfs dat geld allang verdwenen was – dat was naar Europa verscheept in staven zilver om de mijneigenaren aldaar te verrijken.

    Betty werd meegenomen voor een ritje naar de burgerlijke stand om de naam van haar drie maanden oude baby te veranderen.

    Ze was tweeëntwintig en had sinds haar zestiende op eigen benen gestaan. Ze wist hoe hard het leven was – en dat het alleen maar moeilijker zou worden als je te maken kreeg met dit soort lieden: een stel Italianen met korte benen, dikke nekken en brede schouders. Ze was maar een cocktailserveerster in de bar van de Flamingo. Dit soort mannen martelde mensen. Iedereen wist aan wie de stad toebehoorde. De casino’s stuurden elke maand een koffer vol geld naar de Oostkust. Alles ging via Meyer Lansky naar de capo di tutti capi, de baas aller bazen, Lucky Luciano, die door de fbi naar de gevangenis was gestuurd en toen naar Italië, maar die nog steeds de leiding had over het Syndicaat.

    ‘Weet je waarom ze Luciano nog steeds gehoorzamen?’ vroeg een barkeeper in de Flamingo aan haar, een man uit Jersey die alles over de maffia wist. ‘Omdat hij een keiharde is. Hij is de enige die ooit een levensgevaarlijke rit heeft overleefd. Hij werd overvallen door vier gewapende gangsters, meegenomen naar de verlaten kust van Staten Island, geslagen, gestompt en meer dan tien keer gestoken met een ijspriem. Daarna werd zijn keel van oor tot oor doorgesneden. Ze lieten hem voor dood achter op het zand. En hij heeft die kerels nooit aangegeven.’ Hij lachte. ‘Tegen de tijd dat hij klaar met ze was, wensten ze dat ze in handen van de politie waren gevallen.’

    Ja, Vegas was een smerige stad, en je moet er oppassen, dat was een feit.

    Betty was niet van plan de gangsters ook maar de geringste reden te geven om haar pijn te doen. Ze accepteerde het feit dat ze de naam van de baby moest veranderen. In zekere zin was het een opluchting. Ze was niet bepaald enthousiast over de naam Howard Hughes Jr. Natuurlijk was hij een belangrijk en invloedrijk man, en er werd beweerd dat hij de rijkste man van het land was, maar ze had ontdekt dat hij geen áárdige man was. Niet dat zijn karakter er iets toe deed voor de mannen die de stad regeerden. Ze gebruikten domme spierkracht tegen iedereen die een grote speler lastigviel. Howard Hughes speelde alleen op gokautomaten, maar hij kwam uit Hollywood en de jongens werden graag met hem gezien.

    Maar ze vond het niet prettig om bij de naam van de vader onbekend in te moeten vullen. Benny, een van Hughes’ mannen, zei dat ze een naam kon verzinnen voor de vader, maar dat leek haar niet juist. Bovendien zou ze haar zoon op een goede dag vertellen dat Howard Hughes zijn vader was en hij zou haar niet geloven als er een andere naam op het geboortebewijs stond. Ze zou het dus toch maar op ‘onbekend’ houden.

    Ze zag de hele toestand vrij somber in. Ze had nooit echt geloofd dat Hughes haar en haar baby met open armen zou ontvangen. Het was haar nooit voor de wind gegaan, nooit lang tenminste, en ze was eraan gewend om verder te trekken als het leven het kleed onder haar voeten vandaan trok. Het grootste deel van haar inkomen verdiende ze met fooien en de meeste daarvan gooide ze in gokautomaten, in de hoop, maar met weinig overtuiging, dat ze voldoende geluk zou hebben om de jackpot te winnen. Als je het geld voor de huur in eenarmige bandieten stopte, kon je altijd het geluk hebben je inzet verdubbeld te zien, maar in haar hart wist ze dat ze zoals altijd zonder een cent de deur uit zou lopen omdat ze gewoon geen geluk had. En zo ging het vrijwel altijd in haar leven. Banen, mannen, niets hield ze lang vast. Mannen bleven om haar heen hangen tot ze in haar broek konden komen, en banen raakte ze kwijt omdat de andere serveersters jaloers werden omdat de baas haar de beste tafels gaf of de klanten vroegen om in haar afdeling te worden geplaatst.

    De zwaargebouwde man die naast de bestuurder zat, draaide zich om en keek haar aan. ‘Als we aan de rand van de stad komen, zijn er vier wegen de stad uit, en over elk ervan rijdt een bus. Je zult moeten beslissen welke je wilt nemen.’

    ‘Kan ik dat niet later beslissen?’

    ‘Ja, je kunt het beslissen als Russian Louie in de stad is. Als wij het voor je moeten beslissen, zit er een stuk van je in alle vier de bussen.’

    Betty drukte de baby nog dichter tegen zich aan en deed haar best haar tranen te bedwingen. De grap over Russian Louie was haar niet ontgaan. Louie had enorm gewonnen bij het kaarten met een paar Sicilianen. Sommigen zeiden dat hij te veel azen had. Na het spel namen ze hem mee naar de woestijn en sindsdien had niemand hem meer gezien. Zijn verdwijning werd een running gag in de stad. Als je iemand geld schuldig was, zei je: ‘Ja, oké, ik betaal je als Russian Louie in de stad is.’ Schóften. En Hughes was de grootste schoft van allemaal. Eén ding was zeker, ze zou niet dezelfde weg terug nemen als ze naar Vegas gekomen was, via San Bernardino en L.A.

    Ze had geen goede herinneringen aan San Bernardino, een klein plaatsje waar je zelfs na een slok water nog stof in je mond proefde. Het plaatsje lag op de weg naar Las Vegas en Palm Springs, maar het stelde niets voor. Het was niet meer dan een pitstop voor benzine en een plas. Voor haar was het een plaats waar ze als tiener met haar moeder en haar jongste zusje gevangenzat in een caravan van twaalf bij tweeënhalve meter in een verwaarloosd woonwagenkamp, waar honden blaften en seizoenarbeiders met strooien cowboyhoeden onder de schaduw van een eikenboom bier dronken en poker speelden. Waar mannen die een leven leidden vol onverschillige wanhoop zich op zaterdagavond bezatten in bars met zand op de vloer en thuiskwamen om hun vrouw en kinderen te mishandelen.

    Haar moeder was ook serveerster geweest, maar in plaats van haar fooien te vergokken, had ze haar weg naar de hel geplaveid met drank. Haar moeder was mooi geweest tot de drank en het harde leven haar gezicht hadden gerimpeld en haar ogen doods hadden gemaakt. Maar ze was niet zo mooi geweest als Betty. Haar moeder beweerde dat ze Iers en Italiaans was, maar een indiaanse vrouw vertelde Betty dat haar moeder een halfbloed was en dat je dat duidelijk kon zien aan haar koperkleurige huid en donkere ogen. Betty had de huidskleur van haar moeder, maar de grijze ogen en het blonde haar van haar vader. Ze had haar vader nooit ontmoet, maar haar moeder beweerde dat het geen onenightstand was geweest, maar een liefdevolle relatie, totdat de man – een soldaat die gestationeerd was bij het Riverside Legerdepot – werd overgeplaatst, waarna ze nooit meer iets van hem had gehoord. Dat gebeurde vlak na de geboorte van Betty. Haar moeder beweerde dat hij vertrokken was omdat hij joods was en wilde dat zij zich tot het joodse geloof zou bekeren. Maar Betty had nooit enige neiging tot religie bij haar moeder bespeurd, en dacht dat ze zich nog tot het satanisme zou hebben bekeerd als de duivel het had voorgesteld met een fles Johnny Walker Red in zijn hand. Veel kinderen met wie Betty was opgegroeid hadden hun vader nooit gekend, of wensten dat ze hem nooit hadden gekend, en Betty dacht eigenlijk nooit na over haar eigen vader.

    Haar moeder was serveerster in eetcafés en Betty had het vak al jong geleerd. Toen ze dertien was, maar er ouder uitzag, werkte ze in de weekends al in een restaurant. Toen ze veertien was en op een avond met een taxi naar huis ging, had ze haar eerste seksuele ervaring toen de chauffeur een zijweg insloeg en stopte. Hij klom op de achterbank en verkrachtte haar en sloeg haar bont en blauw toen ze probeerde hem af te weren. Haar moeder belde de politie, maar er werd niet veel aan gedaan. De man verliet de stad en een agent waarschuwde haar dat ze voorzichtiger moest zijn en een man niet moest uitdagen.

    ‘Mannen vinden je aantrekkelijk,’ vertelde haar moeder haar. ‘En nu en dan zullen ze ruw met je omspringen en met je doen wat ze willen. Je zult eraan moeten wennen, want zo gaat het nu eenmaal in het leven.’

    Toen ze zestien was liep ze weg nadat haar moeder een man mee naar huis had genomen, een automonteur die haar auto had gerepareerd toen de motor dienst weigerde. De man trok bij hen in, wat de leefruimte nog krapper maakte voor Betty en haar vijf jaar jongere zusje. Betty mocht hem niet. Hij dronk alleen maar bier en zat haar continu stom aan te staren, alsof ze een stuk vlees was waarin hij wilde bijten. Zestien was ook de gangbare leeftijd om uit huis te gaan. Bijna alle meisjes om haar heen werden op hun zestiende zwanger, woonden met een man samen of werkten. Ze stapte in een Greyhound-bus voor de rit naar L.A. van een uur en deelde een flat met twee meisjes die ouvreuse waren in het Egyptische filmpaleis op Hollywood Boulevard. Ze verdiende meer met serveren dan met plaatsen aanwijzen, dus loog ze over haar leeftijd. Ze kreeg gemakkelijk baantjes, omdat ze een knappe meid was. Klanten vertelden haar geregeld dat ze op het witte doek thuishoorde, maar zo mooi vond ze zichzelf niet.

    Ze hield niet van L.A. Het leek geen echte stad, alleen maar een eindeloze lange reeks straten en rijen huizen. Ze hield er ook niet van omdat ze nooit had leren autorijden en het openbaar vervoer een verschrikking was. Alles was ongeveer twee busritten ver. Na een aantal jaren verhuisde ze naar Vegas omdat ze hoorde dat serveersters daar beter betaald werden en het leven er goedkoper was. Ze liet niets achter in L.A. De twee meisjes met wie ze de flat deelde, waren allang vertrokken om met een man te gaan samenwonen. Een van hen trouwde en Betty nam nooit de moeite nieuwe vriendinnen te zoeken. Ze ontdekte dat ze beter met mannen kon opschieten, althans voor een tijdje. Maar als ze er genoeg van kreeg om sigaretten en bier voor hen te kopen en hun rekeningen te betalen in het restaurant waar ze werkte, kwam er ruzie. Soms sloegen ze haar en dan nam ze ontslag en trok ze verder.

    In Vegas waren er baantjes genoeg voor serveersters, dat zei iedereen. De Flamingo was het jaar ervoor geopend, snel gevolgd door Bugsy’s, en er werden steeds meer grote casino’s gebouwd. En er waren restaurants, bars en een stuk of zes casino’s, en veel wegrestaurants voor vrachtwagenchauffeurs.

    Toen haar identiteitsbewijs vermeldde dat ze eenentwintig was, en het niet langer vervalst hoefde te worden, kreeg ze baantjes op de Strip. Ze werkte in de lounge van de Flamingo toen ze voor het eerst de naam Howard Hughes hoorde, die in een penthouse in het casinohotel woonde. Op een dag zag ze hem door de speelzaal lopen, een lange, slanke man met een smal snorretje. Hij zag eruit als het stereotype van een gigolo, zo’n gemanicuurde man die zich laat betalen door een vrouw. Maar zijn lichaamstaal was meer die van een verstrooide wetenschapper, die mensen en dingen bekeek alsof ze onder een microscoop lagen. En ze misschien porde met een steriel instrument om erachter te komen wat hun geheim was.

    Benny, een van zijn assistenten, het type mormoon dat echte ijsthee bestelde in plaats van de Long Island-soort, kwam in de lounge om met haar te praten over Hughes.

    ‘Howie heeft je gezien,’ zei Benny. ‘Hij vindt je geweldig.’

    ‘Ja, dat geloof ik gelijk.’

    Ze was niet van gisteren. Maar je kon nooit weten... Het was al eerder gebeurd. Een rijke man ziet een meisje en bingo!

    Benny grinnikte. ‘Hij zei dat de aarde schokte onder zijn voeten, hij zigeunerviolen hoorde en de tijd stilstond toen hij je zag.

    Ze giechelde. Dat was typisch Hollywood, wat ze ‘een leuke ontmoeting’ noemden.

    ‘Wat een onzin,’ zei ze tegen Benny.

    Maar stel dat...

    Een meisje moet kunnen dromen. Daarom had ze San Bernardino zo gehaat. Mensen droomden daar niet. Maar Vegas was anders. Het was net een Hollywood-filmset, een plaats waar dromen werkelijkheid werden. Niet voor iedereen, maar een enkele keer sloot iemand een weddenschap of trok aan de hendel van een gokautomaat en won de grote jackpot.

    ‘Zonder gekheid, Betty, Howard was volkomen van de kaart toen hij je zag. Misschien kan hij je wel in de filmwereld introduceren. Hij heeft van Jane Russell en Jean Harlow sterren gemaakt. Dat zou hij met jou ook kunnen doen.’

    ‘O, natuurlijk. En misschien sla ik een grote slag in de speelzaal en eindig ik als eigenaresse van het casino.’

    Maar stel dat...

    Ze wist dat ze haar voor de gek hielden. Als je haar onder een van die kale peertjes zette die de politie gebruikte voor een derdegraadsverhoor in Jimmy Cagney-films, zou ze je vertellen dat Benny haar voorloog, dat het enige wat ‘Howie’ van haar of van elke andere serveerster wilde een wip was. Maar ergens speelden haar eigen emoties mee. Welk meisje droomde niet van een rijke man als Howard Hughes die haar op zijn paard zou tillen en met haar in zijn arm en de zonsondergang tegemoet zou rijden? Ze was opgegroeid tijdens de Grote Depressie en in de nasleep daarvan, en met films waarin arme winkelmeisjes als Diana Durbin rijke playboys ontmoetten die verliefd op hen werden.

    ‘Je moet Howie ontmoeten,’ zei Benny, ‘voor hij vertrekt.’

    ‘Vertrekt?’

    ‘Ja, maar hij komt om de paar maanden terug. Hij houdt van de stad omdat hij hier meer privacy heeft dan in L.A. of New York. Hij zegt dat hij op een dag terugkomt om de hele stad op te kopen. Kun je je zoiets voorstellen? Een man die een hele stad bezit?’

    Zo ging het een paar dagen door en toen kwam Benny tijdens haar dienst met een ernstig gezicht de lounge binnen.

    ‘De baas wil dat je bij hem boven komt.’

    ‘Ik ben pas vrij om...’

    ‘Dat is geregeld. Je bent nu vrij. Hij houdt er niet van om te moeten wachten.’

    Ze wist niet wat ze moest zeggen en volgde hem als een kalf met een touw om zijn nek. In de lift van het hotel haalde Benny een vel papier en een vulpen te voorschijn.

    ‘Teken dit.’

    ‘Wat is dat?’

    ‘Een ontheffing van verantwoordelijkheid. De baas is een rijk man, en hij wil niet dat iemand beweert dat hij een belofte niet is nagekomen. Er staat in dat je hem alleen een sociaal bezoek brengt en dat je nooit iets betaald krijgt.’

    ‘Ik zou hem nooit om geld vragen.’

    ‘Dan zul je er geen bezwaar tegen hebben dit te ondertekenen.’

    Benny bleef bij de deur van de suite staan.

    ‘Ben je wel eens ziek geweest, Betty?’

    ‘Ziek? Nee, ik ben nooit ziek. Ik ben zelfs in geen jaren verkouden geweest.’

    ‘En iets persoonlijks: heb je wel eens iets opgelopen van een man?’

    Ze kreeg een kleur. ‘Natuurlijk niet. Wat denk je wel niet?’

    Hij klopte en maakte toen de deur open met een sleutel. Hij deed een stap achteruit en liet haar naar binnen gaan.

    Ze liep de kamer in en bleef stokstijf staan. Hij zat in zijn badjas in een fauteuil, de rijkste man ter wereld, een man die luchtvaartmaatschappijen bezat, filmstudio’s en machinefabrieken.

    Hij zat een financieel rapport te lezen, en keek op toen ze binnenkwam. Hij staarde haar even aan. Zijn gelaatsuitdrukking, alsof hij door een microscoop naar een insect staarde, veranderde geen moment.

    Ze wist niet wat ze moest zeggen. Ze wipte van de ene voet op de andere en glimlachte, maar haar lippen trilden. Het was allemaal zo onwezenlijk. Net als in een film.

    Hij knikte tegen Benny die haastig de kamer uit liep en de deur achter zich dichtdeed.

    Hughes stond op en gooide de papieren opzij. Hij maakte zijn badjas open en nam zijn penis in zijn rechterhand. Hij begon hem te masseren.

    * 4 *

    Twintig minuten later bracht Hughes haar naar de deur die door Benny werd opengedaan.

    Betty voelde zich als verdoofd. Ze was sprakeloos binnengekomen en zo liep ze ook weer naar buiten. Ze deed haar best om iets te zeggen, iets wat enige zin zou geven aan wat er net gebeurd was, maar ze kon niets bedenken. Ze had al eerder seks gehad, voor een ongetrouwde vrouw in die tijd had ze ervaring genoeg, maar ze had het nog nooit op zo’n gevoelloze en robotachtige manier meegemaakt. Wam-bam, thank you ma’am, zoals het

    Enjoying the preview?
    Page 1 of 1