Discover millions of ebooks, audiobooks, and so much more with a free trial

Only $11.99/month after trial. Cancel anytime.

Tweestrijd
Tweestrijd
Tweestrijd
Ebook323 pages4 hours

Tweestrijd

Rating: 0 out of 5 stars

()

Read preview

About this ebook

Marion weet te veel en is haar leven niet meer zeker. Wanneer de achttienjarige Marion bij haar nieuwe vriend Roy intrekt, is ze blij om haar saaie leventje bij haar vader in de slagerij voorgoed achter zich te laten. Roy is rijk en ze genieten in volle teugen van het leven. Maar wanneer Marion erachter komt hoe hij aan al dat geld komt, raakt ze in een duister web van criminaliteit verstrikt. Kan ze nog terug naar haar onbezorgde bestaan? In 'Tweestrijd' weet René Appel ook met deze misdaadroman je mee te slepen in een bloedstollend verhaal. -
LanguageNederlands
PublisherSAGA Egmont
Release dateJun 10, 2021
ISBN9788726887099

Read more from René Appel

Related to Tweestrijd

Related ebooks

Related articles

Reviews for Tweestrijd

Rating: 0 out of 5 stars
0 ratings

0 ratings0 reviews

What did you think?

Tap to rate

Review must be at least 10 words

    Book preview

    Tweestrijd - René Appel

    Tweestrijd

    Copyright © 1998, 2021 René Appel and SAGA Egmont

    All rights reserved

    ISBN: 9788726887099

    1st ebook edition

    Format: EPUB 3.0

    No part of this publication may be reproduced, stored in a retrievial system, or transmitted, in any form or by any means without the prior written permission of the publisher, nor, be otherwise circulated in any form of binding or cover other than in which it is published and without a similar condition being imposed on the subsequent purchaser.

    www.sagaegmont.com

    Saga Egmont - a part of Egmont, www.egmont.com

    I

    De muziek bonkte in haar hoofd, haar maag, haar buik: een zware bas, die vanuit haar lichaam meespeelde. Het geluid was van buiten naar binnen gegaan en had zich voorgoed in haar gevestigd. Haar bloed klopte mee, in haar aderen, in haar hart. Ka-doeng... ka-doeng... Ze nam nog een slokje uit het glas dat voor haar stond. Wat was het ook alweer? O ja, natuurlijk, rum-cola. Of een bacootje, zoals de jongens zeiden. Het smaakte haar niet echt goed. Het hoeveelste glas was dit alweer? Zoals de klok doortikte, in een vast ritme leek het wel, kwamen er nieuwe, volle glazen op de bar. Soms had ze niet eens gezien wie er iets had besteld. Ze voelde zich zweverig, maar tegelijk werd haar lichaam naar de grond getrokken. Als ze eraan toegaf, kon ze hier meteen gaan liggen. Niemand zou het opmerken. Ze was moe. Zaterdag was altijd een drukke dag. ’s Ochtends eerst achter de snijmachine om voorraad te maken, daarna klanten helpen. Om vier uur als de winkel dichtging nog alles opruimen en schoonmaken. Hoewel ze verder bijna gevoelloos was, deden haar voeten nog steeds pijn. Ze had misschien die laarsjes ook niet moeten aantrekken. Gelukkig, er kwam een barkruk vrij.

    Een jongen schreeuwde iets in haar oor, en ze knikte, hoewel ze niet had verstaan wat hij zei. Hij had een mooie kop met donkere krullen en heldere, lachende ogen. Echt een stuk, een spetter. Hij had een gewone, strakke spijkerbroek aan en een spijkeroverhemd. Daaroverheen een zwart leren jack. Ze had hem hier nog niet eerder gezien. Misschien een kennis of een vriend van Frank, met wie hij een tijd had staan praten. Hij hield haar een pakje Marlboro voor en ze nam een sigaret. Leuk dat Frank er weer was. ‘Twee maanden met vakantie geweest,’ had hij lachend gezegd. Ze wist dat het vakantie tussen vier muren was, maar daar praatte verder niemand over. Frank was er weer, dat was het enige dat telde, en Frank was een schatje, echt een vriend, van hun allemaal. De rest deed er niet toe. Iedereen maakte weleens een foutje, waarom Frank dan niet?

    De hele zaak stond nu te deinen. Ze bracht het glas naar haar lippen, hoewel ze geen zin had om iets te drinken. De rook brandde in haar keel. Verderop stond Leonie bij een jongen die zij hier ook nooit eerder had gezien. Hij had een arm om haar heen geslagen. Zo te zien was Leonie verkocht voor vanavond, voor vannacht. Samen uit, samen thuis ging voor Manon en haar vriendinnen al een tijdje niet meer op. Dat was toen ze veertien waren.

    Ze nam nog een slok en perste de rum-cola door haar keel. Even leek het of het weer terug zou komen. Ze hield zich met krampachtige vingers vast aan de rand van de bar. Plotseling kon ze nauwelijks meer ademen. Het was of er geen zuurstof meer in de lucht zat, alleen maar rook, de lucht van drank en de geur van mensen, of de stank. De vriend van Frank, als hij dat tenminste was, zag ze niet meer.

    Een man stootte tegen haar aan. ‘Hé, ken ik je niet ergens van?’ Hij lachte een onregelmatig gebit bloot.

    Ze schudde haar hoofd.

    ‘Ik bijt niet, hoor.’

    Ze keek weer naar zijn tanden.

    ‘Wil je wat van me drinken?’

    ‘Ik heb nog,’ bracht ze moeizaam uit.

    ‘Wat zeg je?’ schreeuwde de man in haar oor.

    Ze schudde haar hoofd en wendde zich van hem af. Leonie en haar verovering stonden in een hoekje te zoenen. Zij drukte zich tegen hem aan. Hij gleed met zijn handen over haar billen.

    Ze bleef minutenlang op de wc zitten, maar de misselijkheid wilde niet wegtrekken. In het schelle neonlicht schrok ze van haar eigen gezicht in de spiegel. Was ze dat zelf wel, dat spook in de spiegel, met die holle ogen, die scherpe, angstige mond en die vreemde, plastic-achtige huid? Een paar maanden geleden was ze in Madame Tussaud geweest, op haar vrije woensdag, met Anouk. Die poppen zagen er net zo echt en tegelijk onecht uit als zijzelf nu.Twee meisjes stonden giechelend elkaar op te maken, een met tubetjes en stiften overlopend make-uptasje voor zich in de wasbak.

    Op rubberen benen liep ze het café weer binnen. Leonie was nergens meer te zien. Haar eigen plaats aan de bar was bezet. Uit routine pakte ze haar glas en nam een slok. De mensen om haar heen waren allemaal vreemden geworden. Onbekende gezichten, slechts af en toe kon ze een woord verstaan van wat er gezegd werd. Achter de bar, was dat Marco? En naast hem Tjerk? Nee, dat was Tjerk toch niet. Ze probeerde scherp te kijken, maar het lukte niet. Er hing een tekening van iemand met twee paar ogen. who’s drunk? stond erop. ‘Ik,’ fluisterde ze. Eén ons achterham, vijf tartaartjes en twee ons gesneden hart. Ze tikte het aan op de kassa. Heb je terug van honderd gulden? In de slagerij hadden ze altijd terug van honderd gulden. Mag het ietsje meer zijn? Nee, wel ietsje minder, had vandaag een klant gezegd. Haar hand zorgvuldig sturend pakte ze haar glas, maar ze zette het meteen terug. Naast de bar, in de diepte. Het moest stukgevallen zijn, maar er was niets van te horen.

    ‘Hé Macarena,’ daverde de hele zaak met de muziek mee. Zij lispelde zelf ook de tekst, als een soort bezwering, in haar eigen fantasie-Spaans ‘Allestoquio allegria Macarena, hé Macarena.’ De rest van de woorden werd een nog grotere hutspot. Hutspot, dat verkochten ze ook, ’s winters. Die maakte haar moeder in de keuken". Kilo’s. Als er te veel overbleef, aten ze zelf dagen achter elkaar hutspot. De gedachte aan eten vergrootte haar misselijkheid. Hutspot, met die oranje stukjes erin. Het leek wel kots. Met een uiterste krachtsinspanning kon ze haar omhoogkomende maag terugdringen. Nee, niet hier, midden in de zaak overgeven, dat niet.

    Ze wankelde naar de deur, stootte tegen mensen aan en zei werktuiglijk: ‘Sorry, sorry, sorry’.

    De koele buitenlucht gaf een klap, die haar bijna deed struikelen. Had ze haar tasje bij zich? Ja. Er stonden een paar mensen te praten. Een meisje lachte hard en hoog, bijna hysterisch. Manon lachte mee, maar dat deed pijn in haar borst. Ze liep verder, haar hand langs de brokkelige muur schuivend, zodat het bijna pijn deed, een steegje in.

    Nu hoefde ze niets meer tegen te houden. De zure maaginhoud kwam in een golf naar buiten. Even had ze de indruk dat er iemand achter haar stond. Toen ze zich omdraaide, de draden speeksel op haar kin wegvegend, zag ze een wegglijdende schaduw. Opnieuw kwam haar maag omhoog. Naar adem happend braakte ze de rest uit.

    Ze hield haar hand aan de muur terwijl ze verderliep, korte en dan weer lange passen. De stenen waren ruw, schaafden haar hand bijna open, maar dat was niet onprettig. Opnieuw het gevoel dat iemand haar volgde. Ze hield even stil en luisterde. Nog steeds klonken de dreunende bassen uit de Bahama Bay. Moeizaam draaide ze haar hoofd. Vaag zag ze het silhouet van een man die nu ook stilstond. Of was het geen man, maar een boom, een struik of zoiets? Ze probeerde haar ogen scherper te stellen. Lenzen of een bril had ze nodig. Lenzen natuurlijk, maar ze zag er verschrikkelijk tegen op, dat gedoe met haar ogen.

    Ze liep een ander straatje in. Deze buurt kende ze heel slecht. Een paar dichtgetimmerde slooppanden met graffiti op het houtwerk. De letters waren zo kunstig dat ze de tekst niet kon lezen. Ze moest een taxi zoeken. Zo kwam ze nooit thuis. Even weer de paniek dat ze haar tasje was vergeten. Nee, gelukkig, dat had ze meegenomen. Ze klemde het tegen haar lichaam. Van de andere kant kwam een man met onvaste stap haar richting uit zwalken. Ze hield haar adem in, maar hij leek haar niet te zien. Dat verhaal van Leonie en Kim over dat groepje dronken kerels in de trein! Voor ze het goed en wel in de gaten hadden, zaten ze alleen met die mannen in een coupé, zo’n aparte achtpersoonscoupé.

    Als ze nu deze steeg doorstak, waar kwam ze dan ook alweer uit? Was daar in de buurt geen taxistandplaats? Het steegje liep dood. Dit kon toch niet, zo kwam je toch op het plein? Even kwam die droom weer op, over dat steegje dat aan beide kanten afgesloten bleek. Dat was pas echt doodlopend, omdat in de droom de muren steeds dichter op haar afkwamen.

    Ze was moe, wilde gaan zitten, liggen, uitrusten, misschien wel slapen, voor heel lang, tot alle vermoeidheid, alle pijn uit haar lichaam zou zijn verdwenen. Uit haar tas haalde ze haar pakje Marlboro. Ze probeerde er een sigaret uit te pakken, maar alle sigaretten rolden op straat. ‘Shit... fuck!’ Ze ging door haar knieën en pakte de sigaretten op.

    ‘Zal ik effe helpen?’

    Naast haar stond een man. Ze keek op, en zag de tanden die schots en scheef in zijn mond stonden. Was het niet de man die haar in het café al had aangesproken?

    ‘Hoeft niet,’ zei ze met een dikke stem.

    ‘Wat zeg je?’

    ‘Ga weg... sodemieter op.’

    ‘Nou, nou, gaan we zomaar agressief doen, terwijl ik juist wil helpen? Dat is toch helemaal niet aardig! Dat heb ik toch niet verdiend! ’

    Hij trok haar aan een arm overeind. Ze wendde zich van hem af, pakte een sigaret en probeerde die aan te steken. Er kwam alleen een vonkje uit haar aansteker. Ze gooide de sigaret weg. De man stak zelf een sigaret aan, en gaf die aan haar. Ze liet hem meteen vallen.

    De man sloeg een arm om haar heen. ‘Ga je mee?’ Zijn stem klonk harder, scherper. Het was meer een gebod dan een vraag.

    ‘Sodemieter op... Laat me met rust.’ Ze rukte zich met geweld los. Waarom was Rolf er niet om haar te helpen, waarom had hij haar in de steek gelaten? Iedereen in de steek gelaten.

    ‘O... o... Gaan we moeilijk doen? ’ De man greep haar nu stevig beet. Zijn gezicht was dicht bij het hare. Ze herkende hem nu. Ja, hij had haar een drankje aangeboden. Zijn adem streek langs haar gezicht. Hij duwde haar voor zich uit. Er was hier een open plek waar een huis afgebroken was, daarachter een slooppand.

    Ze wist wat er ging gebeuren. Dit was het dus. Natuurlijk hadden mannen weleens in haar billen geknepen in de tram, aan haar borsten gevoeld. Op vakantie in Marbella had een keer een potloodventer tegenover het hotel gestaan. Toen ze zestien was, had ze een vriendje die meer wilde dan zij.Terwijl hij in haar broekje graaide, had ze hem een klap in zijn gezicht gegeven. Zijn verbaasde blik kon ze nu nog voor zich zien. De beelden verdrongen elkaar, tuimelden over elkaar heen. De man klemde haar nu vast. Ze was kansloos, kanslozer dan ze in haar leven ooit was geweest.

    En ze had zijn gezicht gezien; ze zou hem altijd kunnen herkennen, later, bij de politie, een signalement opgeven, iemand in een rijtje aanwijzen, zoals in de film. Wat dat betekende was duidelijk. De angst schroefde om haar keel. Ze wilde schreeuwen, maar kon alleen een zielig gepiep voortbrengen.

    Hij trok haar mee aan een arm. Ze struikelde bijna over een paar losse stenen. Nergens licht, nergens mensen, nergens beweging. Alles was doodstil en verlaten, natuurlijk speciaal om die klootzak een kans te geven, zodat hij ongestoord zijn gang kon gaan. Het begin van een schreeuw vormde zich in haar keel, maar nog voordat de klanken haar keel verlieten, zag ze een mes glinsteren, een mes met een lang glanzend lemmet.

    ‘Je houdt je bek,’ zei de man.

    ‘Niet doen... niet doen,’ fluisterde ze hees. ‘Laat me gaan... alsjeblieft.’ De tranen kwamen vanzelf.

    ‘Trek je kleren uit!’

    Ze schudde haar hoofd.

    ‘Trek verdomme je kleren uit!’

    ‘Alsjeblieft... niet doen... ik ga niet naar de politie... ik beloof het.’

    Hij greep onder haar rok, haakte een paar vingers achter de stof van haar slipje, en probeerde dat stuk te trekken. Het lukte niet meteen. De man vloekte weer. Er startte een auto. Het geluid kwam dichterbij. De man haalde zijn hand terug. Op het moment dat hij keek waar het geluid vandaan kwam, begon Manon te rennen. Ze ontweek een stapel hout. Haar longen deden pijn. Daar, daar verderop was het licht, daar waren de mensen, daar was haar redding. Ze hoorde de voetstappen achter zich, voelde een hand. Tevergeefs probeerde ze zich los te rukken.

    ‘Nog één zo’n geintje en je bent ’r geweest.’ Ze zag de vage glinstering van het mes.

    Hij trok haar mee naar de ruïne van een huis waar de deur en ramen uit gesloopt waren. ‘Ook nog proberen weg te lopen... smerige trut... vuile hoer... ik zal je godverdomme wel ’s leren.’

    Manon liet haar tasje vallen. Hij bracht zijn hand met het mes onder haar rok. Ze voelde het koude metaal tegen haar dijbeen. Dit was het dus... het einde van alles. Afgeslacht, gewoon afgeslacht. Met een ruk sneed de man de stof van haar slipje kapot.

    Hij perste zich nu tegen haar aan. ‘Eerst een kusje’.

    Zijn mond tegen de hare. Zijn adem stonk. Bijna moest ze weer overgeven. Het slijmerige beest van zijn tong drong haar mond binnen en woelde erin rond. De man gromde. Manon voelde hoe zijn erectie tegen haar buik drukte.

    ‘Lekker, hè? ’

    Ze sloot haar ogen. Hij trok haar mee, duwde haar tegen de grond en viel zelf boven op haar. Een scherpe steen drong in haar rug. Hij verstikte haar schreeuw met een hand over haar mond. Het gewicht van de man perste de zuurstof uit haar longen. Met zijn vrije hand maakte hij eerst zijn broek open; daarna schoof hij haar rokje naar boven.

    ‘Nee, ’ probeerde ze te zeggen, ‘nee...’

    Ze voelde zijn vingers tussen haar benen.

    Toen zag ze in een flits een man, iemand met een halfbekend gezicht. Uit het niets was hij te voorschijn gekomen. Haar belager werd weggetrokken. Er klonk een schreeuw, een paar klappen, kreten van pijn, nog een paar doffe klappen. Binnen een paar seconden was het voorbij.

    Ze kwam moeizaam overeind en trok haar rokje naar beneden. Degene die haar te hulp was gekomen, stond bij iets wat een grote zak kleren leek. Maar het was geen zak kleren, want hij probeerde weer overeind te komen. Tevergeefs, want de andere man schopte hem hard en meedogenloos tegen de grond.

    Hij stond nu bij haar. Ze herkende hem, die kennis van Frank, die ze in het café had gezien, die jongen met die krullen. ‘Gaat’t een beetje?’ vroeg hij.

    ‘’t Gaat,’ piepte ze schor.

    ‘Heeft-ie... eh...?’

    Ze schudde haar hoofd.

    ‘Ben je weer oké?’

    Ze knikte en veegde in een wanhopig, maar machteloos gebaar haar rokje glad. Nu pas zag ze dat het restant van haar slipje aan haar rechterenkel hing. Ze probeerde het van zich af te schoppen, maar de stof bleef haken achter de hak van het laarsje.

    ‘Ik ben Roy’, zei de jongen. ‘Wie ben jij?’

    2

    Ze zaten een biertje te drinken in de auto. Frank had twee six-packs meegenomen.

    ‘Hoeveel schuiven ze, denk je?’

    Frank haalde zijn schouders op. ‘Hangt van ’t jaar af... ik weet niet. Drie... vier.. ̓

    Ze dronken en rookten zwijgend. Roy voelde zich goed; een prettige spanning die hem in zijn greep hield. Angst en opwinding, zoals die keer bij dat benzinestation. Gelukkig was hij toen op tijd weggegaan, want het was gigantisch uit de hand gelopen. Natuurlijk was hij nu ook bang, maar dat zou hij tegenover Frank nooit toegeven. Misschien scheet Frank zelf wel zeven kleuren stront, maar die liet niets merken. Ze lachten, maakten grapjes, en trokken nog een blikje bier open. Natuurlijk was het stom om te veel te drinken. Als ze straks voor een alcoholcontrole zouden staan, waren ze er gloeiend bij. Maar het ging ook om de kick dat het zou kunnen gebeuren. Een autootje en twee van die politie-ei-kels langs de kant. En dan? Erlangs scheuren en gas geven? Hij zat al bijna in een film. Sirenes, gillende banden, dat politieautootje dat boven op een andere wagen knalde. Welke film? Roy’s Race. Nee, dat klonk als een kinderfilm.

    Het was wel een rare nacht. Eerst dat meisje, dat hij in de Bahama Bay al had gezien. Waarom was hij eigenlijk achter haar aan gegaan? Roy voelde aan de knokkels van zijn rechterhand. Misschien had hij wel te hard doorgeslagen. Maar ja, die stomme shitvogel had er ook wel om gevraagd. Wat een klootzak! Misschien had hij hem moeten rippen. Wie weet hoeveel geld hij bij zich had gehad. Maar ja, dat lag toch moeilijk met dat meisje erbij. Manon, zo heette ze. Hij glimlachte. Hij had moeilijk tegen haar kunnen zeggen: Even wachten, eerst z’n portefeuille leeghalen. Of zou ze dat een goede straf hebben gevonden? Het geld samen delen? Nou ja, straf had hij genoeg gehad, zoals hij erbij lag, finaal in de kreukels, total loss. Kon zo naar de sloperij. Roy glimlachte even.

    Frank liet een zware boer. ‘Hè, dat lucht op.’

    ‘Zullen we gaan?’ vroeg Roy.

    Frank keek op zijn horloge. ‘Nog even wachten. ̓

    ‘Straks wordt het alweer licht. ̓

    Frank schudde zijn hoofd. ‘Geduld... geduld. Wie geduld heeft, wordt beloond. ̓

    ‘Ja, met twee maanden…̓

    ‘Shut up̓ onderbrak Frank.

    ‘Oké, oké. ̓ Roy stak een sigaret op.

    Er kwam een man de straat inlopen. Hij liep van boom naar lantaarnpaal naar verkeerspaal, zich steeds opnieuw vasthoudend, alsof hij een reddingsboei te pakken had.

    ‘Die heeft ’m behoorlijk om. ̓

    Vlak bij hun auto ritste de man zijn gulp open en begon te plassen, zomaar midden op het trottoir. Er leek geen einde te komen aan de straal schuimend vocht. Toen hij eindelijk klaar was, liep hij wankelend naar een huis.

    ̒’t Is vier uur’, zei Frank, ‘ik wou dat-ie ̓s opsodemieterde. We moeten aan de slag. ̓

    ‘Dat zei ik zonet al, ̓ zei Roy half binnensmonds, ‘maar toen wou jij nog wachten. ̓

    Frank reageerde niet.

    De man leek een bos sleutels te voorschijn te halen en probeerde de deur te openen, maar dat mislukte. Heen en weer zwaaiend op zijn benen, deed hij een nieuwe poging.

    ‘Zal ik hem even helpen?’ vroeg Roy.

    ‘Ja, ik zou m’n handtekening zetten, als ik jou was.’

    ‘Geintje.’

    De man belde nu aan, maar er gebeurde niets. Hij liep weer de weg op, maakte van zijn handen een soort toeter voor zijn mond en riep: ‘Marieke, doe open!’

    ‘Marieke, doe open de poort,’ zei Frank. ‘Marieke, mag ik effe kieke! ’ Hij trok nog een blikje bier open. ‘Jij ook nog?’

    Roy schudde zijn hoofd.

    ‘Proost!’

    De man had even gewacht, maar stond nu weer op straat te roepen. ‘Marieke, doe open! Ik ben ’t.’

    ‘Ik ben ̓t,’ zei Frank. ‘Ja, wie anders, asshole? Heb jij nog stuff bij je?’

    ‘Nee, geen gram. Geef me nog een biertje.’

    ‘En zonet wou je niks!’

    ‘Marieke, doe open!’ schreeuwde de man op topvolume. ‘Die klootzak maakt de hele buurt wakker.’

    Op de bovenverdieping van het huis waar de man naar binnen wilde, ging een raam open. Een vrouw boog zich naar buiten. ‘Als je niet meteen ophoudt, bel ik de politie.’

    ‘Zijn we mooi klaar mee,’ zei Roy.

    ‘Komen we morgen terug.’

    ‘Waarom mag ik niet naar binnen?’

    ‘Je bent dronken,’ zei de vrouw.

    ‘Nou en? Prins Bernhard is ook wel ̓s dronken.’ De man begon onbedaarlijk te lachen.

    De vrouw sloot het raam weer.Toen hij uitgelachen was, liep de man naar de bmw die zij hadden uitgekozen voor vannacht.

    ‘Tering,’ zei Frank, ‘hij zal toch niet...’

    De man maakte de auto open. Zo te zien ging hij op de achterbank liggen.

    Drie dagen was ze ziek geweest. Eerst de kater, toen een soort griep daarbovenop. In haar bed had ze door haar kamer gereden, zelfs een klein vliegtochtje gemaakt, de muren waren een beweeglijk decor geworden, ze zweette zo hevig dat ze bijna van het matras wegdreef, soms kwamen er zomaar mensen in de kamer... Rosita, Leonie, die vroegen of ze meeging, en als Manon zei dat ze niet kon, begonnen ze verschrikkelijk te lachen.

    In een koortsdroom had ze het opnieuw beleefd. De tanden van de man waren veel groter en stonden nog schever. Het mes was een groot, glinsterend slagersmes. Er was niemand, er kwam niemand. Ze lag op een leeg toneel, met daarachter kale muren. Toen ze haar hoofd omdraaide, zag ze het publiek in de zaal. Haar vriendinnen, Frank, en ook die jongen, Roy. Ze applaudisseerden, maar wendden toch hun hoofd af.

    Sinds vanochtend stond ze weer in de slagerij, nog een beetje slap en trillerig. Er kwam een klant voor biefstuk. Normaal sneed haar vader die af, maar hij was even weg. Traag... traag... zich scherp concentrerend op wat ze deed, sneed ze de biefstukken af. Een ons leverworst. Keulse, kalfs? Wat is het verschil? In een mum van tijd stond de winkel vol, en haar vader was nog steeds achter. Waar bleef hij nou? Dit redde ze nooit. Twee klanten die gehakt moesten hebben, de één zelfs anderhalf pond. Het gehakt was op, ze moest nieuw draaien.

    Ze deed de deur naar het gangetje open en riep haar vader.

    ‘Ik kom zo!’ klonk het gedempt.

    ‘Niet zo, maar meteen! ̓

    Bij het geld teruggeven maakte ze een fout omdat ze een vijfje aanzag voor een stuiver.

    ‘Ja, ik laat me niet belazeren,’ zei de klant. Ze trok een zuur gezicht.

    ‘’t Was gewoon een vergissing,’ zei Manon.

    ‘Ja, ja, dat zeggen ze allemaal.’ De vrouw keek strijdlustig naar de andere klanten, maar die reageerden niet.

    ‘Wat was er nou?’ vroeg haar vader, terwijl ze alweer een andere klant aan het helpen was.

    ‘Niks.’

    ‘Waarom riep je dan?’

    Ze vocht haar tranen terug. ‘Nog iets anders?’ vroeg ze aan de vrouw die haar met grote ogen leek aan te kijken.

    ̓s Avonds ging ze met Leonie naar de bioscoop, de tweede voorstelling, eigenlijk te laat, want ze was nu al doodmoe. Een nieuwe film met Bruce Willis.

    ‘Vind je ’t geen stuk?’ vroeg Leonie.

    Ze haalde haar schouders op. ‘Ken jij Roy eigenlijk?’

    ‘Roy?’

    ‘Ja, een vriend van Frank volgens mij.’

    ‘O... die... ja...’ Leonie lachte even. ‘Een leuke jongen... een stuk...’

    Ze gingen nog iets drinken in de Bahama Bay. Het was stil, zelfs voor een donderdagavond.

    Ze zaten aan de bar. Marco vroeg hoe het met ze ging. Goed. En met jou? Manon kon de woorden voorspellen voor ze gezegd waren. Ze keek naar de anderen, naar Leonie, Marco en nog een paar losse klanten, van wie sommigen een beetje meebewogen met de muziek. Ze wist niet meer of ze hier hoorde. Ze keek al naar de anderen alsof ze er zelf niet meer bij was. Kwam dat allemaal door wat er gebeurd was?

    ‘Ik ga naar huis,’ zei Manon. ‘Morgen weer vroeg op.’

    ‘We zijn hier net.’

    ‘Ja maar... ik voel me niet zo goed. Je weet wel, die griep...’

    ‘Ach... doe niet zo kinderachtig.’

    ‘Nog een rondje van de zaak,’ zei Marco.

    3

    Er was geen levende ziel op straat te bekennen. Hier woonden veel mensen met een bmw, Audi, Ford Scorpio of een Renault Espace. Uit een tuin klonk het gejank van een krolse kat. Frank haalde de vrachtwagenaccu uit hun achterbak. Terwijl Roy op de uitkijk bleef staan, sloot Frank de plus- en minpool aan op de carrosserie van de bmw. Een doffe knal en Roy rook de lichte stank van verbrand kunststof. Zo, het alarm was door de kortsluiting onklaar gemaakt. Frank schoof een smalle haak langs het glas van het linkerportier door de rubber strip naar beneden, voelde even, en daar klonk de klik. Hier was

    Enjoying the preview?
    Page 1 of 1