Discover millions of ebooks, audiobooks, and so much more with a free trial

Only $11.99/month after trial. Cancel anytime.

Duiding Strafuitvoering
Duiding Strafuitvoering
Duiding Strafuitvoering
Ebook1,762 pages17 hours

Duiding Strafuitvoering

Rating: 0 out of 5 stars

()

Read preview

About this ebook

Deze commentaar bespreekt grondig de regelgeving ivm de externe en interne rechtspositie en internering en de internationale instrumenten. Niet alleen de relevante wetgeving en uitvoeringsbesluiten worden behandeld, maar ook circulaires en supranationale regelgeving. Voorzien van een grondige verhelderende commentaar met contextualisatie: Omdat deze regelgeving al te vaak bijkomende verduidelijking nodig heeft,  wordt deze toegelicht door middel van (doorgaans) artikelsgewijze commentaren: per artikel vindt u een uitvoerige duiding: niet alleen wetshistorieken en verwijzingen naar andere wet- en regelgeving, maar vooral uitgebreide toelichting aan de hand van de belangrijkste rechtspraak en rechtsleer. Deze annotaties laten toe de artikelen in hun volledige context te situeren  en correct toe te passen in de praktijk Commentaar die een onmiddellijk inzicht geeft in de wet en de toepassing ervan: Niet alleen verschaffen de wetgeving en de annotaties een antwoord op de vele vragen die kunnen rijzen, maar bovendien kunnen deze verwijzingen naar rechtspraak en rechtsleer bij de oplossing van complexe vraagstukken de uitvalsbasis vormen voor verder onderzoek. Deze ‘Duiding Strafuitvoering’ richt zich in de eerste plaats tot de rechtspracticus, maar vormt  ook een nuttig naslagwerk voor wetenschappers, studenten en eenieder die ook geïnteresseerd is in wat er gebeurt na een strafrechtelijke veroordeling.  
LanguageNederlands
Release dateNov 6, 2014
ISBN9782804476748
Duiding Strafuitvoering

Related to Duiding Strafuitvoering

Related ebooks

Reviews for Duiding Strafuitvoering

Rating: 0 out of 5 stars
0 ratings

0 ratings0 reviews

What did you think?

Tap to rate

Review must be at least 10 words

    Book preview

    Duiding Strafuitvoering - Elisabeth Baeyens

    (art.45)

    I. Interne rechtspositie

    Wet 25 juli 1893 – Hoger Beroep of cassatieberoep door gedetineerde

    K.B. nr. 236, 20 januari 1936 – Procedureakten gedetineerden

    K.B. 21 mei 1965 – Reglement strafinrichtingen

    Wet 12 januari 2005 – Basiswet gevangeniswezen, rechtspositie van gedetineerden

    K.B. 12 december 2005 – Penitentiaire Gezondheidsraad, samenstelling, bevoegdheden en werking, inwerkingtreding art. 98 basiswet gevangeniswezen

    K.B. 28 december 2006 – Gevangeniswezen, rechtspositie van gedetineerden

    K.B. 8 april 2011 – Basiswet gevangeniswezen, rechtspositie van gedetineerden, uitvoering en inwerkingtreding, uitvoering titels III en V

    K.B. 8 april 2011 – Basiswet gevangeniswezen, rechtspositie van gedetineerden, uitvoering en inwerkingtreding, uitvoering titel VII

    Wet 25 juli 1893 betreffende de verklaringen van hoger beroep of van voorziening in verbreking van de gedetineerde of geïnterneerde personen (B.S. 28 juli 1893)

    Annotatie in verband met de inwerkingtreding  1. – Vanaf 1 februari 2015 luidt dit opschrift als volgt:

    Wet 25 juli 1893 ²[betreffende de aantekening van beroep van gevangenzittende of geïnterneerde personen]² (B.S. 28 juli 1893)

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  2. Opschrift vervangen bij art. 45 wet 14 februari 2014, B.S. 27 februari 2014, inwerkingtreding: 1 februari 2015 (art. 50, lid 1)

    Art. 1.

    ¹[In de centrale gevangenissen, de huizen van verzekering, de huizen van arrest en de inrichtingen voorzien bij de wet van 9 april 1930, tot bescherming der maatschappij, de bedelaarsgestichten, de toevluchtshuizen en de Rijksweldadigheidsgestichten, worden door de personen die erin opgesloten of geïnterneerd zijn, de verklaringen van hoger beroep of van voorziening in verbreking in strafzaken, aan de bestuurders van die inrichtingen of aan hun gemachtigde gedaan. Die verklaringen hebben dezelfde uitwerking als die ter griffie of door de griffier ontvangen.]¹

    Er wordt daarvan proces-verbaal opgemaakt in een daartoe speciaal bestemd register.

    De bestuurders geven er onmiddellijk bericht van aan de griffier van de rechtbank of van het hof dat de bestreden beslissing verleende en maken hem binnen de vierentwintig uren een uitgifte van het proces-verbaal over.

    Verwijzing naar de voetnoot 2

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  1. – Lid 1 vervangen bij art. 5 K.B. nr. 236, 20 januari 1936, B.S., 31 januari 1936

    Annotatie in verband met de inwerkingtreding  2. – Vanaf 1 februari 2015 luidt dit art. als volgt:

    Art. 1.

    ³[In de centrale gevangenissen, de huizen van verzekering, de huizen van arrest en de inrichtingen voorzien bij de wet van 9 april 1930, tot bescherming der maatschappij, de bedelaarsgestichten, de toevluchtshuizen en de Rijksweldadigheidsgestichten, worden door de personen die erin opgesloten of geïnterneerd zijn, de verklaringen van hoger beroep ⁴[...]⁴ in strafzaken, aan de bestuurders van die inrichtingen of aan hun gemachtigde gedaan. Die verklaringen hebben dezelfde uitwerking als die ter griffie of door de griffier ontvangen.]³

    Er wordt daarvan proces-verbaal opgemaakt in een daartoe speciaal bestemd register.

    De bestuurders geven er onmiddellijk bericht van aan de griffier van de rechtbank of van het hof dat de bestreden beslissing verleende en maken hem binnen de vierentwintig uren een uitgifte van het proces-verbaal over.

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  3. – Lid 1 vervangen bij art. 5 K.B. nr. 236, 20 januari 1936, B.S., 31 januari 1936

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  4. – Lid 1 gewijzigd bij art. 46 wet 14 februari 2014, B.S. 27 februari 2014, inwerkingtreding: 1 februari 2015 (art. 50, lid 1)

    Art. 2.

    De griffier schrijft onverwijld het bericht en het proces-verbaal over op het register van de hogere beroepen of van de cassatie-beroepen.

    Verwijzing naar de voetnoot 1

    Annotatie in verband met de inwerkingtreding  1. – Vanaf 1 februari 2015 luidt dit art. als volgt:

    Art. 2.

    De griffier schrijft onverwijld het bericht en het proces-verbaal over op het register van de hogere beroepen ²[...]².

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  2. – Gewijzigd bij art. 47 wet 14 februari 2014, B.S. 27 februari 2014, inwerkingtreding: 1 februari 2015 (art. 50, lid 1)

    Art. 3.

    De bestuurders mogen geen andere uitgifte van het krachtens artikel 1 opgemaakte proces-verbaal afleveren, dan diegene waarvan in dit artikel melding wordt gemaakt.

    Art. 4.

    (...)

    Verwijzing naar de voetnoot 1

    Annotatie die signaleert dat bepalingen niet in extenso worden opgenomen  1. – Niet opgenomen

    Tina Merckx

    1. Toepassingsgebied ratio personae en ratio materiae

    Een aangehoudene mag zijn voorziening tegen een beslissing in strafzaken, zowel opzichtens de burgerlijke vordering als opzichtens de strafvordering, instellen door een verklaring aan de directeur van de strafinrichting waarin hij verblijft of aan een van diens gemachtigden. Een beroep tegen een beslissing in een burgerlijke zaak kan niet rechtsgeldig worden ingesteld door een verklaring in de gevangenis overeenkomstig de bepalingen van deze wet (Cass. 24 juni 2003, AR P.03.0564.N.).

    Eveneens een geïnterneerde mag zijn voorziening indienen bij de directeur van de inrichting of zijn afgevaardigde (Cass. 3 september 1997, AR P.97.963.F.).

    2. Ontvanger

    Er is geen rechtsgeldig hoger beroep indien door een aangehoudene of een gedetineerde een verklaring wordt afgelegd aan een bewaker van de strafinrichting, als niet blijkt dat die bewaarder de gemachtigde is van de directeur van de inrichting (Cass. 13 februari 2001, Arr.Cass. 2001, nr. 88, T.Strafr. 2002, 26; Cass. 8 december 2004, AR P.04.1556. F.; Cass. 30 september 2009, AR P.09.1409.F.).

    3. Proces-verbaal verklaring

    Ongeacht de taal waarin de gedetineerde of de geïnterneerde een verklaring met het oog op het aantekenen van hoger beroep dan wel cassatieberoep heeft afgelegd, betaamt het de directeur of diens gemachtigde het proces-verbaal op te stellen in dezelfde taal als deze van de bestreden beslissing. Zoniet, is de akte nietig en het ingestelde beroep onontvankelijk (Cass. 13 maart 2001, AR P.01.0343.N.; Cass. 25 september 2002, AR P.02.0998. F.).

    4. Termijn

    Bij het aantekenen van beroep door een gedetineerde of een geïnterneerde middels het afleggen van een verklaring bij de directeur of diens gemachtigde dewelke hiervan vervolgens een proces-verbaal opmaakt, maakt dit proces-verbaal en niet de overschrijving in het register van de griffie van het rechtscollege dat de bestreden beslissing heeft gewezen, de beroepsakte uit (Cass. 7 januari 2009, AR P.08.1596.F.; Cass. 26 januari 2011, AR P.11.0111.F.). Zelfs wanneer de verklaring van beroep opgenomen in een proces-verbaal, uiteindelijk niet werd overgezonden aan de griffie met het oog op inschrijving in het register, wordt het beroep initieel door het Hof van Cassatie als rechtsgeldig gewaardeerd (Cass. 20 december 1995, AR P.95.1409.F.). Evenwel meent het Hof van Cassatie in recentere rechtspraak te besluiten dat een dergelijk document opgesteld in de gevangenis door de directeur dan wel zijn gemachtigde geen akte van beroep uitmaakt (Cass. 13 juli 1999, AR P.99.1500.N.; Cass. 11 september 2002, AR P.02.1041.F.).

    K.B. nr. 236 20 januari 1936 tot vereenvoudiging van sommige vormen van de strafvordering ten opzichte van de gedetineerden (B.S. 31 januari 1936)

    Art. 1.

    Wanneer in strafzaken de wet voorschrijft dat een van een magistraat of een griffier uitgaande zending ter post moet aangetekend zijn, wordt vrijstelling van die formaliteit toegestaan indien de geadresseerde zich in hechtenis bevindt, maar de bestuurder van de strafinrichting, of zijn gemachtigde, levert bewijs van de overhandiging van het stuk aan de betrokken persoon, door hem een bericht van ontvangst te doen tekenen, dat onmiddellijk naar de afzender teruggestuurd wordt.

    Indien de geadresseerde niet kan tekenen, daartoe niet bij machte is of het niet wil doen, wordt daarvan melding gemaakt in het attest van overhandiging.

    Tina Merckx

    Het bewijs van overhandiging

    Teneinde een terhandstelling een aangetekende zending te kunnen laten vervangen, betaamt het de gevangenisdirecteur of zijn gemachtigde te bewijzen dat de zending aan de gedetineerde ter kennis werd gebracht. Wanneer evenwel het ontvangstbericht niet is ondertekend dan wel de weigering van de gedetineerde om het stuk in ontvangst te nemen niet op het ontvangstbericht werd vermeld, evenmin als de datum van de terhandstelling, kan een rechter niet nagaan of een beroep of een verzet tijdig werd aangetekend zodat tot temporele ontvankelijkheid dient besloten te worden (Cass. (2e k.) 23 juni 2010, AR P.10.0896.F.).

    Art. 2.

    Wanneer hij die verzet doet, zich in hechtenis bevindt en het vereiste bedrag niet in zijn bezit heeft om de kosten van de akte van deurwaarder te dekken, kan het verzet tegen de veroordelingen in strafzaken, uitgesproken door de hoven van beroep, de correctionele rechtbanken en de politierechtbanken, gedaan worden door middel van een verklaring aan de bestuurder van de strafinrichting of aan zijn gemachtigde.

    Van die verklaring wordt proces-verbaal opgemaakt in een daartoe bestemd register. In dit proces-verbaal wordt melding gemaakt van het feit dat hij die verzet doet, niet in het bezit is van het vereiste bedrag om de kosten van de deurwaardersakte te dekken.

    De bestuurder geeft van die verklaring onmiddellijk bericht aan de ambtenaar van het openbaar ministerie bij de rechtsmacht die de bestreden uitspraak verleend heeft en stelt hem, binnen vierentwintig uren een uitgifte van het proces-verbaal in handen. Bericht en uitgifte worden bij de bundel gevoegd.

    De verklaring van verzet brengt van rechtswege dagvaarding mede op de eerstkomende terechtzitting na het verstrijken van de termijnen en wordt als ongedaan beschouwd, indien de eiser in verzet daar niet verschijnt.

    Onmiddellijk na de ontvangst van het bericht van de bestuurder, roept de ambtenaar van het openbaar ministerie de eiser in verzet voor die terechtzitting op de in artikel 1 beschreven vorm.

    Tina Merckx

    1. Materiële voorwaarden

    1.1. Detentie

    In principe behoort verzet te worden aangetekend middels de betekening van een gerechtsdeurwaardersexploot aan de partij tegen wie het verzet wordt gericht binnen een termijn van 15 dagen te rekenen vanaf de datum van de betekening van de veroordeling bij verstek. Evenwel kan een gedetineerde op diens vraag verzet aantekenen middels een verklaring aan de gevangenisdirecteur of zijn afgevaardigde wanneer deze niet over het vereiste bedrag beschikt om de kosten van de betekening van een dergelijk exploot te dragen.

    1.2. Evaluatie financiële draagkracht

    Het betaamt de rechter dewelke de zaak na verzet zal beoordelen, te waarderen aan de hand van feitelijke gegevens of de gedetineerde al dan niet in het bezit was van het nodige bedrag om de kosten van de akte van de deurwaarder te dekken (Cass. (2e k.) 22 september 2009, AR P.09.1303.N.). In die zin is het dan ook enkel de strafrechter dewelke de conformatie aan deze voorwaarde toetst. Het gegeven dat door gevangenisdirecteur dan wel zijn gemachtigde een proces-verbaal van de verklaring van verzet werd opgetekend, is geenszins een indicatie dat aan deze voorwaarde is voldaan (Corr. Brussel 13 juni 2008, NC 2009, afl. 2, 138). Het enkele feit dat een gedetineerde in de gevangenis niet het recht heeft om contant geld te bezitten, betekent niet dat hij niet over voldoende financiële middelen zou kunnen beschikken (i.e. individuele lopende rekening) in de zin van dit Koninklijk Besluit (Cass. (2e k.) 21 oktober 2009, AR P.09.1203.F.).

    Het Koninklijk Besluit van 18 december 2003 tot vaststelling van de voorwaarden voor de volledige of gedeeltelijke kosteloosheid van juridische tweedelijnsbijstand en de rechtsbijstand ter uitvoering van artikelen 508/13 en 676 Gerechtelijk Wetboek, heeft enkel betrekking op de evaluatie van de onvermogenheid voorzien in de desbetreffende artikelen. De evaluatie van het bezit van de nodige financiële middelen in het kader van voorliggend artikel 2 kan niet hiermee niet in verband worden gebracht (Cass. (2e k.) 22 september 2009, AR P.09.1303.N.).

    1.3.Territoriale beperking

    Door het hof van Cassatie wordt evenwel, aan hogervermelde en letterlijk in de wettekst opgenomen voorwaarden van detentie en gebrek aan financiële middelen, nog een bijkomende voorwaarde toegevoegd daar door het hof wordt vereist dat de gedetineerde in een Belgische gevangenis is opgesloten teneinde toepassing te kunnen maken van dergelijke modaliteit voor het aantekenen van verzet (Cass. (2e k.) 23 januari 2008, AR P.07.1908.F.).

    2. Procedurele voorwaarden

    De gedetineerde dient de wil tot verzet te uiten aan de gevangenisdirecteur of zijn afgevaardigde waarna van deze verklaring een proces-verbaal wordt opgesteld. De verklaring dewelke wordt verricht opzichtens een gevangenisbewaarder maakt geen rechtsgeldige akte van verzet uit, wanneer niet blijkt dat deze bewaarder de gemachtigde van de directeur van de gevangenis is (Cass. (2e k.) 13 februari 2001, AR P.01.0196.N.; Cass. (2e k.) 20 januari 2004, AR P.04.0062.N.). Op straffe van nietigheid dient het proces-verbaal, ongeacht de taal waarin door de gedetineerde zijn verklaring werd afgelegd, opgemaakt te worden in dezelfde taal als deze van de bestreden beslissing (Cass. (2e k.) 18 april 1989, AR P.89.3260.N.).

    Het verzet tegen een beslissing op verstek middels een verklaring aan de directeur van de strafinrichting is geldig zowel wanneer de strafvordering is aanhangig gemaakt door het openbaar ministerie als wanneer dit is geschied op initiatief van een bevoegde administratie (Cass. (2e k.) 14 september 1999, AR P.98.0569.N.). In het kader van het betekenen van verzet aan het openbaar ministerie is enkel een betekening aan het parket van het gerechtelijk arrondissement dat de vordering heeft ingesteld, waarbij eveneens het verschil tussen federaal en arrondissementeel karakter van belang is, ontvankelijk (Corr. Brussel 13 juni 2008, NC 2009, afl. 2, 138).

    Teneinde ontvankelijk te zijn, dient deze verklaring rekening houdende met artikel 187 Wetboek van Strafvordering te worden verricht uiterlijk binnen de 15 dagen na de betekening of overhandiging conform artikel 1 van voorliggend Koninklijk Besluit. Wanneer evenwel werd geopteerd voor de overhandiging en het ontvangstbericht niet is ondertekend dan wel de weigering van de gedetineerde om het stuk in ontvangst te nemen niet op het ontvangstbericht werd vermeld, evenmin als de datum van de terhandstelling, kan de rechter niet nagaan of het verzet tijdig werd aangetekend zodat tot temporele ontvankelijkheid dient besloten te worden (Cass. (2e k.) 23 juni 2010, AR P.10.0896.F.).

    3. Gevolgen verklaring

    De datum van het instellen van verzet wordt bepaald door het moment waarop ten overstaan van de gevangenisdirecteur of diens afgevaardigde de wilsuiting werd verricht. Deze wilsuiting wordt vervolgens ingeschreven in het gevangenisregister (Cass. (2e k.) 11 december 1996, AR P.96.1527.F.).

    Tenslotte kan het verzet gedaan door een gedetineerde beklaagde, bij een verklaring aan de directeur van de strafinrichting, enkel worden gericht tegen de strafrechtelijke veroordelingen gewezen door de hoven van beroep, de correctionele rechtbanken en de rechtbanken van politie, met uitsluiting van de burgerlijke veroordelingen (Cass. 20 mei 1968, Arr.Cass. 1968, 1145; Cass. 6 januari 1999, AR P.98.1510.F.).

    4. Vaststelling van de zaak

    Door het aantekenen van verzet wordt de zaak overeenkomstig artikel 188 Sv. opnieuw aanhangig gemaakt bij het gerecht dat de uitspraak bij verstek deed op de eerstkomende terechtzitting na het verstrijken van een termijn van normaliter 15 dagen, of van drie dagen indien de eiser zich in hechtenis bevindt. Deze termijn is niet vatbaar voor verkorting middels cedel, meer bepaald een bevelschrift van de voorzitter conform artikel 184 Sv. (Cass. 29 oktober 1980, Arr.Cass. 1980-81, 226, noot J.V.).

    Daarnaast wordt met de eerstkomende terechtzitting na het verstrijken van voormelde termijn bedoeld de zitting waarop het gerecht in zijn geheel in strafzaken zitting houdt, geenszins wordt vereist dat de zaak wordt opgeroepen van de eerste zitting van die precieze kamer die de beslissing bij verstek heeft genomen (R.P.D.B., Compl. VIII, v° Opposition en matière répressive, nr. 93).

    Als de zaak na verzet toch wordt opgeroepen voor een vroegere zitting, dan is het verzet hierdoor niet onontvankelijk, doch kan de zaak op die zitting niet worden behandeld, behoudens akkoord van de betrokken partijen (Cass. 29 oktober 1980, Arr.Cass. 1980-81, 226, noot J.V.). Ook wanneer de zaak wordt vastgesteld op een latere zitting, brengt dit niet de onontvankelijkheid van het verzet met zich mee (Cass. 12 februari 2003, RDP 2003, 912).

    Niettegenstaande artikel 2, 4e lid voorschrijft dat de verzetdoende partij behoort te verschijnen op de zitting waarop de behandeling van het verzet is voorzien, vereist dit niet dat de zaak op die dag noodzakelijkerwijze noopt behandeld te worden, zelfs niet wat de ontvankelijkheid van het verzet betreft (Cass 14 december 1868, Pas. 1869, I, 213; Cass. 18 juni 1996, AR P.95.1000.N.).

    Art. 3.

    De bestuurder mag geen andere uitgifte van het krachtens artikel 2 opgemaakte proces-verbaal afleveren, dan die waarvan in dit artikel melding gemaakt wordt.

    Art. 4-6.

    (...)

    Verwijzing naar de voetnoot 1

    Annotatie die signaleert dat bepalingen niet in extenso worden opgenomen  1. – Niet opgenomen

    K.B. 21 mei 1965 houdende algemeen reglement van de strafinrichtingen (B.S. 25 mei 1965)

    Titel I - DE STRAFINRICHTINGEN

    Hoofdstuk I - DEFINITIES EN ALGEMENE BEPALINGEN

    Art. 1.

    Dit reglement doelt op de strafinrichtingen die hierna inrichtingen worden genoemd.

    Art. 2.

    De inrichtingen voor de uitvoering van straffen worden in drie groepen ingedeeld:

    1° de open inrichtingen, waar de veiligheid verzekerd wordt door een opvoedend regime dat op een vrijwillig aanvaarde tucht steunt, zonder dat men, behalve wanneer het nodig is, de gebruikelijke dwangmiddelen aanwendt;

    2° de halfopen inrichtingen:

    a. met veiligheidshuisvesting tijdens de nacht;

    b. met tewerkstelling in open lucht of in werkplaatsen overdag;

    3° de gesloten inrichtingen voor de huisvesting in veiligheidsregime van de gedetineerden die niet naar een inrichting van een andere groep kunnen worden gezonden.

    Art. 3.

    De minister beslist over de opening van de inrichtingen, stelt hun regime vast en de regels volgens welke de gedetineerden erover worden verdeeld.

    Art. 4.

    De inrichtingen die gedetineerden van beiderlei kunnen opnemen zijn in twee kwartieren onderverdeeld: één bestemd voor de mannen en één voor de vrouwen.

    Tussen deze kwartieren bestaan slechts strikt noodzakelijke dienstbetrekkingen.

    Art. 5.

    De inrichtingen zijn in klassen ingedeeld, overeenkomstig de bepalingen van het organiek reglement van de buitendiensten van het Bestuur der strafinrichtingen.

    ¹[Art. 5bis.

    Ieder die de omheining van een strafinrichting binnenkomt, moet door een metaaldetectieportiek gaan en de andere voor de veiligheid vereiste controlemiddelen ondergaan, met uitzondering van die welke het schaamtegevoel kwetsen.

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  1. – Ingevoegd bij art. 1 K.B. 3 februari 1994, B.S., 18 maart 1994

    Tina Merckx

    Een zedelijkheidsdossier behoort niet te worden opgesteld wanneer door het verkrijgen van een gedeeltelijk uitstel van de straf, het effectieve gedeelte de drie maanden niet overschrijdt (M.O. 8 oktober 1969, 1078/VIII).

    ¹[Art. 5ter.

    ²[...]²]¹

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  1. – Ingevoegd bij art. 1 K.B. 9 maart 2001, B.S., 31 maart 2001, inwerkingtreding: 31 maart 2001 (art. 4)

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  2. – Opgeheven bij art. 30 K.B. 8 april 2011, B.S. 21 april 2011, inwerkingtreding: 1 september 2011 (art. 31, 3°)

    Hoofdstuk II - BEZOEK AAN DE INRICHTINGEN

    Afdeling I - Door de parlementsleden

    Art. 6.

    De leden van de Kamer van volksvertegenwoordigers en van de Senaat hebben toegang tot de inrichtingen door van hun hoedanigheid te doen blijken. Om een bewoonde individuele kamer te betreden of om zich in betrekking te stellen met bepaalde gedetineerden, is nochtans een bijzondere toelating van de minister vereist.

    Deze bezoekers worden vergezeld door de ¹[adviseur-gevangenisdirecteur]¹ van de inrichtingen hierna de ¹[adviseur-gevangenisdirecteur]¹ genoemd, of door het personeelslid dat hij aanwijst.

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  1. – Lid 2 gewijzigd bij art. 15 K.B. 28 december 2006, B.S. 11 januari 2007, inwerkingtreding: 1 december 2004 (art. 16)

    Afdeling II - Door andere overheden

    Art. 7.

    Hebben voor de uitoefening van hun ambt of het volbrengen van hun opdracht eveneens vrije toegang tot de inrichtingen: de provinciegouverneur, de procureurs-generaal en de procureurs des Konings, de voorzitters van hoven en rechtbanken, de onderzoeksrechters, de auditeur-generaal en de krijgsauditeurs, de leden van de ¹[Centrale Toezichtraad voor het Gevangeniswezen]¹, de leden van de ¹[Commissie van Toezicht]¹ van de inrichting en de leden van het Bestuur der strafinrichtingen.

    Zo zij hiertoe de wens uitdrukken, worden deze bezoekers vergezeld door de ²[adviseur-gevangenisdirecteur]² of door het personeelslid dat hij aanwijst.

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  1. – Lid 1 gewijzigd bij art. 1 K.B. 9 juli 1989, B.S., 13 september 1979; gewijzigd bij art. 1, 1°-2°, K.B. 4 april 2003, B.S., 16 mei 2003

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  2. – Lid 2 gewijzigd bij art. 15 K.B. 28 december 2006, B.S. 11 januari 2007, inwerkingtreding: 1 december 2004 (art. 16)

    Afdeling III - Door andere personen

    Art. 8.

    Andere personen mogen de inrichtingen niet bezoeken dan na toelating door de minister.

    Zij worden vergezeld door de ¹[adviseur-gevangenisdirecteur]¹ of door het personeelslid dat hij aanwijst.

    Tenzij zij hiertoe een bijzondere toelating van de minister ontvingen, mogen zij noch in de bewoonde individuele kamers binnentreden, noch in betrekking komen met de gedetineerden, noch zich in verbinding stellen met andere personeelsleden dan die welke ermede belast werden hen in de inrichting te geleiden.

    Wegens gewichtige redenen kan hun de toegang tot de inrichting geweigerd worden.

    Zij kunnen uit de inrichting gezet worden, wanneer hun gedrag niet betamelijk is.

    In beide gevallen geeft de ²[adviseur-gevangenisdirecteur]² de minister kennis van de reden van de weigering of van de uitzetting.

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  1. – Lid 2 gewijzigd bij art. 15 K.B. 28 december 2006, B.S. 11 januari 2007, inwerkingtreding: 1 december 2004 (art. 16)

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  2. – Lid 6 gewijzigd bij art. 15 K.B. 28 december 2006, B.S. 11 januari 2007, inwerkingtreding: 1 december 2004 (art. 16)

    Hoofdstuk III - BEROEPSOPLEIDING VAN HET PERSONEEL

    Art. 9.

    De beroepsopleiding en de voortgezette beroepsopleiding van het gezamenlijk personeel van de strafinrichtingen worden georganiseerd, inzonderheid met het oog op de voorbereiding van de statutaire examens.

    Art. 10.

    Om het administratief personeel vertrouwd te maken met de werkwijze van de verschillende diensten, schrijft de ¹[adviseur-gevangenisdirecteur]¹ onder meer periodieke veranderingen van bevoegdheden voor.

    Van zijn kant, neemt de hoofdbewaarder, in de inrichting zelf en onder het gezag van de ²[adviseur-gevangenisdirecteur]², de verantwoordelijkheid op zich van de beroepsopleiding van het bewaarderspersoneel. De pas aangeworven personeelsleden worden door zijn zorg en zo spoedig mogelijk op de hoogte gebracht van de voornaamste aspecten van hun taak.

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  1. – Lid 1 gewijzigd bij art. 15 K.B. 28 december 2006, B.S. 11 januari 2007, inwerkingtreding: 1 december 2004 (art. 16)

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  2. – Lid 2 gewijzigd bij art. 15 K.B. 28 december 2006, B.S. 11 januari 2007, inwerkingtreding: 1 december 2004 (art. 16)

    Art. 11.

    Elke inrichting is voorzien van een vakbibliotheek.

    Art. 12.

    Het instituut voor voortgezette opleiding van de kaders van de strafinrichtingen, dat voor het gezamenlijk personeel wordt opgericht, beschikt over een documentatie en over werken die betrekking hebben op de criminologische wetenschappen en op de penitentiaire techniek.

    Ten behoeve van al de categorieën van het personeel worden, in het kader van dit instituut, geregeld studiedagen en reeksen van cursussen ingericht.

    Titel II - REGIME VAN DE GEDETINEERDEN

    Hoofdstuk I - ALGEMENE REGELS

    Art. 13.

    Iedere gedetineerde ondergaat een regime van individuele observatie, bijstand, heropvoeding en, indien daartoe grond bestaat, van reclassering, met inachtneming van de dienstige wetenschappelijke gegevens en van de voorwaarden die voor zijn wederaanpassing noodzakelijk zijn.

    Art. 14.

    De gedetineerden worden over de inrichtingen verdeeld naar gelang van de strafbehandeling die op hen dient te worden toegepast.

    Art. 15.

    Voor verdachten, beklaagden en beschuldigden, geldt een andere regeling dan voor veroordeelden.

    Hoofdstuk II - OPNEMING IN DE INRICHTING

    Art. 16.

    ¹[...]¹

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  1. – Na wijzigingen, opgeheven bij art. 30 K.B. 8 april 2011, B.S. 21 april 2011, inwerkingtreding: 1 september 2011 (art. 31, 3°)

    Hoofdstuk III - ¹[BRIEFWISSELING, BEZOEK EN GEBRUIK VAN DE TELEFOON]¹

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  1. Opschrift vervangen bij art. 1 K.B. 2 mei 1996, B.S., 20 juni 1996, inwerkingtreding: 1 juli 1996 (art. 3)

    Afdeling I - Briefwisseling

    Art. 17.

    ¹[...]¹

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  1. – Opgeheven bij art. 30 K.B. 8 april 2011, B.S. 21 april 2011, inwerkingtreding: 1 september 2011 (art. 31, 3°)

    Art. 18.

    De ¹[adviseur-gevangenisdirecteur]¹ doet zonder verwijl aan de onderzoeksrechter de brieven komen die geadresseerd zijn aan de beklaagden aan wie verbod tot vrij verkeer werd opgelegd.

    De brieven geschreven door verdachten, beklaagden en beschuldigden aan wie dit verbod niet werd opgelegd en de brieven die aan hen zijn geadresseerd, worden enkel aan de rechterlijke overheden toegezonden indien dezen de ²[adviseur-gevangenisdirecteur]² bevel hebben gegeven er beslag op te leggen.

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  1. – Lid 1 gewijzigd bij art. 15 K.B. 28 december 2006, B.S. 11 januari 2007, inwerkingtreding: 1 december 2004 (art. 16)

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  2. – Lid 2 gewijzigd bij art. 15 K.B. 28 december 2006, B.S. 11 januari 2007, inwerkingtreding: 1 december 2004 (art. 16)

    Tina Merckx

    1. Verbod tot vrij verkeer

    Het verbod tot vrij verkeer zoals bedoeld in het eerste lid van dit artikel kadert in de beschikking dewelke door een onderzoeksrechter wordt geveld in toepassing van artikel 20 Voorlopige Hechteniswet. Conform dit artikel kan de onderzoeksrechter immers het vrij verkeer met andere personen dan de advocaten verbieden wanneer zulks voor het onderzoek noodzakelijk is. Deze beschikking behoort met redenen omkleed te zijn en geldt voor een niet-hernieuwbare periode van 3 dagen. De beschikking wordt overgeschreven in het register van de gevangenis (

    Y. Van Den Berge

    , Uitvoering van vrijheidsstraffen en rechtspositie van gedetineerden, Gent, Larcier, 2007, p. 74-75).

    2. Buiten het verbod tot vrij verkeer

    De inbeslagname zoals bedoeld in het tweede lid van dit artikel betreft een inbeslagname als onderzoeksmaatregel dewelke tot doel heeft bewijsmateriaal te verzamelen en vindt zijn wettelijke basis in artikel 613 lid 2 Wetboek van Strafvordering (

    Y. Van Den Berge

    , Uitvoering van vrijheidsstraffen en rechtspositie van gedetineerden, Gent, Larcier, 2007, p. 74).

    Art. 19.

    ¹[...]¹

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  1. – Na wijzigingen, opgeheven bij art. 30 K.B. 8 april 2011, B.S. 21 april 2011, inwerkingtreding: 1 september 2011 (art. 31, 3°)

    Art. 20.

    ¹[...]¹

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  1. – Na wijziging, opgeheven bij art. 30 K.B. 8 april 2011, B.S. 21 april 2011, inwerkingtreding: 1 september 2011 (art. 31, 3°)

    Art. 21.

    ¹[...]¹

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  1. – Opgeheven bij art. 30 K.B. 8 april 2011, B.S. 21 april 2011, inwerkingtreding: 1 september 2011 (art. 31, 3°)

    Art. 22.

    ¹[...]¹

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  1. – Na wijzigingen, opgeheven bij art. 30 K.B. 8 april 2011, B.S. 21 april 2011, inwerkingtreding: 1 september 2011 (art. 31, 3°)

    Art. 23.

    ¹[...]¹

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  1. – Na wijziging, opgeheven bij art. 30 K.B. 8 april 2011, B.S. 21 april 2011, inwerkingtreding: 1 september 2011 (art. 31, 3°)

    Art. 24.

    ¹[...]¹

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  1. – Na wijzigingen, opgeheven bij art. 30 K.B. 8 april 2011, B.S. 21 april 2011, inwerkingtreding: 1 september 2011 (art. 31, 3°)

    Afdeling II - Bezoeken

    Onderafdeling 1 - ¹[Door leden van het personeel, de aalmoezeniers, de islamconsulenten en de moreel consulenten]¹

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  1. Opschrift vervangen bij art. 2 K.B. 23 maart 2001, B.S., 3 april 2001, inwerkingtreding: 1 april 2001 (art. 20)

    Art. 25.

    ¹[...]¹

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  1. – Na wijzigingen, opgeheven bij art. 30 K.B. 8 april 2011, B.S. 21 april 2011, inwerkingtreding: 1 september 2011 (art. 31, 3°)

    Art. 26.

    ¹[...]¹

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  1. – Na wijzigingen, opgeheven bij art. 30 K.B. 8 april 2011, B.S. 21 april 2011, inwerkingtreding: 1 september 2011 (art. 31, 3°)

    Art. 27.

    ¹[...]¹

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  1. – Opgeheven bij art. 3 K.B. 9 maart 2001, B.S., 31 maart 2001, inwerkingtreding: 31 maart 2001 (art. 4)

    Art. 28.

    De leden van de beschermingscomités worden op vertoon van een hun door de minister afgegeven identificatiekaart tot het bezoek van de veroordeelden toegelaten. De ¹[adviseur-gevangenisdirecteur]¹ kan hun toelating verlenen om gedetineerden van andere categorieën te bezoeken en met name de beklaagden die hen geroepen hebben.

    Deze bezoeken, die worden afgelegd door personen van hetzelfde geslacht als dat van de bezochte gedetineerde, hebben plaats in een cel of in een kamer en zonder getuigen, op de dagen en uren door de voorzitter van het beschermingscomité en de ²[adviseur-gevangenisdirecteur]² in gemeen overleg te bepalen.

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  1. – Lid 1 gewijzigd bij art. 15 K.B. 28 december 2006, B.S. 11 januari 2007, inwerkingtreding: 1 december 2004 (art. 16)

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  2. – Lid 2 gewijzigd bij art. 15 K.B. 28 december 2006, B.S. 11 januari 2007, inwerkingtreding: 1 december 2004 (art. 16)

    Tina Merckx

    Wanneer de gedetineerden zich evenwel in voorlopige hechtenis bevinden gedurende een gerechtelijk onderzoek zal het bezoek in toepassing van dit artikel slechts mogelijk zijn mits toelating van de onderzoeksrechter dewelke gelast is met het betreffende gerechtelijk onderzoek (C.B. 18 april 1969, VII).

    Onderafdeling 2 - Door advocaten

    Art. 29.

    ¹[...]¹

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  1. – Na wijzigingen, opgeheven bij art. 30 K.B. 8 april 2011, B.S. 21 april 2011, inwerkingtreding: 1 september 2011 (art. 31, 3°)

    Onderafdeling 3 - Door andere personen die niet tot het bestuur behoren

    Art. 30.

    ¹[...]¹

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  1. – Opgeheven bij art. 30 K.B. 8 april 2011, B.S. 21 april 2011, inwerkingtreding: 1 september 2011 (art. 31, 3°)

    Art. 31.

    ¹[...]¹

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  1. – Na wijziging, opgeheven bij art. 30 K.B. 8 april 2011, B.S. 21 april 2011, inwerkingtreding: 1 september 2011 (art. 31, 3°)

    Art. 32.

    ¹[...]¹

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  1. – Na wijziging, opgeheven bij art. 30 K.B. 8 april 2011, B.S. 21 april 2011, inwerkingtreding: 1 september 2011 (art. 31, 3°)

    Art. 33.

    ¹[...]¹

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  1. – Na wijziging, opgeheven bij art. 30 K.B. 8 april 2011, B.S. 21 april 2011, inwerkingtreding: 1 september 2011 (art. 31, 3°)

    Art. 34.

    De ambtenaren van de administratieve macht of van de rechterlijke orde, de magistraten en de ministeriële officieren die zich in de inrichting aanmelden om er een handeling van hun ambt of van hun functies te verrichten, mogen met de betrokken gedetineerden in verbinding komen na bij de ¹[adviseur-gevangenisdirecteur]¹ van hun hoedanigheid te hebben doen blijken.

    Geen agent of officier van politie, in uniform of in burger, mag bij een gedetineerde worden toegelaten, tenzij op vertoon van een stuk waaruit blijkt dat hij speciaal daarvoor werd aangesteld.

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  1. – Lid 1 gewijzigd bij art. 15 K.B. 28 december 2006, B.S. 11 januari 2007, inwerkingtreding: 1 december 2004 (art. 16)

    Art. 35.

    ¹[...]¹

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  1. – Na wijziging, opgeheven bij art. 30 K.B. 8 april 2011, B.S. 21 april 2011, inwerkingtreding: 1 september 2011 (art. 31, 3°)

    ¹[Afdeling 3 - Gebruik van de telefoon]¹

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  1. Opschrift ingevoegd bij art. 2 K.B. 2 mei 1996, B.S., 20 juni 1996, inwerkingtreding: 1 juli 1996 (art. 3)

    ¹[Art. 35bis.

    ²[...]²]¹

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  1. – Ingevoegd bij art. 2 K.B. 2 mei 1996, B.S., 20 juni 1996, inwerkingtreding: 1 juli 1996 (art. 3)

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  2. – Na wijzigingen, opgeheven bij art. 30 K.B. 8 april 2011, B.S. 21 april 2011, inwerkingtreding: 1 september 2011 (art. 31, 3°)

    Hoofdstuk IV - ZEDELIJK EN GODSDIENSTIG REGIME

    Afdeling I - Zedelijkheidsdossier

    Art. 36.

    Voor elke veroordeelde, die één of meer veroordelingen heeft opgelopen welke samen meer dan drie maanden gevangenisstraf bedragen, wordt een zedelijkheidsdossier aangelegd dat wordt samengesteld op de door de minister voorgeschreven wijze.

    Dit dossier bevat al de inlichtingen omtrent de zedelijkheid van de gedetineerden vóór en tijdens hun hechtenis.

    Tina Merckx

    Een zedelijkheidsdossier behoort niet te worden opgesteld wanneer door het verkrijgen van een gedeeltelijk uitstel van de straf, het effectieve gedeelte de drie maanden niet overschrijdt (M.O. 8 oktober 1969, 1078/VIII).

    Art. 37.

    ¹[...]¹

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  1. – Na wijzigingen, opgeheven bij art. 8 K.B. 4 april 2003, B.S., 16 mei 2003

    Afdeling II - ¹[Personeelscollege]¹

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  1. Opschrift vervangen bij art. 20 K.B. 10 februari 1999, B.S., 23 februari 1999, inwerkingtreding: 1 maart 1999 (art. 27)

    Art. 38.

    ¹[...]¹

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  1. – Na wijzigingen, opgeheven bij art. 4 K.B. 29 januari 2007, B.S. 1 februari 2007, inwerkingtreding: 1 februari 2007 (art. 5)

    Art. 39.

    ¹[...]¹

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  1. – Na wijziging, opgeheven bij art. 4 K.B. 29 januari 2007, B.S. 1 februari 2007, inwerkingtreding: 1 februari 2007 (art. 5)

    Afdeling III - ¹[Uitoefening van de eredienst of de niet-confessionele morele dienstverlening en religieuze of morele bijstand op grond van de verklaringen van de gedetineerden overeenkomstig artikel 16, tweede lid]¹

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  1. Opschrift vervangen bij art. 6 K.B. 23 maart 2001, B.S., 3 april 2001, inwerkingtreding: 1 april 2001 (art. 20)

    ¹[Art. 39bis.

    § 1. In dit besluit wordt verstaan onder:

    1° aalmoezenier: elke persoon, al dan niet bezoldigd ten laste van de overheid, die door het bevoegde representatieve orgaan van een erkende eredienst, met uitzondering van de islamitische eredienst, wordt voorgedragen om religieuze bijstand in een strafinrichting te verlenen en die hiertoe door de Minister van Justitie wordt gemachtigd;

    2° islamconsulent: elke persoon, al dan niet bezoldigd ten laste van de overheid, die door het representatief orgaan van de islamitische eredienst wordt voorgedragen om religieuze bijstand in een strafinrichting te verlenen en die hiertoe door de Minister van Justitie wordt gemachtigd;

    3° moreel consulent: elke persoon, al dan niet bezoldigd ten laste van de overheid, die door een erkende organisatie die morele diensten verleent op basis van een niet-confessionele levensbeschouwing wordt voorgedragen om morele bijstand in een strafinrichting te verlenen en die hiertoe door de Minister van Justitie wordt gemachtigd;

    4° hoofdaalmoezenier, islamconsulent-hoofd van dienst en moreel consulent-hoofd van dienst: respectievelijk de aalmoezenier, de islamconsulent en de moreel consulent die door het bevoegde representatieve orgaan voorgedragen wordt en door de Minister van Justitie erkend wordt als contactpersoon bij het Bestuur;

    5° bevoegde representatief orgaan: orgaan dat de religieuze overheid van een erkende eredienst of de overheid van een erkende organisatie die morele diensten verleent op basis van een niet-confessionele levensbeschouwing vertegenwoordigt naar de burgerlijke overheid toe.

    § 2. De aalmoezeniers, islamconsulenten en moreel consulenten zijn geen personeelsleden van het Directoraat-generaal Strafinrichtingen en hebben niet de hoedanigheid van rijksambtenaar.

    § 3. De verleende machtiging geldt voor één of meerdere bepaalde strafinrichtingen.

    De Minister van Justitie is bevoegd om de verleende machtiging of erkenning definitief of tijdelijk in te trekken, onder meer in geval van overtreding van de regels vervat in artikel 48 van dit besluit.

    Deze beslissing wordt schriftelijk hetzij aan de hoofdaalmoezenier, aan de islamconsulent-hoofd van dienst of aan de moreel consulent-hoofd van dienst betekend binnen een termijn van tien dagen.

    § 4. Bij diens afwezigheid worden de hoofdaalmoezenier, de islamconsulent-hoofd van dienst en de moreel consulent-hoofd van dienst vervangen respectievelijk door een aalmoezenier, een islamconsulent en een moreel consulent gemachtigd door de Minister van Justitie.

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  1. – Ingevoegd bij art. 7 K.B. 23 maart 2001, B.S., 3 april 2001, inwerkingtreding: 1 april 2001 (art. 20)

    Art. 40.

    ¹[De gedetineerden ontvangen op hun verzoek de morele en religieuze bijstand van een bedienaar van hun eredienst of de morele bijstand van een moreel consulent.

    Deze laatsten worden in het bezit gesteld van een identificatiekaart die door de Minister van Justitie wordt afgeleverd.

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  1. – Laatst vervangen bij art. 8 K.B. 23 maart 2001, B.S., 3 april 2001, inwerkingtreding: 1 april 2001 (art. 20)

    Art. 41.

    ¹[...]¹

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  1. – Na wijziging, opgeheven bij art. 30 K.B. 8 april 2011, B.S. 21 april 2011, inwerkingtreding: 1 september 2011 (art. 31, 3°)

    Art. 42.

    ¹[...]¹

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  1. – Na wijziging, opgeheven bij art. 9 K.B. 23 maart 2001, B.S., 3 april 2001, inwerkingtreding: 1 april 2001 (art. 20)

    Art. 43.

    ¹[...]¹

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  1. – Na wijzigingen, opgeheven bij art. 30 K.B. 8 april 2011, B.S. 21 april 2011, inwerkingtreding: 1 september 2011 (art. 31, 3°)

    Art. 44.

    De bedienaars van de erediensten en ¹[de moreel consulenten]¹ onthouden zich ervan bij de onderrichtingen die zij geven, politieke zinspelingen te pas te brengen en een oordeel te vellen over de opinie of het gedrag van de personeelsleden van het bestuur.

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  1. – Gewijzigd bij art. 2 K.B. 4 december 1990, B.S., 5 februari 1991; gewijzigd bij art. 11 K.B. 23 maart 2001, B.S., 3 april 2001, inwerkingtreding: 1 april 2001 (art. 20)

    Art. 45.

    De aalmoezeniers ¹[en de islamconsulenten]¹ leiden de godsdienstoefeningen en vervullen al de plichten van hun bediening bij de gedetineerden van hun geloofsbelijdenis.

    ²[De moreel consulenten leiden de vieringen en vervullen al de plichten van hun opdracht bij de gedetineerden van hun overtuiging.]²

    ³[De aalmoezeniers, de islamconsulenten en de moreel consulenten worden terstond verwittigd]³ wanneer een dezer in stervensgevaar verkeert en worden in kennis gesteld van de geboorten en overlijdens ³[...]³.

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  1. – Lid 1 gewijzigd bij art. 12, a), K.B. 23 maart 2001, B.S., 3 april 2001, inwerkingtreding: 1 april 2001 (art. 20)

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  2. – Lid 2 ingevoegd bij art. 12, b), K.B. 23 maart 2001, B.S., 3 april 2001, inwerkingtreding: 1 april 2001 (art. 20)

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  3. – Lid 3 gewijzigd bij art. 12, c)-d), K.B. 23 maart 2001, B.S., 3 april 2001, inwerkingtreding: 1 april 2001 (art. 20)

    Art. 46.

    ¹[...]¹

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  1. – Na wijzigingen, opgeheven bij art. 30 K.B. 8 april 2011, B.S. 21 april 2011, inwerkingtreding: 1 september 2011 (art. 31, 3°)

    Art. 47.

    ¹[...]¹

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  1. – Na wijziging, opgeheven bij art. 30 K.B. 8 april 2011, B.S. 21 april 2011, inwerkingtreding: 1 september 2011 (art. 31, 3°)

    Art. 48.

    Het is ¹[de aalmoezeniers, islamconsulenten en moreel consulenten]¹ verboden:

    1° de feiten bekend te maken die zij bij de uitoefening van hun ambt mochten hebben vernomen; dit verbod blijft na hun ontslag gelden;

    2° ter wille van de uitoefening van hun ambt giften, gratificaties of welke voordelen ook te aanvaarden, die niet zijn de hun uit 's Lands Kas uitgekeerde bezoldiging, toelagen of vergoedingen;

    ²[3° geestrijke dranken of enig schadelijk product in de inrichting binnen te brengen;]²

    ³[4° zonder toelating iemand in de inrichting binnen te brengen;]³

    ⁴[5° enig aan de Staat toebehorend voorwerp te gebruiken, behalve indien dit geschiedt in of naar aanleiding van de uitoefening van hun ambt;]⁴

    ⁵[6° zonder uitdrukkelijke toelating van de Minister van Justitie, aan anderen dan aan de bevoegde overheden inlichtingen of getuigschriften over te maken betreffende ofwel gedetineerden, ofwel de organisatie van de verschillende diensten;]⁵

    ⁶[7° voorwerpen die voor de gedetineerden bestemd zijn of hun toebehoren, binnen of buiten de inrichting te brengen of boodschappen voor hen te verrichten zonder de toelating van de ⁷[adviseur-gevangenisdirecteur]⁷;]⁶

    ⁸[8° om het even wat van de gedetineerden te kopen of te ontlenen, dan wel aan hen te verkopen of te lenen;]⁸

    ⁹[9° buiten de gevallen waarvoor de Minister van Justitie een bijzondere toelating heeft verleend, gedetineerden of echtgenote, bloed- of aanverwanten ervan in eigen dienst te nemen;]⁹

    ¹⁰[10° om het even welke onregelmatige mededeling van de gedetineerden, hetzij binnen de inrichting, hetzij met de buitenwereld, te vergemakkelijken of te gedogen;]¹⁰

    ¹¹[11° buiten de inrichting en in het bijzonder aan verwanten en vrienden van de gedetineerden inlichtingen te verstrekken over de dienst;]¹¹

    ¹²[12° aan gedetineerden genade, strafvermindering, voorwaardelijke invrijheidstelling of andere gunsten te beloven;]¹²

    ¹³[13° de gedetineerden te beïnvloeden bij de keuze van hun verdedigers of raadslieden.]¹³

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  1. – Inleidende zin gewijzigd bij art. 14, a), K.B. 23 maart 2001, B.S., 3 april 2001, inwerkingtreding: 1 april 2001 (art. 20)

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  2. – 3° toegevoegd bij art. 14, b), K.B. 23 maart 2001, B.S., 3 april 2001, inwerkingtreding: 1 april 2001 (art. 20)

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  3. – 4° toegevoegd bij art. 14, b), K.B. 23 maart 2001, B.S., 3 april 2001, inwerkingtreding: 1 april 2001 (art. 20)

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  4. – 5° toegevoegd bij art. 14, b), K.B. 23 maart 2001, B.S., 3 april 2001, inwerkingtreding: 1 april 2001 (art. 20)

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  5. – 6° toegevoegd bij art. 14, b), K.B. 23 maart 2001, B.S., 3 april 2001, inwerkingtreding: 1 april 2001 (art. 20)

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  6. – 7° toegevoegd bij art. 14, b), K.B. 23 maart 2001, B.S., 3 april 2001, inwerkingtreding: 1 april 2001 (art. 20)

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  7. – 7° gewijzigd bij art. 15 K.B. 28 december 2006, B.S. 11 januari 2007, inwerkingtreding: 1 december 2004 (art. 16)

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  8. – 8° toegevoegd bij art. 14, b), K.B. 23 maart 2001, B.S., 3 april 2001, inwerkingtreding: 1 april 2001 (art. 20)

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  9. – 9° toegevoegd bij art. 14, b), K.B. 23 maart 2001, B.S., 3 april 2001, inwerkingtreding: 1 april 2001 (art. 20)

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  10. – 10° toegevoegd bij art. 14, b), K.B. 23 maart 2001, B.S., 3 april 2001, inwerkingtreding: 1 april 2001 (art. 20)

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  11. – 11° toegevoegd bij art. 14, b), K.B. 23 maart 2001, B.S., 3 april 2001, inwerkingtreding: 1 april 2001 (art. 20)

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  12. – 12° toegevoegd bij art. 14, b), K.B. 23 maart 2001, B.S., 3 april 2001, inwerkingtreding: 1 april 2001 (art. 20)

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  13. – 13° toegevoegd bij art. 14, b), K.B. 23 maart 2001, B.S., 3 april 2001, inwerkingtreding: 1 april 2001 (art. 20)

    Art. 49.

    ¹[...]¹

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  1. – Opgeheven bij art. 15 K.B. 23 maart 2001, B.S., 3 april 2001, inwerkingtreding: 1 april 2001 (art. 20)

    Afdeling IV - ¹[...]¹

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  1. Opschrift opgeheven bij art. 16 K.B. 23 maart 2001, B.S., 3 april 2001, inwerkingtreding: 1 april 2001 (art. 20)

    Art. 50-52.

    ¹[...]¹

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  1. – Opgeheven bij art. 16 K.B. 23 maart 2001, B.S., 3 april 2001, inwerkingtreding: 1 april 2001 (art. 20)

    Afdeling V - ¹[...]¹

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  1. Opschrift, na wijziging, opgeheven bij art. 16 K.B. 23 maart 2001, B.S., 3 april 2001, inwerkingtreding: 1 april 2001 (art. 20)

    Art. 53-55.

    ¹[...]¹

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  1. – Na wijziging, opgeheven bij art. 16 K.B. 23 maart 2001, B.S., 3 april 2001, inwerkingtreding: 1 april 2001 (art. 20)

    Hoofdstuk V - ALGEMENE ONTWIKKELING EN BEROEPSOPLEIDING

    Art. 56.

    ¹[...]¹

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  1. – Na wijziging, opgeheven bij art. 30 K.B. 8 april 2011, B.S. 21 april 2011, inwerkingtreding: 1 september 2011 (art. 31, 3°)

    Art. 57.

    ¹[...]¹

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  1. – Opgeheven bij art. 30 K.B. 8 april 2011, B.S. 21 april 2011, inwerkingtreding: 1 september 2011 (art. 31, 3°)

    Art. 58.

    ¹[...]¹

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  1. – Opgeheven bij art. 30 K.B. 8 april 2011, B.S. 21 april 2011, inwerkingtreding: 1 september 2011 (art. 31, 3°)

    Art. 59.

    ¹[...]¹

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  1. – Opgeheven bij art. 30 K.B. 8 april 2011, B.S. 21 april 2011, inwerkingtreding: 1 september 2011 (art. 31, 3°)

    Art. 60.

    ¹[...]¹

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  1. – Opgeheven bij art. 30 K.B. 8 april 2011, B.S. 21 april 2011, inwerkingtreding: 1 september 2011 (art. 31, 3°)

    Art. 61.

    ¹[...]¹

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  1. – Opgeheven bij art. 30 K.B. 8 april 2011, B.S. 21 april 2011, inwerkingtreding: 1 september 2011 (art. 31, 3°)

    Hoofdstuk VI - ARBEID EN UITGAANSKAS

    Afdeling I - Arbeid

    Art. 62.

    ¹[De tewerkstelling van de gedetineerden geschiedt in omstandigheden die zoveel mogelijk overeenstemmen met die welke in de buitenwereld identieke activiteiten kenmerken, die in goede omstandigheden worden uitgeoefend en onder meer beantwoorden aan de hedendaagse eisen van de techniek en de hygiëne.]¹

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  1. – Vervangen bij art. 2 K.B. 28 april 1970, B.S., 16 mei 1970

    Tina Merckx

    Ontstentenis arbeidsovereenkomst

    Niettegenstaande de arbeidssituatie van gedetineerden die in de gevangenis werken de facto het best kan vergeleken worden met die van een werknemer, bestaat er toch tussen de gedetineerde en de penitentiaire administratie geen arbeidsovereenkomst in de zin van de wet van 3 juli 1978 (BS 22 augustus 1978). Gedetineerden leveren wel arbeidsprestaties in ruil voor werk, doch door het gebrek aan vrije toestemming kan niet van een arbeidsovereenkomst gesproken worden. De arbeidsprestaties worden immers verricht in het kader van artikel 30ter Strafwetboek dat verplicht gedetineerden te werken met het oog op zijn heropvoeding en sociale reclassering en ter bevordering van zijn beroepsopleiding (Y. V

    an

    D

    en

    B

    erge

    , Uitvoering van vrijheidsstraffen en rechtspositie van gedetineerden, Gent, Larcier, 2007, p. 111).

    Art. 63.

    § 1. ¹[Bij toepassing van de bepalingen van artikel 30bis, lid 1-3 van het Strafwetboek wordt de gevangenisarbeid ingericht om actief bij te dragen tot de heropvoeding en de sociale reclassering. Bijzondere aandacht wordt daarbij besteed aan de beroepsopleiding.

    De ²[adviseur-gevangenisdirecteur]² staat in voor de arbeidsverdeling op basis van de resultaten van de individuele observatie waarvan sprake is in artikel 13 van dit algemeen reglement.]¹

    § 2. ³[Voor de andere gedetineerden dan die bedoeld in artikel 30bis van het Strafwetboek is, behoudens bijzondere bepalingen, de gevangenisarbeid facultatief.]³

    § 3. ⁴[Voorrang wordt verleend aan de verdachten, beklaagden of beschuldigden die om werk vragen.]⁴

    § 4. ⁵[Straf kan onderbreking, stopzetting of ontzegging van arbeid ten gevolge hebben.]⁵

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  1. – § 1 vervangen bij art. 3 K.B. 28 april 1970, B.S., 16 mei 1970

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  2. – § 1, lid 2, gewijzigd bij art. 15 K.B. 28 december 2006, B.S. 11 januari 2007, inwerkingtreding: 1 december 2004 (art. 16)

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  3. – § 2 vervangen bij art. 6 K.B. 9 juli 1979, B.S., 13 september 1979

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  4. – § 3 vervangen bij art. 6 K.B. 9 juli 1979, B.S., 13 september 1979

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  5. – § 4 vervangen bij art. 6 K.B. 9 juli 1979, B.S., 13 september 1979

    Art. 64.

    ¹[Op het advies van de geneesheer van de inrichting kan de ²[adviseur-gevangenisdirecteur]² de veroordeelden tijdelijk of definitief van arbeid ontslaan om redenen in verband met hun leeftijd, gebrekkigheid of gezondheidstoestand.]¹

    De andere uitzonderlijke omstandigheden die het ontslaan van de arbeid zouden kunnen rechtvaardigen, worden door de ³[adviseur-gevangenisdirecteur]³ aan de minister voorgelegd.

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  1. – Lid 1 vervangen bij art. 4 K.B. 28 april 1970, B.S., 16 mei 1970

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  2. – Lid 1 gewijzigd bij art. 15 K.B. 28 december 2006, B.S. 11 januari 2007, inwerkingtreding: 1 december 2004 (art. 16)

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  3. – Lid 2 gewijzigd bij art. 15 K.B. 28 december 2006, B.S. 11 januari 2007, inwerkingtreding: 1 december 2004 (art. 16)

    Art. 65.

    De gedetineerden mogen, voor eigen rekening, de voortbrengselen van hun arbeid niet buiten de inrichting leveren.

    Art. 66.

    ¹[Op de opbrengst van de geleverde gevangenisarbeid wordt ten voordele van de Staat vier tienden als beheerskosten afgehouden.

    De overige zes tienden worden gestort in een reservefonds, na aftrek in voorkomend geval van de afhoudingen wegens beschadiging of gebrekkig werk.

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  1. – Vervangen bij art. 5 K.B. 28 april 1970, B.S., 16 mei 1970

    Afdeling II - Reservefonds

    Art. 67.

    ¹[...]¹

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  1. – Na wijziging, opgeheven bij art. 30 K.B. 8 april 2011, B.S. 21 april 2011, inwerkingtreding: 1 september 2011 (art. 31, 3°)

    Art. 68.

    ¹[...]¹

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  1. – Na wijziging, opgeheven bij art. 30 K.B. 8 april 2011, B.S. 21 april 2011, inwerkingtreding: 1 september 2011 (art. 31, 3°)

    Art. 69.

    ¹[Op het ogenblik van de invrijheidstelling van de gedetineerde krijgen het in bewaring gegeven geld en het reservefonds de volgende bestemming:

    1° onder voorbehoud van hetgeen in artikel 71 van dit algemeen reglement wordt voorzien ten opzichte van vreemdelingen, wordt het in bewaring gegeven geld integraal overhandigd aan de vrijgelatene die het eist;

    ²[bedraagt het in bewaring gegeven geld minder dan wat door de bijzondere onderrichtingen is vastgesteld, dan wordt het aangevuld met het reservefonds tot het bedrag is bereikt, dat door de onderrichtingen is vastgesteld. Het eventueel overschot van het reservefonds wordt, naar gelang de omstandigheden waarvan de beoordeling aan de ³[adviseur-gevangenisdirecteur]³ wordt toegelaten, ofwel in zijn geheel aan de vrijgelatene overhandigd, ofwel aan de postpenitentiaire voogd gezonden, ofwel ineens of in verscheidene malen aan de betrokkene gestuurd.]²

    ⁴[Zijn de gedetineerden militairen die zich bij hun invrijheidstelling bij het leger dienen aan te melden, dan wordt bedoeld overschot gestuurd naar het korps waartoe ze behoren;]⁴

    ⁵[bedraagt het in bewaring gegeven geld meer dan wat door de bijzondere onderrichtingen is vastgesteld, dan wordt het reservefonds, naar gelang de omstandigheden waarvan de beoordeling aan de ⁶[adviseur-gevangenisdirecteur]⁶ wordt overgelaten, ofwel in zijn geheel aan de vrijgelatene overhandigd, ofwel aan de postpenitentiaire voogd gezonden, ofwel ineens of in verscheidene malen aan de betrokkene gestuurd.]⁵

    ⁷[Zijn de gedetineerden militairen die zich bij hun invrijheidstelling bij het leger dienen aan te melden, dan wordt het reservefonds gestuurd naar het korps waartoe ze behoren.]⁷

    De bepalingen van dit artikel zijn niet van toepassing op de gedetineerden voor wie de arbeid facultatief is. Op het ogenblik van hun invrijheidstelling, worden hun in bewaring gegeven geld alsook het gedeelte van de opbrengst van hun arbeid hun overhandigd.

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  1. – Vervangen bij art. 9 K.B. 28 april 1970, B.S., 16 mei 1970

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  2. – Lid 1, 2°, al. 1, vervangen bij art. 7 K.B. 9 juli 1979, B.S., 13 september 1979

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  3. – Lid 1, 2°, al. 1, gewijzigd bij art. 15 K.B. 28 december 2006, B.S. 11 januari 2007, inwerkingtreding: 1 december 2004 (art. 16)

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  4. – Lid 1, 2°, al. 2, vervangen bij art. 3 K.B. 25 februari 1971, B.S., 6 mei 1971

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  5. – Lid 1, 3°, al. 1, vervangen bij art. 8 K.B. 9 juli 1979, B.S., 13 september 1979

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  6. – Lid 1, 3°, al. 1, gewijzigd bij art. 15 K.B. 28 december 2006, B.S. 11 januari 2007, inwerkingtreding: 1 december 2004 (art. 16)

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  7. – Lid 1, 3°, al. 2, vervangen bij art. 4 K.B. 25 februari 1971, B.S., 6 mei 1971

    Art. 70.

    Onder voorbehoud van de eventuele toepassing van artikel 78 wordt het door een ontvluchte gedetineerde nagelaten bezit op zijn naam gestort in de Deposito- en Consignatiekas.

    Art. 71.

    Het geld dat door buitenlandse gedetineerden bij hun binnenkomen in de inrichting in bewaring werd gegeven, of dat hun later toegezonden wordt zonder bijzondere bestemming, wordt bij hun vertrek in beslag genomen ten belope van het bedrag van de gerechtskosten en de geldboeten.

    Alleen zij die bij het verstrijken van hun straf onmiddellijk terug naar de grens worden geleid, worden ten opzichte van de toepassing van voorgaande bepaling als vreemdelingen beschouwd.

    Hoofdstuk VIbis - ¹[UITOEFENING VAN EEN ACTIVITEIT DIE VERKEER MET BUITEN VERGT]¹

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  1. Opschrift vervangen bij art. 1 K.B. 15 december 1982, B.S., 21 januari 1983

    Art. 71bis.

    ¹[Behoudens de tijd besteed aan de gevangenisarbeid kan de gedetineerde een intellectuele of artistieke al dan niet winstgevende activiteit die ander verkeer met buiten dan de briefwisseling of de bezoeken waaraan titel II, hoofdstuk III is gewijd vergt, verrichten met verlof van de ²[adviseur-gevangenisdirecteur]².

    Dit verlof wordt in beginsel gegeven en kan alleen worden geweigerd wanneer de bedoelde activiteit gevaar oplevert voor de veiligheid van de inrichting of van de andere gedetineerden of wanneer de controle die nodig is om de veiligheid te waarborgen of om desnoods na te gaan of het verkeer niet voor een onwettelijke activiteit wordt aangewend, voor de administratie een onoverkomelijke taakvermeerdering meebrengt, gelet op de eigen behoeften van elke inrichting.

    De reden van de weigering moet aan de gedetineerde worden meegedeeld.

    Ingeval de ³[adviseur-gevangenisdirecteur]³ zich voorneemt het verlof te weigeren omdat het aanleiding zou geven tot een onoverkomelijke taakvermeerdering, doet hij een beroep op de minister.]¹

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  1. – Vervangen bij art. 1 K.B. 15 december 1982, B.S., 21 januari 1983

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  2. – Lid 1 gewijzigd bij art. 15 K.B. 28 december 2006, B.S. 11 januari 2007, inwerkingtreding: 1 december 2004 (art. 16)

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  3. – Lid 4 gewijzigd bij art. 15 K.B. 28 december 2006, B.S. 11 januari 2007, inwerkingtreding: 1 december 2004 (art. 16)

    Hoofdstuk VII - KANTINE

    Art. 72.

    ¹[...]¹

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  1. – Opgeheven bij art. 30 K.B. 8 april 2011, B.S. 21 april 2011, inwerkingtreding: 1 september 2011 (art. 31, 3°)

    Art. 73.

    ¹[...]¹

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  1. – Opgeheven bij art. 30 K.B. 8 april 2011, B.S. 21 april 2011, inwerkingtreding: 1 september 2011 (art. 31, 3°)

    Hoofdstuk VIII - STRAFKLEDIJ

    Art. 74.

    Tenzij de ¹[adviseur-gevangenisdirecteur]¹ daartoe in uitzonderlijke gevallen toelating heeft verleend, zijn de veroordeelden wier straf meer dan drie maanden bedraagt, verplicht de strafkledij te dragen.

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  1. – Gewijzigd bij art. 15 K.B. 28 december 2006, B.S. 11 januari 2007, inwerkingtreding: 1 december 2004 (art. 16)

    Art. 75.

    De andere gedetineerden behouden hun eigen klederen, tenzij de ¹[adviseur-gevangenisdirecteur]¹, in het belang van de veiligheid, de reinheid en de menslievendheid, of de rechterlijke overheid, in het belang van het onderzoek, er anders over beschikt.

    Deze gedetineerden mogen ook van buiten en op eigen kosten de klederen laten komen, die zij nodig hebben. Zij mogen er, met inachtneming van de bepalingen van artikel 76, niet toe gedwongen worden hun eigen kledingstukken te dragen.

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  1. – Lid 1 gewijzigd bij art. 15 K.B. 28 december 2006, B.S. 11 januari 2007, inwerkingtreding: 1 december 2004 (art. 16)

    Art. 76.

    De gedetineerden die opgeroepen worden om voor de rechterlijke overheid te verschijnen, moeten hun eigen klederen dragen. Zijn deze niet behoorlijk, dan stelt de inrichting een fatsoenlijke kleding te hunner beschikking.

    Hoofdstuk IX - TUCHTREGIME

    Afdeling I - Tuchtregels

    Art. 77.

    ¹[...]¹

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  1. – Opgeheven bij art. 30 K.B. 8 april 2011, B.S. 21 april 2011, inwerkingtreding: 1 september 2011 (art. 31, 3°)

    Art. 78.

    Onder voorbehoud van eventuele tuchtstraffen zijn de gedetineerden die uit kwaadaardigheid of nalatigheid kledingstukken, beddengoed of meubelstukken, boeken, gereedschappen, tuigen en grondstoffen die te hunner beschikking zijn gesteld, vernielen of beschadigen, of enige schade toebrengen, verplicht de veroorzaakte schade, die dadelijk en zo juist mogelijk wordt vastgesteld, te vergoeden.

    Uit dien hoofde mogen door de ¹[adviseur-gevangenisdirecteur]¹ te bepalen bedragen van de hun verschuldigde sommen worden afgehouden.

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  1. – Lid 2 gewijzigd bij art. 15 K.B. 28 december 2006, B.S. 11 januari 2007, inwerkingtreding: 1 december 2004 (art. 16)

    Art. 79.

    ¹[...]¹

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  1. – Opgeheven bij art. 30 K.B. 8 april 2011, B.S. 21 april 2011, inwerkingtreding: 1 september 2011 (art. 31, 3°)

    Art. 80.

    ¹[...]¹

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  1. – Opgeheven bij art. 30 K.B. 8 april 2011, B.S. 21 april 2011, inwerkingtreding: 1 september 2011 (art. 31, 3°)

    Afdeling II - Straffen

    Art. 81.

    ¹[...]¹

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  1. – Opgeheven bij art. 2 K.B. 8 april 2011, B.S. 21 april 2011, inwerkingtreding: 1 september 2011 (art. 3, 2°)

    Art. 82.

    ¹[...]¹

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  1. – Opgeheven bij art. 2 K.B. 8 april 2011, B.S. 21 april 2011, inwerkingtreding: 1 september 2011 (art. 3, 2°)

    Art. 83.

    ¹[...]¹

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  1. – Opgeheven bij art. 2 K.B. 8 april 2011, B.S. 21 april 2011, inwerkingtreding: 1 september 2011 (art. 3, 2°)

    Art. 84.

    ¹[...]¹

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  1. – Na wijziging, opgeheven bij art. 2 K.B. 8 april 2011, B.S. 21 april 2011, inwerkingtreding: 1 september 2011 (art. 3, 2°)

    Art. 85.

    ¹[...]¹

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  1. – Na wijziging, opgeheven bij art. 2 K.B. 8 april 2011, B.S. 21 april 2011, inwerkingtreding: 1 september 2011 (art. 3, 2°)

    Art. 86.

    ¹[...]¹

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  1. – Na wijzigingen, opgeheven bij art. 2 K.B. 8 april 2011, B.S. 21 april 2011, inwerkingtreding: 1 september 2011 (art. 3, 2°)

    Art. 87.

    ¹[...]¹

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  1. – Na wijzigingen, opgeheven bij art. 2 K.B. 8 april 2011, B.S. 21 april 2011, inwerkingtreding: 1 september 2011 (art. 3, 2°)

    Art. 88.

    ¹[...]¹

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  1. – Na wijzigingen, opgeheven bij art. 2 K.B. 8 april 2011, B.S. 21 april 2011, inwerkingtreding: 1 september 2011 (art. 3, 2°)

    Art. 89.

    ¹[...]¹

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  1. – Opgeheven bij art. 7 K.B. 7 februari 1986, B.S., 26 maart 1986

    Art. 90.

    ¹[...]¹

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  1. – Na wijziging, opgeheven bij art. 2 K.B. 8 april 2011, B.S. 21 april 2011, inwerkingtreding: 1 september 2011 (art. 3, 2°)

    Hoofdstuk X - REGELS EIGEN AAN BEPAALDE GEDETINEERDEN

    Afdeling I - Verdachten, beklaagden en beschuldigden

    Art. 91.

    ¹[...]¹

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  1. – Na wijziging, opgeheven bij art. 30 K.B. 8 april 2011, B.S. 21 april 2011, inwerkingtreding: 1 september 2011 (art. 31, 3°)

    Art. 92.

    Ten aanzien van het regime waaraan de beklaagde onderworpen is, heeft het wettelijk uitgevaardigde verbod van vrij verkeer, uitgesproken door de onderzoeksrechter, geen andere gevolg dan de ontzegging van elke omgang met personen van buiten ¹[behalve met zijn advocaat]¹, dit is inzonderheid ¹[...]¹ met zijn familie, of met de andere gedetineerden; voor het overige moet de verdachte, ten opzichte van wie deze maatregel getroffen werd behandeld worden zoals de andere beklaagden; hij mag onder meer naar de individuele wandelplaats en naar de kapel gaan en het bezoek ontvangen van de aalmoezenier, ¹[de islamconsulent]¹ of van ¹[de moreel consulent]¹ en van de personeelsleden van de inrichting.

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  1. – Gewijzigd bij art. 2 K.B. 4 december 1990, B.S., 5 februari 1991; gewijzigd bij art. 3, 1°-2°, K.B. 26 september 1995, B.S., 19 oktober 1995; gewijzigd bij art. 17, a)-b), K.B. 23 maart 2001, B.S., 3 april 2001, inwerkingtreding: 1 april 2001 (art. 20)

    Afdeling II - Veroordeelden wegens politiek misdrijf, misdrijf samenhangend met een politiek misdrijf, persmisdrijf of tweegevecht

    Art. 93.

    ¹[...]¹

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  1. – Na wijziging, opgeheven bij art. 30 K.B. 8 april 2011, B.S. 21 april 2011, inwerkingtreding: 1 september 2011 (art. 31, 3°)

    Art. 94.

    ¹[...]¹

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  1. – Na wijziging, opgeheven bij art. 30 K.B. 8 april 2011, B.S. 21 april 2011, inwerkingtreding: 1 september 2011 (art. 31, 3°)

    Afdeling III - Abnormalen, recidivisten en landlopers

    Art. 95.

    Behoudens bijzondere bepalingen, is dit reglement van toepassing op de geïnterneerden van alle categorieën.

    Hoofdstuk XI - GENEESKUNDIGE DIENSTEN

    Afdeling I - Gewone geneeskunde

    Art. 96.

    De zieke gedetineerden ontvangen van de geneesheer van de inrichting de verzorging die hun toestand vereist.

    De beklaagden en beschuldigden mogen, met de toestemming van de ¹[adviseur-gevangenisdirecteur]¹, op eigen kosten een beroep doen op een door hun gekozen geneesheer.

    In dit geval zijn ook de artsenijrecepten te hunnen laste.

    De recepten van niet tot de inrichting behorende geneesheren worden medegedeeld aan de geneesheer die aan de inrichting is verbonden; de geneesheer kan zich tegen de uitvoering ervan verzetten als ze strijdig zijn met de wet of met een verordening tot uitvoering daarvan.

    Indien de niet tot de inrichting behorende geneesheer en de geneesheer die aan de inrichting verbonden is het niet eens zijn, wordt de betwisting voor scheidsrechterlijke beslissing voorgelegd aan de geneesheer-inspecteur van de strafinrichtingen. In afwachting van diens beslissing heeft het advies van de geneesheer der inrichting de overhand.

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  1. – Lid 2 gewijzigd bij art. 15 K.B. 28 december 2006, B.S. 11 januari 2007, inwerkingtreding: 1 december 2004 (art. 16)

    Tina Merckx

    Niettegenstaande conform de bewoording van dit artikel enkel een beklaagde dan wel beschuldigde een beroep zou kunnen doen op een eigen geneesheer, werd evenwel deze keuzemogelijkheid middels omzendbrief uitgebreid tot alle categorieën van gedetineerden (M.O. 9 augustus 1982).

    Art. 97.

    Zo de gedetineerde aangetast is door een aandoening, die niet behoorlijk in de inrichting kan behandeld worden, mag de ¹[adviseur-gevangenisdirecteur]¹, op het advies van de geneesheer aan de minister de toelating vragen om de gedetineerde naar het penitentiair genees- en heelkundig centrum over te brengen. Wanneer het een verdachte, een beklaagde of een beschuldigde betreft, wordt de toestemming gevraagd van het bevoegde parket.

    In geval van een ernstige aandoening, die niet gedurende de hechtenis kan behandeld worden, dan vraagt de ²[adviseur-gevangenisdirecteur]² op dezelfde wijze de toelating om de zieke naar een ziekenhuis over te brengen of, zo die gedetineerde een veroordeelde is, om hem voorlopig in vrijheid te stellen.

    Moet de gedetineerde in een ziekenhuis een heelkundige behandeling ondergaan die zijn leven in gevaar brengt, dan geeft de ³[adviseur-gevangenisdirecteur]³ daarvan onmiddellijk kennis aan de naaste familieleden door bemiddeling van de gemeenteoverheid van de woonplaats van de betrokkene.

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  1. – Lid 1 gewijzigd bij art. 15 K.B. 28 december 2006, B.S. 11 januari 2007, inwerkingtreding: 1 december 2004 (art. 16)

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  2. – Lid 2 gewijzigd bij art. 15 K.B. 28 december 2006, B.S. 11 januari 2007, inwerkingtreding: 1 december 2004 (art. 16)

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  3. – Lid 3 gewijzigd bij art. 15 K.B. 28 december 2006, B.S. 11 januari 2007, inwerkingtreding: 1 december 2004 (art. 16)

    Tina Merckx

    Er bestaan twee medische centra binnen de strafinrichtingen, meer bepaald het Penitentiair Genees- en Heelkundig Centrum (G.H.C) te Sint-Gillis en het Medische Centrum Brugge in het P.C. Brugge. Omzendbrieven bepalen de categorieën van gedetineerden dewelke in elk centrum worden opgenomen en de concrete werking van deze centra (M.O. 1 juli 1971, 1118/I; M.O. 3 februari 1992, 1576/I; M.O. 7 maart 1997, 1672/XII).

    Art. 98.

    Wanneer een gedetineerde naar een ziekenhuis wordt overgebracht, moet dit als een bijhuis van de strafinrichting worden beschouwd en zorgt de ¹[adviseur-gevangenisdirecteur]¹ van deze instelling, zo nodig, voor de bewaking van de overgebrachte gedetineerde.

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  1. – Gewijzigd bij art. 15 K.B. 28 december 2006, B.S. 11 januari 2007, inwerkingtreding: 1 december 2004 (art. 16)

    Tina Merckx

    Tijdens het verblijf in het ziekenhuis is het voor de gedetineerde mogelijk om bezoeken van zijn advocaat of familieleden en briefwisseling te ontvangen. Omwille van de specifieke situatie zijn deze aspecten aan bijzondere bepalingen onderworpen (M.O. 4 juli 1984, 1471/IV-XII).

    Afdeling II - Psychiatrie

    Art. 99.

    Het geneeskundig onderzoek met betrekking tot de geestestoestand van de gedetineerden wordt opgedragen aan de ¹[adviseur-generaal- geneesheren-antropologen]¹ wier activiteit wordt gecoördineerd en nagegaan door de ¹[adviseur-gevangenisdirecteur]¹ van de antropologische dienst der strafinrichtingen.

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  1. – Gewijzigd bij art. 15 K.B. 28 december 2006, B.S. 11 januari 2007, inwerkingtreding: 1 december 2004 (art. 16)

    Tina Merckx

    De antropologische diensten en de oriëntatie- en behandelingseenheden werden bij G.B. 4 februari 1998 vervangen door de Psychosociale diensten (afgekort PSD). Per strafinrichting beschikt men over een psychosociaal team bestaande uit de lokale PSD-directeur en één of meer psychiaters, psychologen en maatschappelijk assistenten. De taken van PSD-leden zijn zeer divers van aard en richten zich zowel tot gedetineerden, personeelsleden als het opstellen van wetenschappelijke adviezen (G.B. 4 februari 1998; M.O. 30 november 1999, 1705/XII).

    Tijdens het verblijf in het ziekenhuis is het voor de gedetineerde mogelijk om bezoeken van zijn advocaat of familieleden en briefwisseling te ontvangen. Omwille van de specifieke situatie zijn deze aspecten aan bijzondere bepalingen onderworpen (M.O. 4 juli 1984, 1471/IV-XII).

    Art. 100.

    De ¹[adviseur-generaal- geneesheren-antropoloog]¹ regelt al wat betrekking heeft op de behandeling van de gedetineerden, die aan zijn observatie onderworpen zijn.

    Wanneer de ²[adviseur-generaal- geneesheer-antropologen]² niet in de gemeente wonen, verlenen de geneesheren van de gewone dienst hun medewerking, door toezicht te houden op de toepassing van de voorgeschreven behandeling en door aan de gedetineerde de vereiste verzorging te verstrekken die voor zijn lichamelijke staat dringend nodig is.

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  1. – Lid 1 gewijzigd bij art. 15 K.B. 28 december 2006, B.S. 11 januari 2007, inwerkingtreding: 1 december 2004 (art. 16)

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  2. – Lid 2 gewijzigd bij art. 15 K.B. 28 december 2006, B.S. 11 januari 2007, inwerkingtreding: 1 december 2004 (art. 16)

    Art. 101.

    De ¹[adviseur-generaal- geneesheer-antroploog]¹ mag kennis nemen van het opsluitingsdossier van elke aan zijn onderzoek onderworpen gedetineerde; het personeel van de inrichting verstrekt hem, betreffende deze zelfde gedetineerden, alle inlichtingen en documenten, die nuttig geacht worden voor het vervullen van zijn ambt. Door bemiddeling van de minister en met inachtneming van de gebruikelijke procedure kan hij inzage vragen van de gerechtelijke dossiers van de aan zijn onderzoek onderworpen gedetineerden.

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  1. – Gewijzigd bij art. 15 K.B. 28 december 2006, B.S. 11 januari 2007, inwerkingtreding: 1 december 2004 (art. 16)

    Afdeling III - Maatregelen die dienen te worden getroffen t.o.v. sommige gedetineerden

    Art. 102.

    Wanneer een verdachte, een beklaagde of een beschuldigde geestesstoornissen vertoont, wanneer hij een poging tot zelfmoord heeft gedaan, of wanneer hij aan epilepsie lijdt, wordt dit zonder verwijl ter kennis gebracht van de rechterlijke overheid die zulke maatregel treft, als zij geraden acht.

    Art. 103.

    De veroordeelden wier geestestoestand tot gevolg zou kunnen hebben dat de wet tot bescherming van de maatschappij wordt toegepast, worden ter beschikking van de ¹[adviseur-generaal- geneesheer-antroploog]¹ naar de psychiatrische afdeling gezonden.

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  1. – Gewijzigd bij art. 15 K.B. 28 december 2006, B.S. 11 januari 2007, inwerkingtreding: 1 december 2004 (art. 16)

    Art. 104.

    In geval van behoorlijk vastgestelde krankzinnigheid en wanneer de bepalingen van de wet tot bescherming van de maatschappij van 1 juli 1964 niet toepasselijk zijn, zendt de ¹[adviseur-gevangenisdirecteur]¹, met het oog op opsluiting in een gesticht voor geesteszieken, het geneeskundig getuigschrift over aan de gemeenteoverheid.

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  1. – Gewijzigd bij art. 15 K.B. 28 december 2006, B.S. 11 januari 2007, inwerkingtreding: 1 december 2004 (art. 16)

    Hoofdstuk XII - VEILIGHEID EN HANDHAVING VAN DE ORDE

    Afdeling I - Als gevaarlijk aangeschreven gedetineerden

    Art. 105.

    De klederen van de als gevaarlijk aangeschreven gedetineerden, alsook de voorwerpen waarvan misbruik mocht kunnen worden gemaakt, worden elke avond uit hun cellen weggenomen en de volgende morgen teruggegeven.

    Art. 106.

    De cellen van de aan een bijzondere bewaking onderworpen gedetineerden, mogen 's nachts verlicht blijven.

    ¹[Art. 106bis.

    ¹[...]¹]¹

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  1. – Vernietigd bij arrest nr. 58.310, R.v.St., 21 februari 1996, A.P.M., 1996, 38

    Afdeling II - ¹[Gewelddaden, daden van weerspannigheid en daden van erge tuchteloosheid]¹

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  1. Opschrift vervangen bij art. 5 K.B. 7 februari 1986, B.S., 26 maart 1986

    Art. 107.

    ¹[...]¹

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  1. – Na wijzigingen, opgeheven bij art. 30 K.B. 8 april 2011, B.S. 21 april 2011, inwerkingtreding: 1 september 2011 (art. 31, 3°)

    Art. 108.

    ¹[...]¹

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  1. – Opgeheven bij art. 30 K.B. 8 april 2011, B.S. 21 april 2011, inwerkingtreding: 1 september 2011 (art. 31, 3°)

    Art. 109.

    ¹[...]¹

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  1. – Na wijzigingen, opgeheven bij art. 30 K.B. 8 april 2011, B.S. 21 april 2011, inwerkingtreding: 1 september 2011 (art. 31, 3°)

    Art. 110.

    ¹[...]¹

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  1. – Opgeheven bij art. 30 K.B. 8 april 2011, B.S. 21 april 2011, inwerkingtreding: 1 september 2011 (art. 31, 3°)

    Hoofdstuk XIII - ADMINISTRATIEVE VOORSCHRIFTEN

    Afdeling I - Opsluiting van vrouwen met hun kinderen

    Art. 111.

    De ¹[adviseur-gevangenisdirecteur]¹ mag niet weigeren een vrouw op te sluiten die vergezeld is van een kind, dat de zorgen van de moeder niet kan ontberen of een vrouw van wie wordt voorzien dat ze in de inrichting zal bevallen, tenzij ze zich gevangen geeft.

    De ²[adviseur-gevangenisdirecteur]² neemt de kinderen niet op die van hun moeder kunnen gescheiden worden.

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  1. – Lid 1 gewijzigd bij art. 15 K.B. 28 december 2006, B.S. 11 januari 2007, inwerkingtreding: 1 december 2004 (art. 16)

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  2. – Lid 2 gewijzigd bij art. 15 K.B. 28 december 2006, B.S. 11 januari 2007, inwerkingtreding: 1 december 2004 (art. 16)

    Art. 112.

    De kinderen, die samen met hun moeder opgenomen worden, mogen bij haar in haar kamer blijven. Zij beschikken er altijd over een afzonderlijke slaapstede.

    In de belangrijke inrichtingen worden voorzieningen getroffen om een kinderbewaarplaats met bevoegd personeel te organiseren, waar de zuigelingen zullen ondergebracht worden gedurende de tijd dat men hun moeder niet voor hen laat zorgen.

    Afdeling II - Sterfgevallen

    Art. 113.

    De ¹[adviseur-gevangenisdirecteur]¹ geeft aanstonds bericht van het overlijden van een gedetineerde, zo nodig per telegram, aan de burgemeester van de gemeente waar de overledene zijn woonplaats had, met verzoek de verwanten van de overledene daarvan onverwijld kennis te geven.

    Betreft het een vreemdeling of een staatloze dan wordt van zijn overlijden rechtstreeks aan het Bestuur van de Openbare Veiligheid bericht gegeven.

    De ²[adviseur-gevangenisdirecteur]² maakt de inventaris op van de klederen, verschillende voorwerpen en papieren, door de overledene nagelaten, opdat er rekenschap zou kunnen van gegeven worden aan zijn erfgenamen en aan zijn opvolgers.

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  1. – Lid 1 gewijzigd bij art. 15 K.B. 28 december 2006, B.S. 11 januari 2007, inwerkingtreding: 1 december 2004 (art. 16)

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  2. – Lid 3 gewijzigd bij art. 15 K.B. 28 december 2006, B.S. 11 januari 2007, inwerkingtreding: 1 december 2004 (art. 16)

    Art. 114.

    ¹[...]¹

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  1. – Opgeheven bij art. 30 K.B. 8 april 2011, B.S. 21 april 2011, inwerkingtreding: 1 september 2011 (art. 31, 3°)

    Afdeling III - Genade en voorwaardelijke invrijheidstelling

    Art. 115.

    ¹[De ²[adviseur-gevangenisdirecteur]² kan het initiatief nemen voor genadevoorstellen ten voordele van gedetineerden wanneer er bijzondere omstandigheden zijn en wanneer hij meent dat deze gedetineerden waardig zijn om in de clementie van de Koning aanbevolen te worden.]¹

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  1. – Na wijziging, vervangen bij art. 4 K.B. 4 april 2003, B.S., 16 mei 2003

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  2. – Gewijzigd bij art. 15 K.B. 28 december 2006, B.S. 11 januari 2007, inwerkingtreding: 1 december 2004 (art. 16)

    Art. 116.

    ¹[...]¹

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  1. – Na wijzigingen, opgeheven bij art. 4 K.B. 29 januari 2007, B.S. 1 februari 2007, inwerkingtreding: 1 februari 2007 (art. 5)

    Art. 117-118.

    ¹[...]¹

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  1. – Na wijzigingen, opgeheven bij art. 25 K.B. 10 februari 1999, B.S., 23 februari 1999, inwerkingtreding: 1 maart 1999 (art. 27)

    Afdeling IV - Invrijheidstellingen en overbrengingen

    Onderafdeling 1 - Invrijheidstellingen

    Art. 119.

    De ¹[adviseur-gevangenisdirecteur]¹ is ertoe gehouden de gedetineerden, wier straf verstreken is en wier gevangenzetting niet meer door een hechtenisbewijs is gerechtvaardigd, onmiddellijk in vrijheid te stellen.

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  1. – Gewijzigd bij art. 15 K.B. 28 december 2006, B.S. 11 januari 2007, inwerkingtreding: 1 december 2004 (art. 16)

    Tina Merckx

    Om te voorkomen dat gedetineerden zonder enige voorbereiding in vrijheid worden gesteld, dient elke gedetineerde waarvan men vermoed dat deze geen enkele gunstmaatregel zal genieten enige tijd voor het definitief ontslag uit de instelling voor het personeelscollege te verschijnen. Ter gelegenheid van deze verschijning wordt het treffen van maatregelen besproken met als doel reclassering te verzekeren (M.O. 17 september 1952, 471 R/VIII).

    Bij het verlaten van de gevangenis wordt de gedetineerde terug in het bezit gesteld van de goederen dewelke door hem in bewaring werden gegeven (M.O. 26 januari 1949, 256 R/VI/5; M.O. 23 december 1968, 1059/VI).

    Art. 120.

    Met het oog op de invrijheidstelling ter terechtzitting van beklaagden of beschuldigden die vrijgesproken worden en niet om een andere reden vastgehouden worden, overhandigen de ¹[adviseur-gevangenisdirecteurs]¹ aan de beambten, die ermee belast zijn enige gedetineerde, die opgeroepen wordt om voor een vonnisgerecht te verschijnen, uit de gevangenis te halen, een ondergetekende nota, waarin de reden van de hechtenis is vermeld en die overeenstemt met het door de minister voorgeschreven model.

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  1. – Gewijzigd bij art. 15 K.B. 28 december 2006, B.S. 11 januari 2007, inwerkingtreding: 1 december 2004 (art. 16)

    Tina Merckx

    Bij een vrijspraak, een veroordeling tot een voorwaardelijke straf of tot louter een geldboete dient de invrijheidsstelling onmiddellijk op de terechtzitting te gebeuren. Niettegenstaande het gebrek aan detentie kan de ontslagen verdachte er wel nog voor opteren om terug plaats te nemen in het celrijtuig teneinde in de strafinrichting zijn persoonlijke voorwerpen op te halen (M.O. 12 februari 1953, 484 R/VI; M.O. 5 oktober 1962, 852/XIV).

    Art. 121.

    ¹[...]¹

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  1. – Opgeheven bij art. 30 K.B. 8 april 2011, B.S. 21 april 2011, inwerkingtreding: 1 september 2011 (art. 31, 3°)

    Art. 122.

    ¹[...]¹

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  1. – Na wijziging, opgeheven bij art. 30 K.B. 8 april 2011, B.S. 21 april 2011,

    Enjoying the preview?
    Page 1 of 1