Discover millions of ebooks, audiobooks, and so much more with a free trial

Only $11.99/month after trial. Cancel anytime.

Persoonlijke omstandigheden
Persoonlijke omstandigheden
Persoonlijke omstandigheden
Ebook373 pages5 hours

Persoonlijke omstandigheden

Rating: 0 out of 5 stars

()

Read preview

About this ebook

Frits is totaal niet jaloers wanneer zijn vriendin Leontien uit het niets bij hem weggaat en intrekt bij haar nieuwe vlam Tom. De zachtaardige Frits gunt Leontien alle geluk in de wereld, maar waarom begint hij zich steeds meer voor te doen als Tom? In de prille relatie tussen Leontien en Tom is het ook niet altijd rozengeur en maneschijn. De eerste barsten worden pijnlijk zichtbaar wanneer Leontien denkt dat Tom een affaire erop na houdt. In deze meeslepende roman komen de persoonlijke omstandigheden op vurige wijze tot ontploffing. -
LanguageNederlands
PublisherSAGA Egmont
Release dateJun 10, 2021
ISBN9788726887105

Read more from René Appel

Related to Persoonlijke omstandigheden

Related ebooks

Related articles

Reviews for Persoonlijke omstandigheden

Rating: 0 out of 5 stars
0 ratings

0 ratings0 reviews

What did you think?

Tap to rate

Review must be at least 10 words

    Book preview

    Persoonlijke omstandigheden - René Appel

    Persoonlijke omstandigheden

    Copyright © 1992, 2022 René Appel and SAGA Egmont

    All rights reserved

    ISBN: 9788726887105

    1st ebook edition

    Format: EPUB 3.0

    No part of this publication may be reproduced, stored in a retrievial system, or transmitted, in any form or by any means without the prior written permission of the publisher, nor, be otherwise circulated in any form of binding or cover other than in which it is published and without a similar condition being imposed on the subsequent purchaser.

    www.sagaegmont.com

    Saga is a subsidiary of Egmont. Egmont is Denmark’s largest media company and fully owned by the Egmont Foundation, which donates almost 13,4 million euros annually to children in difficult circumstances.

    1

    Ze stal de show. Dat was de enige juiste beschrijving. Alle aandacht trok ze naar zich toe. Niet door een grote mond of door zich dominant te gedragen. Nee, het was simpelweg haar uitstraling, haar persoonlijkheid. Ze had zich extra mooi gemaakt. ‘Hoe vaak ga ik eigenlijk met veertien mannen uit eten?’ had ze gezegd. ‘Eén keer per jaar hoogstens, nou, daar mag ik wel wat bijzonders voor doen.’

    Hij keek graag toe als ze voor de spiegel zat. Het deed er niet toe hoe lang het duurde. Hij had een keer een fotoserie gemaakt. Het waren prachtige foto’s. ‘Metamorfeto’s’ had hij ze genoemd. Maar ze illustreerden ook een wezenlijk tekort van de fotografie: het was onmogelijk om haar bewegingen vast te leggen, terwijl die juist zo typerend waren. Hoe ze naar de spiegel boog, haar haren kamde, haar huid strak trok, even opstond en een kleine pirouette draaide, ging zitten en daarbij haar rok gladstreek. Intieme gebaren en handelingen, die ze alleen voor hem uitvoerde.

    ‘Jou nog even bijschenken?’ Roel hield de fles rode wijn boven zijn glas.

    ‘Ja, graag.’

    Ze proostten nog een keer. ‘Op die fantastische zevende plaats...’

    Hij probeerde Leontiens blik te vangen, maar ze had alleen aandacht voor Dick en Tom. ‘Volgens mij ben jij gek op mannendijen,’ zei Dick. ‘Ik zie je altijd zo kijken als je langs de kant staat. Wie heeft de mooiste dijen? Roel? Lucas?’

    ‘Wil je mijn dijen buiten deze onbeschaafde conversatie houden?’

    ‘Geen dijen,’ zei Leontien.

    ‘Hoezo geen dijen?’

    ‘Billen, kontjes, de mooiste mannenkontjes.’

    Leontien was de enige die zoiets kon zeggen zonder dat het ordinair klonk. Je zou je zelfs kunnen voorstellen dat ze na de wedstrijd de kleedkamer binnenliep, gewoon heel natuurlijk, tussen de spelers die nat onder de douche vandaan kwamen of leeggespeeld met het traditionele pilsje direct na de wedstrijd zaten bij te komen. Zij was de enige ‘spelersvrouw’ die meeging naar het voetballen. Ze sloeg bijna geen wedstrijd over. ‘Hup wdi ’ riep ze dan met een te hoge, weinig verdragende stem, of ‘hup, Frits’, nooit iets anders.

    Het leek wel of Dick zijn gedachten geraden had. ‘Dan moet je ’s in de kleedkamer komen, dan kun je een vergelijkend warenonderzoek doen.’ Hij ging staan en deed net of hij zijn broek zou gaan uittrekken.

    ‘We houden het wel beschaafd, hè?’ Karel keek werkelijk een beetje verstoord. Als aanvoerder leek hij zich ook verantwoordelijk te voelen voor het zedelijk peil.

    Leontien lachte. ‘Je durft niet.’

    ‘Omdat Roel erbij is,’ zei Dick. ‘Ik ben bang dat-ie me hier onder de tafel nog verkracht. Zonet probeerde hij al voetje te vrijen.’

    ‘Alleen maar angst voor je eigen latente homoseksuele neigingen. Proost.’

    ‘Moet ’t nou altijd over seks gaan?’ vroeg Karel.

    ‘Niet altijd,’ zei Dick.

    ‘Maar wel vaak,’ vulde Leontien aan.

    ‘Volgens mij kom jij niks te kort, Frits.’

    Hij glimlachte. Leontien fluisterde Dick iets in z’n oor. Die begon bulderend te lachen. Typisch Leontien. Nu plaagde ze hem een beetje, maar dat deed ze alleen om zichzelf en anderen te amuseren. Zo ging het altijd. In het begin had hij moeite gehad met dat open gedrag van haar. Soms voelde hij zich plotseling voor schut gezet. Van iemand anders zou hij zoiets nooit gepikt hebben, maar bij Leontien lag dat anders. Leontien wás nu eenmaal anders.

    ‘Hé, jongens, een toetje, wie wil er nog een toetje. Mevrouw, juffrouw, mevrouw de ober, mogen we de toetjeskaart?’

    Frits zag hoe een paar tafels verder een man zich duidelijk zat te ergeren aan hun luidruchtige gezelschap. Toch waren ze nog rustig vergeleken met de meeste voetbalteams.

    De keur aan nagerechten was weinig opzienbarend. De helft van het gezelschap bestelde een Dame Blanche.

    ‘Dame Blanche,’ tetterde Dick weer, met overdreven Franse uitspraak. ‘Naast mij zit de enige echte Dame Blanche. Of is het Miss Blanche?’ Hij liet zijn hand door Leontiens blonde haar gaan. ‘Mag ik u voorstellen,’ zei hij tegen het meisje dat twee citroenmousses op tafel zette, ‘miss Blanche, de mascotte van het onvolprezen zesde elftal van wdi .’

    ‘wdi ?’ vroeg het meisje.

    ‘Ja, wdi , Winnen Door Inzet, ook wel Weke Doetjes Instituut.’

    ‘Ja, of wil Dick inrukken?’ zei Roel.

    ‘Gewoon rukken gaat ’m beter af.’

    ‘Alles kan straks op één gezamenlijke rekening,’ zei Karel.

    Leontien zat met haar armen om Dick en Tom heen geslagen. Ze voerden haar om beurten van haar Dame Blanche. Er droop wat chocoladesaus op haar kin. Ze wilde haar arm losmaken, maar Dick verhinderde dat. ‘Wacht maar, ik doe het wel.’ Hij pakte haar servet, bracht het naar haar mond, maar likte toen razendsnel zelf de chocolade weg. ‘Mmmm, heerlijk, dat is nog ’s een smakelijke Dame Blanche.’

    2

    ‘Hé, waar moet je naartoe?’

    Hij versnelde zijn pas. Dit waren jongens die je beter kon ontlopen. Ze waren met z’n vieren; allevier een leren jack aan, een spijkerbroek en witte sportschoenen.

    Frits voelde een hand op zijn arm, een drukkende, bevelende hand. ‘Wat is dat nou? We vragen alleen waar je naartoe moet. Dan ken je toch wel netjes antwoord geven.’

    ‘Naar huis,’ zei Frits.

    ‘Shit, nou al naar huis? Moet je soms vroeg thuiskomen van je moeder?’

    Frits probeerde voorzichtig de hand af te schudden, maar de jongen greep hem steviger vast. ‘Ken je niet meer praten?’

    Nu, op dit moment, op zulk geteisem stuiten, ongelooflijk. ‘Ik heb zin om naar huis te gaan. Daar is toch niks op tegen?’

    ‘Maar zo helemaal alleen, vindt je moeder dat wel goed? Ik denk dat-ie dat eigenlijk helemaal niet mag van z’n mama, wat denk jij, Johnnie?’

    Een andere jongen deed een stap naar voren. Hij was iets groter dan de anderen. En breder. De schaduw van een baard van twee dagen lag over zijn wangen. Zijn oogwit was opvallend helder; het glansde in het licht van de straatlantaarns.

    ‘Vo... vo... volgens mij ook niet.’ Johnnie bekeek Frits van top tot teen. ‘Dat ja... ja.. jassie komt zeker van ’t Wa... Wa... Waterlooplein,’ stotterde Johnnie, terwijl hij stevig aan het rugpand trok.

    ‘Maar waarom gaat-ie niet met ons mee, gezellig een pilsje drinken?’

    ‘Ik denk niet dat... eh, dat ik daar zo veel zin in heb.’

    ‘Oh... zijn w... w... wij soms niet goed genoeg voor jou?’

    Johnnie kwam recht voor hem staan. Frits rook zijn adem. Bier, zware shag en niet vaak genoeg zijn tanden gepoetst.

    ‘Dat is ’t niet,’ zei Frits. ‘Ik heb er gewoon geen zin in. M’n hoofd staat er niet naar.’

    Daar moest Johnnie om lachen. ‘Ha, z’n kop s... s... s... staat er niet naar, nou, dan... dan... dan zetten we die kop toch effe goed.’ Hij pakte Frits’ hoofd met twee handen beet en rukte en duwde eraan alsof het een levenloos object was dat maar moeizaam in een bepaalde vorm te brengen was.

    ‘Au, godverdomme.’

    Er liepen een paar andere mensen over de gracht, maar ze wendden discreet hun hoofd af.

    ‘Laat me godverdomme los. Ik heb je niks gedaan.’ Johnnie trok nog een keer flink aan zijn oren. ‘Au!’

    ‘Z’n kop staat goed,’ zei een van de andere jongens, ‘laat hem maar los, John.’

    ‘Wat wee... wee... weet jij nou van een goeie Hollandse kop, Mohammed. Hou je d’r buiten en rot anders op naar Marokko. Nou gaan we een pilsje drinken. Meneer hier tra... tra... trakteert. Hoe heet je?’

    ‘Frits.’

    ‘Frits trakteert.’

    ‘Maar ik ga...’ Voordat hij zijn zin af kon maken, voelde hij de hand van Johnnie nog steviger om zijn arm knellen.

    Ze belandden in een café in een zijstraatje van de gracht. Lucky You. Toepasselijker kon het niet. Zodra hij zich hier aan de greep van Johnnie en zijn vrienden had ontworsteld, zou hij naar huis gaan. Daar zat Leontien natuurlijk op hem te wachten. Het paste bij haar om hem af en toe een beetje uit te dagen. Toch was ze hem nu al langer dan acht jaar honderd procent trouw geweest, dat wist hij zeker. En deze kleine, korte flirt zou hier niets aan veranderen. Ze had alleen behoefte aan de aandacht van anderen. Bovendien was het ongevaarlijk. Hij kende Dick en Tom, en zij kenden hem. Nee, het zou pas bedreigend kunnen zijn als ze zich mocht verheugen in de attenties van een wildvreemde man.

    ‘Wat zi... zi... zi... zit je chagrijnig te kijken,’ schreeuwde Johnnie in zijn oor. De muziek was oorverwoestend hard. Frits verbaasde zich erover dat niemand zich hier iets van leek aan te trekken. ‘Neem nog een pi... pi... pilsie. Tonnie... m’n Fri... eh... m’n vriend Frits tra... tra... trakteert.’ John hield zijn ene klauw om Frits’ schouder. Met de wijsvinger van zijn andere hand wees hij ruim tien man aan die naar zijn idee wel een consumptie van Frits verdiend hadden. Tonnie schonk in zonder verder op Frits te letten.

    ‘Nou moet ik echt weg,’ schreeuwde Frits. ‘Het was gezellig, maar ik moet weg... morgen weer werken.’

    ‘Werken is voor do... do... domme mensen,’ schreeuwde Johnnie en hij gaf Frits een waarschijnlijk joviaal bedoelde klap op zijn schouder.

    Dit was al het tweede rondje dat Johnnie op zijn naam had besteld. Samen al zeker vijfentwintig pils, en hij had op z’n hoogst veertig gulden bij zich. De barkeeper zag er niet uit of hij met een regeling voor gespreide betaling genoegen zou nemen. De man bracht waarschijnlijk de ene helft van de dag door in het café en de andere helft in een sportschool. Vlak naast Frits begonnen enkele jongens op het ritme van de hardrockmuziek wild met hun hoofden te zwaaien.

    ‘Headbangen,’ schreeuwde John, ‘daar raak je van in tra... tra... tra... trance.’

    Er sneuvelde wat glaswerk. De headbangers stootten tegen iedereen aan. Glazen werden van een tafeltje geveegd. Frits kreeg een enorme stoot tegen zijn zij.

    ‘Effe pissen.’

    Johnnie knikte.

    De wc was verbazingwekkend keurig en schoon. Hij telde zijn geld na. Achtendertig gulden en vijftien cent. Dat was net genoeg voor één rondje. Hij bleef met zijn broek aan op de wc zitten. Het leek uren geleden dat hij Leontien voor het laatst had gezien. Met de harde kern, ‘de harde alcoholische kern’ zoals Roel had gezegd, waren ze nog naar een café gegaan: Dick, Tom, Rob, Julius en hijzelf met Leontien. Alles en iedereen draaide om haar heen. Ze dronk meer dan goed voor haar was, maar hij zou de laatste zijn om er iets van te zeggen. Er werd gedanst in het café. Eerst een paar snelle nummers. Leontien danste alleen. Ze daagde de anderen uit. Haar blikken. De bewegingen van haar lichaam. Ze trok Tom en Dick de dansvloer op. Die stampten wat ongelukkig naast het ritme van de muziek, maar dat kon Leontien blijkbaar niet schelen.

    Roel en Julius hadden steeds opnieuw bier gehaald. Leontien zwierde door het café. Plotseling verscheen nu het beeld van een loopse teef met een paar andere honden erachteraan. Nee, zo was ze niet. Ze trok mensen naar zich toe, ze was een mannenmagneet, maar verder ging ze niet. Of toch? Stel je voor dat ze de kleedkamer echt een keer binnen zou komen, Roel stopte een briefje van vijfentwintig in haar handen voor het eerste rondje na de wedstrijd. Breng maar even naar de kleedkamer. En dan stond ze daar met een dienblad vol glazen bier. Onzeker lachend, maar misschien ook wel nieuwsgierig en een beetje opgewonden. Proost. Ze hadden gewonnen. Er was echt iets te vieren. Rob had het winnende doelpunt gemaakt. Hij stond altijd als eerste onder de douche, trok zijn shirt bij wijze van spreken onderweg naar de kleedkamer al uit. Hij kwam net onder de douche vandaan en liep alsof het de gewoonste zaak van de wereld was naar Leontien en nam een glas van het dienblad. En zo verder. Jongens onder elkaar. In z’n eentje zou niemand durven, maar zo met z’n allen lag dat anders. Rob proostte met Leontien, zette toen zijn glas neer en begon zich langzaam af te drogen, oog in oog met Leontien. Of ze hem niet even kon helpen. Hij kon altijd zo moeilijk bij zijn rug.

    Nee, dat zou Leontien nooit doen, nooit ofte nimmer. De spanning, daar zou ze gek op zijn, dat leverde weer voor dagen energie. En zijn teamgenoten zouden zoiets ook nooit doen. Een grapje is aardig, maar daar moest het wel bij blijven. Ze waren tenslotte geen halfcrimineel groepje pubers die voor de gein met z’n allen een meisje pakken.

    Uit het café klonk nog steeds de denderend luide muziek. Toen het halftwee was, had hij Leontien voorgesteld om naar huis te gaan. Nee, ze had nog geen zin, het was juist zo gezellig. Er draaide een langzaam nummer, en ze danste heel close met Tom. Dan ga ik alleen, had hij gezegd. Ze had haar schouders opgehaald. Dat was het dan. Hij had even gewacht, maar ze bleef met Tom over het dansvloertje schuifelen. Op straat voor het café bedacht hij pas dat ze op Leontiens fiets waren gegaan. Hij kon een taxi nemen, maar lopen was misschien net zo lekker. Leontien kreeg dan meteen de tijd om voor hem thuis te komen. Hij telde nog een keer zijn geld, vond in zijn broekzak een verloren kwartje, maar dat leverde bij elkaar dus niet meer op dan achtendertig gulden veertig.

    ‘Hé, komt er nog ’s wat van?’

    Hij reageerde niet. Was dat de stem van Johnnie? Er werd nu op de deur gebonsd. Boven de wc was een raampje. Frits ging op de pot staan en maakte het open. Hij keek uit over onduidelijk struikgewas. Schuin aan de overkant zag hij een laag pand met een plat dak, waarschijnlijk een schuurtje of een garage. Het moest meteen aan de straat grenzen. Dit was een scène uit een film, vermoedelijk uit veel films: een man die ontsnapt door een wcraampje. Er was geen andere keus. Johnnie zou doorgaan met rondjes bestellen op zijn rekening. Hij kon er nu niet meer mee aankomen dat hij te weinig geld bij zich had. ‘Dat had je dan eerder moeten zeggen. Dacht je dat je ons kon belazeren? Hier een beetje de dure meneer uithangen zeker, en dan wij betalen. Mooi niet.’ Johnnie zou het al haperend en stotterend zeggen, maar dat veranderde niets aan wat er zou gaan gebeuren. Frits sprong omhoog en wrong zich door het vierkant van het kozijn. Hij hoorde een scheurend geluid. Zijn broek? Zijn jas?

    Aan de andere kant kwam hij op een stapeltje bierkratten terecht die kletterend omvielen. Hij zat tussen de scherven. Ergens werd een raam opengeschoven. ‘Hé, wat is dat daar!’ Frits sloop naar de achterkant van het plaatsje. Er druppelde warm, kleverig vocht van zijn linkerhand. Moeizaam, zijn linkerhand zoveel mogelijk ontziend, werkte hij zich over een schutting, die gevaarlijk stond te wankelen. Hij kwam terecht in de achtertuin van een ander huis en keek in een ordeloze keuken. Vuile borden en pannen op het aanrecht, overal doeken en kleren. Zelfs een stapeltje boeken naast de smerige pannen. Kleren lagen over stoelen gedrapeerd. Hij voelde aan de klink van de deur die op de tuin uitkwam. Open. Hij stapte de keuken binnen en deed de deur achter zich dicht. Het was doodstil. Hij rook etensgeuren. De keuken kwam uit op een lange, donkere gang, aan het eind waarvan een grote deur te zien was, waarschijnlijk de deur naar de straat.

    Hij schuifelde door de gang. En als straks op straat Johnnie en zijn vrienden hem op stonden te wachten? Geintje. Had ik een keer in een film gezien. Toch leuk om ’s na te spelen? Hij schopte ergens tegenaan. Een paar flessen vielen om. Hij hield zijn adem in tot hij het benauwd kreeg. Voorzichtig schuifelde hij verder. Zijn ogen wenden aan de duisternis. Vanuit het niets dook er een poes op die kopjes begon te geven tegen zijn been.

    Eindelijk was hij bij de deur. Hij haalde een grendel weg, maar de deur was niet open te krijgen. Vermoedelijk ook nog op het nachtslot. De poes bleef zich maar tegen hem aan schurken. Hij aaide het beest, dat onmiddellijk het bloed van zijn hand begon te likken. Hij schuifelde weer terug door de gang. Net toen hij ter hoogte van een deur was, hoorde hij hoe een vrouw in de kamer daarachter begon te hijgen. Steeds heviger. ‘Ja, ja, ja...’ Hij bleef even stilstaan. ‘Ja... ja...’

    Opnieuw stond hij in de tuin. Waar was die garage ook alweer? Daar links, drie tuinen verder. Hij kroop door scharrig struikgewas dat kennelijk als afscheiding was bedoeld. Ergens sloeg een hond aan. Achter het schuurtje stonden een paar vaten. Daarvanaf lukte het hem om op het dak te komen. Hij liep naar de voorkant. Niemand te zien. Misschien hadden Johnnie en zijn maten zich in een portiek verstopt. Ze zouden te voorschijn springen zodra hij naar beneden kwam. In de betonnen dakrand van de garage waren scherpgepunte stukken glas gestoken. Er was dus maar één mogelijkheid: springen. Stel dat Leontien hier beneden klaarstond om hem op te vangen.

    Hij deed zijn ogen dicht. Het was als een sprong in een zwembad waarvan je weet dat het water veel te koud is, nee, waarvan je niet eens zeker weet of het wel water bevat. Zou hij zijn enkels breken? Of zijn enkelbanden scheuren? In ieder geval niet naar voren vallen, want dat kon een gebroken pols opleveren. Door de knieën zakken. Hij kon nog terug. Niet naar het café natuurlijk, waar men inmiddels de wc-deur wel zou hebben geforceerd, maar naar dat huis waar hij net binnen geweest was, bijvoorbeeld. Hij kon gewoon aankloppen. Die vrouw was ondertussen wel klaargekomen. Hij moest even lachen, maar verstrakte toen hij Leontiens klauwende nagels in zijn rug voelde. Hij moest snel naar haar toe. Ze zou ongerust zijn. Hij had in ieder geval wel een verhaal te vertellen. Daar kon zij met haar zinnelijke danspartij en Tom die ze een beetje gek had gemaakt, niet tegenop. Op het binnenterrein hoorde hij plotseling enkele mannen praten. Behalve een paar forse godverdommes en klerelijers kon hij hen niet verstaan. Springen, hij moest springen.

    Even schoot er een scherpe pijnscheut door zijn rechterknie toen hij de straat raakte. Het trok snel weg. Hij raapte de zakdoek op die hij om zijn linkerhand had gebonden. Het bloedde nog behoorlijk. Ze kon niet zeggen dat hij er niets voor over had gehad om zo snel mogelijk bij haar te zijn. Er was nog steeds niemand te zien. De angst sloeg hem om zijn hart. Krantenberichten over jongens, jongens zoals Johnnie en zijn vrienden, die zo maar, voor de lol, een passant in elkaar hadden geslagen en getrapt, zo erg dat het slachtoffer was overleden. En nu hadden ze ook nog een reden. Hij begon te rennen. Nee, dit was de verkeerde richting, zo kwam hij op de gracht waar ook het straatje op uitkwam waar Lucky You aan lag. Terug. Hij rende door tot hij volledig buiten adem was.

    3

    Ze keek om zich heen. Vreemd, onwerkelijk, zo’n kamer waarin alleen een bed en een stoel stonden. Alles wat verder kon duiden op menselijke bewoning was afwezig. Nergens lagen kleren. Waar waren die gebleven? Ze zocht haar horloge. Nog maar halfacht, en ze was klaarwakker. Een nieuwe dag, een nieuw leven. Zo was het en niet anders. Veel mensen zouden bang zijn voor dit soort woorden, zij niet.

    Het kostte moeite om te blijven liggen, maar ze kon het niet maken om nu al op te staan. Hoe laat waren ze hier binnengekomen? Een uur of drie. En wanneer waren ze gaan slapen? Dat moest zeker vijf uur zijn geweest. Ze voelde opnieuw een zachte prikkeling door haar lichaam gaan dat aangenaam warm gloeide, alsof ze bijna te lang in de zon had gelegen. Wanneer ze er alleen al aan dacht, aan die uren laat in de nacht of vroeg in de ochtend, was het of hij haar weer streelde. Zijn vingers raakten nauwelijks haar armen, haar buik, de binnenkant van haar dijen. Af en toe was het of ze er een millimeter of nog minder overheen gleden, waardoor er een spoor van kleine elektrische schokjes over haar huid werd getrokken. Zou dat kunnen? Net zoals wanneer je op een koude dag bijna niet voelbaar over een trui streek en de textieldraadjes overeind kwamen? Ze liet haar hand over het laken gaan, maakte er patronen in. Ieder met een eigen betekenis.

    Ze moest plassen. Nog even blijven liggen, en aan een openstaande kraan denken, een flesje bier dat leeggeschonken werd, een stromende bergbeek, een mooie waterval, de koude branding van de Noordzee. O, wat moest ze nodig. Met de tuinslang bij haar ouders de planten water geven, een Amerikaanse film die in New York speelt waarin jongens zo’n grote brandkraan op straat laten spuiten, onder een koude douche, je handen onder het stromende water van de kraan. Ze kon het nauwelijks ophouden. Verkrampt liet ze zich zo stilletjes mogelijk uit bed rollen. Tom maakte een paar lieve knorrende geluidjes en draaide zich om.

    Met haar handen tegen haar kruis, en haar dijen zoveel mogelijk tegen elkaar gedrukt, wankelde ze naar de enige deur in het kamertje. Vannacht was ze hier ook een keer naar de wc geweest, maar ze wist absoluut niet meer waar. Ze stond in een grote hal, maar kon zich niet herinneren hier eerder te zijn geweest. Ze deed een deur open en bevond zich in een flinke woonkamer waar alleen een oud, afgetrapt bankstel in stond. Waar was die rotwc nou? Ze strompelde, nog steeds haar handen tegen haar kruis gedrukt, weer de hal in en opende op goed geluk een andere deur. Een kast waarin ze ook haar eigen kleren zag hangen. Achter de volgende deur was godzijdank de badkamer. Ze kwam in een grote betegelde ruimte, en liet zich meteen op de wc zakken.

    Ze zuchtte een paar keer diep terwijl het water tegen de potrand kletterde in een stroom waar geen einde aan leek te komen. Dat had haar vroegere hospita wel eens gezegd: lang ophouden en dan plassen, dat is nog lekkerder dan klaarkomen. Zo ver ging het niet, maar toch. Ze bleef even zitten. Die hospita was toch gek geweest op allerlei vreemde uitspraken die met seks te maken hadden. Wat zei ze ook alweer nog meer? O ja, wie leverworst eet en een weduwe trouwt, weet nooit van tevoren wat erin is gedouwd. Moest Tom zich dat nu ook aantrekken?

    Ze kreeg het koud, maar kwam niet overeind. Misschien was hij nu ook wakker en lag hij op haar te wachten. Loom zou hij zich naar haar over buigen. Loom maar teder. Er hing nog een lekkere muffe warme slaaplucht om hem heen. De geur was vermengd met die van hun seks, een weeë, zoete geur. Ze scheurde een wc-papiertje af en veegde zich droog. Weer zo één van haar voormalige hospita: wanneer is een vrouw op haar rijkst? Als ze net geplast heeft, want dan heeft ze pareltjes op haar poesje. En dat zei ze gewoon ’s ochtends bij de koffie, waarvoor ze Leontien vaak even binnenriep.

    Ze rilde. O my god, kippenvel. Op haar benen, haar armen, overal kippenvel. Straks lag hij inderdaad op haar te wachten, en dan kwam ze terug onder het kippenvel. Verschrikkelijk onesthetisch. Ze wreef over haar benen. Zichzelf hevig omarmend liep ze naar de spiegel boven de wastafel. Ze zag er niet uit. Een ramp. Hij zou haar onmiddellijk op straat zetten, en dan kon ze hem alleen maar gelijk geven. Ze had slechts lipstick, eyeliner en mascara in haar jaszak.

    Er hing gelukkig een spiegel. Ze probeerde er van te maken wat er van te maken was. Nee, zo werden haar ogen te zwart. Dat stond zo goedkoop. Hoerig zelfs. Het stonk hier. Niet als in een huis dat nauwelijks bewoond werd, maar anders. Ze snoof nog eens. Net of er onder het huis een viswinkel was of zoiets.

    Ze sloop terug naar de slaapkamer. Tom lag nog te slapen, zijn mond een stukje open. Wat zag hij er lief en onschuldig uit zo. Een klein jongetje dat ze in haar armen zou kunnen nemen. Voorzichtig schoof ze onder het dekbed tot ze hem voelde. Hij kreunde zachtjes toen ze zijn heup streelde, maar leek gewoon door te slapen.

    Hij werd wakker door het gebonk in zijn hoofd. Dat dacht hij tenminste, maar al snel kreeg de werkelijkheid vat op hem: de bovenbuurman was aan het timmeren. Altijd op zondagochtend. Waarom werd die man niet religieus? Dan kon hij naar de kerk. Er huisde een lome zondagochtendgeilheid in zijn lijf en Frits tastte naast zich. Niemand. Alleen lakens, een onbeslapen kussen. Hij rook er even aan. Haar geur zat nog vaag in de stof. Natuurlijk, ze was er niet. Hij sloot zijn ogen.

    Ze was dus nog niet thuisgekomen. Hoe laat was het nu? Halfelf. Waar was ze? Er was toch niets met haar gebeurd? Zoals hij zelf gisteravond die jongens letterlijk tegen het lijf was gelopen, zo kon haar ook van alles zijn overkomen. Soms haalde ze het in haar hoofd om ’s nachts in haar eentje door het Vondelpark te fietsen. Maar die jongens? Was dát eigenlijk wel echt gebeurd? Ja, zeker. Zijn knie was nog steeds een beetje pijnlijk. Er zat een grote pleister op zijn linkerhand, hoewel hij zich niet kon herinneren die erop te hebben geplakt. Hij zag het gezicht van Johnnie de stotteraar weer voor zich. Die ontsnapping door het wc-raampje! Krankzinnig dat hij dat zelf gedurfd had, terwijl hij bekendstond als de wekeling, het doetje van het elftal. ‘Frits is een doetje, maar ons doetje’ als variatie op ‘hij is een klootzak, maar onze klootzak’. En dan zijn sluippartij door die tuinen. Het huis met die poes, en die kreunende, klaarkomende vrouw!

    Godverdomme, waar was Leontien?

    De bovenbuurman timmerde maar door. Dit deed hij nou al zondagen achter elkaar. Wat maakte die man in godsnaam? Frits kende hem nauwelijks. Hij woonde alleen en kreeg zelden bezoek. Door de week ging hij naar zijn werk. De man droeg nog zo’n ouderwets bruin aktetasje van gerimpeld leer. Waarschijnlijk zat er nog een boterhammentrommeltje in, met aan alle kanten afbeeldingen van belangrijke monumenten. De Waag van Gouda en de St.-Jan van ’s-Hertogenbosch. Of molens. ’s Zomers had hij een grijze regenjas aan, hoe fraai het weer ook was, en ’s winters een grijze winterjas. Er kwam nooit meer dan ‘goeiemorgen’, ‘goeiemiddag’ en ‘goeienavond’ over zijn lippen. Leontien had eens geprobeerd om hem uit te dagen tot een gesprek. Ze kon immers met iedereen praten. Daar was ze fantastisch in. Het was haar niet gelukt. ‘Tsjeses,’ had ze gezegd, ‘wat doet die man schichtig zeg, alsof-ie wat op z’n geweten heeft... of dat-ie bang was dat ik hem zou verkrachten.’

    Misschien was ze wel thuisgekomen, en had ze hem niet willen wakker maken, uit schuldgevoel of zo. Typisch iets voor Leontien. Ze hadden zoiets ook nog nooit bij de hand gehad. Dan lag ze in de woonkamer op de bank te slapen. Daar installeerden ze ook wel eens een onverwachte logé. Natuurlijk, daar was ze, onder een slaapzak uit de gangkast. Hij stapte uit bed en deed zijn ochtendjas aan.

    Nee, dus niet. Nergens een spoor van Leontien. Over de stoel hing wel een jurkje dat ze gisteravond eerst aan had willen trekken, maar dat op het laatste moment verworpen was. Op tafel lag een boek dat ze aan het lezen was, Matt Cohen, De Spaanse dokter. Ze had het opengeslagen boek omgekeerd op het lage tafeltje gelegd. Een bladwijzer was niets voor Leontien, daar had hij zich allang mee verzoend. Overal lagen make-upspullen. Hij ging zitten, pakte een lipstick en draaide hem open. Altijd een wat pornografisch gezicht, die omhoogkomende rode staaf. Dit was kersenrood. Wat had ze gisteravond op gehad? Een fellere kleur die beter paste bij haar rokje. Die stick had ze in haar jaszak om bij te kunnen verven. Gek genoeg nam ze nooit een tasje mee. Dat vond ze te damesachtig.

    Hij maakte koffie. Aan eten kon hij voorlopig even niet denken. Moest hij gewoon blijven wachten? Hier zitten en zijn ziel in lijdzaamheid bezitten? Zou ze met Tom mee zijn gegaan? Of misschien met Dick? Het was nu elf uur. Kon hij opbellen? Kon hij als hoorntjesdrager gewoon de hoorn van de telefoon pakken? Of was ze niet met iemand meegegaan? Was ze alleen naar huis gefietst en was er iets gebeurd? Ja, dat kon, en hij had dus alle reden om ongerust te zijn en op te bellen. Maar niet naar Dick of Tom. Hij zou Roel proberen. Die was er ook nog bij geweest toen hij zelf weg was gegaan uit het café.

    Hij had bijna de hoorn al weer neergelegd toen Roel opnam. ‘Met Frits... ik bel je toch niet uit bed?’

    ‘Dus wel.’

    ‘Sorry, maar... maar ik

    Enjoying the preview?
    Page 1 of 1