Discover millions of ebooks, audiobooks, and so much more with a free trial

Only $11.99/month after trial. Cancel anytime.

Duiding Collectieve schuldenregeling
Duiding Collectieve schuldenregeling
Duiding Collectieve schuldenregeling
Ebook9,184 pages90 hours

Duiding Collectieve schuldenregeling

Rating: 0 out of 5 stars

()

Read preview

About this ebook

Grondige commentaar op de procedure van de collectieve schuldenregeling met alle relevante aspecten: Het eerste hoofdstuk voorziet de artikelen 1675 Ger.W. van een theoretische duiding, met klassieke verwijzingen naar rechtspraak en rechtsleer. Maar om een procedure collectieve schuldenregeling op te volgen en te evalueren moeten de betrokken actoren ook opzoekingswerk doen in de wettelijke bepalingen van de meest verscheidene rechtstakken. Daarom worden deze materies ook in dit werk door specialisten uitgebreid geduid: OCMW, erfenis, fiscus, echtscheiding, onderhoudsgeld, familierechtbank ,pro deo advocaat, verkoop , verjaring, huur, consumentenkrediet en bescherming, energie, telecom, RVA, arbeidsrecht  IBO, werkloosheid, gezinsbijslag, maximumfactuur en OMNIO statuut, zorgverzekering, tegemoetkoming gehandicapten, pensioen , invaliditeit, handel drijven , voorlopig bewind , … Al deze onderwerpen worden op een praktische doch ook stevig juridisch onderbouwde wijze uiteengezet. De wetgeving wordt  tevens aangevuld met een zeer praktische en concrete toelichting in functie van wat voor CSR belangrijk is.

De financiële implicaties van een wet worden telkens toegelicht, met de vermelding van nuttige websites, adressen, cijfers, lijsten, …
De hoofdvraag waarvan dit werk is uitgegaan, is: Wat wil een praktijkjurist over dit item weten en wat zijn de problematieken waarmee hij dagelijks geconfronteerd wordt?

Voor de schuldbemiddelaars, de OCMW's, de magistraten, de maatschappelijk werkers, de advocaten en de vele juristen die betrokken zijn bij deze procedure is dit omvangrijk werk  (circa 1800 blz) een nuttige leidraad.

LanguageNederlands
Release dateAug 20, 2015
ISBN9782804459765
Duiding Collectieve schuldenregeling

Related to Duiding Collectieve schuldenregeling

Related ebooks

Reviews for Duiding Collectieve schuldenregeling

Rating: 0 out of 5 stars
0 ratings

0 ratings0 reviews

What did you think?

Tap to rate

Review must be at least 10 words

    Book preview

    Duiding Collectieve schuldenregeling - Johan Beliën

    (art.45)

    Algemene inhoudsopgave van de duiding

    I. Collectieve Schuldenregeling

    Wet 10 oktober 1967 - Ger.W.

    Wouter Coucke

    Bespreking bij art. 1675/2

    1. Inleiding

    2. Objectieve toelaatbaarheidsvoorwaarden

    2.1. § 1. Een natuurlijke persoon waarvan de voornaamste belangen zich in België bevinden.

    2.2. § 2. Niet-handelaar

    2.3. § 3. Geen vroegere herroeping

    3. Inhoudelijke toelaatbaarheidsvoorwaarden

    3.1. § 1. De overmatige schuldenlast

    3.2. § 2. Men mag het onvermogen niet bewust hebben bewerkstelligd

    3.3. § 3. De procedurele goede trouw: toelaatbaarheidsvoorwaarde of niet?

    Evelien Timbermont

    Bespreking bij art. 1675/3

    1. Algemeen: de doelstellingen van de collectieve schuldenregeling

    2. Eerste doelstelling: De financiële toestand van de verzoeker herstellen

    3. Tweede doelstelling: Het waarborgen van de menselijke waardigheid

    Bespreking bij art. 1675/4

    1. Wijze van inleiding

    2. Verplichte vermeldingen

    Bespreking bij art. 1675/5

    1. Invloed op de lopende procedures

    Bespreking bij art. 1675/6

    1. De uitspraak omtrent de toelaatbaarheid van de ingestelde vordering

    2. De aanstelling van een schuldbemiddelaar, een gerechtsdeurwaarder en/of een notaris

    3. De toekenning van de volledige of gedeeltelijke rechtsbijstand

    4. Het ter kennis brengen van de beschikking

    Bespreking bij art. 1675/7

    1. De gevolgen van de beschikking van toelaatbaarheid

    1.1. Het ontstaan van een toestand van samenloop

    1.1.1. Algemeen

    1.1.2. De samenloop betreft het gehele vermogen van de verzoeker

    1.1.3. Schulden in de boedel vs. boedelschulden

    1.1.4. Het einde van de samenloop

    1.2. Voor de schuldenaar

    1.2.1. De onmogelijkheid om over zijn vermogen te beschikken

    1.3. Voor de schuldeisers

    1.3.1. Schorsing van de middelen van tenuitvoerlegging

    1.3.2. Schorsing van de verjaring

    1.3.3. Schorsing van de zakelijke zekerheden en de voorrechten

    1.3.4. Schorsing van de interesten

    1.4. Een aantal bijzonderheden: schuldvergelijking en nettingovereenkomsten

    1.4.1. Schuldvergelijking

    1.4.2. Nettingovereenkomsten

    Bespreking bij art. 1675/8

    Inlichtingen over het vermogen van de schuldenaar

    Bespreking bij art. 1675/9

    1. Het ter kennis brengen van de beschikking van toelaatbaarheid

    2. De rubriekrekening

    3. De aangifte van de schuldvorderingen

    4. Het leefgeld

    Bespreking bij art. 1675/10

    1. Het uitgangspunt: de minnelijke aanzuiveringsregeling

    2. Het opstellen van een minnelijke aanzuiveringsregeling

    2.1. Voorafgaand: doorlichting van de financiële toestand van de schuldenaar

    2.2. Termijn

    2.3. Aanvang

    2.4. Inhoud

    2.4.1. Algemeen

    2.4.2. De prioritaire betaling van bepaalde schulden

    2.4.3. Overige maatregelen

    2.5. De kennisgeving van het ontwerp van minnelijke aanzuiveringsregeling

    2.6. Het vetorecht van elke individuele schuldeiser

    2.7. Naderhand: het inlichten van de rechter omtrent de onderhandelingen

    Bespreking bij art. 1675/11

    1. Geen akkoord omtrent het voorstel van minnelijke aanzuiveringsregeling

    2. De zitting

    3. De tweede fase: de gerechtelijke aanzuiveringsregeling

    Bespreking bij art. 1675/12

    1. De gerechtelijke aanzuiveringsregeling: de terugbetaling van alle schulden

    2. De duur van de gerechtelijke aanzuiveringsregeling

    3. De prioritaire betaling van bepaalde schulden

    Laurence De Vijlder

    Bespreking bij art. 1675/13

    1. Situering binnen de procedure collectieve schuldenregeling

    2. Geen automatisme

    3. Voorwaarden

    4. Niet vatbaar voor kwijtschelding

    4.1. Onderhoudsgelden

    4.2. De schadevergoeding voor het herstel van lichamelijke schade veroorzaakt door een misdrijf

    4.3. De restschulden na faillissement

    4.4. De penale boeten

    5. Duurtijd van de gerechtelijke aanzuiveringsregeling (aanvang – moratorium – niet verlengbaar – minimum en maximumduurtijd)

    6. Prioritaire betaling van de schulden die het recht om een menswaardig leven te leiden in het gedrang brengen (art. 1675/13, § 6 Ger.W.)

    7. De schuldbemiddelaar, de arbeidsauditeur, de schuldenaar of elke belanghebbende schuldeiser kan door een eenvoudige schriftelijke verklaring, die ter griffie wordt neergelegd, de zaak opnieuw voor de rechter brengen (art. 1675/14 Ger.W.)

    8. Beschikbaar bedrag voor verzoekers

    9. Rechtsmiddelen tegen een vonnis dat een gerechtelijke aanzuiveringsregeling oplegt of verwerpt

    Bronvermelding

    Evelien Timbermont

    De totale kwijtschelding van schulden (art. 1675/13bis)

    De uitbetaling van het leefgeld (art. 1675/13ter)

    De herziening (art. 1675/14)

    Te geldemaking goederen (art. 1675/14bis)

    Wouter Coucke

    Bespreking bij art. 1675/15

    1. Inleiding

    2. De gronden tot herroeping

    3. Procedure

    4. Gevolgen van de herroeping

    5. Beëindiging van de collectieve schuldenregeling op initiatief van de schuldenaar

    Evelien Timbermont

    Bespreking bij art. 1675/16

    1. Het ter kennis brengen van oproepingen, beslissingen en uitspraken

    2. Rechtsmiddelen

    2.1. Hoger beroep

    2.2. Derdenverzet

    2.3. Voorziening in cassatie

    Persoonlijke zekerheidsstelling (art. 1675/16bis)

    Bespreking bij art. 1675/17

    1. Wie kan als schuldbemiddelaar optreden?

    2. De onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de schuldbemiddelaar

    3. De mededeling van informatie aan de schuldenaar en de verslaggeving aan de rechter

    4. De vervanging van de schuldbemiddelaar

    5. De aansprakelijkheid van de schuldbemiddelaar

    Het beroepsgeheim van de schuldbemiddelaar (art. 1675/18)

    Bespreking bij art. 1675/19

    1. Het ereloon, de emolumenten en de kosten van de schuldbemiddelaar

    2. Het Fonds ter Bestrijding van Overmatige Schuldenlast

    Bespreking bij K.B. 18 december 1998 - Schuldbemiddelaar, ereloon, emolumenten en kosten, barema's

    Bespreking bij K.B. 9 augustus 2002 - Fonds ter bestrijding van Overmatige Schuldenlast, werking

    II. Uitgebreidere onderwerpen

    II.A. OCMW en ACW

    Rik Marynissen

    Maatschappelijke integratie en maatschappelijke dienstverlening door OCMW’s met bijzondere aandacht voor de procedure collectieve schuldenregeling

    1. Inleiding

    2. Algemeen: maatschappelijke integratie en maatschappelijke dienstverlening

    2.1. Basiswetgeving

    2.2. Bevoegdheid

    2.3. Maatschappelijke integratie: tewerkstelling of leefloon

    2.3.1. Voorwaarden

    2.3.2. Bedragen

    2.3.3. Sociaal onderzoek en procedure

    2.3.4. Stopzetting – terugvordering – sancties

    2.4. Maatschappelijke dienstverlening

    2.4.1. Financiële hulp en voorschotten

    2.4.2. Aanvullende financiële hulp (bv. Huurwaarborg)

    2.4.3. Andere vormen van maatschappelijke dienstverlening

    2.4.4. Sociaal onderzoek en procedure

    2.5. Bijzondere vorm van maatschappelijke dienstverlening: budget- en schuldhulpverlening

    3. OCMW’s op verschillende manieren betrokken bij een procedure collectieve schuldenregeling

    3.1. Het OCMW helpt bij het opstellen van een verzoekschrift om toegelaten te worden tot de collectieve schuldenregeling

    3.2. Het OCMW treedt op als schuldbemiddelaar

    3.3. Het OCMW betaalt leefloon of geeft financiële hulp

    3.4. Het OCMW is werkgever

    3.4.1. Het OCMW als werkgever

    3.4.2. Tewerkstelling op basis van art. 60, § 7 en art. 61 OCMW-wet

    3.5. Het OCMW is schuldeiser

    4. Begeleiding van een cliënt in collectieve schuldenregeling

    4.1. Procedurele waarborgen voor de cliënt

    4.1.1. Informatie voor de cliënt

    4.1.2. De hoogte van het leefgeld

    4.1.3. Bezwaar tegen een ontwerp

    4.1.4. Herziening van een aanzuiveringsregeling

    4.1.5. Vervanging van de schuldbemiddelaar

    4.1.6. Stopzetting van de procedure collectieve schuldenregeling

    4.1.7. Algemeen: signaleren van problemen aan de rechter

    4.2. Budgethulpverlening: budgetbeheer of budgetbegeleiding

    4.3. Voorwaarden of begeleidingsmaatregelen in een collectieve schuldenregeling

    4.4. Leefloon of financiële hulp tijdens een collectieve schuldenregeling

    4.4.1. Leefloon of financiële hulp

    4.4.2. Voorschotten

    4.4.3. Terugvorderbare hulp

    4.5. Aandacht voor sociale zekerheid en sociale voordelen

    4.5.1. Juridische tweedelijnsbijstand

    4.5.2. Sociaal Verwarmingsfonds

    4.5.3. Fonds ter Reductie van de Globale Energiekost

    4.5.4. Sociale huur

    4.5.5. Zorgverzekering

    4.5.6. Basisbankdienst

    4.5.7. Uitbreiding van de faillissementsverzekering

    5. Literatuur en bronnen

    Youri Nuytinck

    Centra voor Algemeen Welzijnswerk (CAW) in de collectieve schuldenregeling

    1. Inleiding

    2. De opdracht van het CAW binnen een collectieve schuldenregeling

    2.1. Rol van brugfiguur

    2.2. Rol van informatieverstrekker

    2.3. Rol van belangenbehartiger

    2.4. Rol van begeleider

    3. Samenwerking tussen hulpverlener en schuldbemiddelaar

    4. Mandaat van een CAW binnen de collectieve schuldenregeling

    II.B. Fiscale verplichtingen

    K.B. 10 april 1992 - WIB92

    Luc De Meyere

    Inkomstenbelastingen: belastbare basis

    1. Definities

    2. Onderhoudsgelden: belastbaarheid en aftrekbaarheid

    3. De belastingvrije som

    4. Pensioenen en werkloosheidsuitkering

    Vestiging en invordering van de inkomstenbelastingen

    1. Aangifte

    2. Onderzoek en controle

    2.1. Plichten van de belastingplichtige

    2.2. Gemene bepalingen inzake recht van onderzoek ten aanzien van de belastingplichtige en derden

    3. Bewijsmiddelen van de administratie

    4. De aanslagprocedure

    4.1. De wijziging van aangifte

    4.2. De aanslag van ambtswege

    5. De aanslag

    5.1. De aanslagtermijnen

    5.2. Aanslagjaar en belastbaar tijdperk

    6. Rechtsmiddelen

    6.1. Administratief beroep: bezwaarschrift

    6.2. Administratief beroep: ambtshalve ontheffing

    6.3. Bemiddeling

    6.4. Gerechtelijke procedure

    7. Invordering

    7.1. Belastingschuldigen

    7.2. Invordering op de inkomsten van de feitelijk gescheiden echtgenoot

    7.3. Betwiste belastingen

    7.4. Betaaltermijnen

    7.5. Onbeperkt uitstel van de invordering van directe belastingen

    7.6. Interesten

    7.6.1. Nalatigheidsinteresten

    7.6.2. Moratoriuminteresten

    8. Rechten en voorrechten van de schatkist inzake invordering

    8.1. Voorrecht van de schatkist

    8.2. Wettelijke hypotheek

    9. Verjaring

    10. Administratieve sancties

    10.1. Belastingverhogingen

    10.2. Fiscale geldboete

    Artikel 334 Programmawet van 27 december 2004

    Decr. Vl. Parl. 13 december 2013 - Vlaamse Codex Fiscaliteit

    Erfbelasting in het Vlaams Gewest

    Decr. Vl. Parl. 30 mei 2008 - Provincie- en gemeentebelastingen, vestiging, invordering en geschillenprocedure

    Lokale belastingen Vlaams Gewest

    1. Kohier en aanslag

    2. Ambtshalve aanslag

    3. Administratieve geldboete

    4. Bezwaarprocedure

    4.1. Wie kan bezwaar indienen?

    4.2. Bevoegde administratieve overheid

    4.3. Het bezwaarschrift

    4.4. Bezwaartermijn

    4.5. Behandeling van het bezwaarschrift

    4.6. Beslissingstermijn

    II.C. Strafrecht

    Wet 8 juni 1867 - Sw.

    Steven Vandromme

    1. Verschillende soorten van straffen

    1.1. De opsomming

    1.2. De geldboete en de opdeciemen

    1.3. De vervangende gevangenisstraf en het vervangend rijverbod

    1.4. De verbeurdverklaring

    1.5. De teruggave en de schadevergoeding

    2. Tenietgaan van straffen/verjaring

    Decr. 17 november 1808 - Sv.

    Steven Vandromme

    3. Verzoeken in verband met inbeslaggenomen zaken

    3.1. Het strafrechtelijk kort geding

    3.1.1. Procedure

    3.1.2. Eenieder die geschaad wordt door een opsporingshandeling m.b.t. zijn goederen

    3.1.3. De procedure

    3.1.4. Mogelijke beslissingen van de procureur des Konings

    3.1.5. Hoger beroep

    3.1.6. Cassatieberoep

    3.1.7. Vanaf de aanhangigmaking van de zaak bij de rechtbank of het hof

    3.2. De vervreemding of teruggave tegen betaling van inbeslaggenomen goederen.

    3.2.1. Vervreemding of teruggave tegen betaling van een waarborg van inbeslaggenomen goederen

    3.2.2. De procedure

    3.2.3. Verhaal bij de kamer van inbeschuldigingstelling

    3.2.4. De uitvoering van de beslissing

    3.3. De vernietiging van inbeslaggenomen zaken

    3.4. Het beslag in strafzaken: begrip en doel

    3.5. Wat kan in beslag worden genomen?

    3.5.1. Alles wat dienen kan om de waarheid aan de dag te brengen.

    3.5.2. Alles wat een van de in de artikelen 42 en 43quater Sw. bedoelde zaken schijnt uit te maken

    3.6. Strafrechtelijk beslag op een onroerend goed

    3.6.1. Verzegeling

    3.6.2. Strafrechtelijk onroerend beslag

    3.6.2.1. Toepassingsgebied

    3.6.2.2. Vormvereisten met het oog op publiciteit naar derden toe

    3.7. Strafrechtelijk beslag bij equivalent

    3.7.1. Het begrip

    3.7.2. Vormvereisten

    3.7.3. Strafrechtelijk beslag bij derden

    3.8. Vormvereisten bij inbeslagname in strafzaken

    3.8.1. Algemeen

    3.8.2. Beslag op vorderingen

    4. Inwinnen van bankgegevens

    4.1. Inwinnen van bankgegevens

    4.2. Toepassingsvoorwaarden

    4.3. Onder toezicht plaatsen van bankrekeningen, bankkluizen en financiële instrumenten

    4.4. Bevriezing van banktegoeden

    4.5. Medewerkings- en geheimhoudingsplicht voor de banken

    5. Minnelijke schikking en bemiddeling in strafzaken

    6. Tenuitvoerlegging van het vonnis

    7. Uitwissing van veroordelingen

    8. Herstel in eer en rechten

    9. Centraal Orgaan van de inbeslagneming en de verbeurdverklaring

    Wet 17 mei 2006 - Wet strafuitvoering

    Steven Vandromme

    10. Uitvoeringsmodaliteiten bij vrijheidsstraffen

    10.1. Door de minister van Justitie toe te kennen modaliteiten

    10.1.1. De uitgaansvergunning (art. 4 en 5)

    10.1.2. Het penitentiair verlof (art. 6 tot 9)

    10.1.3. De onderbreking van de strafuitvoering (art. 15 tot 20)

    10.2. De door de strafuitvoeringsrechter/strafuitvoeringsrechtbank toe te kennen strafuitvoeringsmodaliteiten

    10.2.1. De voorwaardelijke invrijheidstelling

    10.2.2. De voorlopige invrijheidstelling met het oog op verwijdering van het grondgebied of met het oog op overlevering

    10.2.3. Beperkte detentie en elektronisch toezicht

    10.2.4. Opvolging en controle (art. 62 en 63)

    10.2.5. Herroeping, schorsing en herziening van een strafuitvoeringsmodaliteit

    10.2.6. De definitieve invrijheidstelling (art. 71)

    II.D. Erfenis en nalatenschap

    Yves Coeckelberghs

    1. De nalatenschap aanvaarden?

    1.1. De schuldenaar informeert de schuldbemiddelaar kort na het overlijden

    1.1.1. Zuivere aanvaarding

    1.1.2. Verwerping

    1.1.3. Aanvaarding onder voorrecht van boedelbeschrijving

    1.1.4. Keuzevrijheid voor de schuldenaar?

    1.2. De schuldenaar informeert de schuldbemiddelaar geruime tijd na het overlijden

    2. Bij de notaris: de vereffening-verdeling

    II.E. Samenloop met voorlopig bewind

    Marnix Moerman

    1. Onderscheid tussen en cumul van CSR en voorlopig bewind / aflijning van de mandaten en bevoegdheden

    1.1. Bekwaamheid tegenover onbekwaamheid

    1.2. Belang en opzet

    1.3. Duur

    1.4. Samenwerking tussen de beschermde persoon, de schuldbemiddelaar en bewindvoerder

    1.5. Oorzaak en gevolg

    1.6. De vergoeding van de voorlopige bewindvoerder is een boedelschuld

    2. Cumul aan bescherming geeft een cumul aan machtigingen

    2.1. Machtiging om een verzoek tot toelaatbaarverklaring in te dienen

    2.2. Kan de bewindvoerder een aanzuiveringsvoorstel aanvaarden zonder machtiging?

    2.3. Machtigingen tot verkoop van goederen

    II.F. Zelfstandige en collectieve schuldenregeling

    Marnix Moerman

    1. De zelfstandige en de toelaatbaarheid

    2. Is het statuut van zelfstandige onverenigbaar met de beschikking van toelaatbaarheid en moet ze leiden tot de herroeping?

    2.1. Algemeen

    2.2. De schuldenaar is zelfstandige op het moment van de indiening van het verzoekschrift tot collectieve schuldenregeling

    2.3. De schuldenaar wordt zelfstandige na de indiening van het verzoekschrift tot collectieve schuldenregeling

    2.3.1. Voorafgaande machtiging van de arbeidsrechtbank

    2.3.2. Is ook een handelsactiviteit mogelijk?

    2.3.3. Risico op boedelschulden: BTW, sociale zekerheid, …

    2.3.4. De taak van de schuldbemiddelaar

    2.3.5. Stopzetting onder druk van een vraag tot herroeping

    II.G. Personen- en familierecht

    Olivier De Pauw

    1. Vestiging van een relatie

    1.1. Feitelijke samenwoning

    1.1.1. Begrip (102 BW / 108 BW)

    1.1.2. Vestiging (103 – 105 BW)

    1.1.3. Gevolgen (110 – 111 BW)

    1.1.4. Gevolgen voor de schuldbemiddeling

    1.2. Wettelijke samenwoning

    1.2.1. Begrip (1475 § 1 BW)

    1.2.2. Vestiging (1475 § 2 BW, 1476, § 1 / 1476bis / 1476ter)

    1.2.3. Gevolgen (1477 – 1478 BW)

    1.2.4. Gevolgen voor de schuldbemiddeling

    1.3. Huwelijk

    1.3.1. Begrip

    1.3.2. Het primair huwelijksstelsel

    1.3.3. Het secundair huwelijksstelsel: de huwelijksvermogensstelsels (art. 1387 e.v. Ger.W.)

    1.3.3.1. Het wettelijk stelsel

    1.3.3.2. Gemeenschap van goederen

    1.3.3.3. Zuivere scheiding van goederen

    1.3.3.4. Afwijkende regelingen

    1.3.4. Gevolgen voor de schuldbemiddeling

    2. Tijdelijke relatiebreuk

    2.1. Feitelijke samenwoning

    2.1.1. Situering

    2.1.2. Procedure (art. 584 Ger.W.)

    2.1.3. Maatregelen

    2.1.4. Specifieke gevolgen voor de schuldbemiddeling

    2.2. Wettelijke samenwoning

    2.2.1. Situering

    2.2.2. Procedure (art. 1479 BW)

    2.2.3. Gevolgen

    2.2.4. Specifieke gevolgen voor de schuldbemiddeling

    2.3. Huwelijk

    2.3.1. Situering

    2.3.2. Procedure (art. 223 BW)

    2.3.3. Gevolgen

    2.3.4. specifieke gevolgen voor de schuldbemiddeling

    3. Definitief tenietgaan van een relatie

    3.1. Overlijden van één der partners

    3.2. Ontbinding van de feitelijke samenwoning (103-105 BW)

    3.2.1. Begrip

    3.2.2. Procedure

    3.2.3. Gevolgen

    3.2.4. Gevolgen voor de schuldbemiddeling

    3.3. Ontbinding van de wettelijke samenwoning

    3.3.1. Begrip

    3.3.2. Procedure

    3.3.3. Gevolgen

    3.3.4. Gevolgen voor de schuldbemiddeling

    3.4. Ontbinding van het huwelijk: de echtscheiding (art. 229, § 1 t.e.m. § 3 en 230)

    3.4.1. Begrip

    3.4.2. Mogelijke procedures

    3.4.2.1. Echtscheiding met onderlinge toestemming

    3.4.2.2. Echtscheiding door onherstelbare ontwrichting van het huwelijk

    3.4.3. Gevolgen

    3.4.4. Gevolgen voor de schuldbemiddeling

    3.4.4.1. Algemeen

    3.4.4.2. Beide echtgenoten zijn onderworpen aan de collectieve schuldenregeling

    3.4.4.3. Slechts één van de echtgenoten is onderworpen aan de collectieve schuldenregeling

    4. Kinderen

    4.1. Mogelijke maatregelen bij de relatiebreuk tussen de ouders

    4.1.1. Inleiding

    4.1.2. Ouderlijk gezag (art. 373-374/375/376 en 379 BW)

    4.1.3. Verblijf en domicilie (374 en 375bis BW)

    4.1.4. Bijdrage in de opvoeding en het onderhoud (203 en 203bis BW, art. 336 BW en art 1477, § 3 BW)

    4.1.4.1. Onderhoudsbijdrage

    4.1.4.2. Bijdrage in de buitengewone kosten of in de verblijfsoverschrijdende kosten

    4.1.4.3. Aanpassing aan de index van de consumptieprijzen

    4.1.4.4. Ontvangstmachtiging

    4.1.4.5. De dienst voor alimentatievorderingen (D.A.V.O.)

    4.1.5. Kinderbijslag en eventuele andere sociale voordelen

    4.1.6. Fiscaal voordeel

    4.2. Burgerlijke procedures inzake kinderen

    4.2.1. Vóór 1 september 2014: specifieke procedures en samenhang

    4.2.2. Vanaf 1 september 2014: de familierechtbank

    II.H. Verkoop onroerend goed

    Christophe Verwilghen

    1. Verkoopsbemiddeling

    2. Verkoop uit de hand

    3. Openbare verkoop

    4. Rangregeling

    II.I. Wet op het taalgebruik

    Bespreking bij art. 38

    II.J. Internationale dimensie: Europese Verordening nr. 1346/2000

    Bespreking bij Verord. (EG) nr. 1346/2000 Raad 29 mei 2000 - Insolventieverordening

    II.K. Gerechtelijk Recht

    Cindy Penninck

    Wet 10 oktober 1967 - Ger.W.

    1. Collectieve schuldenregeling en juridische eerstelijnsbijstand

    (Boek IIbis Ger.W. – art. 508/1 t.e.m. 508/5 Ger.W.)

    2. Collectieve schuldenregeling en juridische tweedelijnsbijstand

    (Boek IIIbis Ger.W. – artikelen 508/6 t.e.m. 508/18 Ger.W.; KB van 18 december 2003 tot vaststelling van de voorwaarden van de volledige of gedeeltelijke kosteloosheid van de juridische tweedelijnsbijstand en de rechtsbijstand)

    3. Collectieve schuldenregeling en kosteloze rechtsbijstand

    (art. 664 Ger.W. e.v.)

    Barema voor toekenning kosteloze tweedelijnsbijstand, geldig vanaf 1 september 2014

    Aanvraagformulier tot het bekomen van juridische tweedelijnsbijstand

    II.L. Voorrechten en hypotheken

    Joris Van Camp

    1. Arbeid

    Inleiding

    1. Bronnen van het arbeidsrecht – hiërarchie van de normen

    1.1. Internationale bronnen

    1.2. Nationale bronnen

    1.3. Hiërarchie van de nationale rechtsbronnen

    2. Taalgebruik in de arbeidsbetrekkingen

    2.1. Historiek en situering

    2.2. Toepassingsgebied

    2.3. De nietigheidssanctie

    3. Bevordering van de tewerkstelling

    3.1. Herintegratie van langdurig werklozen

    3.2. Invoegbedrijven

    3.3. Start- en stagebonus

    3.4. Tewerkstelling van jongeren in de socialprofitsector

    3.5. Vlaamse tewerkstellingspremie van 50-plussers

    3.6. Financiële tegemoetkomingen van de Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling (thans ACTIRIS)

    3.7. Startbaanovereenkomsten

    3.8. Dienstencheques

    3.9. Doorstromingsprogramma's

    4. Scholing

    4.1. Doorstromingsprogramma's

    4.1.1. Beroepsopleiding door de VDAB

    4.1.2. Rechten van de cursist (premie)

    4.1.3. Initiatief tot de opleiding

    4.1.4. IBO in een onderneming

    4.1.5. Een curatieve IBO

    4.1.6. Een instapstage

    4.1.7. IBO interim

    4.2. Leerovereenkomst

    4.2.1. De leerovereenkomst

    4.2.2. Sociale zekerheidssituatie van de leerling

    Joris Van Camp

    2. Tijdskrediet, loopbaanvermindering en landingsbanen

    1. Algemeen

    1.1. CAO nr. 103 NAR 27 juni 2012

    1.2. Algemeen recht op tijdskrediet

    1.3. Tijdskrediet met een bijzonder motief

    1.4. Landingsbanen oudere werknemers

    1.5. Tewerkstellingsvoorwaarden

    1.5.1. Verlenging van het tijdskrediet

    2. Aanvraag en procedure

    3. Federale vergoedingen

    3.1. Federale vergoeding bij tijdskrediet of loopbaanvermindering

    3.2. Federale vergoeding bij landingsbanen

    3.3. Cumulatieregels

    3.4. Fiscale en parafiscale afhoudingen

    3.5. Wijzigingen door het koninklijk besluit van 30 december 2014

    4. Aanmoedigingspremies in de privé-sector

    4.1. Voorafgaandelijk akkoord nodig

    4.2. Tewerkstelling in het Vlaamse gewest

    4.3. Anciënniteitsvoorwaarde

    4.4. Drie verschillende premies

    4.5. Zorgkrediet

    4.6. Opleidingskrediet

    4.7. Ondernemingen in moeilijkheden of herstructurering

    4.8. Fiscale en parafiscale inhoudingen

    4.9. Suppletoire regeling

    4.10. Aanvraagprocedure

    4.11. Vlaamse premies Vlaamse non-profit sector

    5. Palliatief verlof, uitvoering art. 100bis Herstelwet 22 januari 1985

    6. Loopbaanonderbreking, bijstand of verzorging zwaar ziek gezins- of familielid

    7. Loopbaanonderbreking, recht op ouderschapsverlof (CAO nr. 64 NAR 29 april 1997)

    8. Onderbrekingsuitkeringen en premies: schematisch overzicht

    9. Bijlagen

    9.1. Bijlage I. Bedragen CAO nr. 77bis, thematische verloven en Vlaamse aanmoedigingspremie vanaf 1 oktober 2010

    9.1.1. Onderbrekingsuitkeringen

    9.1.2. Thematische verloven

    9.1.3. Vlaamse aanmoedigingspremies

    9.1.3.1. Gewone privé-sector

    9.1.3.2. Vlaamse non-profitsector

    9.2. Bijlage II. Overzicht van de toekenningsvoorwaarden

    9.3. Bijlage 3. Berekening van de tewerkstellingsvoorwaarde van 12 of 24 maanden

    Joris Van Camp

    3. Arbeidsovereenkomstenrecht

    1. De arbeidsovereenkomst algemeen

    1.1. Toepassingsgebied

    1.1.1. Algemeen

    1.1.2. Schijnzelfstandigheid

    1.1.3. Onderscheid werkman – bediende

    1.1.4. Andere soorten arbeidsovereenkomsten

    1.2. Dwingend karakter van de wet

    1.3. Tijdsduur

    1.4. Deeltijdse overeenkomst

    1.5. Verjaring

    1.6. Verplichtingen werknemer

    1.7. Verantwoordelijkheid voor schade

    1.8. Verplichtingen werkgever

    1.9. Schorsing van de utitvoering

    1.10. Einde van de overeenkomst

    1.10.1. Wederzijdse toestemming

    1.10.2. Ontbindend beding

    1.10.3. Afloop van de termijn of voltooiing van het afgesproken werk

    1.10.4. Wil van de partijen

    1.10.5. Impliciet ontslag

    1.10.6. Overmacht

    1.10.7. Beëindiging vóór de uitvoering van de overeenkomst.

    1.11. Opzeg en ontslag

    1.11.1. Opzegging - begrip

    1.11.2. Wijze van kennisgeving van de opzegging

    1.11.3. Aanvangstijdstip van de opzeggingstermijn

    1.11.4. Nietigheid van de opzegging

    1.11.5. Ingangsdatum opzeg

    1.11.6. Opzeggingstermijn

    1.11.7. Opzeggingsvergoeding

    2. Arbeidsovereenkomst werklieden

    2.1. Scholing

    2.2. Gewaarborgd loon

    2.3. Einde van de overeenkomst

    3. Arbeidsovereenkomst bediende

    3.1. Gewaarborgd loon

    3.2. Schorsing

    3.3. Einde van de overeenkomst

    Ria Matthijssens

    4. De overeenkomst voor tewerkstelling van studenten

    4.1. Arbeidsovereenkomst met studenten

    4.2. Het begrip student

    4.3. Vermoeden van ondergeschikt verband

    4.4. Studentenarbeid als zelfstandige

    4.5. Uitsluitingen

    4.6. Formaliteiten bij het sluiten van een overeenkomst voor een tewerkstelling van studenten

    4.7. Kennisgeving aan het Toezicht op de Sociale Wetten

    4.8. Sociaal document

    4.9. Sanctie in geval van afwezigheid van een geschrift

    4.10. Automatische proefperiode

    4.11. Einde van de overeenkomst voor tewerkstelling van studenten

    4.12. Rechtsbekwaamheid van de student

    Joris Van Camp

    4. Loon

    1. Toepassingsgebied Loonbeschermingswet

    2. Begrip 'loon'

    3. Loonbetaling bij CSR

    4. Modaliteiten van betaling

    5. Afrekening

    6. Inhouding op loon

    7. Loonsoverdracht

    8. Hoofdelijke aansprakelijkheid

    II.N. Wet marktpraktijken en consumentenbescherming

    Paul Cambie

    Wet Marktpraktijken en schuldbemiddeling: Boek VI Wetboek van Economisch Recht: Inleiding

    1. Historiek en doelstelling van de Wet Marktpraktijken en consumentenbescherming: correct marktgedrag, ook ten aanzien van de consument

    2. Structuur van de wetgeving inzake marktpraktijken en consumentenbescherming

    2.1. Rekening houden met andere boeken van het WER

    2.2. Structuur van Boek VI Marktpraktijken en consumentenbescherming- voor schuldbemiddeling relevante onderwerpen uit het wetboek

    2.3. Cumulatieve toepassing met de bepalingen inzake elektronische handel en de dienstenwet

    Hoofdstuk 1. Toepassingsgebied Boek VI: onderneming vs. consument, en enkele belangrijke andere definities

    1. Belangrijkste definities die het toepassingsgebied vaststellen

    1.1. Onderneming: (art. I.1.1°, WER)

    1.2. Consument: art. I.1, 2°, WER

    1.3. Producten zijn ‘goederen’ en diensten’ (I.1.4°, 5°, en 6° WER)

    1.4. De notie financiële diensten (art. I.8, 18° WER)

    Hoofdstuk 2. Informatie van de markt (Titel 2 Boek VI WER)

    1. Algemene Informatieverplichting: art. VI.2. WER- actieve informatieplicht door onderneming omtrent kenmerken en voorwaarden overeenkomst

    2. Prijs- of tariefaanduiding: art. VI.3. WER

    Hoofdstuk 3. Overeenkomsten met consumenten (Titel 3 WER)

    1. Transparantieverplichting: art.VI.37 WER

    2. Enkele specifieke verboden

    3. Overeenkomsten op afstand

    3.1. Begrip overeenkomsten op afstand

    3.2. Bij verkoop via het internet gezamenlijke toepassing van de bepalingen inzake elektronische handel (Boek XII van het WER)

    3.3. Informatieverplichtingen

    3.3.1. Voorafgaandelijke informatie

    3.3.2. Bevestiging minimale informatie en eventuele vervroegde uitvoering per duurzame gegevensdrager

    3.4. Herroepingsrecht

    3.4.1. Principe

    3.4.2. Hoe uitoefenen? Herroepingsformulier

    3.4.3. Gevolgen van de herroeping

    3.4.4. Uitzonderingen op het herroepingsrecht (art. VI.53 WER)

    3.5. Bewijslast en dwingend recht (art. VI.62 en VI.63 WER)

    3.6. Overeenkomsten op afstand m.b.t. de levering van gas en elektriciteit: het Akkoord en de Gedragscode

    4. Buiten verkoopruimten gesloten overeenkomsten (art. VI.64 tot VI.74 WER)

    4.1. Toepassingsgebied sterk verruimd: definities van art. I.8.31°, en 32° WER

    4.2. Beschermingsregeling identiek aan overeenkomsten op afstand

    4.2.1. Minimale informatieverplichtingen (art. VI.64 en 65 WER)

    4.2.2. Herroepingsrecht (art. VI.67 tot 73 WER)

    4.2.3. Verbod tot het vragen van enig voorschot of betaling gedurende 7 werkdagen

    5. Gezamenlijk aanbod (art. VI.80 en 81, WER)

    6. Onrechtmatige bedingen (art. I.8.22° en VI.82-88 WER)

    6.1. De algemene norm: artikel I.1.8.22° WER

    6.2. De ‘zwarte lijst’: artikel VI.83 WER

    6.2.1. Artikelen VI.83, 1°, en 29° WER: ‘potestatieve voorwaarde’ en beperking engagement van de onderneming

    6.2.2. Art. VI.83, 26° WER: Instemming van de consument

    6.2.3. Art. VI.83, 2°, 3°, 4°, 5° en 6° WER: Eenzijdige wijzigingen aan de overeenkomst en eenzijdige beoordelingsbevoegdheid

    6.2.4. Art. VI.83, 7°, 8°, 9°, 12°, 16°, 30°, 31° WER: Beperkingen van de verweermiddelen van de consument

    6.2.5. Art. VI.83, 13°, en 30° WER: beperkingen van de verplichtingen van de onderneming- exoneratiebedingen

    6.2.6. Art. VI.83, 17°, en 24° WER: Schadebedingen

    6.2.7. Art. VI.83, 18°, 19°, 20° WER: Duur van de overeenkomst

    6.2.8. Art. 74, 21°, 22°, en 23° WMPC (art. VI.83, 21°, 22°, 23° WER): Geschillenbeslechtingsclausules

    7. Bewijsstukken: art. VI.88 en 89 WER

    7.1. Bewijsstukken

    7.2. Bestelbon

    8. Art. VI.91 WER: Verlenging van dienstenovereenkomsten

    8.1. Vooreerst worden er bepaalde vormvereisten gesteld met betrekking tot de opname van een beding tot stilzwijgende verlenging.

    8.2. Inhoudelijke beperking tot maximum twee maand opzeg

    Hoofdstuk 4. Verboden praktijken (art. VI.92-109 WER)

    1. Oneerlijke handelspraktijken jegens consumenten (art. VI.92-109 WER)

    1.1. Misleidende handelspraktijken (art.97-100 WER)

    1.1.1. Open norm misleidende handelspraktijken: artikel VI.97 WER

    1.1.2. Art. VI.98 WER: verwarringstichting en niet-nakoming gedragscode waaraan gebonden

    1.1.3. Art. VI. 99, § 1 en 2 WER: misleiding door omissie

    1.1.4. Art. VI.99, § 3 WER: rekening houdend met communicatiemiddelen

    1.1.5. Art. VI.98, § 4 WER: uitnodiging tot aankoop

    1.1.6. Zwarte lijst misleidende handelspraktijken (art. VI.100 WER)

    1.2. Agressieve handelspraktijken: art. VI.101-103 WER

    1.2.1. Open norm agressieve handelspraktijken: art. VI.101 en 102 WER

    1.2.2. Zwarte lijst agressieve handelspraktijken: artikel VI.103 WER

    1.3. Oneerlijke handelspraktijken: art. VI.93 WER

    1.4. Art. VI.38 WER: Burgerlijke sancties op oneerlijke handelspraktijken

    2. Bescherming tegen ongewenste ‘aan de persoon gerichte’ reclame (art. VI.110 tot 114, en enkele bepalingen in Boek XV WER en Boek XVII)

    Hoofdstuk 5. Specifieke administratieve en gerechtelijke controle- en sanctioneringsmechanismen

    1. Het optreden van de Administratie ter handhaving van de bepalingen van de Wet Marktpraktijken: Boek XV WER

    1.1. Het opstellen van een proces-verbaal: art. XV.2 en 3 WER

    1.2. De waarschuwingsprocedure: art. XV.31 WER

    1.3. Het voorstel tot minnelijke schikking: art. XV.61 WER

    2. De vordering tot staking: Boek XVII WER

    2.1. Art. XVII.7 en 12 WER: Wie kan de vordering instellen?

    2.2. Art. XVII.10, 11 en 12 WER: Tegen wie kan de vordering ingesteld worden?

    2.2.1. Doel van de procedure en ‘samenloopverbod’ toegepast op de onrechtmatige bedingen

    2.2.2. Procedure- Opleggen van een termijn- maatregelen van openbaarmaking: art. XVII. 3, 4, 6 WER

    3. De rechtsvordering tot collectief herstel (Boek XVII, Titel 2 WER)

    II.O. Wet consumentenkrediet

    Johan Beliën

    Het lot van consumentenkredieten in het kader van een collectieve schuldenregeling

    1. Inleiding en definitie van het consumentenkrediet

    2. Gevolgen van de beschikking van toelaatbaarheid tot de procedure collectieve schuldenregeling (verder CSR genoemd) op lopende kredieten, meer bepaald consumentenkredieten

    3. Welke posten kunnen er worden ingediend

    3.1. Bij reeds voordien opgezegde kredietovereenkomsten

    3.2. Bij lopende kredietovereenkomsten

    3.3. Mogelijkheid tot opname van lopende kredietovereenkomsten door aanvaarding ervan als schuld van de boedel

    3.4. Mogelijkheid tot verlenging van de termijn van de kredietovereenkomst

    4.Wat is de taak van de schuldbemiddelaar bij nazicht van een ingediende kredietvordering en organisatie grote samenloop

    4.1. Administratieve afhandeling <-> marginale controle <-> uitgebreide controle van de ingediende vorderingen

    4.2. Meldingen van consumentenkredieten bij de BNB/CKP nagaan, alsook het centraal register beslagberichten

    4.3. Nazicht van ingeroepen eigendomsvoorbehoud en voorrechten, waarin de kredietgever vaak gesubrogeerd werd

    4.4. Nazicht verjaringstermijn van kredieten

    5. Wat met afspraken omtrent de afbetaling van consumentenkredieten tussen debiteuren onderling, EOT’s en echtscheidingsvonnissen/vonnissen dringende voorlopige maatregelen?

    6. Wie kan er consumentenkredietschulden indienen?

    7. Wat is het lot van de kosteloze persoonlijke zekerheidssteller

    7.1. Pluraliteit van ondertekenaars –hoofdelijkheid

    7.2. Artikel 1675/7 § 2 al 3 Ger.W.: geen middelen van tenuitvoerlegging tot homologatie of PV- niet akkoord

    7.3. Persoonlijke zekerheidstellers kunnen bevrijding vragen als ze kosteloos zijn

    7.4. Zijn samenwonenden kosteloze borgen van elkaar of niet?

    7.5. Soms gebeurt denaturatie van mede-kredietnemer naar persoonlijke zekerheidssteller

    II.P. Verjaring in het Burgerlijk Wetboek

    Christophe Verwilghen

    1. Algemeen

    2. Berekening, stuiting en schorsing (art. 2242-2261 BW)

    2.1. Berekening

    2.2. Stuiting

    2.3. Schorsing

    3. Verjaringstermijnen (art. 2262bis en art. 2271-2278 BW)

    3.1. Tienjarige verjaringstermijn voor persoonlijke rechtsvorderingen

    3.2. Dubbele verjaringstermijn van vijf en twintig jaar voor buitencontractuele aansprakelijkheidsvorderingen

    3.3. Vijfjarige verjaringstermijn

    3.4. Tweejarige verjaringstermijn

    3.5. Eenjarige verjaringstermijn

    3.6. Zesmaandelijkse verjaringstermijn

    II.Q. Verjaring in het Burgerlijk Wetboek

    Wet 21 november 1989 - WAM 1989

    Geert Jocqué

    1.1. Oprichting en samenstelling van het Tariferingsbureau

    1.2. Doelstelling van het Tariferingsbureau

    2.1. Aanvraag bij het Tariferingsbureau

    2.2. Weigering door de verzekeraar

    2.3. Afwezigheid van reactie van de verzekeraar

    3.1. Termijn voor de aanvraag en behandeling door het bureau

    3.2. Vaststelling van de premie

    3.3. Kennisgeving van de premie

    4. Bespreking bij art. 9quinquies

    Wet 21 maart 1804 - B.W.

    Kim Devolder

    1. De foutieve daad

    2. Fout - objectief element

    3. Inbreuk op een specifieke rechtsnorm

    4. Inbreuk op de zorgvuldigheidsnorm

    5. Fout - subjectief element

    6. Schuldbekwaamheid

    7. Rechtvaardigingsgronden

    8. Het causaal verband

    9. Equivalentietheorie

    10. Bewijs van het oorzakelijk verband

    11. Pluraliteit van oorzaken

    12. Verbreking causaal verband

    13. De schade

    Arent De Dapper

    Bespreking bij art. 1384

    1. Lid 1

    1.1. Principes

    1.2. Toepassingsvoorwaarden

    1.3. Weerlegging van het vermoeden van aansprakelijkheid

    2. Lid 2

    2.1. Principes

    2.2. Toepassingsvoorwaarden

    2.3. Weerlegging van het vermoeden van aansprakelijkheid

    3. Lid 3

    3.1. Principes

    3.2. Toepassingsvoorwaarden

    3.3. Weerlegging van het vermoeden van aansprakelijkheid

    4. Lid 4

    4.1. Principes

    4.2. Toepassingsvoorwaarden

    4.3. Weerlegging van het vermoeden van aansprakelijkheid

    Bespreking bij art. 1385

    1. Principes

    2. Toepassingvoorwaarden

    3. Weerlegging van het vermoeden van aansprakelijkheid

    4. In het wegverkeer

    Wet 21 november 1989 - WAM 1989

    Tim Greven en Filip Tollenaere

    1. Toepassingsgebied

    1.1. Huurovereenkomst

    1.1.1. De verplichte schriftelijke huurovereenkomst

    1.1.2. Wie kan een huurcontract sluiten?

    1.2. Hoofdverblijfplaats

    1.3. Toestemming verhuurder

    1.4. Contractuele uitsluiting van hoofdverblijfplaats

    1.5. Verschillende huurders

    2. Het aangaan van het huurcontract

    2.1. De verplichte affichering van de huurprijs en de gemeenschappelijke lasten

    2.2. De huurschatter

    2.3. Bemiddelingskosten vastgoedmakelaar

    3. Modaliteiten

    3.1. Bepalingen van aanvullend en van dwingend recht

    3.2. Verbod op huisdieren

    3.3. Verbod voor schotelantennes

    3.4. Onderhuur

    3.5. Registratie van het huurcontract

    3.6. Staat van het gehuurde goed

    3.7. Renovatieovereenkomst

    3.8. Huurherstellingen

    3.9. Duur van de overeenkomst

    3.9.1. Huurovereenkomst van negen jaar

    3.9.2. Huurovereenkomsten van korte duur

    3.9.3. Dubbele voorwaarde in de Woninghuurwet

    4. Einde van de huurovereenkomst

    4.1. Opzeg van de huurovereenkomst

    4.1.1. Huurovereenkomsten van 9 jaar

    4.1.1.1. Opzegmogelijkheden verhuurder

    4.1.1.2. Opzegmogelijkheden huurder

    4.1.2. Huurovereenkomsten van korte duur

    4.1.3. Huurovereenkomsten van meer dan 9 jaar

    4.1.4. Huurovereenkomsten voor het leven van de huurder

    4.2. Andere beëindigingsmanieren van het huurcontract

    4.2.1. Onderling akkoord

    4.2.2. Ontbinding van het huurcontract wegens niet-nakoming van verbintenissen

    4.2.3. Toeval of overmacht

    4.2.4. Onteigening

    4.2.5. De persoonlijke situatie van de huurder

    4.2.6. Het overlijden van huurder of verhuurder

    5. De huurprijs

    5.1. De indexatie van de huurprijs

    5.2. De huurder kan de huurprijs niet betalen

    5.3. Gerechtelijke uithuiszetting

    5.4. Vlaams Fonds ter bestrijding van uithuiszettingen (B.Vl. Reg. Houdende instelling van een tegemoetkoming van het Fonds ter bestrijding van de uithuiszettingen van 4 oktober 2013)

    5.5. Gemeenschappelijke lasten en kosten

    6. De waarborg voortaan maximum twee maanden

    7. Bijzondere aandachtspunten voor de schuldbemiddelaar

    7.1. Overlijden van de huurder

    7.2. Versnelde betaling van huurschulden

    7.3. De vervreemding(verkoop) van de woning

    II.R. Huur/huisvesting

    II.R.1. Woninghuur

    Tim Greven en Filip Tollenaere

    1. Toepassingsgebied

    1.1. Huurovereenkomst

    1.1.1. De verplichte schriftelijke huurovereenkomst

    1.1.2. Wie kan een huurcontract sluiten?

    1.2. Hoofdverblijfplaats

    1.3. Toestemming verhuurder

    1.4. Contractuele uitsluiting van hoofdverblijfplaats

    1.5. Verschillende huurders

    2. Het aangaan van het huurcontract

    2.1. De verplichte affichering van de huurprijs en de gemeenschappelijke lasten

    2.2. De huurschatter

    2.3. Bemiddelingskosten vastgoedmakelaar

    3. Modaliteiten

    3.1. Bepalingen van aanvullend en van dwingend recht

    3.2. Verbod op huisdieren

    3.3. Verbod voor schotelantennes

    3.4. Onderhuur

    3.5. Registratie van het huurcontract

    3.6. Staat van het gehuurde goed

    3.7. Renovatieovereenkomst

    3.8. Huurherstellingen

    3.9. Duur van de overeenkomst

    3.9.1. Huurovereenkomst van negen jaar

    3.9.2. Huurovereenkomsten van korte duur

    3.9.3. Dubbele voorwaarde in de Woninghuurwet

    4. Einde van de huurovereenkomst

    4.1. Opzeg van de huurovereenkomst

    4.1.1. Huurovereenkomsten van 9 jaar

    4.1.1.1. Opzegmogelijkheden verhuurder

    4.1.1.2. Opzegmogelijkheden huurder

    4.1.2. Huurovereenkomsten van korte duur

    4.1.3. Huurovereenkomsten van meer dan 9 jaar

    4.1.4. Huurovereenkomsten voor het leven van de huurder

    4.2. Andere beëindigingsmanieren van het huurcontract

    4.2.1. Onderling akkoord

    4.2.2. Ontbinding van het huurcontract wegens niet-nakoming van verbintenissen

    4.2.3. Toeval of overmacht

    4.2.4. Onteigening

    4.2.5. De persoonlijke situatie van de huurder

    4.2.6. Het overlijden van huurder of verhuurder

    5. De huurprijs

    5.1. De indexatie van de huurprijs

    5.2. De huurder kan de huurprijs niet betalen

    5.3. Gerechtelijke uithuiszetting

    5.4. Vlaams Fonds ter bestrijding van uithuiszettingen (B.Vl. Reg. Houdende instelling van een tegemoetkoming van het Fonds ter bestrijding van de uithuiszettingen van 4 oktober 2013)

    5.5. Gemeenschappelijke lasten en kosten

    6. De waarborg voortaan maximum twee maanden

    7. Bijzondere aandachtspunten voor de schuldbemiddelaar

    7.1. Overlijden van de huurder

    7.2. Versnelde betaling van huurschulden

    7.3. De vervreemding(verkoop) van de woning

    II.R.2. Sociale huur

    Tim Greven en Filip Tollenaere

    1. Algemene begripsomschrijving Sociale Huur

    1.1. Relevante kenmerken van de sociale huurovereenkomst

    1.2. Inschrijvings- en toelatingsvoorwaarden

    1.2.1. Meerderjarigheid

    1.2.2. Inkomensvoorwaarde

    1.2.2.1. Inkomen

    1.2.2.2. Actueel besteedbaar inkomen

    1.2.2.3. Verhoogde inkomensgrenzen

    1.2.2.4. Persoon ten laste

    1.2.3. Eigendomsvoorwaarde

    1.2.4. Voorwaarde van taalbereidheid

    1.2.5. Voorwaarde inburgeringsbereidheid

    1.2.6. Voorwaarde van inschrijving in het bevolkings- of vreemdelingenregister

    2. Kandidatuurstelling

    2.1. Inschrijvingsregister voor kandidaat-huurders

    2.2. Formaliteiten bij de inschrijving

    3. Toewijzing van een sociale huurwoning

    3.1. Algemene toewijzingsregels (art. 17 B.Vl. Reg. 12 oktober 2007)

    3.2. Lokale toewijzingsregels (art. 26 en 27 B.Vl. Reg. 12 oktober 2007)

    3.3. Weigering van een toewijzing (art. 22 B.Vl. Reg. 12 oktober 2007)

    4. De typehuurovereenkomst

    5. De rechten en plichten van de verhuurder en de huurder tijdens de huurovereenkomst

    5.1. Huurder

    5.2. Verhuurder

    5.3. Staat van het gehuurde goed

    5.3.1. Plaatsbeschrijving

    5.3.2. Onderhouds- en herstelplicht van de partijen

    5.3.2.1. Huurder

    5.3.2.2. Verhuurder

    6. Huurprijsberekening

    6.1. Huurprijs gekoppeld aan inkomen sociale huurder

    6.2. De patrimonium- en gezinskorting

    6.3. De aangepaste huurprijs

    6.4. Aanpassingen aan de basishuurprijs

    6.5. Geen dubbele huur bij een verhuis naar een andere sociale woning van dezelfde sociale huisvestingsmaatschappij

    7. Huurwaarborg

    8. Einde van de huurovereenkomst

    8.1. Gerechtelijke ontbinding

    8.2. Opzegging door de huurder (art. 31 e.v. typehuurovereenkomst)

    8.3. Opzegging door de sociale huisvestingsmaatschappij

    8.4. Akte van loonafstand in de sociale huurovereenkomst (art. 27 wet 12 april 1965 betreffende bescherming loon werknemers)

    9. Nuttige adressen

    II.S. Energie

    Cedric Degreef en Thomas Deruytter

    1. Contractsluiting met en verandering van leverancier

    1.1. Vlaams Gewest

    1.1.1. Vrije leverancierskeuze

    1.1.2. Vlotte switch van leverancier

    1.1.3. Verbrekings- en/of schadevergoedingen

    1.2. Brussels Hoofdstedelijk Gewest

    2. Opzegging leveringscontract door de leverancier (droppen)

    2.1. Vlaams Gewest

    2.1.1. Algemene voorwaarden van leveranciers

    2.1.2. Beschermingsmaatregelen bij wanbetaling

    2.1.3. Beschermingsmaatregelen bij opzegging van het leveringscontract

    2.2. Brussels Hoofdstedelijk Gewest

    3. Budgetmeters

    3.1. Vlaams Gewest

    3.1.1. Algemeen

    3.1.2. Plaatsen, in- en uitschakelen van een budgetmeter

    3.1.3. Minimale levering van elektriciteit

    3.1.4. Minimale levering van aardgas

    3.1.5. Opladen van de budgetmeter

    3.1.6. Uitschakelen en herinschakelen van de stroombegrenzer bij een budgetmeter voor elektriciteit

    3.1.7. Schuldafbouw via de budgetmeter

    3.1.8. Indienen van een verzoek tot afsluiting

    3.1.9. Bijzondere bepalingen m.b.t. de budgetmeter voor aardgas

    3.2. Brussels Hoofdstedelijk Gewest

    4. Afsluiting door de netbeheerder

    4.1. Vlaams Gewest

    4.1.1. Sociale energiemaatregelen

    4.1.2. Problematische verhuis of verhuis zonder afspraak/inlichting (MOZA)

    4.1.3. Fraude

    4.1.4. Leegstaande woning

    4.1.5. Afsluiting om andere reden dan wanbetaling

    4.1.6. Geen afsluiting tijdens de winterperiode

    4.1.7. Heraansluiting

    4.2. Brussels Hoofdstedelijk Gewest

    5. Beschermde klanten – Sociale maximumprijzen

    5.1. Vlaams Gewest

    5.2. Brussels Hoofdstedelijk Gewest

    6. Jaarlijkse toekenning gratis hoeveelheid elektriciteit

    7. Klachtenbehandeling

    7.1. Vlaams Gewest

    7.2. Brussels Hoofdstedelijk Gewest

    8. Nuttige contactgegevens

    8.1. Federaal

    8.2. Vlaams Gewest

    8.3. Brussels Hoofdstedelijk Gewest

    II.T. Telefoon, internet, tv

    Michel Van Bellinghen

    1. Opzeg contracten

    1.1. Van toepassing zijnde wetgeving:

    1.2. Hoe de verschillende contracten bij alle operatoren beëindigen?

    1.3. Kan een abonnee zijn nummer behouden indien hij van operator verandert?

    1.3.1. Voor een vast nummer

    1.3.2. Voor een mobiel nummer

    2. Schadevergoeding

    2.1. Van toepassing zijnde wetgeving:

    2.2. Waar zijn de regels inzake schadevergoeding te vinden?

    2.3. Hoeveel kost het om van operator te veranderen?

    2.4. Wat is het bedrag van de schadevergoeding ingeval van vroegtijdige beëindiging van een contract?

    2.5. Heeft de abonnee recht op schadevergoeding?

    3. Duurtijd en vervanging van contracten

    3.1. Van toepassing zijnde wetgeving:

    3.2. Waar is de duurtijd van een contract te vinden en hoe lang is de duurtijd?

    3.3. Hoe kan een contract van (on)bepaalde duur in een contract van bepaalde duur omgezet worden?

    4. (Basis)factuur, kostenbeheer, verandering van tariefplan, betwisting en onbetaalde rekening

    4.1. Van toepassing zijnde wetgeving:

    4.2. Hoe kan de abonnee zijn factuur controleren?

    4.3. Hoe weet de abonnee of hij het juiste tariefplan heeft gekozen?

    4.4. Is het switchen van tariefplan bij dezelfde operator mogelijk?

    4.5. Hoe wordt de abonnee beschermd tegen onverwacht hoge facturen?

    4.6. Hoe werkt het waarschuwingssysteem?

    4.7. Op welk soort diensten en verkeer is het waarschuwingssysteem van toepassing?

    4.8. Hoe wordt een klacht ingediend?

    5. Sociale tarieven

    5.1. Van toepassing zijnde wetgeving:

    5.1.1. Definitie

    5.1.2. Reglementair kader

    5.1.3. Toekenningsvoorwaarden

    5.1.3.1. Ouder zijn dan 65 jaar EN:

    5.1.3.2. Voor meer dan 66% gehandicapt zijn (volgens een administratieve of gerechtelijke beslissing) EN

    5.1.3.3. Een leefloon ontvangen EN

    5.1.3.4. Gehoorgestoord zijn (gehoorverlies van minstens 70 dB voor het beste oor) of samenwonen met zijn/haar gehoorgestoord kind of kleinkind EN

    5.1.3.5. Een laryngectomie hebben ondergaan of samenwonen met een kind of kleinkind dat een laryngectomie heeft ondergaan EN

    5.1.3.6. Een militaire oorlogsblinde zijn

    5.1.4. Wat te doen om het sociale tarief te krijgen?

    5.1.5. Operatoren die het sociale tarief verstrekken

    5.1.6. De kortingen

    5.1.6.1. Kortingen die gelden voor 65-plussers, personen met een handicap, gehoorgestoorden, personen die een laryngectomie hebben ondergaan of militaire oorlogsblinden:

    5.1.6.1.1. De begunstigde wenst enkel voor vaste telefonie een korting

    5.1.6.1.2. De begunstigde wenst enkel voor mobiele telefonie een korting

    5.1.6.1.3. De begunstigde wenst enkel voor internet een korting

    5.1.6.1.4. De begunstigde wenst een korting voor internet en vaste telefonie

    5.1.6.1.5. De begunstigde wenst een korting voor internet en mobiele telefonie

    5.1.6.2. Kortingen die gelden voor leefloontrekkenden:

    5.1.6.2.1. De begunstigde wenst enkel voor vaste telefonie een korting

    5.1.6.2.2. De begunstigde wenst enkel voor mobiele telefonie een korting

    5.1.6.2.3. De begunstigde wenst enkel voor internet een korting

    5.1.6.2.4. De begunstigde wenst een korting voor internet en vaste telefonie

    5.1.6.2.5. De begunstigde wenst een korting voor internet en mobiele telefonie

    II.U. Registratieberichten Collectieve Schuldenregeling

    Bespreking

    II.V. Sociale Zekerheid

    II.V.1. Werkloosheid

    Lien Coenen

    Algemene inleiding

    Besl. W. 28 december 1944 - Sociale zekerheid, arbeiders

    Lien Coenen

    1. Algemene regeling werkloosheid

    1.1. Inleiding

    1.2. Contactgegevens van de RVA

    1.3. Personeel toepassingsgebied van de werkloosheidsreglementering

    1.4. Commentaar bij § 11: Gerechtskosten in sociale zaken

    1.5. Commentaar bij § 13: De verjaring

    2. PWA-werk

    K.B. 25 november 1991 - Werkloosheidsbesluit

    Lien Coenen

    1. Begrippen: deeltijdse werknemers met behoud van rechten

    2. Toelaatbaarheidsvoorwaarden

    2.1. Wachttijd

    2.1.1. Algemeen

    2.1.2. Te bewijzen minimum aantal arbeidsdagen (art. 30 en 32)

    2.1.3. Correcties

    2.1.4. Berekening van het aantal dagen

    2.2. Wachttijd van de vrijwillig deeltijdse werknemer

    2.3. Inschakelingsuitkeringen voor jongere werklozen

    2.4. Bewijs van arbeidsdagen

    2.5. Gelijkgestelde dagen

    2.6. Vreemde en staatloze werknemers

    3. Toekenningsvoorwaarden

    3.1. Onvrijwillig zonder arbeid en zonder loon zijn

    3.2. Arbeid

    3.2.1. Afwezigheid van arbeid

    3.2.2. De uitoefening van een vennootschapsmandaat

    3.3. Vrijwilligerswerk

    3.4. Loon

    3.5. Voorlopige uitkeringen

    3.6. Verlaten van een passende dienstbetrekking

    3.7. Sancties

    3.8. Verwittiging en uitstel

    3.9. Beschikbaarheid voor de arbeidsmarkt

    3.10. Inschrijving als werkzoekende

    3.11. Activering van het zoekgedrag naar werk

    3.12. Arbeidsgeschiktheid

    3.13. Medisch onderzoek

    3.14. Andere voorwaarden: Inleiding

    3.15. Verblijf in België

    3.16. Vreemde en staatloze werklozen

    3.17. Oproeping door het werkloosheidsbureau

    3.18. Staking en lock-out

    3.19. PWA-werk

    3.20. Langdurige werkloosheid

    3.21. Vrijstelling van bepaalde toekenningsvoorwaarden: Inleiding

    3.22. Artikel 89: Vrijstellingen voor oudere werknemers

    3.23. Vrijstelling wegens sociale en familiale moeilijkheden

    3.24. Goede trouw

    4. Berekening van de uitkeringen: Inleiding

    4.1. Voltijdse werknemers

    4.2. Deeltijdse Werknemers

    4.3. Tijdelijke werkloosheid

    4.4. Het bedrag van de daguitkering: Inleiding

    4.5. Gezinstoestand

    4.6. Gemiddeld dagloon

    4.7. Indexering van de uitkeringen

    4.8. Berekening van het bedrag van de werkloosheidsuitkering

    4.8.1. Werkloosheidsperioden

    4.8.2. Tabel

    4.9. Herziening van het basisloon

    4.10. Uitvoeringsbepalingen

    4.11. Bijzondere uitkeringen voor jongere werklozen

    5. De procedure: de uitbetalingsinstellingen

    5.1. Indiening van de uitkeringsaanvraag

    5.2. Werkloosheidsbewijs

    5.3. Uitvoeringsbepalingen

    5.4. Controleverplichtingen

    5.5. Behandeling van de uitkeringsaanvraag

    5.6. Hoorplicht van de RVA

    5.7. Overschrijding van de beslissingstermijn

    5.8. Ingangsdatum van het recht op uitkeringen

    5.9. Herziening van de beslissing

    5.10. Beroep

    6. Administratieve sancties: Inleiding

    6.1. Beoordelingsvrijheid van de directeur van het werkloosheidsbureau

    6.2. Uitsluiting

    6.3. Herhaling

    6.4. Voorlopige schorsing

    7. Betaling: Opdracht, middelen en controle van de uitbetalingsinstellingen

    8. Nieuwe beslissing RVA

    9. Terugvordering van uitkeringen

    9.1. Verzaking

    10. Strafbepalingen

    M.B. 26 november 1991 - Werkloosheidsreglementering, toepassingsregelen

    Lien Coenen

    Ambtsgebieden van de uitbetalingsbureaus van de Hulpkas voor werkloosheidsuitkeringen

    Passende dienstbetrekking

    Medische ongeschiktheid

    Verblijf buiten België

    Controlekaart

    PWA-werk

    Vrijstelling wegens sociale en familiale moeilijkheden

    Indexering van de uitkeringen

    Berekening van het gemiddeld dagloon

    Formulieren betreffende de uitkeringsaanvraag

    II.V.2. Werkloosheid met bedrijfstoeslag

    CAO nr. 17 NAR 19 december 1974 - Bejaarde werknemers, ontslag, aanvullende vergoeding

    Lien Coenen

    Inleiding

    Toepassingsgebied

    Ontslag

    Toekenningsvoorwaarden en -perioden

    Bedrag van de aanvullende vergoeding

    Netto referteloon

    Aanpassing van het bedrag van de aanvullende vergoedingen

    Cumulatie van de aanvullende vergoeding met andere voordelen

    Procedure

    K.B. 3 mei 2007 - Werkloosheid met bedrijfstoeslag

    Lien Coenen

    Algemene regels

    Vervanging

    Werkloosheidsuitkeringen

    Maximum bedrag van de werkloosheidsuitkeringen in het kader van de werkloosheid met bedrijfstoeslag

    II.V.3. Tegemoetkomingen voor personen met een handicap

    Wet 27 februari 1987 - Wet tegemoetkoming gehandicapten

    Lien Coenen

    Bespreking bij de wet van 27 februari 1987

    1. Inleiding

    2. Nuttig adres

    3. Bijzondere voordelen voor personen met een handicap

    Vermindering van het verdienvermogen

    Werkelijk verblijf

    Bedragen

    Onvoldoende inkomsten

    Aanvraag

    De terugvordering

    Gerechtskosten in sociale zaken

    KB 6 juli 1987 - Inkomstenvervangende tegemoetkoming, integratietegemoetkoming

    Lien Coenen

    Begrip 'huishouden"

    Beoordeling van de graad van zelfredzaamheid

    Berekening van de inkomensvervangende tegemoetkoming

    Bedragen van de tegemoetkoming

    Inkomensgrenzen

    Onderzoek naar het inkomen

    KB 22 mei 2003 - Personen met een handicap, tegemoetkomingen, behandeling dossiers

    Lien Coenen

    Algemene bepalingen inzake de toekenning van tegemoetkomingen

    Termijn

    De beslissingen

    De betaling van voorschotten

    Voorschotten door het OCMW

    II.V.4. Inkomensgarantie ouderen

    Dirk Heylen

    1. Algemeen

    2. Voorwaarden

    2.1. Nationaliteitsvoorwaarden

    2.2. Verblijfsvoorwaarden

    2.2.1. Algemeen

    2.2.2. Bijzondere omstandigheden

    2.2.3. Verblijfsbewijzen

    2.3. Leeftijd

    2.4. Rechten laten gelden op pensioen

    2.5. Onvoldoende bestaansmiddelen

    2.5.1. Principe

    2.5.2. Gezinssituatie van de betrokkene: van welke personen worden de bestaansmiddelen in aanmerking genomen

    2.5.2.1. Algemeen

    2.5.2.2. (Wettelijk) samenwonen of alleenstaand zijn

    2.5.2.3. Zeven hypothesen

    2.5.3. Vrijstellingen

    2.5.3.1. Volledig vrijgestelde inkomsten

    2.5.3.2. Gedeeltelijk vrijgestelde inkomsten

    2.5.3.3. Algemene vrijstelling – vrijgesteld basisbedrag

    3. Berekeningsregels – welke bestaansmiddelen moeten in aanmerking worden genomen?

    3.1. Beroepsinkomsten

    3.2. Pensioenen

    3.3. Niet-beroepsgebonden inkomsten bij bezit of afstand van goederen

    3.3.1. Inkomsten uit onroerende goederen

    3.3.2. Inkomsten uit roerend goed

    3.3.3. Inkomsten uit afstand van roerende en onroerende goederen

    3.3.3.1. Algemeen

    3.3.3.2. Abattement

    3.3.3.3. Wederbelegging

    4. Bedrag van de tegemoetkoming en betaling

    5. Voorbeelden (cf. www.onprvp.be)

    5.1. Voorbeeld 1

    5.2. Voorbeeld 2

    5.3. Voorbeeld 3

    5.4. Voorbeeld 4

    II.V.5. Gezinsbijslagen

    Ivo Verreyt

    Vooraf

    1. Gezinsbijslag

    1.1. Algemene bepalingen

    1.2. De rechthebbende op gezinsbijslag

    1.2.1. Wie kan rechthebbende zijn?

    1.2.2. Wat als er meerdere rechthebbenden zijn?

    1.3. De bijslagtrekkende

    1.3.1. Basisregels

    1.3.2. Wat als de ouders gescheiden leven?

    1.3.3. Nieuw samengestelde gezinnen

    1.3.4. Kan het kind zelf de kinderbijslag krijgen?

    1.3.5. Wat als het kind geplaatst wordt?

    1.4. De rechtgevende kinderen

    1.4.1. Graad van verwantschap tussen het rechtgevend kind en de rechthebbende

    1.4.2. Verblijfplaats van het kind

    1.4.3. Leeftijd van het kind

    1.4.4. Inkomen van het kind

    1.5. Welke gezinsbijslagen zijn er?

    1.5.1. Kraamgeld en adoptiepremie

    1.5.2. De gewone basiskinderbijslag

    1.5.3. Verhoogde basisbijslag voor eenoudergezinnen

    1.5.4. Toeslagen op de basiskinderbijslag

    1.5.4.1. Leeftijdstoeslagen

    1.5.4.2. Toeslag omwille van de sociale situatie van de rechthebbende

    1.5.4.3. Toeslag omwille van de situatie van het kind zelf

    1.5.5. De verhoogde wezenbijslag

    1.5.6. De forfaitaire bijslag voor een kind geplaatst bij een privé-persoon

    1.5.7. De jaarlijkse leeftijdstoeslag

    1.6. Het bevoegde kinderbijslagfonds

    1.6.1. Rechthebbende werknemers

    1.6.2. Zelfstandigen

    1.6.3. Ambtenaren

    2. Gewaarborgde gezinsbijslag

    II.V.6. Zorgverzekering

    Mieke Van Cotthem

    1. Het gedekte risico

    2. De rechthebbenden

    3. De uitvoering: de zorgkassen

    4. De financiering

    Bibliografie

    II.V.7. Verhoogde tegemoetkoming, Maximumfactuur en OMNIO-statuut

    Mieke Van Cotthem

    1. Algemeen

    2. Verhoogde tegemoetkoming (Art. 37, § 1 ZIV-wet)

    3. De maximumfactuur (art. 37quinquies tot art. 37terdecies)

    3.1. Sociale maximumfactuur

    3.2. Maximumfactuur op grond van het gezinsinkomen (inkomens geldig op 1/3/2014)

    3.3. Algemene bepalingen (voor beide maximumfacturen van toepassing)

    4. Het ONMIO-statuut (art. 37, § 19 ZIV-wet ingevoegd door KB 1 april 2007 ter uitvoering van de art. 198-203 programmawet 27 december 2006. Bedragen geldig op 1/3/2014).

    Bibliografie

    II.V.8. Verhoogde tegemoetkoming, Maximumfactuur en OMNIO-statuut

    Dirk Heylen

    1. De regeling van de gezondheidszorg

    1.1. Toepassingsgebied: voor wie?

    1.1.1. Algemeen

    1.1.2. Gerechtigden

    1.1.2.1. Werknemers

    1.1.2.2. Gelijkgestelden

    1.1.2.2.1. Zonder persoonlijke bijdrage

    1.1.2.2.2. Met persoonlijke bijdrage

    1.1.3. Personen ten laste

    1.1.3.1. Welke personen

    1.1.3.1.1. Echtgenoot van de gerechtigde

    1.1.3.1.2. Samenwonende

    1.1.3.1.3. Kinderen en andere descendenten

    1.1.3.1.3. Ascendenten

    1.1.3.2. Voorwaarden

    1.1.3.2.1. Deel uitmaken van het gezin

    1.1.3.2.2. Geen eigen inkomen hebben boven een bepaalde grens

    1.1.3.2.3. Geen eigen recht

    1.1.3.2.4. Inschrijving

    1.1.3.3. Rangorde

    1.2. Toekenningsvoorwaarden

    1.2.1. Openen van het recht

    1.2.1.1. Ingaan – looptijd van het recht

    1.2.1.1.1. Wachttijd

    1.2.1.1.2. Bijdragen tijdens de wachttijd

    1.2.1.2. Persoonlijke bijdragen

    1.2.2. Behoud - verlenging

    1.2.2.1. Principe

    1.2.2.2. Bijdragen

    1.2.2.2.1. Voldoende minimumbijdrage

    1.2.2.2.2. Persoonlijke bijdrage

    1.2.2.3. Verzekeringskaart

    1.2.3. Onderbreking in de continuïteit van de hoedanigheid

    1.2.4. Wijziging van hoedanigheid

    1.2.5. Verlies van hoedanigheid

    1.3. De prestaties

    1.3.1. Verstrekkingen waarin de ziekteverzekering tegemoetkomt

    1.3.1.1. Algemeen

    1.3.1.2. De nomenclatuur

    1.3.1.3. Bijzondere voorwaarden voor tussenkomst

    1.3.1.3.1. Bijzonder solidariteitsfonds

    1.3.1.3.2. Medisch voorschrift

    1.3.1.3.3. Toelating adviserend geneesheer van het ziekenfonds – college van geneesheren-directeurs

    1.3.1.3.4. Toelating technisch-tandheelkundige raad

    1.3.2. Verstrekkingen waarin de ziekteverzekering niet tegemoetkomt

    1.3.2.1. Territorialiteitsbeginsel

    1.3.2.1.1. Regel

    1.3.2.1.2. Uitzonderingen

    1.3.2.1.3. De omzendbrief aan de ziekenfondsen 2006/117-80/85-83/337 van 16 maart 2006

    1.3.2.2. De gezondheidsschade is reeds vergoed op basis van een andere wetgeving

    1.3.2.3. Andere geneeskundige verstrekkingen

    1.3.3. Vaststelling van de tarieven – mate van tenlasteneming

    1.3.3.1. Akkoorden

    1.3.3.2. Mate van tenlasteneming

    1.3.3.2.1. Algemeen

    1.3.3.2.2. Verzorgingen en de tegemoetkoming

    1.3.3.2.2.1. Gewone verzorging

    1.3.3.2.2.2. Specialistische verzorging door geneesheren-specialisten, revalidatie en herscholing

    1.3.3.2.2.3. Geneesmiddelen

    1.3.3.2.2.4. Hospitalisatie

    1.3.3.2.3. Correcties

    1.3.3.2.3.1. De accreditering

    1.3.3.2.3.2. Het stelsel van een globaal medisch dossier en doorverwijzing door een huisarts

    1.3.3.2.3.3. De palliatieve zorg

    1.3.3.2.3.4. De comapatiënten

    1.3.3.2.3.5. De chronische ziekten

    1.3.3.2.3.6. Zorgtrajecten

    2. De regeling van de arbeidsongeschiktheid

    2.1. Rechthebbenden

    2.2. Voorwaarden

    2.2.1. Wachtttijd

    2.2.1.1. Regeling

    2.2.1.1.1. Algemeen

    2.2.1.1.2. Voldoende arbeidsdagen of gelijkgestelde dagen

    2.2.1.1.3. Bijdragen

    2.2.1.1.4. Enkele bijzondere categorieën

    2.2.1.2. Vrijstelling van de wachttijd

    2.2.1.3. Vermindering van de wachttijd

    2.2.1.4. Behoud van het recht

    2.2.1.4.1. Algemeen

    2.2.1.4.2. Het behoud van het recht

    2.2.2. Arbeidsongeschikt zijn

    2.2.2.1. Begrip

    2.2.2.2. Stopzetten van alle werkzaamheden

    2.2.2.2.1. Algemene regeling

    2.2.2.2.2. De begeleide werkhervatting

    2.2.2.2.3. Einde van de arbeidsongeschiktheid ingevolge de uitoefening van een activiteit.

    2.2.2.3. Letsels en functionele stoornissen

    2.2.2.4. Vermindering van het verdienvermogen

    2.2.2.5. Vermoeden van arbeidsongeschiktheid

    2.2.3. Bijzondere uitsluitingen

    2.2.3.1. Het bereiken van de pensioenleeftijd

    2.2.3.2. Opzettelijke toestand van arbeidsongeschiktheid

    2.2.3.3. Werkhervatting zonder tijdige aanvraag tot toelating

    2.2.3.4. Recht op loon of een gelijkaardig voordeel

    2.2.3.5. Verblijf in het buitenland

    2.2.3.6. Onttrekken aan de controleverplichtingen

    2.2.3.7. Schade gedekt door een andere wetgeving

    2.2.4. Verzaking aan het recht op uitkeringen

    2.3. Omvang van de prestaties

    2.3.1. Algemeen

    2.3.2. Berekeningsbasis: het gederfde loon

    2.3.3. Omvang van de prestaties

    2.3.3.1. Duur van de ongeschiktheid

    2.3.3.2. Drie categorieën van werknemers

    2.3.3.2.1. Werknemer met personen te laste

    a. In aanmerking komende gerechtigden

    b. het begrip samenwonen

    c. Toegelaten inkomsten

    2.3.3.2.2. Zonder personen ten laste met verlies van enig inkomen

    2.3.3.2.3. Zonder personen ten laste zonder verlies van enig inkomen

    2.3.3.3. Omvang van de uitkeringen

    2.3.3.3.1. Primaire arbeidsongeschiktheid

    2.3.3.3.2. Invaliditeit

    2.3.4. Vermindering van de uitkering - cumulatie

    2.3.4.1. Vermindering van de uitkering

    2.3.4.2. Cumulatieregeling

    2.3.4.2.1. Werkhervatting met toelating van de adviserend geneesheer

    2.3.4.2.2. Tegemoetkoming voor mindervaliden of ouderdoms-, rustpensioen

    2.3.4.2.3. Overlevingspensioen

    2.3.4.2.4. Loopbaanonderbreking

    2.3.4.2.5. Schade vergoed ingevolge een andere wetgeving

    2.3.4.2.6. Toegelaten cumulatie: tegemoetkoming voor mindervaliden

    II.V.9. Pensioenen

    Bernd De Marrez

    1. Toepassingsgebied en algemene principes

    1.1. Algemeen

    1.2. Principe

    1.3. Algemene pensioenregel

    1.4. Vervroegd pensioen

    1.4.1. Algemeen

    1.4.2. Pensioenbonus

    2. Pensioenopbouw

    2.1. Werknemers

    2.1.1. Minimumpensioen

    2.1.1.1. Steng criterium

    2.1.1.2. Soepel criterium

    2.1.1.3. Gemengd criterium

    2.1.1.4. Bedragen

    2.2. Zelfstandigen

    2.2.1. Minimumpensioen

    2.3. Statutaire ambtenaren

    2.3.1. Minimumpensioen

    3. Overlevingspensioen

    3.1. Werknemers

    3.2. Zelfstandigen

    3.3. Statutaire ambtenaren

    4. Cumulatieregelingen

    4.1. Pensioen en bijverdienen

    4.2. Afwezigheid van andere uitkeringen

    4.3. Cumulatie van pensioenen

    5. Verschillende overheidsdiensten, raming pensioen

    I. Collectieve Schuldenregeling

    Inhoudsopgave van de wettekst

    Wet 10 oktober 1967 – Ger.W. (uittreksel art. 1675/2–1675/19)

    K.B. 18 december 1998 – Schuldbemiddelaar, ereloon, emolumenten en kosten, barema's

    K.B. 9 augustus 2002 – Fonds ter bestrijding van Overmatige Schuldenlast, werking

    Wet 11 februari 2014 – Strafvordering, strafrechtelijk uitvoeringsonderzoek (SUO) (uittreksel art. 4, 464/1)

    Wet 12 mei 2014 – FOD Financiën, Dienst voor alimentatievorderingen

    Inhoudsopgave van de duiding

    Wet 10 oktober 1967 - Ger.W.

    Wouter Coucke

    Bespreking bij art. 1675/2

    1. Inleiding

    2. Objectieve toelaatbaarheidsvoorwaarden

    2.1. § 1. Een natuurlijke persoon waarvan de voornaamste belangen zich in België bevinden.

    2.2. § 2. Niet-handelaar

    2.3. § 3. Geen vroegere herroeping

    3. Inhoudelijke toelaatbaarheidsvoorwaarden

    3.1. § 1. De overmatige schuldenlast

    3.2. § 2. Men mag het onvermogen niet bewust hebben bewerkstelligd

    3.3. § 3. De procedurele goede trouw: toelaatbaarheidsvoorwaarde of niet?

    Evelien Timbermont

    Bespreking bij art. 1675/3

    1. Algemeen: de doelstellingen van de collectieve schuldenregeling

    2. Eerste doelstelling: De financiële toestand van de verzoeker herstellen

    3. Tweede doelstelling: Het waarborgen van de menselijke waardigheid

    Bespreking bij art. 1675/4

    1. Wijze van inleiding

    2. Verplichte vermeldingen

    Bespreking bij art. 1675/5

    1. Invloed op de lopende procedures

    Bespreking bij art. 1675/6

    1. De uitspraak omtrent de toelaatbaarheid van de ingestelde vordering

    2. De aanstelling van een schuldbemiddelaar, een gerechtsdeurwaarder en/of een notaris

    3. De toekenning van de volledige of gedeeltelijke rechtsbijstand

    4. Het ter kennis brengen van de beschikking

    Bespreking bij art. 1675/7

    1. De gevolgen van de beschikking van toelaatbaarheid

    1.1. Het ontstaan van een toestand van samenloop

    1.1.1. Algemeen

    1.1.2. De samenloop betreft het gehele vermogen van de verzoeker

    1.1.3. Schulden in de boedel vs. boedelschulden

    1.1.4. Het einde van de samenloop

    1.2. Voor de schuldenaar

    1.2.1. De onmogelijkheid om over zijn vermogen te beschikken

    1.3. Voor de schuldeisers

    1.3.1. Schorsing van de middelen van tenuitvoerlegging

    1.3.2. Schorsing van de verjaring

    1.3.3. Schorsing van de zakelijke zekerheden en de voorrechten

    1.3.4. Schorsing van de interesten

    1.4. Een aantal bijzonderheden: schuldvergelijking en nettingovereenkomsten

    1.4.1. Schuldvergelijking

    1.4.2. Nettingovereenkomsten

    Bespreking bij art. 1675/8

    Inlichtingen over het vermogen van de schuldenaar

    Bespreking bij art. 1675/9

    1. Het ter kennis brengen van de beschikking van toelaatbaarheid

    2. De rubriekrekening

    3. De aangifte van de schuldvorderingen

    4. Het leefgeld

    Bespreking bij art. 1675/10

    1. Het uitgangspunt: de minnelijke aanzuiveringsregeling

    2. Het opstellen van een minnelijke aanzuiveringsregeling

    2.1. Voorafgaand: doorlichting van de financiële toestand van de schuldenaar

    2.2. Termijn

    2.3. Aanvang

    2.4. Inhoud

    2.4.1. Algemeen

    2.4.2. De prioritaire betaling van bepaalde schulden

    2.4.3. Overige maatregelen

    2.5. De kennisgeving van het ontwerp van minnelijke aanzuiveringsregeling

    2.6. Het vetorecht van elke individuele schuldeiser

    2.7. Naderhand: het inlichten van de rechter omtrent de onderhandelingen

    Bespreking bij art. 1675/11

    1. Geen akkoord omtrent het voorstel van minnelijke aanzuiveringsregeling

    2. De zitting

    3. De tweede fase: de gerechtelijke aanzuiveringsregeling

    Bespreking bij art. 1675/12

    1. De gerechtelijke aanzuiveringsregeling: de terugbetaling van alle schulden

    2. De duur van de gerechtelijke aanzuiveringsregeling

    3. De prioritaire betaling van bepaalde schulden

    Laurence De Vijlder

    Bespreking bij art. 1675/13

    1. Situering binnen de procedure collectieve schuldenregeling

    2. Geen automatisme

    3. Voorwaarden

    4. Niet vatbaar voor kwijtschelding

    4.1. Onderhoudsgelden

    4.2. De schadevergoeding voor het herstel van lichamelijke schade veroorzaakt door een misdrijf

    4.3. De restschulden na faillissement

    4.4. De penale boeten

    5. Duurtijd van de gerechtelijke aanzuiveringsregeling (aanvang – moratorium – niet verlengbaar – minimum en maximumduurtijd)

    6. Prioritaire betaling van de schulden die het recht om een menswaardig leven te leiden in het gedrang brengen (art. 1675/13, § 6 Ger.W.)

    7. De schuldbemiddelaar, de arbeidsauditeur, de schuldenaar of elke belanghebbende schuldeiser kan door een eenvoudige schriftelijke verklaring, die ter griffie wordt neergelegd, de zaak opnieuw voor de rechter brengen (art. 1675/14 Ger.W.)

    8. Beschikbaar bedrag voor verzoekers

    9. Rechtsmiddelen tegen een vonnis dat een gerechtelijke aanzuiveringsregeling oplegt of verwerpt

    Bronvermelding

    Evelien Timbermont

    De totale kwijtschelding van schulden (art. 1675/13bis)

    De uitbetaling van het leefgeld (art. 1675/13ter)

    De herziening (art. 1675/14)

    Te geldemaking goederen (art. 1675/14bis)

    Wouter Coucke

    Bespreking bij art. 1675/15

    1. Inleiding

    2. De gronden tot herroeping

    3. Procedure

    4. Gevolgen van de herroeping

    5. Beëindiging van de collectieve schuldenregeling op initiatief van de schuldenaar

    Evelien Timbermont

    Bespreking bij art. 1675/16

    1. Het ter kennis brengen van oproepingen, beslissingen en uitspraken

    2. Rechtsmiddelen

    2.1. Hoger beroep

    2.2. Derdenverzet

    2.3. Voorziening in cassatie

    Persoonlijke zekerheidsstelling (art. 1675/16bis)

    Bespreking bij art. 1675/17

    1. Wie kan als schuldbemiddelaar optreden?

    2. De onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de schuldbemiddelaar

    3. De mededeling van informatie aan de schuldenaar en de verslaggeving aan de rechter

    4. De vervanging van de schuldbemiddelaar

    5. De aansprakelijkheid van de schuldbemiddelaar

    Het beroepsgeheim van de schuldbemiddelaar (art. 1675/18)

    Bespreking bij art. 1675/19

    1. Het ereloon, de emolumenten en de kosten van de schuldbemiddelaar

    2. Het Fonds ter Bestrijding van Overmatige Schuldenlast

    Bespreking bij K.B. 18 december 1998 - Schuldbemiddelaar, ereloon, emolumenten en kosten, barema's

    Bespreking bij K.B. 9 augustus 2002 - Fonds ter bestrijding van Overmatige Schuldenlast, werking

    Wet 10 oktober 1967 Gerechtelijk Wetboek (B.S. 31 oktober 1967)

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  1. Ingevoegd bij art. 1 wet 10 oktober 1967, B.S., 31 oktober 1967

    Vijfde deel - ¹[Bewarend beslag, middelen tot tenuitvoerlegging en collectieve schuldenregeling]¹

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  1. Opschrift vervangen bij art. 2, § 1, wet 5 juli 1998, B.S., 31 juli 1998, err., B.S., 18 september 1998, inwerkingtreding: 1 januari 1999 (art. 21)

    ¹[Titel IV - Collectieve schuldenregeling]¹

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  1. Opschrift ingevoegd bij art. 2, § 2, wet 5 juli 1998, B.S., 31 juli 1998, err., B.S., 18 september 1998, inwerkingtreding: 1 januari 1999 (art. 21)

    ¹[Hoofdstuk I - Procedure van collectieve schuldenregeling]¹

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  1. Opschrift ingevoegd bij art. 2, § 2, wet 5 juli 1998, B.S., 31 juli 1998, err., B.S., 18 september 1998, inwerkingtreding: 1 januari 1999 (art. 21)

    ¹[Afdeling I - Algemene bepalingen]¹

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  1. Opschrift ingevoegd bij art. 2, § 2, wet 5 juli 1998, B.S., 31 juli 1998, err., B.S., 18 september 1998, inwerkingtreding: 1 januari 1999 (art. 21)

    ¹[Art. 1675/2.

    Elke natuurlijke persoon ²[...]², die geen koopman is in de zin van artikel 1 van het Wetboek van Koophandel kan, indien hij niet in staat is om, op duurzame wijze, zijn opeisbare of nog te vervallen schulden te betalen en voor zover hij niet kennelijk zijn onvermogen heeft bewerkstelligd, bij de rechter een verzoek tot het verkrijgen van een collectieve schuldenregeling indienen.

    Indien de in het eerste lid bedoelde persoon vroeger koopman is geweest, kan hij dat verzoek slechts indienen ten minste zes maanden na het stopzetten van zijn handel of, zo hij failliet werd verklaard, na de sluiting van het faillissement.

    De persoon waarvan de minnelijke of gerechtelijke ³[aanzuiveringsprocedure]³ werd herroepen bij toepassing van artikel 1675/15, § 1, ⁴[...]⁴ kan gedurende een periode van vijf jaar te rekenen vanaf de datum van het vonnis van herroeping geen verzoekschrift tot het verkrijgen van een collectieve schuldenregeling indienen.]¹

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  1. – Ingevoegd bij art. 2, § 2, wet 5 juli 1998, B.S., 31 juli 1998, err., B.S., 18 september 1998, inwerkingtreding: 1 januari 1999 (art. 21)

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  2. – Lid 1 gewijzigd bij art. 136 wet 16 juli 2004, B.S., 27 juli 2004, inwerkingtreding: 1 oktober 2004 (art. 140, lid 1)

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  3. – Lid 3 gewijzigd bij art. 78, 1°, wet 14 januari 2013, B.S. 1 maart 2013, inwerkingtreding: 1 september 2013 (art. 85, lid 1).

    De Koning kan voor iedere bepaling ervan, evenals voor ieder onderdeel van de bepalingen ervan, een datum van inwerkingtreding bepalen voorafgaand aan de vermelde datum in het eerste lid (art. 85, lid 2)

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  4. – Lid 3 gewijzigd bij art. 78, 2°, wet 14 januari 2013, B.S. 1 maart 2013, inwerkingtreding: 1 september 2013 (art. 85, lid 1).

    De Koning kan voor iedere bepaling ervan, evenals voor ieder onderdeel van de bepalingen ervan, een datum van inwerkingtreding bepalen voorafgaand aan de vermelde datum in het eerste lid (art. 85, lid 2)

    Wouter Coucke

    Bespreking bij art. 1675/2

    Artikel 2 van de wet van 5 juli 1998 betreffende de collectieve schuldenregeling en mogelijkheid van verkoop uit de hand van de in beslag genomen onroerende goederen, BS 31 juli 1998, 24613.

    1. Inleiding

    1. Meer dan vijftien jaar geleden, meer bepaald op 5 juli 1998, werd een wet uitgevaardigd betreffende de collectieve schuldenregeling. Deze wet beantwoordde een publieke behoefte waarbij de roep naar een wetgevend kader voor personen die te kampen hadden met een overmatige schuldenlast steeds groter werd. De procedure van de collectieve schuldenregeling heeft ertoe bijgedragen dat enerzijds de schuldenaar een soort van beschermd statuut verkreeg en een tijdsspanne waarbinnen er naar een constructieve oplossing werd gezocht voor de schulden en anderzijds het besef voor de schuldeisers dat een gekwalificeerd persoon, de schuldbemiddelaar, alles in het werk stelde om een aanvaardbare oplossing uit te werken waarbij de schulden zouden afbetaald worden.

    Opdat het doorlopen van een dergelijke procedure kans op slagen zou hebben, heeft de wetgever in de wet van 5 juli 1998 een aantal voorwaarden (E. V

    an

    A

    cker

    , C. V

    erbeke

    en B. W

    ylleman

    , Praktische gids voor schuldbemiddelaars. Editie 2013, Mechelen, Wolters Kluwer Belgium, 2013, 3-16). opgelegd waaraan moet worden voldaan alvorens men kan toegelaten worden tot een procedure collectieve schuldenregeling. Deze voorwaarden zijn op te splitsen in een aantal objectieve criteria waaraan men moet voldoen én een aantal inhoudelijke voorwaarden die zullen afgetoetst worden door de schuldbemiddelingsrechter bij de beoordeling van een verzoekschrift.

    2. Objectieve toelaatbaarheidsvoorwaarden

    2.1. Een natuurlijke persoon waarvan de voornaamste belangen zich in België bevinden.

    2. Initieel had de wetgever voorzien dat enkel een natuurlijke persoon met effectieve woonplaats in België kon toegelaten worden tot de procedure van de collectieve schuldenregeling. Op basis van artikel 136 van de wet van 16 juli 2004 houdende het Wetboek van Internationaal Privaatrecht werd het stuk met woonplaats in België uit de wetsbepaling geschrapt (wet van 16 juli 2004 houdende het Wetboek van Internationaal Privaatrecht, BS 27 juli 2004, 57344).

    Naar analogie met artikel 3 van de Europese Insolventieverordening, dat bepaalt dat de rechter van de lidstaat waar het centrum van de voornaamste belangen van de schuldenaar gelegen is, bevoegd is om een insolventieprocedure te openen, werd dit principe vanaf toen ook gehanteerd voor wat betreft de collectieve schuldenregeling (Verordening EU van 29 mei 2000 nr. 1346/2000 van de Raad betreffende de insolventieprocedures, Pb. L. 30 juni 2000, 160). Toegepast op natuurlijke personen doelde men op de gewoonlijke verblijfplaats. Men zou hieruit kunnen concluderen dat men niet meer over een inschrijving in het bevolkingsregister van een Belgische stad of gemeente dient te beschikken. Maar gezien de bepalingen inzake collectieve schuldenregeling zijn opgenomen in het Gerechtelijk Wetboek moet het begrip woonplaats worden begrepen in de betekenis van dit wetboek, nl. de plaats waar de schuldenaar in het bevolkingsregister is ingeschreven.

    2.2. Niet-handelaar

    3. Op het ogenblik waarop men een verzoekschrift indient tot het verkrijgen van een collectieve schuldenregeling mag men geen koopman zijn in de zin van artikel 1 van het Wetboek van Koophandel. Daarenboven mag men geen koopman geweest zijn in de zes maanden voorafgaand aan het indienen van het verzoekschrift en dit omwille van het feit dat een handelaar failliet kan worden verklaard tot zes maanden na het beëindigen van zijn handelsactiviteit. Uiteraard heeft deze bepaling tot doel een samenloop van de faillissementsprocedure met de procedure collectieve schuldenregeling te vermijden. Een gewezen handelaar kan, na de sluiting van het faillissement echter onmiddellijk een verzoekschrift indienen (arbh. Bergen 2 november 2011, Jaarboek kredietrecht en collectieve schuldenregeling 2011, 154).

    Artikel 1 van het Wetboek van Koophandel stelt dat kooplieden diegene zijn die daden van koophandel stellen, m.a.w. waarbij daden van koophandel worden uitgeoefend en deze hoofzakelijk of aanvullend hun beroep vormen (art. 2 van de wet van 10 september 1807 betreffende het Wetboek van Koophandel). De lijst van daden die onder deze definitie vallen wordt opgesomd in het Wetboek van koophandel. Dit een limitatieve lijst maar de rechtspraak leert dat dit ruim wordt geïnterpreteerd waardoor zelfs intellectuele prestaties niet per definitie worden uitgesloten.

    4. Voor sommige beroepscategorieën is de beoordeling of zij al dan niet als handelaar worden beschouwd steeds een moeilijke oefening gebleken met verschillen in visie op gebied van rechtsleer en rechtspraak. Men dient steeds de feitelijke situatie te onderzoeken om te kunnen beoordelen of iemand al dan niet daden van koophandel stelt. Enerzijds zijn het ontbreken van formele elementen zoals het ontbreken van een inschrijving in het handelsregister of het ontbreken van een BTW-nummer, onvoldoende om te kunnen besluiten dat er niet daadwerkelijk een handelsactiviteit wordt uitgeoefend. Anderzijds kan men niet altijd concluderen dat iemand die handelsactiviteiten verricht effectief daden van koophandel stelt. Op heden wordt algemeen aangenomen dat het effectief stellen van daden van koophandel als doorslaggevend wordt beschouwd.

    De categorie van de vrije beroepen en de land- en tuinbouwers (arbh. Luik 17 mei 2011, Jaarboek kredietrecht en collectieve schuldenregeling 2011, 153) zijn ab initio geen handelaars en kunnen een verzoek tot collectieve schuldenregeling indienen. De meerderheidsopvatting binnen de rechtsleer stelt echter dat ook hier in iedere situatie dient te worden onderzocht of er ook geen daden van koophandel worden verricht (P. D

    auw

    , Topics van de Collectieve Schuldenregeling, UPV kern West-Vlaanderen, Brugge, 22 oktober 2004, 12).

    Er wordt naar analogie geredeneerd voor wat betreft de zaakvoerders, de bestuurders van vennootschappen en bezoldigde vennoten. De rechtsleer is van oordeel dat de handelsactiviteit van een vennootschap niet kan worden doorgerekend aan de vennoten.

    2.3. Geen vroegere herroeping

    5. Een derde en laatste objectieve toelaatbaarheidsvoorwaarde stelt dat de schuldenaar in de vijf jaar voorafgaand aan het verzoek tot collectieve schuldenregeling niet het voorwerp mag geweest zijn van een herroeping van een collectieve schuldenregeling.

    Tot voor kort was deze regeling enkel van toepassing voor de schuldenaars wiens collectieve schuldenregeling was herroepen op basis van één van de gronden vermeld in artikel 1675/15, § 1, eerste lid, 1° en 3° tot 5° Ger. W. De wetgever heeft hier echter met ingang van 1 september 2013 een wijziging aangebracht waardoor de grond van herroeping niet meer ter zake doet. Ten einde een collectieve schuldenregeling te kunnen bekomen, mag men in de vijf jaar voorafgaand aan het verzoekschrift niet het voorwerp uitgemaakt hebben van een herroeping (art. 78 van de wet van 14 januari 2013 houdende diverse bepalingen inzake de werklastvermindering binnen Justitie, BS 1 maart 2013, 12945).

    Voor herroepingen die dateren van voor 1 september 2013, en waarbij een nieuw verzoekschrift om toegelaten te worden tot de collectieve schuldenregeling werd neergelegd na 1 september 2013, halen menige schuldenaars aan dat de toepassing van de nieuwe wetgeving een schending inhoudt van het retroactiviteitsbeginstel (art. 2 BW en art. 3 Ger.W.).

    Het arbeidshof te Gent oordeelde dat ontvankelijkheidsvoorwaarden getoetst worden bij het inleiden van de zaak, en gezien het verzoekschrift neergelegd werd na 1 september 2013 waren de ontvankelijkheidsvoorwaarden van het nieuwe artikel 1675/2 Ger.W. van toepassing.

    Tevens werd gesteld dat de nieuwe wet niet alleen van toepassing is op toestanden die na haar inwerkingtreding ontstaan, maar ook op de toekomstige gevolgen van een onder de vroegere wet toegestane toestand, die zich voordoen of zich voortzetten onder vigeur van de nieuwe wet, voor zover daardoor geen afbreuk wordt gedaan aan reeds onherroepelijk vastgestelde rechten. Het Hof besloot dat er geen onherroepelijk verworven recht af te leiden viel uit het vonnis van herroeping (dat enkel de herroeping vaststelde van de beschikking van toelaatbaarheid), noch uit de wet zoals hij van toepassing was voor de wijziging ervan vanaf 1 september 2013 (arbh. Gent, afd. Gent 26 mei 2014, 9de kamer, AR 2014/BG/4, onuitg.).

    In ditzelfde arrest werd echter wel een prejudiciële vraag gesteld:

    "Schendt artikel 1675/2, laatste lid Gerechtelijk Wetboek, zoals gewijzigd door artikel 78 van de Wet van 14 januari 2013 houdende diverse bepalingen inzake werklastvermindering binnen justitie, het standstillbeginstel vervat in artikel 23 van de Grondwet, doordat de schuldenaar die herroepen werd op grond van artikel 1675/15, § 1, eerste lid, 2° Gerechtelijk Wetboek niet meer in de mogelijkheid gesteld wordt een verzoekschrift tot het verkrijgen van een collectieve schuldenregeling in te dienen gedurende een periode van vijf jaar volgend op het vonnis van herroeping op grond van artikel 1675/15, § 1, eerste lid, 2° Gerechtelijk Wetboek, hoewel hij geen bedrieglijke handelingen stelde, die de herroeping tot gevolg hadden."

    De vraag stelde zich immers volgens het arbeidshof te Gent of het verantwoord/gerechtvaardigd was dat:

    – de schuldenaar die geen bedrieglijke handelingen stelde die tot

    Enjoying the preview?
    Page 1 of 1