Discover millions of ebooks, audiobooks, and so much more with a free trial

Only $11.99/month after trial. Cancel anytime.

Verzekeringen 2015
Verzekeringen 2015
Verzekeringen 2015
Ebook2,611 pages26 hours

Verzekeringen 2015

Rating: 0 out of 5 stars

()

Read preview

About this ebook

Deze uitgave bundelt op overzichtelijke wijze de basiswetgeving inzake verzekeringsrecht, ten behoeve van de dagelijkse verzekeringspraktijk en het onderwijs. Het handig formaat en de overzichtelijke bladspiegel zorgen voor een vlot gebruik. De teksten zijn bijgewerkt tot B.S. 1 juli 2015 Studenten kunnen dit werk aankopen aan de bijzondere prijs van 25 euro, mits voorlegging copie studentenkaart. Gelieve hiervoor contact op te nemen met herman.verleyen@larciergroup.com of tel: 09/269 97 96.


LanguageNederlands
Release dateAug 20, 2015
ISBN9782804483937
Verzekeringen 2015

Related to Verzekeringen 2015

Related ebooks

Reviews for Verzekeringen 2015

Rating: 0 out of 5 stars
0 ratings

0 ratings0 reviews

What did you think?

Tap to rate

Review must be at least 10 words

    Book preview

    Verzekeringen 2015 - Kristiaan Bernauw

    (art. 45)

    I. Algemeen verzekeringsrecht

    Inhoudsopgave

    A. Basiswetgeving

    B. Uitvoeringsbesluiten

    A. Basiswetgeving

    Wet 21 maart 1804 – Burgerlijk Wetboek (uittreksel art. 1-1103, 1104–1105-1963, 1964–10, 20)

    Wetboek 15 september 1807 – Wetboek van Koophandel, verzekering, algemeen (uittreksel art. 1-190, 191–251-270, 271–279)

    Wet 10 oktober 1967 – Gerechtelijk Wetboek (uittreksel art. 601bis, 628)

    Wet 25 juni 1992 – Landverzekeringsovereenkomst

    Gecoörd. wet 24 december 1996 – Openbare kredietsectorwet (uittreksel art. 71)

    Wet 22 augustus 2002 – Patiëntenrechtenwet, rechten van de patiënt

    Wet 10 mei 2007 – Bestrijding van discriminatie

    Wet 10 mei 2007 – Bestrijding van discriminatie tussen mannen en vrouwen

    Wet 4 april 2014 – Verzekeringen

    Concordantietabel – met de Wet 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst

    Wet 21 maart 1804 Burgerlijk Wetboek (B.S. 3 september 1807)

    (Uittreksel)

    Boek III - Op welke wijze eigendom verkregen wordt

    Titel III - Contracten of verbintenissen uit overeenkomst in het algemeen

    Hoofdstuk I - Voorafgaande bepalingen

    Art. 1-1103.

    (...)

    Verwijzing naar de voetnoot 1

    Annotatie die signaleert dat bepalingen niet in extenso worden opgenomen  1. – Niet opgenomen

    Art. 1104.

    Het is vergeldend, wanneer elke partij zich verbindt iets te geven of te doen, dat beschouwd wordt als gelijkwaardig met wat men haar geeft of voor haar doet.

    Wanneer het gelijkwaardige gelegen is in de kans van winst of verlies, die voor elke partij afhankelijk is van een onzekere gebeurtenis, is het contract een kanscontract.

    Art. 1105-1963.

    (...)

    Verwijzing naar de voetnoot 1

    Annotatie die signaleert dat bepalingen niet in extenso worden opgenomen  1. – Niet opgenomen

    Titel XII - Kanscontracten

    Art. 1964.

    Een kanscontract is een wederkerige overeenkomst, waarvan de gevolgen, met betrekking tot winst en verlies, hetzij voor alle partijen, hetzij voor een of meer van hen, van een onzekere gebeurtenis afhangen.

    Van dien aard zijn:

    Het verzekeringscontract,

    De bodemerij,

    Spel en weddenschap,

    Het contract van lijfrente.

    De eerste twee worden door het zeerecht geregeld.

    Art. 1965-2091.

    (...)

    Verwijzing naar de voetnoot 1

    Annotatie die signaleert dat bepalingen niet in extenso worden opgenomen  1. – Niet opgenomen

    Titel XVIII - ¹[Voorrechten en hypotheken]¹

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  1. Titel XVIII (art. 2092-2203, nieuw art. 1-134) vervangen bij art. I wet 16 december 1851, B.S., 22 december 1851

    Wet 16 december 1851 op de voorrechten en hypotheken (B.S. 22 december 1851)

    Hoofdstuk I - Algemene bepalingen

    Art. 10.

    ¹[Onder voorbehoud van artikel 58 van de wet van 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst, wordt elke vergoeding die door derden verschuldigd is wegens het tenietgaan, de beschadiging of het waardeverlies van het met voorrecht op hypotheek bezwaarde goed, aangewend voor de betaling van de bevoorrechte of hypothecaire schuldvorderingen, ieder volgens haar rang, indien de derden de vergoeding niet gebruiken voor de herstelling van dit goed.]¹

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  1. – Vervangen bij art. 145 wet 25 juni 1992, B.S., 20 augustus 1992

    Hoofdstuk II - Voorrechten

    Afdeling II - Voorrechten op roerende goederen

    § 2. Voorrechten op bepaalde roerende goederen

    Art. 20.

    De schuldvorderingen, op bepaalde roerende goederen bevoorrecht, zijn:

    Verwijzing naar de voetnoot 23

    ¹[9° ¹[Voor de verzekeringsovereenkomsten waarop de wet van 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst niet van toepassing is, zijn de uit een ongeval ontstane schuldvorderingen ten bate van een door dat ongeval benadeelde derde of diens rechthebbenden, bevoorrecht op de vergoeding die de verzekeraar van de burgerrechtelijke aansprakelijkheid verschuldigd is op grond van de verzekeringsovereenkomst. Geen betaling aan de verzekerde zal bevrijdend zijn, zolang de bevoorrechte schuldeisers niet schadeloos zijn gesteld;]¹]¹

    Verwijzing naar de voetnoot 2

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  1. – 9° ingevoegd bij art. 1 wet 24 mei 1937; opgeheven bij art. 147, 3°, wet 25 juni 1992, B.S., 20 augustus 1992; opnieuw ingevoegd bij art. 13 wet 16 maart 1994, B.S., 4 mei 1994

    Annotatie in verband met de inwerkingtreding  2. – Op een door de Koning te bepalen datum en uiterlijk op 1 januari 2017 luidt dit art. als volgt:

    Art. 20.

    De schuldvorderingen, op bepaalde roerende goederen bevoorrecht, zijn:

    ³[De huur- en pachtgelden van onroerende goederen zijn bevoorrecht op de vruchten van de oogst van het jaar, en op de waarde van al hetgeen het verhuurde huis of de hoeve stoffeert en van al hetgeen tot de exploitatie van de hoeve dient, en wel:]³

    ⁴[Indien het een huis betreft, voor twee vervallen jaren; daarenboven, voor het lopende jaar, alsmede voor het jaar dat daarop volgt, en zelfs, indien de huurcontracten authentiek zijn of indien zij, onderhands zijnde, een vaste dagtekening hebben, voor al hetgeen nog moet vervallen; in dit laatste geval hebben de overige schuldeisers het recht om het huis voor het overblijvende gedeelte van de huurtijd weder te verhuren en de huur te genieten, echter onder verplichting om aan de eigenaar te betalen al hetgeen hem nog mocht zijn verschuldigd.]⁴

    ⁵[Indien het een hoeve betreft, voor een vervallen pachtjaar en voor het lopende jaar.]⁵

    Hetzelfde voorrecht geldt voor de herstellingen ten laste van de huurder en voor alles wat de uitvoering van de huur betreft.

    De eigenaar kan beslag leggen op de roerende goederen die zijn huis of zijn hoeve stofferen, wanneer zij buiten zijn toestemming zijn weggebracht, en hij behoudt daarop zijn voorrecht, mits hij ze heeft opgeëist binnen de tijd van veertig dagen, wanneer het roerende goederen betreft die een hoeve stoffeerden; en binnen de tijd van vijftien dagen, wanneer het roerende goederen betreft die een huis stoffeerden;

    ⁶[...]⁶

    ⁷[...]⁷

    4° De kosten tot behoud van de zaak gemaakt;

    5° De prijs van niet betaalde roerende goederen, indien zij zich nog in het bezit van de schuldenaar bevinden, onverschillig of hij ze met of zonder tijdsbepaling gekocht heeft.

    ⁸[De schadevergoedingen toegekend aan de burgerlijke partij op het voertuig dat gediend heeft voor het plegen van de inbreuk.]⁸

    ⁹[Het voorrecht ingesteld bij de nrs. 4 en 5 houdt op te gelden wanneer die roerende goederen onroerend zijn geworden door bestemming of incorporatie, behalve indien het machines, toestellen, gereedschappen en ander bedrijfsuitrustingsmaterieel betreft, gebruikt in nijverheids-, handels- of ambachtsondernemingen.]⁹

    ¹⁰[In dit geval blijft het voorrecht met betrekking tot deze goederen bestaan gedurende vijf jaren te rekenen van de levering ¹¹[...]¹¹.]¹⁰

    ¹²[¹³[...]¹³ De levering wordt bewezen door de boeken van de verkoper, behoudens tegenbewijs.]¹²

    ¹⁴[In geval van onroerend beslag op de machines, toestellen, gereedschappen en ander bedrijfsuitrustingsmaterieel, of van faillietverklaring van de schuldenaar, voordat vijf jaren zijn verstreken, blijft het voorrecht bestaan tot na de verdeling van de penningen of tot na de vereffening van het faillissement.]¹⁴

    Indien de verkoop zonder tijdsbepaling gedaan is, kan de verkoper de verkochte voorwerpen zelfs terugvorderen zolang zij zich in het bezit van de koper bevinden, en de wederverkoop ervan beletten, mits de terugvordering geschiedt binnen acht dagen na de levering en de voorwerpen zich nog in dezelfde staat bevinden als ten tijde van de levering.

    Het verval van het recht op terugvordering brengt tevens mede het verval van de rechtsvordering tot ontbinding, ten aanzien van de overige schuldeisers.

    In de wetten en gebruiken van de koophandel betreffende de terugvordering wordt niets gewijzigd;

    ¹⁵[...]¹⁵

    ¹⁶[...]¹⁶

    7° De vrachtkosten en bijkomende onkosten, op het vervoerde goed, zolang de vervoerder dit onder zich heeft, en gedurende vierentwintig uren die volgen op de aflevering aan de eigenaar of aan de geadresseerde, mits dezen in het bezit ervan gebleven zijn;

    8° De schuldvorderingen, ontstaan uit misbruik en ontrouw van openbare ambtenaren in de uitoefening van hun bediening, zijn bevoorrecht op de door hen gestelde zekerheid en op de vervallen interest daarvan;

    ¹⁷[9° ¹⁷[Voor de verzekeringsovereenkomsten waarop de wet van 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst niet van toepassing is, zijn de uit een ongeval ontstane schuldvorderingen ten bate van een door dat ongeval benadeelde derde of diens rechthebbenden, bevoorrecht op de vergoeding die de verzekeraar van de burgerrechtelijke aansprakelijkheid verschuldigd is op grond van de verzekeringsovereenkomst. Geen betaling aan de verzekerde zal bevrijdend zijn, zolang de bevoorrechte schuldeisers niet schadeloos zijn gesteld;]¹⁷]¹⁷

    ¹⁸[10° ¹⁸[...]¹⁸]¹⁸

    ¹⁹[11° De voorschotten die overeenkomstig de wetgeving betreffende de schadeloosstellingen voor de schade veroorzaakt door het winnen en pompen van grondwater, zijn uitgekeerd voor het herstel van de schade veroorzaakt aan de oogst, op de vruchten van de oogst van het jaar of op de prijs van die oogst;]¹⁹

    ²⁰[12° ²¹[gedurende vijf jaar vanaf de datum van de factuur, de schuldvordering die de metselaars, timmerlieden, arbeiders, vaklui en onderaannemers gebezigd bij het oprichten van een gebouw of voor andere werken die bij aanneming zijn uitgevoerd tegenover hun medecontractant-aannemer hebben wegens werken die zij hebben uitgevoerd of laten uitvoeren, op de schuldvordering die deze medecontractant-aannemer wegens dezelfde aanneming heeft tegenover de bouwheer..

    De onderaannemer wordt als aannemer en de aannemer als bouwheer beschouwd ten opzichte van de eigen onderaannemers van de eerstgenoemde.

    De rechtstreekse vordering kan niet meer worden ingesteld na het ontstaan van de samenloop.]²¹]²⁰

    ²²[12° (2) De schuldvorderingen van de leden van een ziekenfonds en van een landsbond op de reservefondsen door deze gevestigd volgens de bepalingen van de wetgeving betreffende de ziekenfondsen en de landsbonden.]²²

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  3. – 1°, lid 1, vervangen bij art. 11 wet 7 maart 1929, B.S., 10 maart 1929

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  4. – 1°, lid 2, ingevoegd bij art. 11 wet 7 maart 1929, B.S., 10 maart 1929

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  5. – 1°, lid 3, ingevoegd bij art. 11 wet 7 maart 1929, B.S., 10 maart 1929

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  6. – 2° opgeheven bij art. 100, a), wet 11 juli 2013, B.S. 2 augustus 2013, inwerkingtreding: door de Koning te bepalen en uiterlijk op 1 januari 2017 (art. 109, lid 1; zoals gewijzigd bij art. 2 wet 26 november 2014, B.S. 1 december 2014)

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  7. – 3° opgeheven bij art. 100, b), wet 11 juli 2013, B.S. 2 augustus 2013, inwerkingtreding: door de Koning te bepalen en uiterlijk op 1 januari 2017 (art. 109, lid 1; zoals gewijzigd bij art. 2 wet 26 november 2014, B.S. 1 december 2014)

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  8. – 5°, lid 2, ingevoegd bij art. 41, § 1, wet 3 mei 1999, B.S. 30 juni 1999, inwerkingtreding: 1 januari 2003 (art. 75, lid 1, K.B. 7 mei 2002, B.S. 30 mei 2002)

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  9. – 5°, lid 3, vervangen bij art. 1 wet 29 juli 1957, B.S., 5-6 augustus 1957

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  10. – 5°, lid 4, vervangen bij art. 1 wet 29 juli 1957, B.S., 5-6 augustus 1957

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  11. – 5°, lid 4, gewijzigd bij art. 45, 1°, wet 14 januari 2013, B.S. 1 maart 2013, inwerkingtreding: 1 september 2013 (art. 85, lid 1)

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  12. – 5°, lid 5, vervangen bij art. 1 wet 29 juli 1957, B.S., 5-6 augustus 1957

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  13. – 5°, lid 5, gewijzigd bij art. 45, 2°, wet 14 januari 2013, B.S. 1 maart 2013, inwerkingtreding: 1 september 2013 (art. 85, lid 1)

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  14. – 5°, lid 6, ingevoegd bij art. 1 wet 29 juli 1957, B.S., 5-6 augustus 1957

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  15. – Lid 10 opgeheven bij art. 290 W. Reg. en bij art. 81 W. Zeg.

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  16. – 6°, na wijziging, opgeheven bij art. 100, c), wet 11 juli 2013, B.S. 2 augustus 2013, inwerkingtreding: door de Koning te bepalen en uiterlijk op 1 januari 2017 (art. 109, lid 1; zoals gewijzigd bij art. 2 wet 26 november 2014, B.S. 1 december 2014)

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  17. – 9° ingevoegd bij art. 1 wet 24 mei 1937; opgeheven bij art. 147, 3°, wet 25 juni 1992, B.S., 20 augustus 1992; opnieuw ingevoegd bij art. 13 wet 16 maart 1994, B.S., 4 mei 1994

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  18. – 10° ingevoegd bij art. 102 wet 10 april 1971, B.S., 24 april 1971; opgeheven bij art. 36 wet 10 augustus 2001, B.S., 7 september 2001

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  19. – 11° ingevoegd bij art. 23, 1° Decr. Vl. R. 24 januari 1984, B.S., 5 juli 1984, inwerkingtreding: nog niet bepaald

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  20. – 12° een eerste maal (1) ingevoegd bij art. 1 wet 19 februari 1990, B.S., 24 maart 1990

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  21. – 12° vervangen bij art. 91 wet 11 juli 2013, B.S. 2 augustus 2013, inwerkingtreding: door de Koning te bepalen en uiterlijk op 1 januari 2017 (art. 109, lid 1; zoals gewijzigd bij art. 2 wet 26 november 2014, B.S. 1 december 2014)

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  22. – 12° een tweede maal (2) ingevoegd bij art. 74, § 1, wet 6 augustus 1990, B.S., 28 september 1990

    Annotatie die signaleert dat bepalingen niet in extenso worden opgenomen  23. – Niet opgenomen

    Wetboek 15 september 1807 Wetboek van koophandel

    (Uittreksel)

    Boek II - Zeevaart en binnenvaart

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  1. Boek II (oorspronkelijk art. 190-436) werd vervangen bij wet 21 augustus 1879, B.S., 4 september 1879, en vervolgens gewijzigd bij wetten 12 juni 1902, B.S., 16-17 juni 1902 en 10 februari 1908, B.S., 25 september 1908. Een ambtelijke coördinatie verscheen in B.S., 25 september 1908.

    Art. 1-190.

    (...)

    Verwijzing naar de voetnoot 1

    Annotatie die signaleert dat bepalingen niet in extenso worden opgenomen  1. – Niet opgenomen

    Titel VI - Zeeverzekering

    Afdeling I - Vorm en inhoud van de verzekeringsovereenkomst

    Art. 191.

    De zeeverzekering kan omvatten:

    – het casco en de kiel van het schip;

    – het tuig en de takelage;

    – de uitrusting en de mondvoorraad;

    – de vracht;

    – het passagegeld;

    – het op bodemerij gegeven geld en de bodemerijpremie;

    – de ingeladen goederen;

    – de uit de goederen verwachte winst;

    – het loon van de bemanning;

    – de winst op de bevrachting;

    – het makelaarsloon en het commissieloon op aankoop, verkoop en consignatie;

    – de geldsommen voor en tijdens de reis besteed ten behoeve van het schip en van de verzending van de goederen;

    – in het algemeen, alle op geld waardeerbare zaken of waarden die aan scheepvaartrisico onderhevig zijn, onverminderd de bepalingen ¹[van de wet van 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst, in zoverre zij betrekking heeft op de persoonsverzekeringen]¹.

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  1. – Dertiende streepje gewijzigd bij art. 143 wet 25 juni 1992, B.S., 20 augustus 1992

    Art. 192.

    In geval van bedrog in de waardering van de verzekerde zaken, alsmede van verdichting of vervalsing, kan de verzekeraar de zaken laten onderzoeken en waarderen, onverminderd alle andere burgerrechtelijke of strafrechtelijke vorderingen.

    Art. 193.

    Zaken waarvan de waarde in de overeenkomst in een vreemde munt is uitgedrukt, worden gewaardeerd in Belgische munt volgens de koers van de vreemde munt ten tijde van de ondertekening van de polis.

    Art. 194.

    Is de waarde van de verzekerde zaken in de overeenkomst niet uitgedrukt, dan wordt zij bewezen overeenkomstig de bepalingen van afdeling II van deze titel.

    Art. 195.

    Wanneer de duur van het risico bij de overeenkomst niet bepaald is, loopt het risico ten aanzien van het schip, het tuig en de takelage, de uitrusting, de mondvoorraad en de vracht, zodra het inladen is begonnen, en, indien het schip in ballast vertrekt, zodra het innemen van ballast is begonnen; het risico eindigt op het tijdstip van de lossing of eenentwintig dagen na de aankomst op de plaats van bestemming, bij gebreke van lossing binnen die termijn.

    Ten aanzien van de goederen, loopt het risico van de dag dat zij in het schip of in de overslaglichters zijn geladen, tot de dag dat zij op de wal zijn geplaatst.

    Ten aanzien van alle andere zaken begint en eindigt voor de verzekeraar de aansprakelijkheid op het tijdstip dat voor de verzekerde het zeerisico begint en eindigt.

    Art. 196.

    Indien in tijd van vrede een premieverhoging bedongen is voor het geval van oorlog en de hoegrootheid ervan in de verzekeringsovereenkomst niet is bepaald, wordt zij door de rechtbank vastgesteld met inachtneming van de risico's, de omstandigheden en de bedingen van de verzekeringspolis.

    Art. 197.

    In geval van verlies van goederen voor rekening van de kapitein verzekerd en geladen in het schip waarover hij het bevel voert, is de kapitein gehouden aan de verzekeraars het bewijs van de aankoop van de goederen te leveren en daarvan een cognossement te bezorgen, door twee van de voornaamste schepelingen getekend.

    Art. 198.

    Een schepeling of een passagier die in België verzekerde goederen in het schip laadt, is verplicht daarvan een cognossement te laten ter plaatse waar de inlading geschiedt. In België wordt het gelaten ter griffie van de rechtbank van koophandel; in het buitenland, in handen van de Belgische consul of, bij zijn ontstentenis, in handen van de plaatselijke overheid.

    Art. 199.

    De verzekeringsovereenkomst is nietig, wanneer zij op bodemerij genomen geld tot voorwerp heeft.

    Afdeling II - Verplichtingen van de verzekeraar en van de verzekerde

    Art. 200.

    De verzekering wordt nietig verklaard en de verzekeraar ontvangt als schadevergoeding een half ten honderd van het verzekerde bedrag:

    – wanneer voor de aanvang van het risico de reis wordt gestaakt, zelfs door toedoen van de verzekerde;

    – wanneer de bevrachter de vracht heeft laten verzekeren en deze door omstandigheden niet verschuldigd is;

    – wanneer de verzekerde, in het geval van artikel 10 van de wet van 11 juni 1874, recht heeft op teruggave van de premie.

    Wanneer de premie minder dan een ten honderd bedraagt, is de schadevergoeding gelijk aan de helft van de premie.

    Art. 201.

    Voor rekening van de verzekeraar is alle verlies en schade ontstaan tengevolge van storm, schipbreuk, stranding, aanvaring, gedwongen verandering van koers, reis of schip, werping, brand, ontploffing, plundering en in het algemeen door enig ander zeegevaar.

    Ingeval de verzekeraar het oorlogsrisico voor zijn rekening neemt, staat hij in voor alle schade en verlies die verzekerde zaken overkomen door vijandelijkheden, vergeldingsmaatregelen, oorlogsverklaring, blokkade, aanhouding op last van hogerhand, molest van de zijde van een erkende of niet-erkende regering en in het algemeen door alle oorlogsvoorvallen en -gevaren.

    Art. 202.

    Ingeval het oorlogsrisico niet in de verzekering is begrepen, is de overeenkomst ontbonden, indien een oorlogshandeling het verloop van de reis komt te wijzigen.

    Wanneer die handeling echter plaats vindt op zee, gaat de ontbinding van de overeenkomst niet in voordat het schip geankerd of gemeerd ligt in de eerste haven die het bereikt.

    Art. 203.

    In geval van het vorige artikel wordt vermoed dat de verzekerde goederen tengevolge van enig zeegevaar verloren zijn gegaan, behoudens tegenbewijs.

    Art. 204.

    De oorlogsmolestverzekering, ongeacht de verplichtingen daaraan verbonden voor de verzekeraars, treedt ten aanzien van de gewone risico's in de plaats van de verzekering onder het beding «vrij van oorlogsmolest», te rekenen van het tijdstip waarop de laatstgenoemde overeenkomst ontbonden wordt ingevolge artikel 202.

    Art. 205.

    Verandering van koers, reis of schip, door de verzekerde bevolen, en verlies of schade, door zijn toedoen ontstaan, komen niet ten laste van de verzekeraar; deze heeft zelfs recht op de premie, ingeval het risico voor hem is beginnen te lopen.

    Art. 206.

    Schade veroorzaakt door toedoen en schuld van de eigenaar, bevrachter of inlader, komt niet ten laste van de verzekeraar.

    Art. 207.

    De verzekeraar is aansprakelijk voor de daden van ontrouw en fouten van de kapitein en de schepelingen, bekend onder de naam van schelmerij van de schipper, tenzij het tegendeel is bedongen.

    Hij is niet aansprakelijk voor de daden van ontrouw van de kapitein die door de verzekerde is aangesteld, tenzij het tegendeel is bedongen.

    Art. 208.

    In de polis moet melding worden gemaakt van de goederen die uit hun aard bijzonder aan bederf of aan vermindering onderhevig zijn, zoals koren of zout, of van goederen die schade kunnen lijden door lekkage, anders is de verzekeraar niet aansprakelijk voor de schade en het verlies aan die goederen overkomen, tenzij de verzekerde bij de ondertekening van de polis de aard van de lading niet kende.

    Art. 209.

    Wanneer de verzekering betrekking heeft op goederen voor de heenreis en voor de terugreis en het schip op zijn eerste bestemmingsplaats geen teruglading of een onvolledige teruglading heeft ingenomen, ontvangt de verzekeraar slechts tweederde van de overeengekomen premie, naar evenredigheid, tenzij anders bedongen is.

    Art. 210.

    Voor de verzekering worden de goederen geschat naar de waarde die zij hadden ten tijde en ter plaatse van de inlading, met inbegrip van alle rechten en kosten tot aan boord, alsmede van de verzekeringspremie en de bijkomende kosten.

    Casco, kiel, tuig en takelage worden geschat naar hun waarde op de dag waarop het risico is bedongen.

    Mondvoorraad, uitrusting en alle andere op geld waardeerbare zaken worden geschat naar hun waarde ter plaatse en ten tijde van het begin van het risico.

    Art. 211.

    Een overeenkomst van verzekering of van herverzekering voor een hoger bedrag dan de waarde van de verzekerde zaken, is ten aanzien van de verzekerde alleen nietig, wanneer bewezen wordt dat er zijnerzijds bedrog of arglist is geweest.

    Art. 212.

    Wanneer er, in het voormelde geval, geen bedrog of arglist is geweest, blijft de overeenkomst gelden ten belope van de geschatte of overeengekomen waarde van de verzekerde zaken.

    Art. 213.

    Wanneer de partijen overeengekomen zijn omtrent het bedrag van de verwachte winst, is deze schatting bindend, zonder dat nader bewijs vereist is.

    Art. 214.

    In de verzekering van op bodemerij te leen gegeven geldsommen wordt de bodemerijpremie niet geacht begrepen te zijn.

    Art. 215.

    Bij verzekering van de vracht van de verzekerde zaken wordt, in geval van bijzondere averij, verhoudingsgewijze evenveel voor de vracht uitgekeerd als voor de verzekerde zaken.

    Art. 216.

    De verzekeraar van het passagegeld is gehouden tot vergoeding van het verlies dat de verzekerde op dit passagegeld heeft geleden ten gevolge van zeerisico's, zoals kosten van ontscheping en herinscheping, voeding en logies van de reizigers in een noodhaven, vervanging van verloren gegane of beschadigde levensmiddelen en verder vervoer aan boord van een ander schip.

    Art. 217.

    Indien de verzekering bij verdeling plaatsheeft ten aanzien van goederen die moeten worden geladen in verscheidene nader aangeduide schepen, met vermelding van de geldsom die op elk schip verzekerd wordt, en alle goederen worden geladen in één schip of in een kleiner aantal schepen dan in de overeenkomst is bepaald, is de verzekeraar enkel gehouden tot betaling van de som die hij verzekerd heeft op het schip of de schepen die de lading hebben ingenomen, niettegenstaande alle bedoelde schepen vergaan zijn; hij ontvangt niettemin de bij artikel 200 bepaalde vergoeding.

    Art. 218.

    De verzekeraar is ontslagen van het risico en heeft recht op de premie, indien de verzekerde het schip naar een verder gelegen plaats zendt dan in de overeenkomst genoemd is, zij het op dezelfde route.

    De verzekering heeft volkomen gevolg indien de reis verkort wordt, mits de kapitein daartoe een van de aanleghavens kiest.

    De verzekeraar staat nochtans in voor het verlies, de schade en de uitgaven, die dagtekenen van voor de verlenging of de verandering van de reis.

    Art. 219.

    Elke verzekering aangegaan na het verlies of de aankomst van de verzekerde zaken is nietig, indien bewezen wordt dat de verzekerde het verlies, of de verzekeraar de aankomst moet hebben vernomen voor de ondertekening van de overeenkomst.

    Art. 220.

    Wordt het bewijs geleverd tegen de verzekerde, dan betaalt deze aan de verzekeraar een dubbele premie.

    Wordt het bewijs geleverd tegen de verzekeraar, dan betaalt deze aan de verzekerde een bedrag gelijk aan het dubbele van de overeengekomen premie.

    Art. 221.

    Het beding «vrij van beschadigdheid» ontslaat de verzekeraar van elke gemene of bijzondere averij, uitgezonderd in de gevallen waarin abandonnement kan worden gedaan; in die gevallen heeft de verzekerde de keus tussen abandonnement en het instellen van een rechtsvordering wegens averij.

    Afdeling III - Abandonnement

    Art. 222.

    Abandonnement van de verzekerde zaken kan geschieden:

    – in geval van neming,

    – schipbreuk,

    – stranding met verbrijzeling,

    – onzeewaardigheid tengevolge van zeegevaar,

    – aanhouding door een vreemde mogendheid,

    – verlies of beschadiging van de verzekerde zaken, indien het verlies of de beschadiging ten minste drie vierde bedraagt.

    Abandonnement kan geschieden in geval van aanhouding door de regering na het begin van de reis.

    Art. 223.

    Abandonnement kan niet gedaan worden voor het begin van de reis.

    Art. 224.

    Alle andere schade wordt als averij beschouwd en tussen verzekeraars en verzekerden geregeld naar verhouding van hun belangen.

    Art. 225.

    Abandonnement van de verzekerde zaken kan noch gedeeltelijk noch voorwaardelijk gedaan worden.

    Het strekt zich niet verder uit dan tot de zaken waarop de verzekering en het risico betrekking hebben.

    Art. 226.

    Het abandonnement moet aan de verzekeraar gedaan worden:

    – binnen zes maanden na ontvangst van de tijding van het verlies, wanneer het zich heeft voorgedaan in een haven of op de kust van Europa, of op die van Azië en Afrika van de Middellandse Zee;

    – binnen een jaar na ontvangst van de tijding van het verlies, wanneer het zich heeft voorgedaan in Afrika aan deze zijde van Kaap de Goede Hoop of in Amerika aan deze zijde van Kaap Hoorn;

    – binnen achttien maanden na ontvangst van de tijding van het verlies, wanneer het zich heeft voorgedaan in andere gedeelten van de wereld.

    Na het verstrijken van die termijnen zijn de verzekerden niet meer tot abandonnement gerechtigd.

    In geval van neming en van aanhouding op last van hogerhand beginnen de voormelde termijnen eerst te lopen bij het verstrijken van de in artikel 243 bepaalde termijnen.

    Art. 227.

    De verzekeraar kan, zonder het verstrijken van de voormelde termijnen af te wachten, de verzekerde aanmanen om abandonnement te doen. Indien de verzekerde dit niet doet binnen een maand, is hij er niet meer toe gerechtigd.

    Art. 228.

    ¹[Ingeval van herverzekering moeten de herverzekerden het abandonnement ter kennis van de herverzekeraar brengen binnen de volgende termijnen:

    – binnen een maand, wanneer het verlies zich heeft voorgedaan in het Verenigd Koninkrijk of in een aan België grenzende Staat;

    – binnen twee maanden, wanneer het verlies zich heeft voorgedaan in een andere Staat van Europa, dan wel in een Staat aan de Afrikaanse of Aziatische kust van de Middellandse Zee of aan de Aziatische kust van de Zwarte Zee;

    – binnen vijf maanden, wanneer het verlies zich heeft voorgedaan in een staat buiten Europa, aan deze zijde van de zee-engten van Malakka en van Soenda, en aan deze zijde van Kaap Hoorn;

    – binnen acht maanden, indien het verlies zich heeft voorgedaan in de Staten aan gene zijde van die zee-engten en aan gene zijde van Kaap Hoorn.

    Deze termijnen lopen vanaf de dag waarop de oorspronkelijke verzekerden van hun abandonnement kennis hebben gegeven.

    In geval van oorlog ter zee worden de in het eerste lid bepaalde termijnen verdubbeld ten aanzien van de overzeese landen.

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  1. – Vervangen bij art. 2-3, § 2, 15°, wet 21 oktober 1997, B.S., 27 november 1997

    Art. 229.

    In de gevallen waarin abandonnement kan worden gedaan en bij andere ongevallen waarvan het risico voor de verzekeraar is, moet de verzekerde elk bericht dat hij ontvangt aan de verzekeraar betekenen op straffe van schadevergoeding.

    De betekening moet geschieden binnen drie dagen na ontvangst van het bericht.

    Art. 230.

    Wanneer te rekenen van de dag van de afvaart of van de dag waar de laatst ontvangen tijding betrekking op heeft, zes maanden verlopen zijn in geval van een gewone reis, of een jaar in geval van een lange reis, kan de verzekerde die verklaart geen tijding van zijn schip te hebben ontvangen, abandonnement doen aan de verzekeraar en betaling van de verzekeringssom vorderen, zonder dat het verlies behoeft te worden bewezen.

    Na die zes maanden of na dat jaar kan de verzekerde optreden binnen de termijnen gesteld in artikel 226.

    Art. 231.

    Indien een verzekering voor een bepaalde tijd is aangegaan, wordt, na verloop van de termijnen hiervoren gesteld voor gewone en voor lange reizen, vermoed dat het schip vergaan is binnen de looptijd van de verzekering.

    Art. 232.

    Als lange reizen worden beschouwd die welke verder gaan dan:

    – zuidwaarts, de 30e graad noorderbreedte;

    – noordwaarts, de 72e graad noorderbreedte;

    – westwaarts, de 15e lengtegraad vanaf de meridiaan van Parijs;

    – oostwaarts, de 44e lengtegraad vanaf de meridiaan van Parijs.

    Art. 233.

    Bij de betekening ingevolge artikel 229 kan de verzekerde of abandonnement doen met aanmaning aan de verzekeraar om de verzekeringssom te betalen binnen de termijn in de overeenkomst gesteld, of zich het recht voorbehouden om abandonnement te doen binnen de termijnen in de wet gesteld.

    Art. 234.

    Bij het doen van abandonnement is de verzekerde gehouden de verzekeringen op te geven die hij op de verzekerde zaken heeft gesloten of doen sluiten, evenals die waartoe hij last heeft gegeven, en die waarvan hij weet dat zij door anderen op dezelfde zaken zijn gesloten, bij gebreke waarvan de termijn van betaling, die moet ingaan op de dag van het abandonnement, opgeschort wordt tot de dag dat hij gemelde opgave zal hebben laten doen, zonder dat daaruit enige verlenging volgt van de termijn bepaald om de rechtsvordering tot abandonnement in te stellen.

    Art. 235.

    In geval van bedrieglijke opgave is de verzekerde verstoken van de voordelen der verzekering.

    Art. 236.

    Indien de tijd van de betaling niet vastgesteld is bij de overeenkomst, moet de verzekeraar de verzekeringssom betalen binnen drie maanden na de betekening van het abandonnement.

    Art. 237.

    De stukken tot bewijs van inlading en verlies moeten aan de verzekeraar worden betekend voordat tegen hem een vordering tot betaling van de verzekerde bedragen kan worden ingesteld.

    Art. 238.

    De verzekeraar wordt toegelaten tot het tegenbewijs van de feiten die in de bewijsstukken opgetekend zijn.

    Door die toelating wordt de veroordeling van de verzekeraar tot voorlopige uitkering van de verzekeringssom niet opgeschort, mits de verzekerde borg stelt.

    De verbintenis van de borg vervalt na twee volle jaren, indien er geen rechtsvordering is ingesteld.

    Art. 239.

    Is het abandonnement betekend en aangenomen of bij vonnis geldig verklaard, dan behoren de verzekerde zaken aan de verzekeraar te rekenen van de dag van het abandonnement.

    De verzekeraar kan de terugkeer van het schip niet voorwenden om zich te onttrekken aan de betaling van de verzekeringssom.

    Art. 240.

    De verzekeraar van de verwachte winst kan, in geval van abandonnement, niets uit de zaak vorderen van degene die ze heeft laten verzekeren.

    Art. 241.

    In geval van abandonnement van de vracht heeft de vrachtverzekeraar recht op de vracht voor het deel van de lading dat geborgen of in de aanleghavens ontscheept is en op het ten tijde van het schadegeval verschuldigde passagegeld, zelfs al is het voor of tijdens de reis betaald, onverminderd de rechten van de bodemerijgevers, ¹[het recht van de matrozen op loon en repatriëring]¹ en de kosten en uitgaven gedurende de reis.

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  1. – Gewijzigd bij art. 2-3, § 2, 16°, wet 21 oktober 1997, B.S., 27 november 1997

    Art. 242.

    In hetzelfde geval kan de vrachtverzekeraar het loon van de bemanning en alle andere in de verzekering begrepen uitgaven waarvan de verzekerde door de gebeurtenis bevrijd is, van de verzekeringssom aftrekken.

    Voor het afgetrokken bedrag wordt de premie volledig terugbetaald.

    Art. 243.

    In geval van neming door kapers of vijanden of van aanhouding op last van hogerhand, is de verzekerde gehouden daarvan aan de verzekeraar betekening te doen binnen drie dagen na de ontvangst van de tijding.

    Het abandonnement van de verzekerde zaken kan eerst gedaan worden:

    – na verloop van zes maanden te rekenen van de betekening, wanneer de neming of de aanhouding heeft plaatsgehad in een Europese zee of in een zee die Europa van Azië of van Afrika scheidt;

    – na verloop van een jaar, wanneer de neming of de aanhouding in een verder gelegen gebied heeft plaatsgehad.

    Ingeval de genomen of aangehouden goederen aan bederf onderhevig zijn, worden de voormelde termijnen verkort tot anderhalve maand in het eerste geval en tot drie maanden in het tweede geval.

    Is de verzekerde zaak tot goede prijs verklaard of is zij verbeurdverklaard voor het verstrijken van die termijnen, dan kan abandonnement worden gedaan door betekening van de tijding daarvan aan de verzekeraars.

    Art. 244.

    Gedurende de termijnen in het vorige artikel bepaald, zijn de verzekerden verplicht alles te doen wat in hun vermogen ligt om de genomen of aangehouden zaken terug te krijgen of te doen vrijgeven.

    Hunnerzijds kunnen ook de verzekeraars daartoe het nodige doen, samen met de verzekerden of afzonderlijk.

    Art. 245.

    Abandonnement wegens onzeewaardigheid kan niet worden gedaan wanneer het mogelijk is het gestrande schip weer vlot te maken, te herstellen en in staat te brengen om zijn reis naar de plaats van bestemming te vervolgen.

    In dat geval behoudt de verzekerde zijn verhaal op de verzekeraars voor de kosten en averij door de stranding veroorzaakt.

    Art. 246.

    Wanneer het schip onzeewaardig is verklaard, is degene die de lading heeft laten verzekeren, gehouden daarvan kennis te geven binnen drie dagen na ontvangst van de tijding.

    Art. 247.

    De kapitein is in dat geval verplicht al het mogelijke te doen om een ander schip te vinden teneinde de goederen naar de plaats van bestemming te brengen.

    Art. 248.

    De goederen die in het geval van het vorige artikel in een ander schip zijn geladen, blijven voor risico van de verzekeraar, totdat zij aangekomen en uitgeladen zijn.

    Art. 249.

    De verzekeraar is bovendien aansprakelijk voor de averij, de kosten van de lossing, opslag en herlading, de meerdere vracht en alle andere kosten die gemaakt zijn om de goederen te bergen.

    Art. 250.

    Wanneer de kapitein binnen de bij artikel 243 voorgeschreven termijnen geen ander schip heeft kunnen vinden om de goederen weer in te laden en naar de plaats van bestemming te brengen, kan de verzekerde abandonnement doen.

    Art. 251-270.

    (...)

    Verwijzing naar de voetnoot 1

    Annotatie die signaleert dat bepalingen niet in extenso worden opgenomen  1. – Niet opgenomen

    Titel ¹[X]¹ - Binnenschepen

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  1. Opschrift hernummerd bij art. 6 wet 12 augustus 1911, B.S., 23 augustus 1911

    Art. ¹[271]¹.

    Voor de toepassing van deze wet worden als ²[binnenschepen]² beschouwd, de vaartuigen, gewoonlijk gebruikt of bestemd voor de vaart in de ²[binnenwateren]² ten behoeve van personen- of goederenvervoer, visserij, sleepvaart, baggerwerk of enige andere winstgevende scheepvaartverrichting.

    Voor de toepassing van deze wet worden met ³[binnenschepen]³ gelijkgesteld alle vaartuigen van minder dan 25 ton die gewoonlijk ter zee worden gebruikt voor soortgelijke verrichtingen.

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  1. – Hernummerd bij art. 6 wet 12 augustus 1911, B.S., 23 augustus 1911

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  2. – Lid 1 gewijzigd bij art. 2-3, § 2, 18°, wet 21 oktober 1997, B.S., 27 november 1997

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  3. – Lid 2 gewijzigd bij art. 2-3, § 2, 18°, wet 21 oktober 1997, B.S., 27 november 1997

    Art. ¹[272]¹.

    ¹[Titel I van dit boek, met uitzondering van de artikelen 1 en 23, § 1, 5°, is van toepassing op de binnenschepen.

    De woorden «zeeschip» en «register der zeeschepen», worden, waar zij voorkomen in titel I, respectievelijk vervangen door de woorden «binnenschip» en «register van teboekstelling».

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  1. – Hernummerd bij art. 6 wet 12 augustus 1911, B.S., 23 augustus 1911; laatst vervangen bij art. 26 wet 21 december 1990, B.S., 29 december 1990, inwerkingtreding: 11 mei 1996 (art. 63 K.B. 4 april 1996, B.S., 11 mei 1996)

    ¹[Art. 272bis.

    ¹[§ 1. Elk binnenschip reeds gebouwd of in aanbouw kan op aanvraag van de belanghebbenden, worden te boek gesteld onder een speciaal nummer.

    Teboekstelling geschiedt op aangifte door de belanghebbenden op het door de Koning aangewezen kantoor der hypotheekbewaringen.

    Binnenschepen worden hierna «schip» genoemd.

    § 2. Met het oog op de teboekstelling van het schip, moeten de eigenaars bij de hypotheekbewaarder een aangifte indienen met opgave van:

    1° naam en kenmerken van het schip, aard en vermogen van de voortstuwingsmachine, de thuishaven die de aangevers het hebben toegewezen en, in voorkomend geval, het volgnummer van het schip, voorafgegaan door de beginletters van zijn thuishaven;

    2° jaar en plaats van de bouw, naam en woonplaats van de bouwer;

    3° verkeer en verrichtingen waarvoor het schip gewoonlijk en hoofdzakelijk gebezigd wordt of zal worden;

    4° de huidige eigenaar van het schip, te weten:

    a) als het een natuurlijke persoon betreft, zijn naam, voornamen, beroep, nationaliteit, zijn woonplaats en in voorkomend geval, zijn gekozen woonplaats;

    b) als het een handelsvennootschap betreft, haar handelsnaam of benaming, haar maatschappelijke zetel en de plaats van haar hoofdinrichting, plaats en datum van haar oprichting, naam, voornamen, nationaliteit en woonplaats van de hoofdelijk aansprakelijke vennoten, van de beheerders of van de zaakvoerders.

    § 3. Indien verscheidene natuurlijke personen of rechtspersonen op het schip rechten van eigendom of vruchtgebruik hebben, vermeldt de aangifte aard en hoegrootheid van die rechten en geeft zij voor ieder van die personen de in § 2 genoemde gegevens op.

    § 4. Bij de aangifte moeten de volgende stukken worden gevoegd:

    1° het nationaliteitsbewijs van ieder van de personen en de statuten van ieder van de handelsvennootschappen die eigenaar of mede-eigenaar zijn;

    2° de akte van vestiging, overdracht of aanwijzing van de rechten van eigendom of vruchtgebruik, als het een onderhandse, of een uitgifte als het een authentieke akte is. Een dubbel van de onderhandse of een voor eensluidend verklaard afschrift van de authentieke akte moet worden bijgevoegd en blijft ten kantore van de hypotheekbewaarder berusten;

    3° de meetbrief, met een duplicaat dat ten kantore blijft berusten;

    4° in voorkomend geval, een verklaring van de bevoegde overheid van de Staat waar het schip laatst was teboekgesteld of geregistreerd, betreffende de hypothecaire toestand van het schip, met aanduiding van de laatst ingeschreven eigenaar.

    § 5. Een schip dat in België in aanbouw is, wordt te boek gesteld op aangifte van de bouwer of door hem voor wiens rekening het wordt gebouwd, als deze zijn eigendomsrecht bewijst.

    De aangifte bevat de in § 2 genoemde gegevens voor zover die kunnen worden verstrekt. Bij de aangifte worden de in § 4, 1° en 2°, genoemde stukken gevoegd. Binnen dertig dagen nadat het schip voltooid is, worden die gegevens door de belanghebbenden aangevuld en wordt de meetbrief voorgelegd, samen met een duplicaat dat ten kantore blijft berusten.

    § 6. Van elk feit dat aanleiding geeft tot wijziging van de gegevens die luidens dit artikel moeten voorkomen in de aangifte en in de met het oog op teboekstelling over te leggen stukken, moet binnen dertig dagen nadat het zich heeft voorgedaan, door de aangevers aan de bewaarder kennis worden gegeven opdat het in het register van teboekstelling wordt geboekt. Bij overlijden van de aangever of aangevers rust de voormelde verplichting op de erfgenamen of legatarissen, evenwel met dien verstande dat de termijn van dertig dagen ingaat op het tijdstip waarop dezen kennis krijgen van het feit dat aanleiding geeft tot wijziging van de in dit artikel bedoelde gegevens.

    De kennisgeving moet vergezeld zijn van een in tweevoud opgemaakt stuk waaruit dat feit blijkt. Is dit stuk echter een authentieke akte, dan moet daarvan een uitgifte samen met een eensluidend verklaard afschrift worden overgelegd. Het dubbel van dat stuk of het eensluidend verklaard afschrift van de authentieke akte blijft ten kantore van de hypotheekbewaarder berusten.

    Elke kennisgeving van een wijziging in de tonnenmaat, in de afmetingen van het schip, in de aard en het vermogen van de voortstuwingsmachine, moet vergezeld gaan van de meetbrief waarop die wijziging is aangetekend, en van een duplicaat van dat document, dat ten kantore blijft berusten.

    § 7. Wanneer het schip te boek gesteld is op overlegging van een meetbrief opgemaakt volgens buitenlandse metingsregelen, wordt de meetbrief, opgemaakt volgens de in België geldende voorschriften, samen met een duplicaat van dat document, dat ten kantore blijft berusten, aan de bewaarder voorgelegd binnen het jaar na de teboekstelling.

    Wijzigingen die uit de nieuwe meting voortvloeien, worden in het register van teboekstelling opgetekend.

    § 8. De bewaarder tekent het nummer waaronder het schip is te boek gesteld en de datum van de teboekstelling aan op de meetbrief die tot staving van de aangifte wordt voorgelegd.

    § 9. De teboekstelling kan door de hypotheekbewaarder worden doorgehaald, hetzij van ambtswege, hetzij op verzoek van belanghebbenden.

    Ondanks de doorhaling blijven de inschrijvingen betreffende de zakelijke rechten waarmede het schip is bezwaard bestaan en kunnen zij naderhand worden doorgehaald, verminderd of hernieuwd.

    Geen teboekstelling mag worden doorgehaald dan dertig dagen na de datum waarop alle bij de hypotheekbewaring ingeschreven schuldeisers en alle derden, die er een exploot van beslag lieten inschrijven, door de bewaarder op de hoogte zijn gebracht. Die kennisgeving geschiedt bij een ter post aangetekende brief die aan de gekozen woonplaats van de ingeschrevene mag worden gezonden.

    De bewaarder vermeldt de doorhaling op de meetbrief.]¹]¹

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  1. – Ingevoegd bij art. 12 wet 2 april 1965, B.S., 6 mei 1965; vervangen bij art. 27 wet 21 december 1990, B.S., 29 december 1990, inwerkingtreding: 11 mei 1996 (art. 63 K.B. 4 april 1996, B.S., 11 mei 1996)

    Art. 273.

    ¹[§ 1. Onder voorbehoud van de §§ 2 tot 4 zijn van toepassing op de binnenvaartuigen en op de vaartuigen en drijvende tuigen door de Koning daarmede gelijkgesteld:

    1° de artikelen 1 tot en met 15, behalve artikel 6, § 5, van het Verdrag inzake de beperking van aansprakelijkheid voor zeevorderingen, gesloten te Londen op 19 november 1976, verder LLMC-Verdrag genoemd.

    Artikel 2, § 1, litterae d en e, van het LLMC-Verdrag is van toepassing op de binnenvaartuigen en de daarmede gelijkgestelde vaartuigen en drijvende tuigen.

    2° de artikelen 46, 48 tot 58 en 67 van dit Boek.

    3° de artikelen 12 tot 14, 16 en 17 van de wet houdende goedkeuring en uitvoering van diverse internationale akten inzake de zeevaart.

    § 2. Voor de toepassing van § 1 wordt het begrip schip, waar het voorkomt in de aangeduide artikelen, vervangen door «binnenvaartuig».

    § 3. De aansprakelijkheidsgrenzen vermeld in de artikelen 6, §§ 1 en 4 en 7 van het LLMC-Verdrag, en de grondslag van de berekening van de aansprakelijkheidsbeperking worden vastgesteld door de Koning.

    De Koning is bevoegd om deze gegevens te allen tijde aan te passen, rekening houdend met de economische toestand.

    § 4. De vorderingen vermeld in artikel 2, § 1, litterae d en e van het LLMC-Verdrag omvatten mede de vorderingen van de overheid wegens de maatregelen en verrichtingen vermeld in artikel 14 van de wet vermeld in § 1, 3°.

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  1. – Laatst vervangen bij art. 9 wet 11 april 1989, B.S., 6 oktober 1989

    Art. 274.

    ¹[...]¹

    ²[...]²

    ³[...]³

    ⁴[De artikelen 89 en 90 van dit boek zijn mede van toepassing op het cognossement bedoeld in artikel 9 van de wet van 5 mei 1936 op de binnenbevrachting.]⁴

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  1. – Lid 1 opgeheven bij art. 61 wet 5 mei 1936, B.S., 10 juni 1936

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  2. – Lid 2 opgeheven bij art. 61 wet 5 mei 1936, B.S., 10 juni 1936

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  3. – Lid 3 opgeheven bij art. 61 wet 5 mei 1936, B.S., 10 juni 1936

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  4. – Lid 4 laatst vervangen bij art. 2-3, § 2, 19°, wet 21 oktober 1997, B.S., 27 november 1997

    Art. 275.

    Hoofdstuk III van titel III betreffende averij en averijregeling, behalve artikel 154, is mede van toepassing op de binnenschepen.

    Art. 276.

    De binnenvaartverzekering kan omvatten:

    het casco en de kiel van het schip;

    het tuig en de takelage;

    de uitrusting en de mondvoorraad;

    de vracht;

    het passagegeld;

    de ingeladen goederen;

    de uit de goederen verwachte winst;

    ¹[het loon van de bemanning;]¹

    de winst op de bevrachting;

    het makelaarsloon en het commissieloon op aankoop, verkoop en consignatie;

    de geldsommen voor en tijdens de reis besteed ten behoeve van het schip en van de verzending van de goederen;

    in het algemeen, alle op geld waardeerbare zaken of waarden die aan scheepvaartrisico onderhevig zijn, onverminderd de bepalingen ²[van de wet van 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst, in zoverre zij betrekking heeft op de persoonsverzekeringen]².

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  1. – Al. 8 vervangen bij art. 2-3, § 2, 20°, wet 21 oktober 1997, B.S., 27 november 1997

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  2. – Al. 12 gewijzigd bij art. 144 wet 25 juni 1992, B.S., 20 augustus 1992

    Art. 277.

    De bepalingen van titel VI zijn van overeenkomstige toepassing op de binnenvaartverzekering.

    Art. 278.

    ¹[Titel VII betreffende de aanvaring, titel VIII betreffende hulp en berging, de leden 1, 2, 3 en 4 van artikel 270, zijn van overeenkomstige toepassing.]¹

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  1. – Vervangen bij art. 5 wet 12 augustus 1911, B.S., 23 augustus 1911; vervangen bij art. 2-3, § 2, 21°, wet 21 oktober 1997, B.S., 27 november 1997

    Art. 279.

    ¹[...]¹

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  1. – Opgeheven bij art. 5 wet 28 november 1928, B.S., 11 januari 1929

    Wet 10 oktober 1967 Gerechtelijk Wetboek (B.S. 31 oktober 1967)

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  1. Ingevoegd bij art. 1 wet 10 oktober 1967, B.S., 31 oktober 1967

    (Uittreksel)

    Derde deel - Bevoegdheid

    Titel I - Volstrekte bevoegdheid

    ¹[Hoofdstuk IIIbis - Politierechtbank]¹

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  1. Opschrift ingevoegd bij art. 36 wet 11 juli 1994, B.S., 21 juli 1994, inwerkingtreding: 1 januari 1995 (art. 1 K.B. 7 december 1994, B.S., 20 december 1994)

    ¹[Art. 601bis.

    De politierechtbank neemt kennis, ongeacht het bedrag, van alle vorderingen tot vergoeding van schade ontstaan uit een verkeersongeval ²[of een treinongeval]² zelfs indien het zich heeft voorgedaan op een plaats die niet toegankelijk is voor het publiek.]¹

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  1. – Ingevoegd bij art. 36 wet 11 juli 1994, B.S., 21 juli 1994, inwerkingtreding: 1 januari 1995 (art. 1 K.B. 7 december 1994, B.S., 20 december 1994)

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  2. – Gewijzigd bij art. 17 wet (I) 30 december 2009, B.S. 15 januari 2010, van toepassing op de zaken die na 1 september 2010 op de rol van de politierechtbank worden ingeschreven (art. 18)

    Titel III - Territoriale bevoegdheid

    Art. 628.

    Tot kennisneming van de vordering is alleen bevoegd:

    10° de rechter van de woonplaats van de verzekeringnemer, wanneer het gaat om geschillen over een verzekeringscontract, ongeacht het voorwerp van het contract, onverminderd de bepalingen tot regeling van de zeeverzekering en die welke betrekking hebben op de schadevergoeding wegens arbeidsongevallen;

    Wet 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst (B.S. 20 augustus 1992)

    Verwijzing  1. Volgende bepalingen met inwerkingtreding 1 november 2014 worden opgeheven bij art. 347, derde streepje, wet 4 april 2014 betreffende de verzekeringen, B.S. 30 april 2014, opgenomen in rubriek «I. Algemeen verzekeringsrecht, A. Basiswetgeving», infra:

    – hoofdstuk II, III en IV van titel I, titel II, hoofdstuk I, III, IV en V van titel III, afdeling I, met uitzondering van artikel 97, II, III, IV en V van hoofdstuk II van titel III, onderafdeling II van afdeling VI van hoofdstuk II van titel III van de wet van 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst;

    Titel I - DE LANDVERZEKERINGS- OVEREENKOMST IN HET ALGEMEEN

    Hoofdstuk I - INLEIDENDE BEPALINGEN

    Art. 1. Begripsbepalingen

    In deze wet wordt verstaan onder:

    a. Verzekeringsovereenkomst:

    een overeenkomst, waarbij een partij, de verzekeraar, zich er tegen betaling van een vaste of veranderlijke premie tegenover een andere partij, de verzekeringnemer, toe verbindt een in de overeenkomst bepaalde prestatie te leveren in het geval zich een onzekere gebeurtenis voordoet waarbij, naargelang van het geval, de verzekerde of de begunstigde belang heeft dat die zich niet voordoet.

    b. Verzekerde:

    a) bij schadeverzekering: degene die door de verzekering is gedekt tegen vermogensschade;

    b) bij persoonsverzekering: degene in wiens persoon het risico van het zich voordoen van het verzekerde voorval gelegen is.

    c. Begunstigde:

    degene in wiens voordeel verzekeringsprestaties bedongen zijn.

    d. Benadeelde:

    in een aansprakelijkheidsverzekering, degene aan wie schade is toegebracht waarvoor de verzekerde aansprakelijk is.

    e. Premie:

    iedere vorm van vergoeding door de verzekeraar gevraagd als tegenprestatie voor zijn verbintenissen.

    f. Verzekeringsprestatie:

    het door de verzekeraar uit te betalen bedrag of de door hem te verstrekken dienst ter uitvoering van de verzekeringsovereenkomst.

    g. Schadeverzekering:

    verzekering waarbij de verzekeringsprestatie afhankelijk is van een onzeker voorval dat schade veroorzaakt aan iemands vermogen.

    h. Persoonsverzekering:

    verzekering waarbij de verzekeringsprestatie of de premie afhankelijk is van een onzeker voorval dat iemands leven, fysische integriteit of gezinstoestand aantast.

    i. Verzekering tot vergoeding van schade:

    verzekering waarbij de verzekeraar zich ertoe verbindt de prestatie te leveren die nodig is om de schade die de verzekerde geleden heeft of waarvoor hij aansprakelijk is, geheel of gedeeltelijk te vergoeden.

    j. Verzekering tot uitkering van een vast bedrag:

    verzekering waarbij de prestatie van de verzekeraar niet afhankelijk is van de omvang van de schade.

    k. Verzekeringsaanvraag:

    een formulier dat uitgaat van de verzekeraar waarbij deze laatste aanbiedt het risico voorlopig ten laste te nemen op verzoek van de verzekeringnemer.

    l. Verzekeringsvoorstel:

    een formulier dat uitgaat van de verzekeraar en in te vullen door de verzekeringnemer met het doel de verzekeraar in te lichten over de aard van de verrichting en over de feiten en de omstandigheden die voor hem gegevens zijn voor de beoordeling van het risico.

    m. Voorafgetekende polis:

    een verzekeringspolis die vooraf door de verzekeraar ondertekend is en houdende aanbod tot het sluiten van een overeenkomst onder de voorwaarden die erin beschreven zijn, eventueel aangevuld met de nadere bijzonderheden die de verzekeringnemer aanduidt op de daartoe voorziene plaatsen.

    n. Vermindering bij de verzekering tot vergoeding van schade:

    sanctie waardoor de verzekeraar zijn prestatie vermindert gelet op de tekortkoming door de verzekeringnemer of de verzekerde aan een van de verplichtingen die voortvloeien uit de verzekeringsovereenkomst.

    Art. 2. Toepassingsgebied

    § 1. Deze wet is van toepassing op alle landverzekeringen voor zover er niet wordt van afgeweken door bijzonder wetten.

    Zij is niet van toepassing op de herverzekering noch op de verzekeringen van goederenvervoer¹[, met uitzondering van de bagage- en verhuisverzekering]¹.

    § 2. Deze wet is van toepassing op de onderlinge verzekeringsverenigingen.

    Om rekening te houden met de bijzondere kenmerken van deze verzekeringsvorm kan de Koning evenwel de bepalingen aangeven die niet op die verenigingen van toepassing zijn en de wijze bepalen waarop andere bepalingen dat wel zijn.

    ²[§ 3. Deze wet is van toepassing op de maatschappijen van onderlinge bijstand, zoals bedoeld in de artikelen 43bis, § 5, en 70, §§ 6, 7 en 8, van de wet van 6 augustus 1990 betreffende de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen.

    Om rekening te houden met de bijzondere kenmerken van deze verzekeringsvorm kan de Koning evenwel de bepalingen aangeven die niet op die maatschappijen van toepassing zijn en de wijze verduidelijken waarop andere bepalingen dat wel zijn.

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  1. – § 1, lid 2, gewijzigd bij art. 1 wet 16 maart 1994, B.S., 4 mei 1994

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  2. – § 3 toegevoegd bij art. 41 wet 26 april 2010, B.S. 28 mei 2010, inwerkingtreding: 1 maart 2010 (art. 75, lid 1, inleidende zin)

    Art. 3. Dwingende regels

    De bepalingen van deze wet zijn van dwingend recht, tenzij uit de bewoordingen zelf blijkt dat de mogelijkheid wordt gelaten om er van af te wijken door bijzondere bedingen.

    Hoofdstuk II - BEPALINGEN BETREFFENDE ALLE VERZEKERINGSOVEREENKOMSTEN

    Afdeling I - Het sluiten van de overeenkomst

    Art. 4. Verzekeringsvoorstel, voorafgetekende polis en verzekeringsaanvraag

    § 1. Het verzekeringsvoorstel verbindt noch de kandidaat-verzekeringnemer, noch de verzekeraar tot het sluiten van de overeenkomst. Indien binnen dertig dagen na de ontvangst van het voorstel de verzekeraar aan de kandidaat-verzekeringnemer geen verzekeringsaanbod heeft ter kennis gebracht of de verzekering afhankelijk heeft gesteld van een aanvraag tot onderzoek of de verzekering heeft geweigerd, verbindt hij zich tot het sluiten van de overeenkomst op straffe van schadevergoeding. Die bepalingen, evenals de vermelding dat de ondertekening van het voorstel geen dekking meebrengt, moeten uitdrukkelijk in het verzekeringsvoorstel worden opgenomen.

    § 2. Bij een voorafgetekende polis of een verzekeringsaanvraag komt de overeenkomst tot stand bij de ondertekening van een van deze stukken door de verzekeringnemer.

    Tenzij anders is bedongen, gaat de waarborg in de dag volgend op de ontvangst door de verzekeraar van de voorafgetekende polis of de aanvraag. De verzekeraar zal de verzekeringnemer mededeling geven van deze datum. In beide gevallen, behalve voor overeenkomsten met een looptijd van minder dan dertig dagen, moet de verzekeringnemer de mogelijkheid hebben de overeenkomst op te zeggen, met onmiddellijk gevolg op het ogenblik van de kennisgeving, ¹[binnen een termijn van dertig dagen voor levensverzekeringsovereenkomsten en van veertien dagen voor de andere verzekeringsovereenkomsten]¹ na ontvangst door de verzekeraar van de voorafgetekende polis of aanvraag. De verzekeraar mag van zijn kant de overeenkomst opzeggen, behalve voor overeenkomsten met een looptijd van minder dan dertig dagen, ¹[binnen een termijn van dertig dagen voor levensverzekeringsovereenkomsten en van veertien dagen voor de andere verzekeringsovereenkomsten]¹ na ontvangst van de voorafgetekende polis of van de aanvraag, met inwerkingtreding van de opzegging acht dagen na de kennisgeving ervan. Deze bepalingen moeten uitdrukkelijk worden opgenomen in de voorwaarden van de voorafgetekende polis of van de aanvraag. De aanvraag en het voorstel dienen beide afzonderlijk te worden ondertekend.

    ²[§ 2bis. Elke verzekeringsovereenkomst op afstand, in de zin van Hoofdstuk VI, Afdeling 9, van de wet van 14 juli 1991 betreffende de handelspraktijken en de voorlichting en bescherming van de consument, wordt gesloten wanneer de verzekeraar de aanvaarding van de verzekeringnemer ontvangt.

    De verzekeringnemer en de verzekeraar beschikken over een termijn van veertien dagen om de verzekeringsovereenkomst zonder boete en zonder verplichte opgave van redenen op te zeggen. Voor levensverzekeringsovereenkomsten bedraagt de termijn evenwel dertig dagen.

    De termijn waarbinnen het opzeggingsrecht kan worden uitgeoefend gaat in:

    – vanaf de dag van het sluiten van de verzekeringsovereenkomst, behalve met betrekking tot de levensverzekeringsovereenkomsten, waarvoor de termijn ingaat op het tijdstip waarop de verzekeraar aan de verzekeringnemer meedeelt dat de overeenkomst is gesloten;

    – vanaf de dag waarop de verzekeringnemer de contractsvoorwaarden en alle bijkomende informatie ontvangt, indien deze laatste dag na deze valt, bedoeld bij het eerste streepje.

    De opzegging die uitgaat van de verzekeringnemer treedt in werking op het ogenblik van de kennisgeving, deze die uitgaat van de verzekeraar acht dagen na de kennisgeving ervan.

    Het opzeggingsrecht is niet van toepassing op reis- en bagageverzekeringspolissen of soortgelijke kortetermijnverzekeringspolissen met een looptijd van minder dan één maand, noch op levensverzekeringsovereenkomsten gebonden aan een beleggingsfonds.

    § 3. De verzekeraar zal de inkomende verzekeringsvoorstellen, voorafgetekende polissen en verzekeringsaanvragen bij het binnenkomen systematisch voorzien van de datumstempel.

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  1. – § 2, lid 2, gewijzigd bij art. 34, 1°, wet 24 augustus 2005, B.S. 31 augustus 2005, inwerkingtreding: 1 januari 2006 (art. 37)

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  2. – § 2bis ingevoegd bij art. 34, 2°, wet 24 augustus 2005, B.S. 31 augustus 2005, inwerkingtreding: 1 januari 2006 (art. 37)

    Art. 5. Mededelingsplicht

    De verzekeringnemer is verplicht bij het sluiten van de overeenkomst alle hem bekende omstandigheden nauwkeurig mee te delen die hij redelijkerwijs moet beschouwen als gegevens die van invloed kunnen zijn op de beoordeling van het risico door de verzekeraar. Hij moet de verzekeraar echter geen omstandigheden meedelen die deze laatste reeds kende of redelijkerwijs had moeten kennen. Genetische gegevens mogen niet worden meegedeeld.

    Indien op sommige schriftelijke vragen van de verzekeraar niet wordt geantwoord en indien deze toch de overeenkomst heeft gesloten, kan hij zich, behalve in geval van bedrog, later niet meer op dat verzuim beroepen.

    Art. 6. Opzettelijk verzwijgen of opzettelijk onjuist meedelen van gegevens

    Wanneer het opzettelijk verzwijgen of het opzettelijk onjuist meedelen van gegevens over het risico de verzekeraar misleidt bij de beoordeling van dat risico, is de verzekeringsovereenkomst nietig.

    De premies die vervallen zijn tot op het ogenblik waarop de verzekeraar kennis heeft gekregen van het opzettelijk verzwijgen of opzettelijk onjuist meedelen van gegevens, komen hem toe.

    Art. 7. Onopzettelijk verzwijgen of onopzettelijk onjuist meedelen van gegevens

    § 1. Wanneer het verzwijgen of het onjuist meedelen van gegevens niet opzettelijk geschiedt, is de overeenkomst niet nietig.

    De verzekeraar stelt, binnen de termijn van een maand, te rekenen van de dag waarop hij van het verzwijgen of van het onjuist meedelen van gegevens kennis heeft gekregen, voor de overeenkomst te wijzigen met uitwerking op de dag waarop hij kennis heeft gekregen van het verzwijgen of van het onjuist meedelen.

    Indien de verzekeraar het bewijs levert dat hij het risico nooit zou hebben verzekerd, kan hij de overeenkomst opzeggen binnen dezelfde termijn.

    Indien het voorstel tot wijziging van de overeenkomst wordt geweigerd door de verzekeringnemer of indien, na het verstrijken van de termijn van een maand te rekenen vanaf de ontvangst van dit voorstel, dit laatste niet aanvaard wordt, kan de verzekeraar de overeenkomst opzeggen binnen vijftien dagen.

    De verzekeraar die de overeenkomst niet heeft opgezegd noch een wijziging heeft voorgesteld binnen de hierboven bepaalde termijnen, kan zich nadien niet meer beroepen op feiten die hem bekend waren.

    § 2. Indien het verzwijgen of het onjuist meedelen van gegevens niet kan verweten worden aan de verzekeringnemer en indien een schadegeval zich voordoet voordat de wijziging of de opzegging van kracht is geworden, is de verzekeraar tot de overeengekomen prestatie gehouden.

    § 3. Indien het verzwijgen of het onjuist meedelen van gegevens kan verweten worden aan de verzekeringnemer en indien een schadegeval zich voordoet, voordat de wijziging of de opzegging van kracht is geworden, is de verzekeraar slechts tot prestatie gehouden op basis van de verhouding tussen de betaalde premie en de premie die de verzekeringnemer zou hebben moeten betalen, indien hij het risico naar behoren had meegedeeld.

    Indien de verzekeraar echter bij een schadegeval het bewijs levert dat hij het risico, waarvan de ware aard door dat schadegeval aan het licht komt, in geen geval zou hebben verzekerd, wordt zijn prestatie beperkt tot het betalen van een bedrag dat gelijk is aan alle betaalde premies.

    § 4. Wanneer gedurende de loop van de verzekering een omstandigheid bekend wordt die beide partijen op het ogenblik van het sluiten van de overeenkomst onbekend was, wordt artikel 25 of artikel 26 toegepast, naargelang die omstandigheid een vermindering of een verzwaring van het verzekerde risico tot gevolg heeft.

    Afdeling II - Omvang van de dekking

    Art. 8. Bedrog en schuld

    Niettegenstaande enig andersluidend beding, kan de verzekeraar niet verplicht worden dekking te geven aan hem die het schadegeval opzettelijk heeft veroorzaakt.

    De verzekeraar dekt de schade veroorzaakt door de schuld, zelfs de grove schuld, van de verzekeringnemer, van de verzekerde of van de begunstigde. De verzekeraar kan zich echter van zijn verplichtingen bevrijden voor de gevallen van grove schuld die op uitdrukkelijke en beperkende wijze in de overeenkomst zijn bepaald.

    De Koning kan een beperkende lijst opstellen van feiten die niet als grove schuld aangemerkt mogen worden.

    Art. 9. Oorlog

    Tenzij anders is bedongen, dekt de verzekeraar geen schade veroorzaakt door oorlog of gelijkaardige feiten en door burgeroorlog.

    De verzekeraar moet het bewijs leveren van het feit dat hem van het verlenen van dekking bevrijdt.

    De Koning kan echter regels vaststellen die de bewijslast van het feit dat de verzekeraar bevrijdt van het verlenen van dekking verlichten.

    Afdeling III - Bewijs en inhoud van de overeenkomst

    Art. 10. Bewijs en inhoud van de overeenkomst

    § 1. Onder voorbehoud van de bekentenis en de eed, en ongeacht het bedrag van de verbintenissen, worden de verzekeringsovereenkomst alsook de wijzigingen ervan tussen partijen door geschrift bewezen. Geen enkel bewijs door getuigen of door vermoedens tegen en boven de inhoud van het geschrift is toegelaten.

    Indien evenwel een begin van bewijs door geschrift wordt geleverd, is het bewijs voor getuigen of vermoedens toegelaten.

    Artikel 1328 van het Burgerlijk Wetboek is niet van toepassing op de verzekeringsovereenkomst of op de wijzigingen ervan.

    § 2. De verzekeringsovereenkomst bevat ten minste:

    1° de datum waarop de verzekeringsovereenkomst is gesloten en de datum waarop de verzekering begint te lopen;

    2° de duur van de overeenkomst;

    3° de identiteit van de verzekeringsnemer en, in voorkomend geval, de identiteit van de verzekerde en van de begunstigde;

    4° de naam en het adres van de verzekeraar of van de medeverzekeraars;

    5° in voorkomend geval, de naam en het adres van de verzekeringstussenpersoon;

    6° de gedekte risico's;

    7° het bedrag van de premie of de wijze waarop de premie kan worden bepaald.

    § 3. De verzekeraar is ertoe gehouden uiterlijk bij het sluiten van de overeenkomst aan de verzekeringnemer een ¹[...]¹ afschrift te verstrekken van de inlichtingen die deze laatste schriftelijk heeft medegedeeld over het te dekken risico.

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  1. – § 3 gewijzigd bij art. 35 wet 24 augustus 2005, B.S. 31 augustus 2005, inwerkingtreding: 1 januari 2006 (art. 37)

    Afdeling IV - Uitvoering van de overeenkomst

    Art. 11. Geheel of gedeeltelijk verval van het recht op verzekeringsprestatie

    In de verzekeringsovereenkomst mag geen geheel of gedeeltelijk verval van het recht op verzekeringsprestatie bedongen worden dan wegens niet-nakoming van een bepaalde, in de overeenkomst opgelegde verplichting, en mits er een oorzakelijk verband bestaat tussen de tekortkoming en het schadegeval.

    De Koning kan echter regels vaststellen met betrekking tot het geheel of gedeeltelijk verval van het recht op verzekeringsprestatie.

    Art. 12. Combinatiepolissen

    Wanneer de verzekeraar zich in een zelfde overeenkomst tot verschillende prestaties verbindt, hetzij omwille van de gegeven dekking, hetzij omwille van de verzekerde risico's, geldt de grond van opzegging betreffende een van die prestaties niet voor de gehele overeenkomst, tenzij anders is bedongen.

    Indien de verzekeraar de waarborg met betrekking tot één of meer prestaties opzegt, dan mag de verzekeringnemer de gehele verzekeringsovereenkomst opzeggen.

    De grond van nietigheid betreffende één van de prestaties geldt niet voor de gehele overeenkomst.

    Art. 13. ¹[Wijze van betaling van de premie en van de verzekeringsprestatie]¹

    De verzekeringspremie is een haalschuld.

    Wanneer de premie niet rechtstreeks aan de verzekeraar wordt betaald, is de premiebetaling aan een derde bevrijdend indien deze de betaling vordert en hij voor de inning van die premie klaarblijkelijk als lasthebber van de verzekeraar optreedt.

    ²[Wanneer de verzekeraar de bedragen die hij in het kader van de uitvoering van de verzekeringsovereenkomst aan de verzekerde of zijn rechthebbende is verschuldigd, niet rechtstreeks aan deze laatsten betaalt, ³[maar via een verzekeringstussenpersoon als bedoeld in artikel 1, 3°, van de wet van 27 maart 1995 betreffende de verzekerings- en herverzekeringsbemiddeling en de distributie van verzekeringen,]³ bevrijdt enkel de werkelijke ontvangst van deze betaling door de verzekerde of zijn rechthebbende de verzekeraar van zijn verplichtingen.]²

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  1. – Opschrift vervangen bij art. 33, 1°, wet 22 februari 2006, B.S. 15 maart 2006, inwerkingtreding: 15 maart 2006 (art. 34)

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  2. – Lid 3 toegevoegd bij art. 33, 2°, wet 22 februari 2006, B.S. 15 maart 2006, inwerkingtreding: 15 maart 2006 (art. 34)

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  3. – Lid 3 gewijzigd bij art. 6 wet (III) 1 maart 2007, B.S. 14 maart 2007

    Art. 14. Niet-betaling van de premie

    Niet-betaling van de premie op de vervaldag kan grond opleveren tot schorsing van de dekking of tot opzegging van de overeenkomst mits de schuldenaar in gebreke is gesteld.

    De verzekeringsovereenkomst kan echter bepalen dat de dekking pas aanvangt na de betaling van de eerste premie.

    Art. 15. Aanmaning tot betaling

    De ingebrekestelling bedoeld in artikel 14 geschiedt bij deurwaardersexploot of bij een ter post aangetekende brief.

    Daarbij wordt aangemaand om de premie te betalen binnen de termijn bepaald in de ingebrekestelling. Die termijn mag niet korter zijn dan vijftien dagen, te rekenen vanaf de dag volgend op de betekening of de afgifte ter post van de aangetekende brief.

    De ingebrekestelling herinnert aan de vervaldag van de premie en aan de gevolgen van niet-betaling binnen de gestelde termijn.

    Art. 16. Uitwerking van de schorsing van de dekking of van de opzegging van de overeenkomst

    De schorsing of de opzegging hebben slechts uitwerking na het verstrijken van de termijn bedoeld in artikel 15, tweede lid.

    Als de dekking geschorst is, wordt als gevolg van de betaling van de achterstallige premies door de verzekeringnemer, in voorkomend geval vermeerderd met de intresten, een einde gemaakt aan die schorsing.

    De verzekeraar die zijn verplichting tot het verlenen van dekking geschorst heeft, kan de overeenkomst opzeggen indien hij zich dat recht in de ingebrekestelling heeft voorbehouden; in dat geval wordt de opzegging van kracht na het verstrijken van een termijn die niet korter mag zijn dan vijftien dagen te rekenen vanaf de eerste dag van de schorsing.

    Indien de verzekeraar zich in de ingebrekestelling de mogelijkheid om de overeenkomst op te zeggen niet heeft voorbehouden, kan de opzegging slechts geschieden mits een nieuwe aanmaning is gedaan overeenkomstig artikel 15.

    De bepalingen van dit artikel met betrekking tot de schorsing van de dekking zijn niet van toepassing op de verzekeringsovereenkomsten met vrije premiebetaling.

    Art. 17. Gevolgen van de schorsing ten aanzien van de nog te vervallen premies

    De schorsing van de dekking doet geen afbreuk aan het recht van de verzekeraar de later nog te vervallen premies te eisen op voorwaarde dat de verzekeringnemer in gebreke werd gesteld overeenkomstig artikel 15. In dit geval herinnert de ingebrekestelling aan de schorsing van de waarborg.

    Het recht van de verzekeraar wordt evenwel beperkt tot premies voor twee opeenvolgende jaren.

    Art. 18. Premiekrediet

    In geval van opzegging van de overeenkomst op welke gronden ook, worden de betaalde premies met betrekking op de verzekerde periode na het van kracht worden van de opzegging terugbetaald ¹[binnen een termijn van dertig dagen vanaf de inwerkingtreding van de opzegging of, in geval van toepassing van artikel 4, § 2bis, vanaf de ontvangst door de verzekeraar van de kennisgeving van de opzegging]¹.

    Bij gedeeltelijke opzegging of bij enige andere vermindering van de verzekeringsprestaties zijn de bepalingen van het eerste lid alleen van toepassing op het gedeelte van de premie dat betrekking heeft op en in verhouding staat tot die vermindering.

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  1. – Lid 1 gewijzigd bij art. 36 wet 24 augustus 2005, B.S. 31 augustus 2005, inwerkingtreding: 1 januari 2006 (art. 37)

    Art. 19. Melding van het schadegeval

    § 1. De verzekerde moet, zodra mogelijk en in elk geval binnen de termijn bepaald in de overeenkomst het schadegeval aan de

    Enjoying the preview?
    Page 1 of 1