Discover millions of ebooks, audiobooks, and so much more with a free trial

Only $11.99/month after trial. Cancel anytime.

De rennende vrouw
De rennende vrouw
De rennende vrouw
Ebook254 pages4 hours

De rennende vrouw

Rating: 0 out of 5 stars

()

Read preview

About this ebook

Vlak nadat Gabriel Endicott is verhuisd naar een kleine stad in Larapinta, in Australië, wordt het levenloze lichaam van de veertienjarige Carol gevonden in een nabijgelegen rivier. Ze is verdronken, maar het is nog onduidelijk of dit het gevolg is van een ongeluk of van kwade opzet. Om deze reden is de politie op zoek naar een belangrijke getuige. Meerdere mensen hebben namelijk gezien dat een jonge blonde vrouw in een witte jurk rond de tijd van de verdrinking over de brug bij de rivier rende. Al snel verdenkt iedereen in de stad Gabriel ervan dat zij deze vrouw is, en dat ze Carol heeft vermoord of aan haar lot heeft overgelaten. Hoe hard ze ook probeert om mensen ervan te overtuigen dat ze niks met de dood van Carol te maken heeft, de verdenking lijkt alleen maar sterker te worden. Wat is er gebeurd met Carol, en is Gebriel zelf nog wel veilig?-
LanguageNederlands
PublisherSAGA Egmont
Release dateNov 5, 2021
ISBN9788726869170

Related to De rennende vrouw

Related ebooks

Related articles

Reviews for De rennende vrouw

Rating: 0 out of 5 stars
0 ratings

0 ratings0 reviews

What did you think?

Tap to rate

Review must be at least 10 words

    Book preview

    De rennende vrouw - Patricia Carlon

    De rennende vrouw

    Translated by Ineke Wieberdink-Westerweel

    Original title: The Running Woman

    Original language: English

    Copyright © 1996, 2021 Patricia Carlon and SAGA Egmont

    All rights reserved

    ISBN: 9788726869170

    1st ebook edition

    Format: EPUB 3.0

    No part of this publication may be reproduced, stored in a retrievial system, or transmitted, in any form or by any means without the prior written permission of the publisher, nor, be otherwise circulated in any form of binding or cover other than in which it is published and without a similar condition being imposed on the subsequent purchaser.

    www.sagaegmont.com

    Saga is a subsidiary of Egmont. Egmont is Denmark’s largest media company and fully owned by the Egmont Foundation, which donates almost 13,4 million euros annually to children in difficult circumstances.

    1

    Larapinta... Stromend water.

    Daar dacht hij aan en aan het stromende water na zware regenval dat dan vol modder en draaikolken zat. Misschien hadden er gisteren wel drie takken met bladeren in roodachtige herfsttinten in gelegen en misschien dreef er een doorweekt lichaam in van een of ander klein wezen uit het kreupelhout met een grijze vacht...

    En dat meisje was er zeker geweest...

    De stem van de nieuwslezer klonk vlak, en hij dreunde ongeïnteresseerd voort: ‘Ze is van de brug gevallen.’

    Zijn hand reikte naar voren, de stem zweeg, en de geluiden van buiten vulden de kamer weer. Maar boven al het lawaai uit, het ongeduldige rijden van het verkeer en het geklets voor het raam, bleef de ongeïnteresseerde stem van de nieuwslezer als een echo klinken die telkens weer herhaalde: ‘Haar lichaam is uit de Larapinta gehaald...’

    Het tweede, hoewel de neutrale stem dat niet had gezegd, en de kranten er ook niet aan herinnerd hadden. Hoewel ze het toch niet konden zijn vergeten. Of misschien wel, vroeg hij zich af. Was er te veel tijd verstreken in die vijftien maanden, was iedereen zo overvoerd geraakt met verhalen over mensen, nieuws en rampen dat niemand – behalve hijzelf – zich die andere ochtend herinnerde met die andere stem die hij nog steeds na al die maanden kon horen? ‘Haar lichaam is uit de Larapinta gehaald...’

    Er ging een deur open. Er kwamen voetstappen op hem af. Bordjes kletterden. Hij draaide zich ongeduldig om, en werd bijna boos om het drukke gepraat van het meisje: ‘Hebt u dat gehoord? Er is vanochtend geen melk, het spijt me. Maar hebt u het gehoord?’ Ze praatte door... gezellig, dacht hij. Dat was het woord. Gezellig. Een gezellige stroom van melk en chocoladekoekjes, koffie en een willekeurig nieuwsbericht.

    ‘Vreselijk, hè, meneer Sturt?’ Ze bleef even bij de deur staan om weer met haar hoofd te schudden. ‘Haar lichaam is uit de Larapinta gehaald... verschrikkelijk, hè?’

    De woorden van de vorige keer, van die andere ochtend, echoden in zijn schorre gefluister: ‘Heel erg, ja.’

    Die drie woorden werden die ochtend vaker gehoord. In de echo ervan was de schok, het medelijden, de sympathie te horen en zelfs een sensationeel verlangen naar nieuwe stof voor geroddel en veronderstellingen. Alleen puur privé was er die scherpe herinnering en felle angst. Zo hevig dat de vuisten gebald moesten worden om het trillen tegen te gaan.

    Voor Gabriel was er geen enkele emotie, alleen een vage desinteresse die haar even raakte en vrijwel direct weer verdween, zoals dat met haar de afgelopen maanden steeds was geweest. Alles had de flauwe, onwerkelijke hoedanigheid van een luchtspiegeling in de verte.

    Alleen de woorden Larapinta Creek raakten een seconde haar geest, toen stak ze een hand uit, zette ze de radio af en was alles wat de nieuwslezer had gezegd uit haar geheugen verdwenen.

    Tot de brief kwam.

    Ze hield de brief in haar handen, dacht na, en wist dat ze hem niet wilde openmaken. Het schuingeschreven Gabriel Endicott leek een schrille sommatie, een inbreuk op haar privacy. De dichte envelop leek wel een zelfvoldane bespotting, want de normale nieuwsgierigheid vereiste dat de envelop opengemaakt zou worden. Daarna zou de gebruikelijke beleefdheid een lichamelijke en geestelijke inspanning van haar vergen – een brief schrijven, een telefoontje, een bezoekje.

    Ze wilde helemaal geen moeite doen. Dat irriteerde Phil zo. Hij zei dat ze zichzelf alleen maar meer narigheid bezorgde, dat ze zich niet moest terugtrekken na alles wat er was gebeurd, maar dat ze eruit moest en weer gewoon moest gaan leven. Of er niets was gebeurd.

    Hij had niet gezegd, zoals hij ook had kunnen doen: ‘Je hebt Nicholas Endicott amper drie maanden gekend. Je kunt niet je hele leven gebukt gaan onder de herinneringen van drie maanden.’ En ze had hem nooit kunnen uitleggen dat de snelheid van dat alles: de ontmoeting met Nicholas, hun huwelijk, de ruzie en zijn dood, zo adembenemend snel waren geweest dat het allemaal niet echt leek. Dat ze nog steeds bezig was de gebeurtenissen te verwerken, nog steeds probeerde te geloven dat het allemaal was gebeurd... dat het háár was overkomen.

    Alleen het huis was degelijk en echt. En lelijk.

    Ze bleef in de tuin staan met de brief in haar hand en zag het ongeverfde hout van de nieuwe afrastering die langs de drie zijden liep van datgene wat op een dag de tuin zou zijn. Gerijpt en grijzer door de tijd en het weer, zou het in het grijsgroen van de met bomen overdekte hellingen wat verderop overgaan en in het blauwgrijs van de herfsthemel. De kleur van de rauwe bloedrode aarde die nog in de richels en groeven in de tuin lag, zou wat getemperd zijn. Nu echter maakte de gelige ondertoon de rode aarde nog feller en lelijker. De kleur vocht een strijd met de nieuwe rode bakstenen van het lage huis en schitterde met een paarsachtige gloed in de grote glazen ramen.

    Toch wist ze dat het op een dag prachtig zou worden, een bezienswaardigheid, precies zoals Nicholas had gewild. Het was prettig om hier in het warme zonlicht te staan, met de oogleden halfdicht over haar grijsgroene ogen en zich voor te stellen hoe het er op een dag zou uitzien – de minder felle rode bakstenen, de omheining zilverachtig door de tand des tijds en begroeid met klimplanten, de rauwe groeven vol gras en bloemen. Maar nu... ze deed haar ogen weer open... nu deden dit en al die andere kale omheiningen en glanzend geverfde en pas gemetselde huizen in het hele district onwerkelijk aan.

    Even onwerkelijk als te proberen zich in de huid en gedachten van Gabriel Endicott te verplaatsen, een vreemdeling.

    Ik ben nog altijd Gabriel Sturt, dacht ze, en die gedachte werd gevolgd door een andere, ik wil nog steeds Gabriel Sturt zijn. Ze wist dat het absurd, dom, kinderachtig, en nog veel meer was om te wensen dat ze nooit een andere naam had gekregen, zelfs om te wensen dat ze Nicholas nooit had ontmoet.

    De ontmoeting was door Phil gekomen en de kus van Phil... haar mond verstrakte bij de herinnering... dat was de eerste twijfel geweest aan haar geluk met Nicholas. De tweede was het huis zelf geweest.

    Ze herinnerde zich haar verbazing toen Nicholas haar direct na het huwelijk naar de enorm grote en nieuwe voorstad had gebracht die in het ruige binnenland werd opgetrokken en haar de plek had laten zien. Hij was er enthousiast over geweest, had haar op details gewezen en haar verteld welke plannen hij al jaren in zijn hoofd had.

    Ze had hem verbaasd gevraagd: ‘Maar je hebt er nooit aan gedacht dat de vrouw met wie je eventueel zou trouwen er een hekel aan zou kunnen hebben?’ Toen ze zijn neutrale blik met de halfdichtgeknepen ogen had gezien, had ze gezwegen.

    ‘Je vindt het niet mooi,’ de beschuldiging had zijn normaal gesproken zware, levendige stem vlak gemaakt. ‘Waarom niet?’

    Ze had gestameld en gestotterd en ze had zich in verlegenheid gebracht gevoeld. Ontzet. Want hoe kon je een man vertellen dat zijn droom haar nachtmerrie was – dat haar idee van een huis een warme plek was, een knus plekje, een plek om een paar vrienden te ontvangen bij rustige dineetjes. Geen praalkast met een zitkamer van twaalf meter lengte met geboende houten vloeren die vroeg om drukke feesten. En met een grote volière die deel uitmaakte van het huis vol bontgekleurde parkieten achter fijnmazig, zilverkleurig gaas en glazen deuren. Wanneer die deuren werden weggeschoven waren ze door het hele huis te horen.

    Nicholas hield ze open wanneer hij thuis was, zodat het huis vol vogelgeluiden was. Ze had het in het begin boeiend gevonden, maar naarmate de tijd verstreek, werd het irritant. Nu hield ze de glazen deuren meestal dicht, maar telkens wanneer ze naar de fladderende vogels keek, herinnerde ze zich dat Nicholas had gezegd: ‘Ik zou niet in een stil huis kunnen leven’ en haar prompte antwoord: ‘Ik zou niet met eeuwige herrie kunnen leven.’

    In de loop van de tijd werd het steeds duidelijker dat er heel veel verschillen tussen hen waren. Zelfs Nicholas’ drang naar macht en prestige botste met haar eigen teruggetrokken houding ten opzichte van het openbare leven. Het feit dat hij van haar verwachtte dat ze zich net zo vrolijk en ongedwongen voor allerlei comités inspande als hij, had haar in het begin openlijk geamuseerd en naderhand angst aangejaagd. Want in zijn geschrokken blauwe ogen had ze een nieuwe gewaarwording gezien, een vreemde vraag die haar eigen geschrokken vraag weerkaatste: ‘Wat verschillen we van elkaar!’

    Het was meer de behoefte gerustgesteld te willen worden dat ze op een avond tegen Phil had gezegd: ‘Ze zeggen dat je wordt aangetrokken door je tegenpool, hè? Dat tegenstellingen elkaars beste huwelijkspartners zijn? Dat heb ik toch eens ergens gelezen?’

    Pas toen de vraag gesteld was, vroeg ze zich af of de reden voor de vraag in haar stem had doorgeklonken, maar Phil die tegen het gaas van de volière geleund had gestaan, en probeerde een kobaltblauwe parkiet met een stukje appel te lokken, scheen zich niet van het belang van haar woorden bewust te zijn.

    ‘Ik weet het niet. Ik heb het ook wel eens gelezen, maar ik vraag me af of het waar is. Zou jij een tijger met een lam laten paren, Engel?’ Hij had zich toen helemaal omgedraaid en geglimlacht op een manier waardoor hij met zijn grote mond en zijn gebruinde gezicht wonderlijk veel op een clown leek. Ze had zich levendig herinnerd hoe vaak hij vroeger Clown was genoemd, vanwege die grote, beweeglijke mond en zijn grote donkerblauwe, bijna zwarte, vreemd bedroefde ogen. Naarmate hij ouder was geworden, en het gezicht en stevige lichaam, breder en sterker waren geworden, was de oude naam vrijwel verdwenen, maar haar kinderachtige bijnaam Engel was ze niet kwijtgeraakt.

    Phil had haar zo genoemd toen hij haar aan Nicholas had voorgesteld. En ze wist nog hoe ze in zijn blauwe ogen had gekeken en de verrassende tegenstelling had gezien van zijn zwarte wenkbrauwen en het kastanjerode haar dat zo rood was dat het de gloed van een brandende haard leek te hebben. En ze voelde een steek van ontzetting, iets dat veel op angst leek, omdat ze een heftig verlangen voelde en bang was geweest voor wat zijn halflachende: ‘Zo, dus dat is de volmaakte Gabriel’ inhield.

    Ze had hem beter willen leren kennen, en ze was bang geweest dat hij haar al door en door kende, of dacht haar te kennen door alles wat Phil hem over haar had verteld. En wanneer hij zou merken dat ze niet perfect was, zou al zijn belangstelling verdwenen zijn. Voor haar was het of ze in haar volwassen leven altijd een rol met Phil had gespeeld, en ook met anderen, en steeds veranderde om tegemoet te komen aan de wensen van de mensen van wie ze hield en die ze mocht. Haar moeder had een engelachtig dochtertje willen hebben, haar vader had een stoere robbedoes gewild. Het leven was een voortdurend gedraai en gekronkel en plotseling, die avond dat ze Nicholas had ontmoet, had zij iemand gewild, één keer maar, die haar nam zoals ze werkelijk was.

    Ze was in een driftig, verdedigend verhaal uitgebarsten. ‘Phil heeft je vermoedelijk allerlei onzin verteld. Je had niet naar hem moeten luisteren. Hij heeft je vermoedelijk gezegd dat ik een soort Florence Nightingale ben die goed werk doet terwijl ik achterover leunend naar modeshows en premières zou kunnen zitten kijken. Dat is onzin. Ik hou niet van modeshows en premières, dus had ik de keuze tussen duimen draaien of iets te doen te vinden. Ik ben nergens voor opgeleid en ik ben gewoon als verpleeghulp begonnen omdat het de eerste advertentie was die ik tegenkwam. Ik denk dat ik er niet eens bijzonder goed in ben. Het komt er uiteindelijk altijd weer op neer dat ik bloemen in vazen zet en eten ronddeel. Ik heb nog niet één koortsig voorhoofd afgewist. Ik bezorg ze eerder koorts. Ik laat dingen vallen, of ik maak ze kapot, of iets dergelijks. Soms,’ had ze hem heel opgewonden verteld, ‘denk ik wel eens dat wanneer iets bijna versleten is, ze denken van: Geef het maar aan Sturt. Zij maakt het wel kapot en dan moet ze een nieuwe kopen.’

    Toen had ze met een rood gezicht van verlegenheid en woedend op zichzelf gezwegen en hij had gezegd: ‘Phil heeft me in elk geval niet verteld dat je humeurig was, of een sterk achterdochtige geest had. Kom, en vertel me eens hoe je werkelijk bent.’

    Later had ze beseft dat het gekkenwerk was geweest, die snelle samenkomst, dat gevoel dat het zo moest, dat ze eindelijk geaccepteerd werd. En naderhand was er nooit meer tijd geweest, of de noodzaak geweest voor woorden, voor vraag en antwoord, om de werkelijke facetten van de persoonlijkheid van de ander te ontdekken.

    Ze had gehoord dat Nicholas een eigen makelaarskantoor had in de buurt die snel in opkomst was en die vroeger haar thuis was geweest. Het huis en het land eromheen was nu verdwenen, evenals het huis van Phil. Weg in de waanzinnige haast om nieuwe huizen te bouwen. Ze waren samen opgegroeid in huizen die bij elkaar in de buurt stonden, in gezinnen die bij elkaar over de vloer kwamen omdat hun vaders neven waren en Phil was degene die drie weken nadat ze Nicholas voor het eerst had ontmoet, getuige bij het huwelijk was geweest.

    Hij had haar naderhand gekust en daarmee de herinnering opgewekt aan een aantal jaren tevoren, toen ze korte tijd een nieuwe relatie waren begonnen, en hadden gedacht dat het leven volmaakt was. Daarna waren ze uit elkaar gegaan omdat ze gebreken in de volmaaktheid hadden ontdekt.

    De kus had niets met hartstocht te maken gehad, maar hij had haar toch op verontrustende wijze doen denken aan andere, eerder gekregen kussen en plotseling had ze geschrokken gedacht: ‘Phil is mijn type. Niet Nicholas.’ En de vergelijking tussen de twee mannen was gemaakt – tussen de sterke persoonlijkheid van Nicholas en de rustige aard die zijzelf en Phil hadden.

    Was geweest, hield ze zichzelf voor.

    Ze waren allebei veranderd. Phil in een succesvol architect en wie weet wat nog meer, zij in een onafhankelijke vrouw na de dood van haar vader en in het soort mens dat door Nick werd meegesleept.

    Maar plotseling had een gevoel van twijfel de kop opgestoken, angst dat er een verschil was dat te groot zou blijken te zijn tussen haarzelf en Nicholas. Dat was gebleven en uitgegroeid tot onrust, tot werkelijkheid, tot ruzie en bittere woorden en haar laatste: ‘Had ik je maar nooit leren kennen! Was je maar dood!’

    Wat klonk dat kinderachtig als ze erover nadacht, maar misschien had ze het in werkelijkheid nooit gezegd? Geen van die maanden hadden erg echt geleken...

    Ze sloot zich ervoor af, scheurde de envelop open zodat het papiertje dat erin had gezeten op de grond fladderde. Toen ze zich bukte om het op te rapen, staarde ze naar een reclamezin die erop aandrong dat ze haar geheugen zou verbeteren in een cursus van twaalf gemakkelijke lessen.

    Een afschuwelijk ogenblik lang werd ze vreselijk misselijk en zag ze het als een bespotting die haar uitjouwde: ‘Weet je nog hoe je tegen hem zei dat je wilde dat hij dood was en dat hij woedend wegreed... en dat ze je kwamen vertellen... dat hij dood was? Weet je nog?’

    Toen had ze het stukje krant met trillende vingers omgedraaid en de misselijkheid was veranderd in opluchting. Ze wist dat ze die regeltjes eerder had gezien, in de krant van de vorige dag. Alleen de naam Larapinta Creek – de nieuwe voorstad die uit het ruige binnenland rondom haar vroegere huis was opgetrokken, slechts een paar kilometer van haar huidige huis in Paltara, had haar blik ernaartoe getrokken.

    Nu pas, met het knipseltje in haar hand, dacht ze echt over het meisje na. Ondanks het zonlicht kreeg ze het koud als ze aan het water van de Larapinta dacht... het Stromende Water waarnaar die plek was genoemd... had zich kil om haar eigen lichaam gesloten. Ze dacht aan de kreek zoals ze hem op maandagavond had gezien toen ze er was geweest – gezwollen door de zware regenval van de vorige week, akelig met de overblijfselen van takken en blikjes, flessen en kranten.

    Maar op een of ander ogenblik die maandag was het nog akeliger geweest. Ze vroeg zich af hoe laat het was gebeurd. Dat stond niet in het artikel. De kleine druk, de paar woorden, schenen ervoor terug te deinzen meer te onthullen dan de kale feiten. ‘Meisje verdronken’ vermeldde de kop. ‘Carol Zamia, 14, van Pitt Road, Larapinta, is gisteren in de Larapinta Creek verdronken. Haar moeder, Eileen Zamia, 40, vertelde de politie gisteren dat Carol niet kon zwemmen.’

    Ze las de laatste alinea opnieuw. En nog eens en besefte toen pas waarom haar het knipsel was gestuurd. Het zwembad natuurlijk, bedacht ze. Het lievelingsproject van Nicholas. Wat hij afgemaakt zou hebben als hij die avond niet woedend was weggereden en met zijn auto verongelukt was en...

    Ze wilde er niet aan denken. Ze dwong haar gedachten consequent terug naar het dode meisje en dacht alleen aan Nicholas in verband met de plannen voor de volgende zomer voor de aanleg van een zwembad met Olympische afmetingen in het district. Hij had gedeeltelijk als argument gehad dat de kreek ’s zomers vrijwel droog stond en altijd onveilig was om in te zwemmen, maar dat kinderen en ook volwassenen er wel steeds weer toe verleid werden.

    Dus iemand had die paar regels gezien, uitgeknipt, en gedacht dat de dood van het meisje gebruikt kon worden als campagnepropaganda. Er was iets weerzinwekkends aan het idee, al moest ze de logica ervan toegeven. Maar dat moest Phil maar uitmaken, bedacht ze. Zij niet. Al had hij haar tegen wil en dank gedwongen zitting te nemen in het comité toen hij Nicholas’ plaats als voorzitter daarvan had ingenomen.

    ‘Je kunt hier niet blijven zitten piekeren,’ had hij haar botweg verteld. ‘En je kunt net zo goed wat nuttigs doen. Dat idee van Nick van een zwembad was prima. Wil je er niet bij betrokken zijn dat het gebouwd wordt en straks klaar is?’

    Het had geen zin om te zeggen dat ze daar geen zin in had, het was onmogelijk om te zeggen dat hun laatste ruzie over het zwembad was geweest, over haar weigering om een flink deel van haar eigen geld in het kapitaal daarvoor te stoppen. Ze had gedacht dat ze een goed argument had gehad om te weigeren – haar geld was niet onuitputtelijk – er zou weer ander geld nodig zijn na het zwembad, en daarna weer ander en er zou verwacht worden dat ze overal weer veel geld in zouden steken. Nicholas was alleen maar woedend geworden, had het erover gehad dat ze schepen achter zich had verbrand toen ze samengingen, had haar gezegd...

    Ze zette het weer van zich af, liep snel naar binnen, pakte de ochtendkrant en bedacht dat er misschien meer details in konden staan die ze aan Phil kon geven.

    Maar in de korte aankondiging op de derde pagina stond niets dat hem kon interesseren. Alleen een puzzel.

    ‘De politie wil graag een vrouw ondervragen die maandagavond is gezien toen ze van de brug over de Larapinta Creek rende,’ ze fronste haar wenkbrauwen bij die woorden. ‘Men denkt dat zij gezien kan hebben dat Carol Zamia, 14, van de brug viel nadat het meisje met de hak van haar schoen tussen de planken van de brug is blijven haken. De vrouw wordt beschreven als jong, blond en met een witte jurk aan.’

    Waarom rende ze weg? Die vraag bleef in Gabriels hoofd hangen, en werd direct beantwoord met een spottend: ‘Natuurlijk, de zielepiet kon ook niet zwemmen. Ze moest proberen hulp te halen.’

    Blijkbaar had ze die niet gevonden. Ze was nooit meer teruggekeerd. Waarom niet?

    Wat vreemd, peinsde ze. Waarom was ze niet teruggekomen? Ze moest het meisje in het water

    Enjoying the preview?
    Page 1 of 1