Discover millions of ebooks, audiobooks, and so much more with a free trial

Only $11.99/month after trial. Cancel anytime.

Boemerang: George Bracke Thriller, #8
Boemerang: George Bracke Thriller, #8
Boemerang: George Bracke Thriller, #8
Ebook223 pages2 hours

Boemerang: George Bracke Thriller, #8

Rating: 0 out of 5 stars

()

Read preview

About this ebook

In Boemerang jaagt zowel het Gentse politiekorps als Europol, waartoe commissaris George Bracke intussen alweer enkele jaren behoort, op een man die in dronken toestand aan de Dampoort meerdere kinderen aangereden heeft. Twee kinderen vechten voor hun leven, en het is afwachten of het vluchtmisdrijf met dodelijke afloop zal worden.
Bracke zit in het buitenland op missie, maar volgt de zaak op de voet. Intussen ontvouwt zich een ander drama. Loodgieter van het zevende knoopsgat Ward Ceustermans beseft het nog niet, maar hij dreigt afgerekend te worden op zijn duister verleden.
Alles escaleert in een wervelend slot met drastische afloop in deze 8ste Gentse thriller rond George Bracke.

LanguageNederlands
Release dateAug 17, 2015
ISBN9781513022185
Boemerang: George Bracke Thriller, #8
Author

Stefaan Van Laere

Als fictieauteur voor volwassenen schreef Stefaan Van Laere onder meer de George Bracke Thriller Reeks bij elkaar. ‘De Bracke thrillers lezen eens zo prettig omdat ze zich op Vlaamse bodem afspelen’. (TV-Familie) - ‘Een fijne schrijver, een lekker boek voor in de vakantie. zeker 4 dikke sterren waard!’ (detectives-kro.nl)

Read more from Stefaan Van Laere

Related to Boemerang

Titles in the series (8)

View More

Related ebooks

Related articles

Related categories

Reviews for Boemerang

Rating: 0 out of 5 stars
0 ratings

0 ratings0 reviews

What did you think?

Tap to rate

Review must be at least 10 words

    Book preview

    Boemerang - Stefaan Van Laere

    Proloog

    ––––––––

    Nu zou het dus eindelijk beginnen. Het moést gebeuren, zo simpel was het. Het kon nu eenmaal niet anders. De tijd van vergelding was aangebroken.

    Nu vooral geen medelijden hebben.

    Ga ervoor.

    Hij heeft het verdiend.

    Ja toch?

    Nee, niet twijfelen. Dat had hij tenslotte ook niet gedaan.

    Kijk maar eens goed naar zijn foto. Naar die pokkenkop. Laad jezelf op.

    Nu geen softie worden!

    Carl Vingerhoets nam uitgebreid de tijd de foto in zich op te nemen. Niet dat het nog nodig was, want hij kon zich het gezicht ook met de ogen dicht voor de geest halen.

    Toen hij de foto in kleine stukjes verscheurde, trilden zijn handen.

    Hij had iets nodig om tot rust te komen. Hij vulde een limonadeglas voor de helft met Glenfiddich en dronk het in drie teugen leeg.

    De drank gleed langs zijn slokdarm en verwarmde zijn maag. Dat deed goed. Hij voelde zich weer kalm worden.

    De zon scheen, voor het eerst sinds lang. Het eerste nog fletse lentezonnetje van het jaar, maar het was een veelbelovende bron van warmte en van kracht.

    Carl zat in de tuin, onder het afdak. Hij klapte zijn laptop open, een nieuwe van HP. Zijn vingers streelden soepel de toetsen. Met een vanzelfsprekendheid die routine verried ging de cursor naar de map die hij de laatste tijd zo vaak geopend had. Hij vond snel het gezochte bestand.

    Alles stond erin, van A tot Z. Het plan kon gewoon niet mislukken. Hij had het hele scenario al talloze malen zien afspelen, huilend in zijn bed. Hier en daar weer nieuwe wendingen toegevoegd, verfijnd, alle mogelijke en onmogelijke toevalligheden overwegend.

    Maanden had hij erover gedaan. Het plan had al die tijd in de kast gelegen, verankerd in zijn hoofd. Altijd weer was er wel weer iets opgedoken dat hem had doen twijfelen aan de uitvoerbaarheid ervan. Maar nu, na eindeloos schaven, na keer op keer alles opnieuw van begin tot einde herkauwen, was hij eindelijk tevreden.

    Nu zou het dus eindelijk beginnen.

    1.

    ––––––––

    Ward Ceustermans slaakte een zucht van verveling. Waarom had hij ook voor dit beroep gekozen. Hij ging naar zijn bestelwagen en scharrelde tussen de buizen en rommel op zoek naar het juiste stuk gereedschap.

    ‘Nog een taske koffie, meneer?’ vroeg ze vriendelijk, enigszins onderdanig zelfs.

    Ceustermans kon en wou zijn onverschilligheid niet wegsteken.

    Hij dwong zichzelf tot een antwoord.

    ‘Nee bedankt, mevrouw Daens. Het is zoveel als ik het gehad heb.’

    Ze haalde hulpeloos de schouders op. ‘Dan laat ik je maar verder werken. Je hebt het waarschijnlijk niet graag dat ik op je vingers sta te kijken. Roep maar als je iets nodig hebt, ik ben in de tuin. De was ophangen. Je zou er versteld van raken hoeveel vuile was twee mensen kunnen hebben.’

    Ze ratelde maar door. Ward besteedde er geen aandacht aan. Hij ging op zijn knieën zitten en opende het kastje onder de wasbak.

    De geur van vuil water sloeg in zijn neus, hij raakte er maar niet aan gewend. De diagnose was duidelijk: een verstopte buis.

    Was dit zijn lot, tot het einde van zijn dagen andermans vodden opkuisen?

    Had je maar beter moeten studeren, hij hoorde het zijn vader nog zeggen.

    Eindelijk was Truus Daens uitgeraasd. Trees, zou ze beter heten, foeterde Ceustermans. Stomme trezebees. Hij was opgelucht toen ze eindelijk naar de tuin slofte.

    Door het raam zag hij haar naar de schutting wandelen. Daar begon ze meteen een praatje te slaan met de buurvrouw. Daar was hij een tijdje van verlost.

    Met zijn sleutel begon hij de afvoerbuis los te schroeven. Een dikke, stinkende brij van etensresten stroomde traag uit de buis op de vloer.

    Een routineklusje dat snel geklaard zou zijn, maar hij was niet van plan zich te haasten.

    Met zijn Engelse sleutel gaf hij een tik tegen de buis, die er nog goed uitzag.

    Verdorie, van stevige makelij. Hij bonkte nog een paar keer op de buis, tot er een scheur in kwam.

    Hij stak de oortjes van zijn gsm-radio in en luisterde naar Studio Brussel, vrolijk mee headbangend. Af en toe nam hij een slokje uit een zakflesje jenever, dat hij onderweg gekocht had. Goedkope rommel, veel geld wilde hij daar niet aan geven.

    In zijn bestelwagen ging hij een nieuwe buis halen, minderwaardig spul van een paar euro. Ze installeren duurde hooguit vijf minuten.

    Meer dan een uur later kwam Truus weer binnen. Hij draaide met de sleutel de buis nog enkele keren aan en deed alsof hij haar niet gezien had.

    ‘Zo, schiet het wat op?’

    ‘Net klaar, mevrouw Daens. Ik heb helaas een andere buis moeten steken.’

    Hij toonde haar de buis met de scheur.

    ‘Hoeveel is mijn schuld?’

    ‘Eens rekenen. Twee werkuren, plus verplaatsingen en dan de nieuwe buis. Ik heb maar meteen een van goede kwaliteit genomen, die gaat de rest van je leven mee. Heel wat anders dan de buis die er nu in zat. Dat maakt alles samen honderd tweeënnegentig euro en zestien cent.’

    ‘Oei’, schrok Truus, maar ze besloot er niet verder op in te gaan. Ze scharrelde in haar handtas en haalde vier briefjes van vijftig euro boven. ‘Eh, het is gepast’, zei ze, na enige aarzeling.

    ‘Nog een prettige dag verder’, knikte Ward Ceustermans, ogenschijnlijk vriendelijk.

    Hij liet haar achter met de brij op de grond. Stapte er parmantig door en liet vuile afdrukken na, zo had ze nog iets om handen in haar lange lege uren.

    In de bestelwagen zag Ceustermans dat hij een oproep van zijn vrouw gemist had.

    Wat nu weer, zuchtte hij. Puffend gooide hij zijn gsm op de passagierszetel. Ze moest maar wat wachten. Het zou toch maar gezeur zijn. Dat hij te weinig aandacht aan haar besteedde, of dat het brood op was.

    Hij dronk het flesje jenever leeg en stak een dikke sigaar op. Genoeg gewerkt voor vandaag.

    ––––––––

    .

    ––––––––

    Met gierende banden reed hij weg. Op de Kortrijksesteenweg volgde hij het drukke verkeer, hier en daar vertragend. Uiteindelijk hield hij halt voor één van de huizen met neonlampen.

    Ingrid had net een Afrikaanse klant afgewerkt en zat het kruiswoordraadsel van de Flair op te lossen.

    ‘Ha schatje, ben jij het weer!’ deed ze gemaakt opgewekt. ‘Blij je te zien! Alles goed?’

    ‘Ik betaal je niet om te kletsen’, siste hij. ‘Opschieten maar, ik heb niet de hele dag tijd.’

    Het gordijntje ging dicht, en hij volgde haar naar het achterafkamertje. Puffend en naar adem happend, nu al.

    *

    Zuchtend keek Eliane Ceustermans (geboren Eliane Verrijdt, maar na haar huwelijk had ze diep christelijk als ze was plichtbewust de familienaam van haar echtgenoot overgenomen) naar haar mobieltje.

    Waarom belde hij niet terug? Dat deed hij trouwens nooit, en hij wist nochtans goed dat ze daar gevoelig voor was. Ze kon het zo al voorspellen: hij zou straks thuis komen, wie weet op welk uur, met zijn norse kop aan de keukentafel zitten mokken en zwijgend om het even welk avondmaal ze hem voorzette, beginnen te eten. Een complimentje zou er weer niet afkunnen, hooguit een vloek wanneer het eten koud was, het bier te warm, de koffie te flets. Vertellen over zijn dag, vergeet het maar, en ze wachtte nog altijd op de eerste keer dat hij zou vragen hoe het met haar geweest was.

    En daar waren ze opnieuw, die pijnscheuten die haar buik in vuur en vlam leken te zetten. Net nu de Dafalgan op was, maar ze hoefde niet op hem te rekenen om er nieuwe mee te brengen.

    Ze moest even gaan liggen tot de ergste pijn wat was weggetrokken. Met een grimas strompelde ze naar de garage en haalde haar fiets naar buiten. Een taxi nemen om naar de apotheek te gaan leek haar overdreven, en Ward zou haar gek verklaard hebben. ‘Het geld groeit verdorie niet op onze rug!’

    Moeizaam begon ze te fietsen. De ketting kraakte, en de hellende straat naar het dorp waarin ze woonden was nog nooit zo steil geweest. Nu was ze wat blij met de twee steunwieltjes die hij ooit op haar fiets gemonteerd had. Ze reed zo traag dat ze anders allang omgevallen was.

    Het duizelde in haar hoofd. Dat stomme hoofd van me, pufte ze. Stom hoofd, stomme buik.

    Die ochtend had ze opnieuw een flinke fluim groen slijm in het toilet gehoest, maar het even snel weer doorgespoeld. Er was toch niets meer aan te doen, had de dokter gezegd. Een kwestie van maanden, hooguit een jaar.

    Gelukkig dat de kinderen het huis uit waren. Zij leken het wel te maken in het leven, in tegenstelling tot hun ouders. Kristien werkte weliswaar niet, maar was getrouwd met een chirurg. Haar bedje leek gespreid, als ze tenminste bij elkaar bleven want dat was vandaag de dag lang niet meer zeker. De jonge mensen van nu lieten niet met zich spotten, en daar was Eliane stiekem een beetje jaloers op.

    Zelf had ze van haar man tijdens hun huwelijk al heel wat verdragen, waaronder tal van onnoemelijke dingen die ze alleen aan de pastoor durfde te vertellen. Het enige wat hij had geantwoord, was dat ze moest volhouden omdat het huwelijk een heilig sacrament was. Er was iets met hem, een of ander geheim waarop ze haar vinger niet kon leggen. Niet wilde leggen.

    Over pastoors gesproken, hun zoon Eddy had een hoge job bij het bisdom. Hij was leek, maar coördineerde de samenwerking met het godsdienstonderricht in de middelbare scholen, of zoiets. Eliane kon die dingen niet zo goed onthouden. Ze leed aan een zwaar minderwaardigheidscomplex en dat was nog een reden waarom ze bij haar echtgenoot bleef.  Waar moest ze anders naartoe?

    Eindelijk was ze boven op de helling. De Molenberg, elf meter boven de zeespiegel, herinnerde ze zich nog van de lagere school. Hier, onder deze eigenste lindeboom, had ze voor het eerst iemand gekust. Rudy, een pedante neef van Ward. Had ze dat maar niet gedaan. Via Rudy was ze met Ward in contact gekomen, en sindsdien was het eigenlijk van kwaad naar erger gegaan. Maar daar wilde ze nu liever niet aan denken, hier uithijgend op de top. Het werd even zwart voor haar ogen.

    Ze keek niet om, en zag dus de zwarte Toyota niet die haar gevolgd had van sinds ze het huis had verlaten.

    Carl Vingerhoets reed stapvoets naar de kant van de weg en parkeerde daar zijn auto. Hij haalde een mapje uit zijn handschoenenkastje en deed alsof hij de inhoud bestudeerde. Hij draaide het raampje open en stak een Country sigaar op. Genietend liet hij een grote wolk rook langs zijn neusgaten ontsnappen. Hij schonk zich een kopje koffie uit een grote thermosfles en dronk ze met kleine, genietende teugjes op.

    Doe maar rustig, Eliane, fluisterde hij, en hij lachte. Ze moest vroeger best een appetijtelijk wijfje geweest zijn. Maar dan wel lang geleden, voor een resem ziektes de aftakeling van haar lijf had ingezet.

    Hij had best medelijden met haar. Haar leven met Ward moest niet gemakkelijk geweest zijn. De gedachte aan die rotzak veroorzaakte een verkrampte trek rond zijn mond.

    Ward Ceustermans, de naam alleen al deed het bloed in zijn aderen koken.

    Maar nog eventjes geduld, en dat gemeen stuk vreten zou eindelijk verantwoording voor zijn daden moeten afleggen.

    *

    Het was een heerlijke lentedag, zo eentje die je in een kadertje zou willen aan de muur hangen om er tijdens barre winters naar te kijken en je aan te laven.

    De vogeltjes floten in de tuin een zoveelste symfonie. Nestor de kater lag er in de struiken naar te luisteren, maar was te lui om op jacht te gaan. Dat zou vroeger anders geweest zijn, maar op zijn achtste werd hij steeds vadsiger. Loom rekte hij zich uit en likte zijn pootjes schoon.

    Julie Bracke zat met haar beste vriendin Yannina op het terras van het ouderlijk huis van een kopje vers gezette kruidenthee[1] te genieten. Saartje, die volgende week één jaar oud zou worden, zat in haar park te spelen en kraaide van de pret.

    ‘Al een jaar oud, wat vliegt de tijd’, verzuchtte Julie.

    ‘Ja, het bejaardentehuis wenkt’, gekscheerde Yannina.

    Ze waren samengekomen om te studeren, maar daar kwam niet veel van in huis.

    ‘Pf, die psychologie gaat er vandaag niet in. Nu ja, we hebben nog wel even tijd.’

    ‘Ik heb het nochtans meer nodig dan jij om een tandje bij te steken’, zei Yannina. ‘Hoe jij dat doet, de verzorging van een baby combineren met je studies...’

    ‘Ik heb gelukkig Gert nog’, zei Julie. ‘Zonder hem zou ik het ook niet kunnen bolwerken.’

    ‘En je moeder niet te vergeten. Annemie steekt er toch ook veel tijd in. En je pa ook natuurlijk.’

    Julie glimlachte. Ze wist dat Yannina een boontje voor haar vader had. Dat was al zo van in hun kindertijd, toen Yannina niets liever deed dan paardjerijden op de machtige knie van George Bracke.

    ‘Pa heeft bij de geboorte wel beloofd dat hij veel tijd in zijn kleindochter zou steken, maar intussen is hij die belofte allang weer vergeten. Het is ook altijd iets met zijn werk.’

    ‘Is hij nu in het land?’

    ‘Wil je geloven dat ik het zelf niet weet? Soms moet hij onverwacht voor een paar dagen weg. Ik zal het straks eens aan ma vragen. Die kan nog een hele tijd weg zijn, want ze moest naar Mechelen voor een of ander politiecongres. Jorg is met de school op retraite in Dworp, en Jonas is er ook al niet. Een stage in Frankrijk.’

    We hebben het rijk dus voor ons alleen’, grinnikte Yannina. ‘Als dat maar goed komt...’

    ‘Jij zit veel te veel met feestjes in je hoofd. Je zou beter aan je studies denken.’

    ‘Je klinkt al net als mijn moeder’, pufte Yannina. ‘Maar je hebt gelijk. De cijfers van mijn laatste tentamens waren echt niet goed. Ik weet niet wat het is, maar ik kan me de laatste tijd maar moeilijk op mijn cursussen concentreren.’

    ‘Je moet misschien wat minder achter de jongens zitten...’

    ‘Kom aan zeg, we zijn jong en moeten ervan profiteren. Nu ja, jij bent intussen natuurlijk al van straat. Jij hebt je zaakjes voor mekaar.’

    ‘Het is niet zo dat ik het zo gepland heb’, verweerde Julie zich. ‘Toen ik hoorde dat ik zwanger was, stortte mijn wereld in. Ik zag me al veroordeeld om niet verder te studeren en ergens een stomme job te moeten doen om te kunnen rondkomen. Ik mag mijn beide pollekes kussen dat mijn ouders me zo goed opgevangen hebben.’

    ‘Dat is

    Enjoying the preview?
    Page 1 of 1