Discover millions of ebooks, audiobooks, and so much more with a free trial

Only $11.99/month after trial. Cancel anytime.

Vastgoedmakelaar - Vastgoedpromotor: 2015-2016
Vastgoedmakelaar - Vastgoedpromotor: 2015-2016
Vastgoedmakelaar - Vastgoedpromotor: 2015-2016
Ebook5,407 pages50 hours

Vastgoedmakelaar - Vastgoedpromotor: 2015-2016

Rating: 0 out of 5 stars

()

Read preview

About this ebook

Dit wetboek bundelt de teksten die fundamenteel zijn bij de uitoefening van het beroep van vastgoedmakelaar, vastgoedpromotor en landmeter in een handig boek. De wetgeving in deze zesde editie is bijgewerkt tot 1 juli 2015. Omdat de vastgoedmakelaar en de landmeter te maken krijgen met diverse regelgeving, zijn dan ook teksten uit diverse rechtstakken opgenomen, in acht volgende luiken:
- burgerlijk recht (onder andere Burgerlijk Wetboek, de Woningbouwwet, en de Wetten op de opstal en de erfpacht);
- fiscaal recht (onder andere het B.T.W.-Wetboek en uitvoeringsbesluiten, Wetboek Successierechten en Wetboek Registratierechten, in uittreksel);
- marktpraktijken
- stedenbouw, milieu en kwaliteitsnormen van woningen (Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening; Decreet van 27 oktober 2006 betreffende de bodemsanering en de bodembescherming; Decreet van 27  maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid; Vlaamse Wooncode);
- beroep van de vastgoedmakelaar (onder andere Kaderwet van 1976, K.B. 6 september 1993 tot bescherming van de beroepstitel en van de uitoefening van het beroep van vastgoedmakelaar, K.B. 27 september 2006 m.b.t. de plichtenleer en het K.B. van 3 juni 2007 m.b.t. het stagereglement);
- beroep van de landmeter
- anti-discriminatie en anti-racisme
- anti-witwas 

 Door deze praktijkgerichte selectie is het Themawetboek Vastgoedmakelaar een handig werkinstrument, onmisbaar op het kantoor van de vastgoedmakelaar, de vastgoedpromotor en de landmeter en bij de opleiding tot het beroep. Het handige formaat en de overzichtelijke bladspiegel zorgen voor een optimale consulteerbaarheid en leesbaarheid. !! Cursisten SYNTRA en leden CIB  genieten 10% korting: neem contact met herman.verleyen@larciergroup.com, of tel. (0)9 269 97 96
LanguageNederlands
Release dateJan 19, 2016
ISBN9782804485627
Vastgoedmakelaar - Vastgoedpromotor: 2015-2016

Related to Vastgoedmakelaar - Vastgoedpromotor

Related ebooks

Reviews for Vastgoedmakelaar - Vastgoedpromotor

Rating: 0 out of 5 stars
0 ratings

0 ratings0 reviews

What did you think?

Tap to rate

Review must be at least 10 words

    Book preview

    Vastgoedmakelaar - Vastgoedpromotor - Frank Burssens

    (art. 45)

    I. Burgerlijk Recht

    Wet 21 maart 1804 – Burgerlijk Wetboek

    Wet 9 juli 1971 – Verkoop, woning in aanbouw (Wet Breyne)

    K.B. 21 oktober 1971 – Verkoop woning in aanbouw, uitvoering

    Wet 10 januari 1824 – Opstalwet

    Wet 10 januari 1824 – Erfpachtwet

    Wet 21 maart 1804 Burgerlijk Wetboek (B.S. 3 september 1807)

    Inhoudsopgave

    Inleidende titel . – Bekendmaking, gevolgen en toepassing van de wetten in het algemeen (art. 1)

    Boek I. – Personen

    Titel I. – Genot en verlies van de burgerlijke rechten

    Hfdst. I. – Genot van de burgerlijke rechten (art. 7)

    Hfdst. II. – Verlies van de burgerlijke rechten

    Afd. I. – Verlies van de burgerlijke rechten door verlies van de staat van Belg (art. 17-21)

    Afd. II. – Verlies van de burgerlijke rechten ten gevolge van rechterlijke veroordelingen (art. 22-33)

    Titel II. – Akten van de burgerlijke stand

    Hfdst. I. – Algemene bepalingen (art. 34)

    Hfdst. II. – Akten van geboorte (art. 55)

    Hfdst. III. – Akten van aangifte en akten van huwelijk (art. 63)

    Hfdst. IV. – Akten van overlijden (art. 77)

    Hfdst. V. – Akten van de burgerlijke stand betreffende militairen buiten het grondgebied van het Rijk (art. 88)

    Hfdst. VI. – Verbetering van de akten van de burgerlijke stand (art. 99)

    Titel III. – Woonplaats (art. 102)

    Titel IV. – Afwezigen

    Hfdst. I. – Afwezigheid

    Afd. I. – Vermoeden van afwezigheid (art. 112)

    Afd. II. – Verklaring van afwezigheid (art. 118)

    Afd. III. – Gevolgen van de afwezigheid of van het vermoeden van afwezigheid voor de minderjarige kinderen (art. 125)

    Hfdst. II. – Gerechtelijke verklaring van overlijden (art. 126)

    Titel V. – Het huwelijk

    Hfdst. I. – Hoedanigheden en voorwaarden vereist om een huwelijk te mogen aangaan (art. 144)

    Hfdst. II. – Formaliteiten betreffende de voltrekking van het huwelijk (art. 165)

    Hfdst. III. – (art. 172-179)

    Hfdst. IV. – Vorderingen tot nietigverklaring van het huwelijk (art. 180)

    Hfdst. V. – Verplichtingen die uit het huwelijk of de afstamming ontstaan (art. 203)

    Hfdst. VI. – Wederzijdse rechten en verplichtingen van echtgenoten (art. 212)

    Hfdst. VII. – Ontbinding van het huwelijk (art. 227)

    Hfdst. VIII. – Tweede huwelijk (art. 228)

    Titel VI. – Echtscheiding

    Hfdst. I. – Gronden tot echtscheiding (art. 229)

    Hfdst. II. – Echtscheiding op grond van bepaalde feiten

    Afd. I. – Vorm van de echtscheiding op grond van bepaalde feiten (art. 234-253)

    Afd. II. – Voorlopige maatregelen waartoe de eis tot echtscheiding op grond van bepaalde feiten aanleiding kan geven (art. 267-271)

    Afd. III. – Gronden van niet-ontvankelijkheid tegen de vordering tot echtscheiding op grond van bepaalde feiten (art. 272-274)

    Hfdst. III. – Echtscheiding door onderlinge toestemming (art. 275)

    Hfdst. IV. – Gevolgen van echtscheiding (art. 295)

    Hfdst. V. – Scheiding van tafel en bed (art. 308)

    Titel VII. – Afstamming

    Hfdst. I. – Vaststelling van de afstamming van moederszijde (art. 312)

    Hfdst. II. – Vaststelling van de afstamming van vaderszijde

    Afd. I. – Vermoeden van vaderschap (art. 315)

    Afd. II. – Erkenning (art. 319)

    Afd. III. – Onderzoek naar het vaderschap (art. 322)

    Hfdst. II/1. – Vaststelling van de afstamming van meemoederszijde

    Afd. 1. – Algemene bepalingen (art. 325/1)

    Afd. 2. – Vermoeden van meemoederschap (art. 325/2)

    Afd. 3. – Erkenning (art. 325/4)

    Afd. 4. – Onderzoek naar het meemoederschap (art. 325/8)

    Hfdst. III. – Gemeenschappelijke bepalingen nopens de wijze waarop de afstamming wordt vastgesteld

    Afd. I. – Het tijdstip van de verwekking (art. 326)

    Afd. II. – De erkenning (art. 327)

    Hfdst. IV. – Vorderingen met betrekking tot de afstamming

    Afd. I. – Algemeen (art. 331)

    Afd. II. – De vorderingen in het bijzonder (art. 332)

    Afd. III. – Bekendmaking van de rechterlijke beslissing in de registers van de burgerlijke stand (art. 333)

    Hfdst. V. – Gevolgen van de afstamming (art. 334)

    Hfdst. VI. – Vordering tot uitkering voor levensonderhoud, opvoeding en passende opleiding (art. 336)

    Titel VIII. – Adoptie

    Hfdst. I. – Intern recht

    Afd. 1. – Algemene bepaling (art. 343)

    Afd. 2. – Bepalingen gemeenschappelijk aan beide vormen van adoptie

    § 1. – Voorwaarden voor adoptie

    A. – Grondvoorwaarden (art. 344-1)

    B. – Leeftijd (art. 345)

    C. – Geschiktheid (art. 346-1)

    D. – Nieuwe adoptie (art. 347-1)

    E. – Toestemmingen (art. 348-1)

    § 2. – Gevolgen van de adoptie (art. 349-1)

    § 3. – Vaststelling van de afstamming van de geadopteerde na de adoptie (art. 350)

    § 4. – Herziening van de adoptie (art. 351)

    § 5. – Tussenpersonen (art. 352)

    Afd. 3. – Bepalingen eigen aan iedere vorm van adoptie

    § 1. – Gewone adoptie

    A. – Gevolgen (art. 353-1)

    B. – Herroeping (art. 354-1)

    § 2. – Volle adoptie

    A. – Leeftijdsvoorwaarde (art. 355)

    B. – Gevolgen (art. 356-1)

    Hfdst. II. – Internationaal recht

    Afd. 1. – Bijzondere bepalingen van internationaal privaatrecht

    Afd. 2. – Totstandkoming van een adoptie die de interlandelijke overbrenging van een kind onderstelt

    § 1. – Definities (art. 360-1)

    § 2. – Het kind heeft zijn gewone verblijfplaats in een andere Staat (art. 361-1)

    § 3. – Het kind heeft zijn gewone verblijfplaats in België (art. 362-1)

    § 4. – Beschermingsmaatregelen (art. 363-1)

    Afd. 3. – Uitwerking van buitenlandse beslissingen inzake adoptie in België

    § 1. – Erkenning van adopties beheerst door het Verdrag (art. 364-1)

    § 2. – Erkenning van adopties die niet door het Verdrag zijn beheerst (art. 365-1)

    § 2/1. Afwijkende bepaling inzake erkenning van de adopties in het hoger belang van het kind (art. 365-6)

    § 3. – Erkenning van buitenlandse beslissingen van herroeping, herziening en nietigverklaring van een adoptie (art. 366-1)

    § 4. – Registratie (art. 367-1)

    Hfdst. III. – Administratieve formaliteiten (art. 368-1)

    Titel IX. – Ouderlijk gezag

    Afd. I. – De persoon van het kind (art. 371)

    Afd. II. – De goederen van het kind (art. 376)

    Titel X. – Minderjarigheid, voogdij en ontvoogding

    Hfdst. I. – Minderjarigheid (art. 388)

    Hfdst. II. – Voogdij

    Afd. I. – Ontstaan van de voogdij (art. 389)

    Afd. II. – Organisatie van de voogdij (art. 390)

    Afd. III. – Toeziende voogd (art. 402)

    Afd. IV. – Werking van de voogdij (art. 405)

    Afd. V. – Voogdijrekeningen en voogdijverslag (art. 413)

    Hfdst. IIbis. – Pleegvoogdij (art. 475bis)

    Hfdst. III. – Ontvoogding (art. 476)

    Hfdst. IV. – (art. 487bis)

    Titel XI. – Meerderjarigheid en beschermde personen

    Hfdst. I. – Meerderjarigheid (art. 488)

    Hfdst. Ibis. – (art. 488bis a)

    Hfdst. II. – Beschermde personen

    Afd. 1. – Toepassingsgebied (art. 488/1)

    Afd. 2. – Buitengerechtelijke bescherming (art. 489)

    Afd. 3. – Rechterlijke bescherming

    Onderafd. 1. – Definities (art. 491)

    Onderafd. 2. – De onbekwaamheid (art. 492)

    Onderafd. 3. – Sanctionering (art. 493)

    Hfdst. II/1. – Het bewind

    Afd. 1. – Definities (art. 494)

    Afd. 2. – Ontstaan van het bewind (art. 495)

    Afd. 3. – Organisatie van het bewind (art. 496)

    Afd. 4. – De werking van het bewind

    Onderafd. 1. – Algemene bepalingen (art. 497)

    Onderafd. 2. – Bijstand (art. 498)

    Onderafd. 3. – Vertegenwoordiging en beheer (art. 499)

    Onderafd. 4. – Het bewind uitgeoefend door de ouders (art. 500)

    Onderafd. 5. – Vertrouwenspersoon (art. 501)

    Afd. 5. – De beëindiging van het bewind (art. 502)

    Boek II. – Goederen en verschillende beperkingen van de eigendom

    Titel I. – Onderscheiding van de goederen (art. 516)

    Hfdst. I. – Onroerende goederen (art. 517)

    Hfdst. II. – Roerende goederen (art. 527)

    Hfdst. III. – Goederen met betrekking tot hun bezitters (art. 537)

    Titel II. – Eigendom (art. 544)

    Hfdst. I. – Recht van natrekking op hetgeen door een zaak wordt voortgebracht (art. 547)

    Hfdst. II. – Recht van natrekking op hetgeen met de zaak verenigd wordt en een lichaam ermee uitmaakt (art. 551)

    Afd. I. – Recht van natrekking betreffende onroerende zaken (art. 552)

    Afd. II. – Recht van natrekking betreffende roerende zaken (art. 565)

    Hfdst. III. – Mede-eigendom

    Afd. I. – Gewone mede-eigendom en gedwongen mede-eigendom in het algemeen (art. 577-2)

    Afd. II. – Gedwongen mede-eigendom van gebouwen of groepen van gebouwen

    Onderafd. 1. – Algemene bepalingen (art. 577-3)

    Onderafd. 2. – Rechtspersoonlijkheid van de vereniging van mede-eigenaars (art. 577-5)

    Onderafd. 3. – Organen van de vereniging van mede-eigenaars (art. 577-6)

    Onderafd. 4. – Rechtsvorderingen – Openbaarheid – Tegenstelbaarheid en overdracht (art. 577-9)

    Onderafd. 5. – Ontbinding en vereffening (art. 577-12)

    Onderafd. 6. – Dwingend karakter (art. 577-14)

    Titel III. – Vruchtgebruik, gebruik en bewoning

    Hfdst. I. – Vruchtgebruik (art. 578)

    Afd. I. – Rechten van de vruchtgebruiker (art. 582)

    Afd. II. – Verplichtingen van de vruchtgebruiker (art. 600)

    Afd. III. – Hoe vruchtgebruik eindigt (art. 617)

    Hfdst. II. – Gebruik en bewoning (art. 625)

    Titel IV. – Erfdienstbaarheden of grondlasten (art. 637)

    Hfdst. I. – Erfdienstbaarheden die ontstaan uit de ligging van de plaatsen (art. 640)

    Hfdst. II. – Erfdienstbaarheden die door de wet gevestigd zijn (art. 649)

    Afd. I. – Gemene muur en gemene gracht (art. 653)

    Afd. II. – Afstand en tussenwerken vereist bij bepaalde bouwwerken (art. 674)

    Afd. III. – Uitzichten op het eigendom van de nabuur (art. 675)

    Afd. IV. – Dakdrop (art. 681)

    Afd. V. – Recht van uitweg (art. 682)

    Hfdst. III. – Erfdienstbaarheden die door 's mensen toedoen gevestigd worden

    Afd. I. – Onderscheiden soorten van erfdienstbaarheden die op goederen kunnen worden gevestigd (art. 686)

    Afd. II. – Hoe erfdienstbaarheden gevestigd worden (art. 690)

    Afd. III. – Rechten van de eigenaar van het erf waaraan de erfdienstbaarheid verschuldigd is (art. 697)

    Afd. IV. – Hoe erfdienstbaarheden tenietgaan (art. 703)

    Boek III. – Op welke wijze eigendom verkregen wordt

    Algemene bepalingen (art. 711)

    Titel I. – Erfenissen

    Hfdst. I. – Openvallen van erfenissen en bezit van de erfgenamen (art. 718)

    Hfdst. II. – Hoedanigheden vereist om te kunnen erven (art. 725)

    Hfdst. III. – Onderscheiden orden in de erfopvolging

    Afd. I. – Algemene bepalingen (art. 731)

    Afd. II. – Plaatsvervulling (art. 739)

    Afd. III. – Erfopvolging in de nederdalende lijn (art. 745)

    Afd. IV. – Erfopvolging van de langstlevende echtgenoot (art. 745bis)

    Afd. IVbis. – Erfopvolging van de langstlevende wettelijk samenwonende (art. 745octies)

    Afd. V. – Erfopvolging in de opgaande lijn (art. 746)

    Afd. VI. – Erfopvolging in de zijlijn (art. 750)

    Hfdst. IV. – Onregelmatige erfopvolging

    Afd. I. – Rechten van natuurlijke kinderen op de goederen van hun vader of moeder, en erfopvolging in de nalatenschap van zonder nakomelingen overleden natuurlijke kinderen (art. 756-766)

    Afd. II. – Rechten van de Staat (art. 767)

    Hfdst. V. – Aanvaarding en verwerping van nalatenschappen

    Afd. I. – Aanvaarding (art. 774)

    Afd. II. – Verwerping van nalatenschappen (art. 784)

    Afd. III. – Voorrecht van boedelbeschrijving, zijn gevolgen, en verplichtingen van de erfgenaam die onder voorrecht aanvaardt (art. 793)

    Afd. IV. – Onbeheerde nalatenschappen (art. 811)

    Hfdst. VI. – Verdeling en inbreng

    Afd. I. – De rechtsvordering tot verdeling en haar vorm (art. 815)

    Afd. II. – Inbreng (art. 843)

    Afd. III. – Betaling van de schulden (art. 870)

    Afd. IV. – Gevolgen van de verdeling en vrijwaring van de kavels (art. 883)

    Afd. V. – Vernietiging van de verdeling (art. 887)

    Titel II. – Schenkingen onder de levenden en testamenten

    Hfdst. I. – Algemene bepalingen (art. 893)

    Hfdst. II. – Bekwaamheid om te beschikken of te verkrijgen bij schenking onder de levenden of bij testament (art. 901)

    Hfdst. III. – Beschikbaar gedeelte der goederen en inkorting

    Afd. I. – Beschikbaar gedeelte der goederen (art. 913)

    Afd. II. – Inkorting van schenkingen en legaten (art. 920)

    Hfdst. IV. – Schenkingen onder de levenden

    Afd. I. – Vorm van de schenkingen onder de levenden (art. 931)

    Afd. II. – Uitzonderingen op de regel van de onherroepelijkheid der schenkingen onder de levenden (art. 953)

    Hfdst. V. – Beschikkingen bij testament

    Afd. I. – Algemene regels betreffende de vorm der testamenten (art. 967)

    Afd. II. – Bijzondere regels betreffende de vorm van bepaalde testamenten (art. 981)

    Afd. III. – Erfstellingen en legaten in het algemeen (art. 1002)

    Afd. IV. – Algemeen legaat (art. 1003)

    Afd. V. – Legaat onder algemene titel (art. 1010)

    Afd. VI. – Bijzondere legaten (art. 1014)

    Afd. VII. – Uitvoerders van uiterste wilsbeschikkingen (art. 1025)

    Afd. VIII. – Herroeping en verval van testamenten (art. 1035)

    Hfdst. VI. – Geoorloofde beschikkingen ten voordele van de kleinkinderen van de schenker of erflater, of ten voordele van de kinderen van zijn broeders en zusters (art. 1048)

    Hfdst. VII. – Verdelingen door de vader, de moeder of andere bloedverwanten in de opgaande lijn, tussen hun afstammelingen gemaakt (art. 1075)

    Hfdst. VIII. – Schenkingen bij huwelijkscontract aan de echtgenoten en aan de kinderen die uit het huwelijk zullen worden geboren (art. 1081)

    Hfdst. IX. – Beschikkingen tussen echtgenoten, hetzij bij huwelijkscontract, hetzij tijdens het huwelijk (art. 1091)

    Titel III. – Contracten of verbintenissen uit overeenkomst in het algemeen

    Hfdst. I. – Voorafgaande bepalingen (art. 1101)

    Hfdst. II. – Voorwaarden die tot de geldigheid van de overeenkomsten vereist zijn (art. 1108)

    Afd. I. – Toestemming (art. 1109)

    Afd. II. – Bekwaamheid van de contracterende partijen (art. 1123)

    Afd. III. – Voorwerp en inhoud van de contracten (art. 1126)

    Afd. IV. – Oorzaak (art. 1131)

    Hfdst. III. – Gevolgen van de verbintenissen

    Afd. I. – Algemene bepalingen (art. 1134)

    Afd. II. – Verbintenis om iets te geven (art. 1136)

    Afd. III. – Verbintenis om iets te doen of niet te doen (art. 1142)

    Afd. IV. – Schadevergoeding wegens niet-nakoming van de verbintenis (art. 1146)

    Afd. V. – Uitlegging van de overeenkomsten (art. 1156)

    Afd. VI. – Gevolgen van de overeenkomsten ten aanzien van derden (art. 1165)

    Hfdst. IV. – Verschillende soorten van verbintenissen

    Afd. I. – Voorwaardelijke verbintenissen

    § 1. De voorwaarde in het algemeen en haar verschillende soorten (art. 1168)

    § 2. Opschortende voorwaarde (art. 1181)

    § 3. Ontbindende voorwaarde (art. 1183)

    Afd. II. – Verbintenissen met tijdsbepaling (art. 1185)

    Afd. III. – Alternatieve verbintenissen (art. 1189)

    Afd. IV. – Hoofdelijke verbintenissen

    § 1. Hoofdelijkheid tussen schuldeisers (art. 1197)

    § 2. Hoofdelijkheid tussen schuldenaars (art. 1200)

    Afd. V. – Deelbare en ondeelbare verbintenissen (art. 1217)

    § 1. Gevolgen van de deelbare verbintenis (art. 1220)

    § 2. Gevolgen van de ondeelbare verbintenis (art. 1222)

    Afd. VI. – Verbintenissen onder strafbeding (art. 1226)

    Hfdst. V. – Tenietgaan van de verbintenissen (art. 1234)

    Afd. I. – Betaling

    § 1. Betaling in het algemeen (art. 1235)

    § 2. Betaling met indeplaatsstelling (art. 1249)

    § 3. Toerekening van betalingen (art. 1253)

    § 4. Aanbod van betaling en consignatie (art. 1257)

    § 5. Boedelafstand (art. 1265)

    Afd. II. – Schuldvernieuwing (art. 1271)

    Afd. III. – Kwijtschelding van schuld (art. 1282)

    Afd. IV. – Schuldvergelijking (art. 1289)

    Afd. V. – Schuldvermenging (art. 1300)

    Afd. VI. – Verlies van de verschuldigde zaak (art. 1302)

    Afd. VII. – Vordering tot nietigverklaring of tot vernietiging van de overeenkomsten (art. 1304)

    Hfdst. VI. – Bewijs van de verbintenissen en bewijs van de betaling (art. 1315)

    Afd. I. – Schriftelijk bewijs

    § 1. De authentieke titel (art. 1317)

    § 2. De onderhandse akte (art. 1322)

    § 3. Kerven (art. 1333)

    § 4. Afschriften van titels (art. 1334)

    § 5. Akten van erkenning en van bevestiging (art. 1337)

    Afd. II. – Bewijs door getuigen (art. 1341)

    Afd. III. – Vermoedens (art. 1349)

    § 1. Vermoedens die bij de wet zijn ingesteld (art. 1350)

    § 2. Vermoedens die niet bij de wet zijn ingesteld (art. 1353)

    Afd. IV. – Bekentenis van partijen (art. 1354)

    Afd. V. – De eed (art. 1357)

    § 1. De beslissende eed (art. 1358)

    § 2. De ambtshalve opgelegde eed (art. 1366)

    Titel IV. – Verbintenissen buiten overeenkomst (art. 1370)

    Hfdst. I. – Oneigenlijke contracten (art. 1371)

    Hfdst. II. – Misdrijven en oneigenlijke misdrijven (art. 1382)

    Titel IVbis. – Vergoeding van de schade door abnormalen veroorzaakt (art. 1386bis)

    Titel V. – Huwelijksvermogensstelsels

    Hfdst. I. – Algemene bepalingen (art. 1387)

    Hfdst. II. – Wettelijk stelsel

    Afd. I. – Vermogens en wederbelegging (art. 1398)

    § 1. Baten van de eigen vermogens (art. 1399)

    § 2. Wederbelegging (art. 1402)

    § 3. Baten van het gemeenschappelijk vermogen (art. 1405)

    § 4. Lasten van de eigen vermogens en van het gemeenschappelijk vermogen (art. 1406)

    Afd. II. – Rechten van schuldeisers (art. 1409)

    Afd. III. – Bestuur van het gemeenschappelijk vermogen (art. 1415)

    Afd. IV. – Bestuur van het eigen vermogen (art. 1425)

    Gemeenschappelijke bepaling voor het bestuur van de eigen vermogens en het gemeenschappelijk vermogen (art. 1426)

    Afd. V. – Ontbinding van het wettelijk stelsel

    § 1. Algemene bepalingen (art. 1427)

    § 2. Vergoedingsrekeningen (art. 1432)

    § 3. Verrekening van de lasten (art. 1439)

    § 4. Verrekening van de vergoedingen (art. 1442)

    § 5. Verdeling (art. 1445)

    § 6. Schulden tussen echtgenoten (art. 1450)

    Hfdst. III. – Overeenkomsten die het wettelijk stelsel kunnen wijzigen (art. 1451)

    § 1. Bedingen tot uitbreiding van de gemeenschappelijke baten (art. 1452)

    § 2. Vooruitmaking (art. 1457)

    § 3. Bedingen die afwijken van de regels der gelijke verdeling van het gemeenschappelijk vermogen (art. 1461)

    § 4. Gemeenschappelijke bepaling (art. 1465)

    Hfdst. IV. – Scheiding van goederen

    Afd. I. – Bedongen scheiding van goederen (art. 1466)

    Afd. II. – Gerechtelijke scheiding van goederen (art. 1470)

    Titel Vbis. – Wettelijke samenwoning (art. 1475)

    Titel VI. – Koop

    Hfdst. I. – Aard en vorm van de koop (art. 1582)

    Hfdst. II. – Wie kopen of verkopen kan (art. 1594)

    Hfdst. III. – Zaken die verkocht kunnen worden (art. 1598)

    Hfdst. IV. – Verplichtingen van de verkoper

    Afd. I. – Algemene bepalingen (art. 1602)

    Afd. II. – Levering (art. 1604)

    Afd. III. – Vrijwaring (art. 1625)

    § 1. Vrijwaring voor uitwinning (art. 1626)

    § 2. Vrijwaring voor gebreken van de verkochte zaak (art. 1641)

    Afd. IV. – Bepalingen met betrekking tot de verkopen aan consumenten (art. 1649bis)

    Hfdst. V. – Verplichtingen van de koper (art. 1650)

    Hfdst. VI. – Nietigheid en ontbinding van de koop (art. 1658)

    Afd. I. – Recht van wederinkoop (art. 1659)

    Afd. II. – Vernietiging van de koop uit hoofde van benadeling (art. 1674)

    Hfdst. VII. – Veiling van onverdeelde goederen (art. 1686)

    Hfdst. VIII. – Overdracht van schuldvorderingen en andere onlichamelijke rechten (art. 1689)

    Titel VII. – Ruil (art. 1702)

    Titel VIII. – Huur

    Hfdst. I. – Algemene bepalingen (art. 1708)

    Hfdst. II. – Huur van goederen (art. 1713)

    Afd. I. – Algemene bepalingen betreffende de huur van onroerende goederen (art. 1714)

    Afd. II. – Regels betreffende de huurovereenkomsten met betrekking tot de hoofdverblijfplaats van de huurder in het bijzonder

    Toepassingsgebied (art. 1)

    Staat van het gehuurde goed (art. 2)

    Duur van de huurovereenkomst (art. 3)

    Overdracht van huur en onderhuur (art. 4)

    Onroerende voorheffing (art. 5)

    Bemiddeling door een derde voor de verhuring van het onroerend goed (art. 5ter)

    Indexatie (art. 6)

    Herziening van de huurprijs en de lasten (art. 7)

    Renovatie (art. 8)

    Overdracht van het gehuurde goed (art. 9)

    Waarborg (art. 10)

    Verlenging wegens buitengewone omstandigheden (art. 11)

    Afd. IIbis. – Regels betreffende de handelshuur in het bijzonder

    § 1. Handelshuur (art. 1)

    § 2. Duur van de handelshuur (art. 3)

    § 3. Herziening van de huur (art. 6)

    § 4. Recht van de huurder om het gehuurde goed voor zijn bedrijf geschikt te maken (art. 7)

    § 5. Overdracht van huur en onderhuur (art. 10)

    § 6. Overdracht van het gehuurde goed (art. 12)

    § 7. Recht op hernieuwing van de huur (art. 13)

    § 8. Vergoeding wegens uitzetting (art. 25)

    § 9. Rechtspleging (art. 29)

    Overgangsbepalingen (art. 33)

    Afd. III. – Regels betreffende de pacht in het bijzonder

    § 1. Pacht (art. 1)

    § 2. Pachttijd (art. 4)

    § 3. Opzegging door de verpachter (art. 6)

    § 4. Opzegging door de pachter en beëindiging in onderlinge overeenstemming (art. 14)

    § 5. Vergissingen inzake oppervlakte en gevallen van bezitsaanmatiging (art. 15)

    § 6. Pachtprijs en andere geldelijke lasten (art. 17)

    § 7. Exploitatie van het gepachte goed (art. 24)

    § 8. Onderpacht en pachtoverdracht (art. 30)

    § 9. Overlijden van de pachter (art. 38)

    § 10. Vergoedingen toekomende aan de afgaande pachter (art. 45)

    § 11. Vervreemding van het gepachte goed en recht van voorkoop van de pachter (art. 47)

    § 12. Algemene bepalingen (art. 56)

    Hfdst. III. – Huur van werk en van diensten (art. 1779)

    Afd. I. – Huur van dienstboden en werklieden (art. 1780)

    Afd. II. – Ondernemers van vervoer te land en te water (art. 1782)

    Afd. III. – Bestekken en aannemingen (art. 1787)

    Hfdst. IV. – Veepacht

    Afd. I. – Algemene bepalingen (art. 1800)

    Afd. II. – Eenvoudige veepacht (art. 1804)

    Afd. III. – Veepacht bij helften (art. 1818)

    Afd. IV. – Veepacht door de eigenaar toegestaan aan zijn pachter of zijn deelpachter

    § 1. Veepacht aan de pachter toegestaan (art. 1821)

    § 2. Veepacht aan de deelpachter toegestaan (art. 1827)

    Afd. V. – Contract oneigenlijk veepacht genoemd (art. 1831)

    Titel X. – Lening (art. 1874)

    Hfdst. I. – Bruiklening of commodaat

    Afd. I. – Aard van de bruiklening (art. 1875)

    Afd. II. – Verplichtingen van de lener (art. 1880)

    Afd. III. – Verplichtingen van degene die in bruikleen geeft (art. 1888)

    Hfdst. II. – Verbruiklening of eenvoudige lening

    Afd. I. – Aard van de verbruiklening (art. 1892)

    Afd. II. – Verplichtingen van de uitlener (art. 1898)

    Afd. III. – Verplichtingen van de lener (art. 1902)

    Hfdst. III. – Lening op interest (art. 1905)

    Titel XI. – Bewaargeving en sekwester

    Hfdst. I. – Bewaargeving in het algemeen en verschillende soorten van bewaargeving (art. 1915)

    Hfdst. II. – Eigenlijke bewaargeving

    Afd. I. – Aard en wezen van het contract van bewaargeving (art. 1917)

    Afd. II. – Vrijwillige bewaargeving (art. 1921)

    Afd. III. – Verplichtingen van de bewaarnemer (art. 1927)

    Afd. IV. – Verplichtingen van de bewaargever (art. 1947)

    Afd. V. – Bewaargeving uit noodzaak (art. 1949)

    Hfdst. III. – Sekwester

    Afd. I. – Verschillende soorten van sekwester (art. 1955)

    Afd. II. – Bij overeenkomst bedongen sekwester (art. 1956)

    Afd. III. – Gerechtelijk sekwester of gerechtelijke bewaargeving (art. 1961)

    Titel XII. – Kanscontracten (art. 1964)

    Hfdst. I. – Spel en weddenschap (art. 1965)

    Hfdst. II. – Contract van lijfrente

    Afd. I. – Voorwaarden die voor de geldigheid van het contract vereist zijn (art. 1968)

    Afd. II. – Gevolgen van het contract tussen de contracterende partijen (art. 1977)

    Titel XIII. – Lastgeving

    Hfdst. I. – Aard en vorm van de lastgeving (art. 1984)

    Hfdst. II. – Verplichtingen van de lasthebber (art. 1991)

    Hfdst. III. – Verplichtingen van de lastgever (art. 1998)

    Hfdst. IV. – Verschillende wijzen waarop lastgeving eindigt (art. 2003)

    Titel XIV. – Borgtocht

    Hfdst. I. – Aard en omvang van de borgtocht (art. 2011)

    Hfdst. II. – Gevolgen van borgtocht

    Afd. I. – Gevolgen van borgtocht tussen de schuldeiser en de borg (art. 2021)

    Afd. II. – Gevolgen van borgtocht tussen de schuldenaar en de borg (art. 2028)

    Afd. III. – Gevolgen van borgtocht tussen de borgen onderling (art. 2033)

    Hfdst. III. – Tenietgaan van borgtocht (art. 2034)

    Hfdst. IV. – Wettelijke borgtocht en gerechtelijke borgtocht (art. 2040)

    Hfdst. V. – Kosteloze borgtocht (art. 2043bis)

    Titel XV. – Dading (art. 2044)

    Titel XVI. – Lijfsdwang in burgerlijke zaken (art. 2059-2070)

    Titel XVII. – Zakelijke zekerheden op roerende goederen (art. 2071)

    Hfdst. I. – Pandrecht

    Afd. 1. – Algemeen (art. 1)

    Afd. 2. – Publiciteit (art. 26)

    Afd. 3. – Tegenwerpelijkheid door buitenbezitstelling van lichamelijke goederen (art. 39)

    Afd. 4. – Uitwinning (art. 46)

    Afd. 5. – Rangconflicten (art. 57)

    Afd. 6. – Pandrecht op geldsom (art. 59)

    Afd. 7. – Tegenwerpelijkheid door buitenbezitstelling van schuldvordering (art. 60)

    Hfdst. II. – Eigendomsvoorbehoud (art. 69)

    Hfdst. III. – Retentierecht (art. 73)

    Titel XVIII. – Voorrechten en hypotheken

    Inleidende bepalingen . – Overdracht van zakelijke rechten (art. 1)

    Hfdst. I. – Algemene bepalingen (art. 7)

    Hfdst. II. – Voorrechten (art. 12)

    Afd. I. – Voorrechten op roerende en onroerende goederen (art. 17)

    Afd. II. – Voorrechten op roerende goederen (art. 18)

    § 1. Algemene voorrechten op roerende goederen (art. 19)

    § 2. Voorrechten op bepaalde roerende goederen (art. 20)

    § 3. Rang van de voorrechten op roerende goederen in geval van samenloop van die voorrechten (art. 21)

    Afd. III. – Voorrechten op onroerende goederen (art. 27)

    Afd. IV. – Hoe voorrechten bewaard worden (art. 29)

    Hfdst. III. – Hypotheken (art. 41)

    Afd. I. – Wettelijke hypotheken (art. 47)

    § 1. Waarborgen door voogden te verstrekken in het belang van minderjarigen en onbekwaamverklaarden (art. 49)

    § 2. Waarborgen ten behoeve van gehuwde vrouwen (art. 64-72)

    Afd. II. – Bedongen hypotheken (art. 73)

    Afd. III. – Rang van de hypotheken onderling (art. 81)

    Afd. 4. – Hypotheken voor alle sommen (art. 81bis)

    Afd. 5. – Overdracht van bevoorrechte en hypothecaire schuldvorderingen (art. 81ter)

    Hfdst. IV. – Wijze van inschrijving van de voorrechten en hypotheken (art. 82)

    Hfdst. V. – Doorhaling en vermindering van de inschrijvingen (art. 92)

    Hfdst. VI. – Gevolgen van de voorrechten en hypotheken tegen derden-bezitters (art. 96)

    Hfdst. VII. – Tenietgaan van de voorrechten en hypotheken (art. 108)

    Hfdst. VIII. – Wijze waarop eigendommen van de voorrechten en hypotheken worden gezuiverd (art. 109)

    Hfdst. IX. – Openbaarheid van de registers en verantwoordelijkheid van de bewaarders (art. 123)

    Hfdst. X. – Wijze van houden en bewaren van de hypothecaire bescheiden (art. 135)

    Hfdst. XI. – Vermelding van de partijen en van de onroerende goederen (art. 139)

    Hfdst. XII. – Materiële vormen van de formaliteiten van openbaarmaking en van de aanvragen (art. 144)

    Artikel II van de wet van 16 december 1851 (aanvullend artikel ii)

    Titel XIX. – Gerechtelijke uitwinning en rangregeling onder de schuldeisers (art. 2204-2218)

    Titel XX. – Verjaring

    Hfdst. I. – Algemene bepalingen (art. 2219)

    Hfdst. II. – Bezit (art. 2228)

    Hfdst. III. – Oorzaken die de verjaring verhinderen (art. 2236)

    Hfdst. IV. – Oorzaken die de verjaring stuiten of schorsen

    Afd. I. – Oorzaken die de verjaring stuiten (art. 2242)

    Afd. II. – Oorzaken die de loop van de verjaring schorsen. (art. 2251)

    Hfdst. V. – Tijd die voor de verjaring vereist is

    Afd. I. – Algemene bepalingen (art. 2260)

    Afd. II. – Algemene termijnen van verjaring (art. 2262)

    Afd. III. – Tienjarige en twintigjarige verjaring (art. 2265)

    Afd. IV. – Enige bijzondere verjaringen (art. 2271)

    Titel XXI. – Kennisgeving (art. 2281)

    Inleidende titel - Bekendmaking, gevolgen en toepassing van de wetten in het algemeen

    Art. 1.

    ¹[...]¹

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  1. – Opgeheven bij art. 29 wet 15 december 1949, B.S., 1-3 januari 1950

    Art. 2.

    De wet beschikt alleen voor het toekomende; zij heeft geen terugwerkende kracht.

    Art. 3.

    ¹[...]¹

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  1. – Na wijzigingen, opgeheven bij art. 139, 1°, wet 16 juli 2004, B.S., 27 juli 2004, inwerkingtreding: 1 oktober 2004 (art. 140, lid 1)

    Art. 4-5.

    ¹[...]¹

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  1. – Opgeheven bij art. 17, opheffingsbepalingen, wet 10 oktober 1967, B.S., 31 oktober 1967

    Art. 6.

    Aan de wetten die de openbare orde en de goede zeden betreffen, kan door bijzondere overeenkomsten geen afbreuk worden gedaan.

    Boek I - Personen

    Titel I - Genot en verlies van de burgerlijke rechten

    Hoofdstuk I - Genot van de burgerlijke rechten

    Art. 7.

    De uitoefening van de burgerlijke rechten is onafhankelijk van de hoedanigheid van staatsburger, die alleen overeenkomstig de Grondwet wordt verkregen en behouden.

    Art. 8.

    Ieder Belg heeft het genot van de burgerlijke rechten.

    Art. 9-10.

    ¹[...]¹

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  1. – Opgeheven bij art. 29 wet 15 december 1949, B.S., 1-3 januari 1950

    Art. 11.

    ¹[Een vreemdeling heeft in België het genot van alle aan de Belgen verleende burgerlijke rechten, behoudens de uitzonderingen door de wet gesteld.

    Een vreemdeling die gemachtigd is zich in het Rijk te vestigen en die in het bevolkingsregister is ingeschreven, heeft het genot van alle aan de Belgen verleende burgerlijke rechten zolang hij in België verblijf houdt.

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  1. – Vervangen bij art. 84 wet 15 december 1980, B.S., 31 december 1980

    Art. 12.

    ¹[...]¹

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  1. – Opgeheven bij art. 29 wet 15 december 1949, B.S., 1-3 januari 1950

    Art. 13.

    ¹[...]¹

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  1. – Opgeheven bij art. 93 wet 15 december 1980, B.S., 31 december 1980

    Art. 14.

    ¹[...]¹

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  1. – Opgeheven bij art. 29 wet 15 december 1949, B.S., 1-3 januari 1950

    Art. 15.

    ¹[...]¹

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  1. – Opgeheven bij art. 139, 1°, wet 16 juli 2004, B.S., 27 juli 2004, inwerkingtreding: 1 oktober 2004 (art. 140, lid 1)

    Art. 16.

    ¹[...]¹

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  1. – Opgeheven bij art. 18, opheffingsbepalingen, wet 10 oktober 1967, B.S., 31 oktober 1967

    Hoofdstuk II - Verlies van de burgerlijke rechten

    Afdeling I - Verlies van de burgerlijke rechten door verlies van de staat van Belg

    Art. 17-21.

    ¹[...]¹

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  1. – Opgeheven bij art. 29 wet 15 december 1949, B.S., 1-3 januari 1950

    Afdeling II - Verlies van de burgerlijke rechten ten gevolge van rechterlijke veroordelingen

    Art. 22-33.

    ¹[...]¹

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  1. – Opgeheven bij art. 29 wet 15 december 1949, B.S., 1-3 januari 1950

    Titel II - Akten van de burgerlijke stand

    Hoofdstuk I - Algemene bepalingen

    Art. 34.

    ¹[De akten van de burgerlijke stand vermelden het jaar en de dag dat zij zijn opgemaakt alsook de voornamen, de naam en de geboortedatum van alle betrokken personen.

    De Koning kan modellen van akten vaststellen en, voor zover nodig, vermeldingen aan de akten toevoegen.

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  1. – Na wijziging, vervangen bij art. 98 wet 25 april 2014, B.S. 14 mei 2014

    Art. 35.

    De ambtenaren van de burgerlijke stand mogen in de akten die zij opmaken, niets invoegen, noch als aantekening, noch als vermelding, buiten hetgeen door de verschijnende partijen moet worden verklaard.

    Art. 36.

    In de gevallen waarin de belanghebbende partijen niet gehouden zijn in persoon te verschijnen, kunnen zij zich laten vertegenwoordigen door een gemachtigde, voorzien van een bijzondere en authentieke volmacht.

    Art. 37.

    ¹[De getuigen die bij de akten van de burgerlijke stand worden voorgebracht, moeten ten minste achttien jaar oud zijn. Zij worden gekozen door de belanghebbende personen.]¹

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  1. – Vervangen bij art. 3 wet 19 januari 1990, B.S., 30 januari 1990

    Art. 38.

    De ambtenaar van de burgerlijke stand leest de akten voor aan de verschijnende partijen of aan hun gemachtigde ¹[...]¹.

    ²[...]²

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  1. – Lid 1 gewijzigd bij art. 15 wet 14 januari 2013, B.S. 1 maart 2013, inwerkingtreding: 1 september 2013 (art. 85, lid 1)

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  2. – Lid 2 opgeheven bij art. 99 wet 25 april 2014, B.S. 14 mei 2014

    Art. 39.

    Deze akten worden getekend door de ambtenaar van de burgerlijke stand¹[en door de verschijnende partijen]¹; of er wordt melding gemaakt van de oorzaak die de verschijnende partijen en de getuigen belet te tekenen.

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  1. – Gewijzigd bij art. 16 wet 14 januari 2013, B.S. 1 maart 2013, inwerkingtreding: 1 september 2013 (art. 85, lid 1)

    Art. 40.

    De akten van de burgerlijke stand worden, in iedere gemeente, ingeschreven in een of meer in dubbel gehouden registers.

    Art. 41.

    ¹[...]¹

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  1. – Opgeheven bij art. 2 wet 10 maart 2010, B.S. 30 maart 2010

    Art. 42.

    De akten worden achter elkaar ¹[...]¹ in de registers ingeschreven. Doorhalingen en verwijzingen worden goedgekeurd en getekend op dezelfde manier als de akte zelf. ²[Niets wordt er bij afkorting ingeschreven. Data worden in cijfers uitgedrukt.]²

    ³[De Koning kan de voorwaarden bepalen waaraan de akten moeten voldoen.]³

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  1. – Lid 1 gewijzigd bij art. 17, 1°, wet 14 januari 2013, B.S. 1 maart 2013, inwerkingtreding: 1 september 2013 (art. 85, lid 1)

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  2. – Lid 1 gewijzigd bij art. 17, 2°, wet 14 januari 2013, B.S. 1 maart 2013, inwerkingtreding: 1 september 2013 (art. 85, lid 1)

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  3. – Lid 2 toegevoegd bij art. 17, 3°, wet 14 januari 2013, B.S. 1 maart 2013, inwerkingtreding: 1 september 2013 (art. 85, lid 1)

    Art. 43.

    De registers worden door de ambtenaar van de burgerlijke stand afgesloten op het einde van ieder jaar; en binnen een maand wordt het ene dubbel neergelegd in het archief van de gemeente, het andere op de griffie van de rechtbank van eerste aanleg.

    Art. 44.

    De volmachten en de overige stukken die bij de akten van de burgerlijke stand gevoegd moeten blijven, worden ¹[...]¹ op de griffie van de rechtbank neergelegd, samen met het dubbel van de registers, dat op dezelfde griffie neergelegd moet worden.

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  1. – Gewijzigd bij art. 18 wet 14 januari 2013, B.S. 1 maart 2013, inwerkingtreding: 1 september 2013 (art. 85, lid 1)

    ¹[Art. 44/1.

    De ambtenaren van de burgerlijke stand kunnen voor alle taken inzake het opstellen van akten van burgerlijke stand een speciale schriftelijke machtiging verlenen aan één of meer beambten van het gemeentebestuur.

    Vóór de handtekening van de beambten van het gemeentebestuur moet melding worden gemaakt van de ontvangen machtiging.

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  1. – Ingevoegd bij art. 19 wet 14 januari 2013, B.S. 1 maart 2013, inwerkingtreding: 1 september 2013 (art. 85, lid 1)

    Art. 45.

    ¹[§ 1. ²[Een ieder kan zich door de bewaarders van de registers van de burgerlijke stand uittreksels doen afgeven uit de akten die in deze registers zijn ingeschreven. In die uittreksels wordt geen melding gemaakt van de afstamming van de personen op wie de akten betrekking hebben.]²

    ³[Alleen de openbare overheden, de persoon op wie de akte betrekking heeft, zijn echtgenoot of overlevende echtgenoot, zijn wettelijke vertegenwoordiger, zijn bloedverwanten in de opgaande lijn of nederdalende lijn, zijn erfgenamen, hun notaris en hun advocaat kunnen een eensluidend afschrift verkrijgen van een akte van de burgerlijke stand die minder dan honderd jaar oud is, dan wel een uittreksel uit de akte met de afstamming van de personen op wie de akte betrekking heeft.]³

    ⁴[De ⁵[familierechtbank]⁵ kan, op mondeling of schriftelijk verzoek van een ieder die doet blijken van een familiaal, wetenschappelijk of een ander wettig belang, zonder enige andere vorm van proces en zonder kosten, toestemming verlenen om bepaalde opzoekingen te laten verrichten of een eensluidend afschrift of een uittreksel te laten afgeven over de afstamming van de personen op wie de akte betrekking heeft.]⁴

    ⁶[Het verzoek wordt gericht ⁷[aan de familierechtbank]⁷ van het arrondissement waar het register wordt bewaard; voor de registers gehouden door diplomatieke of consulaire ambtenaren of door legerofficieren die belast zijn met het opmaken van de akten van de burgerlijke stand betreffende militairen buiten het grondgebied van het Rijk, wordt het gericht ⁷[aan de familierechtbank]⁷ te Brussel.]⁶

    ⁸[De in de registers ingeschreven akten, alsmede de eensluidend verklaarde en behoorlijk gezegelde afschriften daarvan, hebben bewijskracht zolang zij niet van valsheid zijn beticht.]⁸

    § 2. ⁹[De eensluidende afschriften en de uittreksels vermelden de dagtekening van hun afgifte; zij worden kosteloos voorzien van het zegel van het gemeentebestuur of van het zegel van de rechtbank van eerste aanleg waarvan de griffie het afschrift of het uittreksel afgeeft.]⁹

    ¹⁰[De eensluidende afschriften en de uittreksels die bestemd zijn om in het buitenland te dienen en waarvan de legalisatie vereist is, worden gelegaliseerd door de Minister van Buitenlandse Zaken of door de ambtenaar die hij daartoe machtigt.]¹⁰

    ¹¹[De eensluidende afschriften en de uittreksels die bestemd zijn om in België of in het buitenland te dienen en die niet gelegaliseerd behoeven te worden, mogen worden afgegeven door de beambten van het gemeentebestuur die daartoe speciaal zijn gemachtigd door de ambtenaar van de burgerlijke stand. Vóór de handtekening van de beambten van het gemeentebestuur moet melding worden gemaakt van de ontvangen machtiging.]¹¹]¹

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  1. – Vervangen bij art. 1 wet 2 juli 1956, B.S., 12 augustus 1956

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  2. – § 1, lid 1, vervangen bij art. 1 wet 21 maart 1969, B.S., 12 april 1969

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  3. – § 1, lid 2, vervangen bij art. 2 wet 31 maart 1987, B.S., 27 mei 1987

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  4. – § 1, lid 3, vervangen bij art. 2 wet 31 maart 1987, B.S., 27 mei 1987

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  5. – § 1, lid 3, gewijzigd bij art. 2, 1°, wet (II) 12 mei 2014, B.S. 19 mei 2014, inwerkingtreding: 1 september 2014 (art. 41, lid 3)

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  6. – § 1, lid 4, vervangen bij art. 1 wet 21 maart 1969, B.S., 12 april 1969

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  7. – § 1, lid 4, gewijzigd bij art. 2, 2°, wet (II) 12 mei 2014, B.S. 19 mei 2014, inwerkingtreding: 1 september 2014 (art. 41, lid 3)

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  8. – § 1, lid 5, vervangen bij art. 1 wet 21 maart 1969, B.S., 12 april 1969

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  9. – § 2, lid 1, vervangen bij art. 1 wet 21 maart 1969, B.S., 12 april 1969

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  10. – § 2, lid 2, vervangen bij art. 1 wet 21 maart 1969, B.S., 12 april 1969

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  11. – § 2, lid 3, vervangen bij art. 1 wet 23 juni 1980, B.S., 25 juli 1980

    Art. 46.

    Wanneer er geen registers hebben bestaan of de registers verloren zijn, wordt het bewijs daarvan toegelaten zowel door bescheiden als door getuigen, en in die gevallen kunnen het huwelijk, de geboorte en het overlijden bewezen worden zowel door registers en papieren, afkomstig van de overleden ouders, als door getuigen.

    Art. 47.

    ¹[Het in kracht van gewijsde gegaan vonnis dat de ontbrekende akte van de burgerlijke stand vervangt maar de staat niet aanwijst, kan, voor elke verzoekende overheid, worden overgelegd door een ieder die aantoont dat hij nog steeds in de onmogelijkheid verkeert zich de betrokken akte van de burgerlijke stand te verschaffen, voor zover de juistheid van de gegevens die het bevat, niet wordt weerlegd.]¹

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  1. – Opgeheven bij art. 139, 1°, wet 16 juli 2004, B.S., 27 juli 2004, inwerkingtreding: 1 oktober 2004 (art. 140, lid 1); opnieuw ingevoegd bij art. 2 wet 9 mei 2007, B.S. 15 juni 2007

    Art. 48.

    ¹[§ 1. Iedere Belg, of zijn wettelijke vertegenwoordiger, kan verzoeken dat een in een vreemd land opgemaakte akte van de burgerlijke stand die op hem betrekking heeft, wordt overgeschreven in de registers van de burgerlijke stand van de gemeente van zijn woonplaats of van zijn eerste vestiging bij de terugkeer op het grondgebied van het Rijk. Van deze overschrijving wordt melding gemaakt op de kant van de lopende registers, volgens de dagtekening van het feit waarop de akte betrekking heeft.

    Bij gebreke van een woonplaats of verblijfplaats in België, kan de overschrijving van een in het eerste lid bedoelde akte gebeuren in de registers van de burgerlijke stand van de gemeente van de laatste woonplaats in België van betrokkene of van een van zijn ascendenten, of van de gemeente van zijn geboorteplaats, of bij gebreke hiervan, in de registers van de burgerlijke stand van Brussel.

    § 2. De procureur des Konings kan verzoeken dat een in een vreemd land opgemaakte akte van de burgerlijke stand betreffende een Belg, overeenkomstig § 1 wordt overgeschreven in de registers van de burgerlijke stand.

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  1. – Opgeheven bij art. 29 wet 15 december 1949, B.S., 1-3 januari 1950; opnieuw ingevoegd bij art. 128 wet 16 juli 2004, B.S., 27 juli 2004, inwerkingtreding: 1 oktober 2004 (art. 140, lid 1)

    Art. 49.

    In alle gevallen waarin van een akte, de burgerlijke stand betreffende, melding gemaakt moet worden op de kant van een andere reeds ingeschreven akte, wordt zulks op verzoek van de belanghebbende partijen gedaan door de ambtenaar van de burgerlijke stand in de lopende registers of in de registers die in het archief van de gemeente zijn neergelegd, en door de griffier van de rechtbank van eerste aanleg in de registers die op de griffie berusten; te dien einde geeft de ambtenaar van de burgerlijke stand binnen drie dagen daarvan bericht aan de procureur des Konings bij dezelfde rechtbank en de procureur des Konings waakt ervoor dat de vermelding in beide registers op eenvormige wijze geschiedt.

    Art. 50.

    ¹[§ 1. De ambtenaar van de burgerlijke stand die de aangifte van geboorte van een kind ontvangt wiens afstamming ten aanzien van zijn ouders niet vaststaat of die in zijn registers het beschikkende gedeelte van een rechterlijke beslissing overschrijft waarbij een vordering betreffende de betwisting van de afstamming wordt toegewezen ten aanzien van de ouders of ten aanzien van de enige ouder met betrekking tot wie de afstamming vaststaat, is gehouden daarvan binnen drie dagen kennis te geven aan de vrederechter bedoeld in artikel 390.

    § 2. De ambtenaar van de burgerlijke stand die een akte van overlijden opmaakt, is gehouden daarvan binnen drie dagen kennis te geven aan de vrederechter bedoeld in artikel 390. Hetzelfde geldt wanneer de overledene voogd of adoptieve ouder was van een minderjarige²[...]².

    ³[De ambtenaar van de burgerlijke stand die een akte van overlijden opmaakt, is gehouden daarvan binnen drie dagen kennis te geven aan de in artikel 628, 3°, van het Gerechtelijk Wetboek bedoelde vrederechter, ingeval de overledene een persoon beschermd krachtens artikel 492/1 of zijn bewindvoerder was.]³

    De ambtenaar van de burgerlijke stand die in zijn registers ⁴[...]⁴ het beschikkende gedeelte van een rechterlijke beslissing waarbij de adoptie van een minderjarig kind wordt herroepen zonder dat beslist wordt dat het weer onder het ouderlijk gezag van zijn ouders wordt geplaatst, is gehouden daarvan binnen drie dagen kennis te geven aan de vrederechter, bedoeld in artikel 390.

    § 3. De vervaldag is in de termijn begrepen.

    Is die dag echter een zaterdag, een zondag of een wettelijke feestdag, dan wordt de vervaldag uitgesteld tot de eerstvolgende werkdag.

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  1. – Laatst vervangen bij art. 2 wet 29 april 2001, B.S., 31 mei 2001, inwerkingtreding: 1 augustus 2001 (art. 90)

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  2. – § 2, lid 1, gewijzigd bij art. 2, 1°, wet 17 maart 2013, B.S. 14 juni 2013, inwerkingtreding: 1 september 2014 (art. 233; zoals gewijzigd bij art. 22 wet 12 mei 2014, B.S. 19 mei 2014); overgangsbepalingen: zie art. 226-232 wet 17 maart 2013, B.S. 14 juni 2013

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  3. – § 2, lid 2, ingevoegd bij art. 2, 2°, wet 17 maart 2013, B.S. 14 juni 2013, inwerkingtreding: 1 september 2014 (art. 233; zoals gewijzigd bij art. 22 wet 12 mei 2014, B.S. 19 mei 2014); overgangsbepalingen: zie art. 226-232 wet 17 maart 2013, B.S. 14 juni 2013

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  4. – § 2, lid 3, gewijzigd bij art. 2, 3°, wet 17 maart 2013, B.S. 14 juni 2013, inwerkingtreding: 1 september 2014 (art. 233; zoals gewijzigd bij art. 22 wet 12 mei 2014, B.S. 19 mei 2014); overgangsbepalingen: zie art. 226-232 wet 17 maart 2013, B.S. 14 juni 2013

    Art. 51.

    Ieder bewaarder van de registers is burgerrechtelijk aansprakelijk voor de veranderingen die daarin aangebracht worden, behoudens zijn verhaal, indien daartoe grond bestaat, op hen die deze veranderingen hebben aangebracht.

    Art. 52.

    ¹[Elke onrechtmatige verandering, elke valsheid in de akten van de burgerlijke stand, elke inschrijving elders dan in de daartoe bestemde registers, levert grond op tot toekenning van een schadevergoeding aan de partijen, onverminderd de in het Strafwetboek gestelde straffen.]¹

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  1. – Vervangen bij art. 20 wet 14 januari 2013, B.S. 1 maart 2013, inwerkingtreding: 1 september 2013 (art. 85, lid 1)

    Art. 53.

    De procureur des Konings bij de rechtbank van eerste aanleg is gehouden de staat van de registers na te zien, wanneer zij op de griffie neergelegd worden; hij maakt een beknopt proces-verbaal van het onderzoek op, klaagt de door de ambtenaren van de burgerlijke stand begane overtredingen of misdrijven aan en vordert tegen hen veroordeling tot geldboete.

    Art. 54.

    In alle gevallen waarin een ¹[familierechtbank]¹ beslist over akten betreffende de burgerlijke stand, kunnen de belanghebbende partijen tegen het vonnis opkomen.

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  1. – Gewijzigd bij art. 2 wet 30 juli 2013, B.S. 27 september 2013, inwerkingtreding: 1 september 2014 (art. 274, lid 1)

    Hoofdstuk II - Akten van geboorte

    Art. 55.

    ¹[De aangifte van geboorte wordt gedaan aan de plaatselijke ambtenaar van de burgerlijke stand binnen vijftien dagen na de bevalling. Is de laatste dag van die termijn een zaterdag, een zondag of een wettelijke feestdag, dan wordt de termijn verlengd tot de eerstvolgende werkdag.]¹

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  1. – Vervangen bij art. 1 wet 30 maart 1984, B.S., 22 december 1984

    Art. 56.

    ¹[§ 1. In geval van bevalling in ziekenhuizen, klinieken, kraaminrichtingen of andere verpleeginrichtingen, wordt de geboorte van het kind aangegeven ²[door de vader, de moeder of de meemoeder]² of door beide ouders of, wanneer deze er zich van onthouden de aangifte te doen, door de persoon die de leiding van de inrichting uitoefent, of zijn afgevaardigde.

    De persoon die de leiding van de inrichting uitoefent of zijn afgevaardigde zijn gehouden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand kennis te geven van de bevalling, uiterlijk de eerste daaropvolgende werkdag.

    § 2. In de andere gevallen wordt de geboorte van het kind aangegeven ³[door de vader, de moeder of de meemoeder]³ of door beide ouders of, wanneer deze er zich van onthouden de aangifte te doen, door de geneesheren, vroedvrouwen of andere personen die bij de bevalling tegenwoordig zijn geweest of door de persoon bij wie de bevalling heeft plaatsgehad.

    De geneesheer of, bij ontstentenis, de vroedvrouw of, bij ontstentenis, de andere personen die bij de bevalling tegenwoordig zijn geweest of bij wie de bevalling heeft plaatsgehad, zijn gehouden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand kennis te geven van de bevalling, uiterlijk de eerste daaropvolgende werkdag.

    § 3. Indien de aangifte niet is geschied binnen de bij artikel 55 bepaalde termijn, geeft de ambtenaar van de burgerlijke stand, binnen drie werkdagen volgend op het verstrijken van die termijn, daarvan mededeling aan de persoon die hem van de bevalling kennis heeft gegeven. Deze is gehouden de aangifte te doen binnen drie dagen na de ontvangst van de mededeling; is de derde dag een zaterdag, een zondag of een wettelijke feestdag, dan kan de aangifte nog worden gedaan de eerste daaropvolgende werkdag.

    § 4. ⁴[De ambtenaar van de burgerlijke stand vergewist zich van de geboorte aan de hand van een verklaring van een geneesheer of vroedvrouw.]⁴

    § 5. In alle gevallen wordt de akte van geboorte zonder vertraging opgemaakt.

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  1. – Vervangen bij art. 2 wet 30 maart 1984, B.S., 22 december 1984

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  2. – § 1, lid 1, gewijzigd bij art. 2 wet 5 mei 2014, B.S. 7 juli 2014, inwerkingtreding: 1 januari 2015 (art. 31)

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  3. – § 2, lid 1, gewijzigd bij art. 2 wet 5 mei 2014, B.S. 7 juli 2014, inwerkingtreding: 1 januari 2015 (art. 31)

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  4. – § 4 vervangen bij art. 21 wet 14 januari 2013, B.S. 1 maart 2013, inwerkingtreding: 1 september 2013 (art. 85, lid 1)

    Art. 57.

    ¹[De akte van geboorte vermeldt:

    1° de dag, het uur, de plaats van geboorte, alsmede het geslacht, de naam en de voornamen van het kind. ²[Voor kinderen van wie het geslacht onduidelijk is, kan de geslachtsvermelding door de vader of de moeder dan wel door beide ouders worden aangegeven binnen een termijn van drie maanden, mits een medische verantwoording wordt overgelegd;]²

    2° het jaar, de dag, de plaats van geboorte, de naam, de voornamen en de woonplaats van de moeder en de vader, zo de afstamming langs vaderszijde vaststaat ³[of de meemoeder zo de afstamming langs ³[meemoederszijde]³ vaststaat]³;

    3° de naam, de voornamen en de woonplaats van de aangever.

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  1. – Vervangen bij art. 3 wet 30 maart 1984, B.S., 22 december 1984

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  2. – 1° aangevuld bij art. 2 wet 15 mei 2007, B.S. 12 juli 2007

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  3. – 2° aangevuld bij art. 3 wet 5 mei 2014, B.S. 7 juli 2014, inwerkingtreding: 1 januari 2015 (art. 31); zoals gewijzigd bij art. 9 wet 18 december 2014, B.S. 23 december 2014

    Art. 58.

    Ieder die een pasgeboren kind gevonden heeft, is gehouden het met de kleren en de andere bij het kind gevonden voorwerpen aan de ambtenaar van de burgerlijke stand af te geven en alle omstandigheden mede te delen betreffende de tijd wanneer en de plaats waar het gevonden werd.

    Hiervan wordt een omstandig proces-verbaal opgemaakt, waarin bovendien vermeld worden de vermoedelijke leeftijd van het kind, zijn geslacht, de namen die aan het kind worden gegeven, en de burgerlijke overheid aan wie het wordt toevertrouwd. Dit proces-verbaal wordt in de registers ingeschreven.

    Art. 59.

    ¹[Wordt een kind tijdens een zeereis geboren, dan begeeft de commandant van het schip zich persoonlijk en onverwijld naar het pasgeboren kind en ontvangt hij de aangifte van de moeder of van de vader, of van beide ouders, of, bij gebreke van dezen, van enige persoon die bij de bevalling tegenwoordig is geweest.

    De akte van geboorte wordt achteraan op de monsterrol bijgeschreven.

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  1. – Vervangen bij art. 5 wet 31 maart 1987, B.S., 27 mei 1987

    Art. 60.

    ¹[In de eerste haven waar het schip binnenloopt, is de commandant gehouden om twee door hem ondertekende en voor echt verklaarde letterlijke afschriften van de door hem opgestelde akten van geboorte neer te leggen, ²[...]², in een Belgische haven, op het kantoor van de waterschout ²[...]².

    Een van die afschriften blijft op het kantoor van de waterschout ³[...]³ berusten; het andere wordt gezonden aan de minister van verkeerswezen, die een door hem voor echt verklaard afschrift van elk van die akten doet toekomen aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de woonplaats van het kind; een afschrift wordt dadelijk in de registers ingeschreven.]¹

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  1. – Vervangen bij art. 6 wet 31 maart 1987, B.S., 27 mei 1987

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  2. – Lid 1 gewijzigd bij art. 3, 1°, wet 21 december 2013, B.S. 21 januari 2014, inwerkingtreding: 15 juni 2014 (art. 1 K.B. 19 april 2014, B.S. 30 april 2014)

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  3. – Lid 2 gewijzigd bij art. 3, 2°, wet 21 december 2013, B.S. 21 januari 2014, inwerkingtreding: 15 juni 2014 (art. 1 K.B. 19 april 2014, B.S. 30 april 2014)

    Art. 61.

    ¹[§ 1. Een ieder wiens adoptie in België is uitgesproken of erkend en die in de onmogelijkheid verkeert zich zijn akte van geboorte te verschaften, kan de akte van overschrijving van het beschikkend gedeelte van het vonnis van adoptie overleggen.

    § 2. Indien de gegevens in de akte van overschrijving niet voldoende zijn voor het doel waarvoor zij moeten worden gebruikt, gaat de verzoekende overheid onmiddellijk en zonder dat de termijn van het onderzoek drie maanden mag overschrijden, zelf over tot een onderzoek teneinde bijkomende gegevens te verkrijgen.

    Indien de verzoekende overheid evenwel niet in staat is die gegevens zelf te verkrijgen of de door haar verkregen gegevens onvoldoende zijn, stelt zij belanghebbende onmiddellijk en uiterlijk binnen dezelfde periode van drie maanden hiervan in kennis en kan zij hem verzoeken ieder ander bewijs tot staving van die gegevens over te leggen.

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  1. – Opgeheven bij art. 7 wet 31 maart 1987, B.S., 27 mei 1987; opnieuw ingevoegd bij art. 3 wet 9 mei 2007, B.S. 15 juni 2007

    Art. 62.

    ¹[§ 1. De akte van erkenning vermeldt:

    1° de voornamen, de naam, de plaats en datum van geboorte van het kind;

    2° de voornamen, de naam, de woonplaats, de plaats en datum van geboorte van degene die het kind erkent en van de ouder ten aanzien van wie de afstamming reeds vóór de erkenning vaststond;

    3° in voorkomend geval, de toestemming van de personen bedoeld in ²[artikel 329bis]², met vermelding van de voornamen, de naam, de woonplaats en de plaats en datum van geboorte van de wettelijke vertegenwoordiger van het kind indien hij in de erkenning heeft toegestemd.

    Indien de in ³[artikel 329bis, § 3,]³ bedoelde personen niet hebben toegestemd in de akte van erkenning maar er niet tegen zijn opgekomen binnen de in dat artikel gestelde termijn of indien hun verzoek tot nietigverklaring is afgewezen bij een in kracht van gewijsde gegaan vonnis of arrest, wordt daarvan melding gemaakt op de kant van de akte van erkenning.

    § 2. Zodra de akte van erkenning van het kind is opgemaakt, wordt daarvan melding gemaakt op de kant van zijn akte van geboorte.

    § 3. De ambtenaar van de burgerlijke stand die een akte van erkenning opmaakt, is gehouden daarvan binnen drie dagen kennis te geven aan de echtgenoot van de erkenner. Paragraaf 3 van artikel 50 is van toepassing.

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  1. – Vervangen bij art. 8 wet 31 maart 1987, B.S., 27 mei 1987

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  2. – § 1, lid 1, 3°, gewijzigd bij art. 2, A), wet 1 juli 2006, B.S. 29 december 2006, inwerkingtreding: 1 juli 2007 (art. 26, zoals ingevoegd bij art. 373 wet diverse bepalingen (I) 27 december 2006, B.S., 28 december 2006)

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  3. – § 1, lid 2, gewijzigd bij art. 2, B), wet 1 juli 2006, B.S. 29 december 2006, inwerkingtreding: 1 juli 2007 (art. 26, zoals ingevoegd bij art. 373 wet diverse bepalingen (I) 27 december 2006, B.S., 28 december 2006)

    ¹[Art. 62bis.

    § 1. Elke Belg of elke in de bevolkingsregisters ingeschreven vreemdeling, die de voortdurende en onomkeerbare innerlijke overtuiging heeft tot het andere geslacht te behoren dan datgene dat is vermeld in de akte van geboorte, en die lichamelijk zodanig aan dat andere geslacht is aangepast als uit medisch oogpunt mogelijk en verantwoord is, kan van die overtuiging aangifte doen bij de ambtenaar van de burgerlijke stand.

    De niet-ontvoogde minderjarige transseksueel die aangifte doet van zijn overtuiging wordt bijgestaan door zijn moeder, zijn vader of zijn wettelijke vertegenwoordiger.

    De aangifte wordt gedaan bij de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente waar hij is ingeschreven in de bevolkingsregisters.

    De Belg die niet is ingeschreven in de bevolkingsregisters doet aangifte bij de ambtenaar van de burgerlijke stand van zijn geboorteplaats. Indien hij niet in België is geboren, doet hij aangifte bij de ambtenaar van de burgerlijke stand te Brussel.

    Bij de aangifte geeft de Belg die niet is ingeschreven in de bevolkingsregisters de ambtenaar van de burgerlijke stand het adres mee waarop een weigering om de akte houdende vermelding van het nieuwe geslacht op te maken, kan worden meegedeeld.

    § 2. Bij de aangifte overhandigt de betrokkene aan de ambtenaar van de burgerlijke stand een verklaring van de psychiater en de chirurg, in de hoedanigheid van behandelende artsen, waaruit blijkt:

    1° dat de betrokkene de voortdurende en onomkeerbare innerlijke overtuiging heeft tot het andere geslacht te behoren dan datgene dat is vermeld in de akte van geboorte;

    2° dat de betrokkene een geslachtsaanpassing heeft ondergaan die hem zodanig in overeenstemming heeft gebracht met dat andere geslacht, waartoe betrokkene overtuigd is te behoren, als dit uit medisch oogpunt mogelijk en verantwoord is;

    3° dat de betrokkene niet meer in staat is om overeenkomstig het vroegere geslacht kinderen te verwekken.

    § 3. In voorkomend geval kan de ambtenaar van de burgerlijke stand om een voor eensluidend verklaarde vertaling van de verklaring van de behandelende artsen verzoeken.

    § 4. Na deze aangifte maakt de ambtenaar een akte houdende vermelding van het nieuwe geslacht op.

    De akte houdende vermelding van het nieuwe geslacht heeft uitwerking vanaf haar inschrijving in het register van de akten van geboorten.

    Deze inschrijving gebeurt wanneer de ambtenaar van de burgerlijke stand vaststelt dat geen verhaal tegen de akte houdende vermelding van het nieuwe geslacht werd aangetekend en ten vroegste 30 dagen na het verstrijken van de verhaaltermijn.

    De ambtenaar van de burgerlijke stand die de akte houdende vermelding van het nieuwe geslacht opmaakt, is gehouden hiervan binnen drie dagen kennis te geven aan de procureur des Konings bij de rechtbank van eerste aanleg.

    § 5. De ambtenaar van de burgerlijke stand vermeldt op de kant van de geboorteakte die betrekking heeft op de betrokkene het nieuwe geslacht of geeft kennis van de akte houdende vermelding van het nieuwe geslacht aan de bevoegde ambtenaar van de burgerlijke stand.

    § 6. De ambtenaar van de burgerlijke stand die weigert een akte houdende vermelding van het nieuwe geslacht op te maken, brengt zijn met redenen omklede beslissing onverwijld ter kennis van de belanghebbende partij. Terzelfder tijd wordt een afschrift hiervan, samen met een afschrift van alle nuttige documenten, overgezonden aan de procureur des Konings van het gerechtelijke arrondissement waarin de weigering plaatsvond.

    § 7. Tegen de weigering van de ambtenaar van de burgerlijke stand kan beroep ingesteld worden.

    De verhaalprocedure heeft als gevolg dat de ambtenaar van de burgerlijke stand, in afwachting van de rechterlijke uitspraak, de akte houdende vermelding van het nieuwe geslacht niet inschrijft in de registers.

    § 8. De akte houdende vermelding van het nieuwe geslacht laat de bestaande afstamming en de daaruit voortvloeiende rechten, bevoegdheden en verplichtingen onverlet. Alle vorderingen met betrekking tot deze afstamming en de daaruit voortvloeiende rechten, bevoegdheden en verplichtingen kunnen nog worden ingesteld na de opmaak van de akte houdende vermelding van het nieuwe geslacht.

    De bepalingen van boek I, titel VII, hoofdstuk II, van het Burgerlijk Wetboek zijn niet van toepassing op de persoon van het mannelijk geslacht die aangifte deed volgens artikel 62bis en waarvoor een akte houdende vermelding van het nieuwe geslacht is opgesteld.

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  1. – Ingevoegd bij art. 2 wet 10 mei 2007, B.S. 11 juli 2007, inwerkingtreding: 1 september 2007 (art. 15)

    ¹[Art. 62ter.

    De akte houdende vermelding van het nieuwe geslacht vermeldt:

    1° de naam, de voornamen, de plaats en datum van geboorte en het nieuwe geslacht;

    2° de nieuwe afstammingsband met de moeder en de vader, zo de afstamming langs vaderszijde vaststaat ²[of de meemoeder zo de afstamming langs ²[meemoederszijde]² vaststaat]².]¹

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  1. – Ingevoegd bij art. 3 wet 10 mei 2007, B.S. 11 juli 2007, inwerkingtreding: 1 september 2007 (art. 15)

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  2. – 2° aangevuld bij art. 4 wet 5 mei 2014, B.S. 7 juli 2014, inwerkingtreding: 1 januari 2015 (art. 31); zoals gewijzigd bij art. 10 wet 18 december 2014, B.S. 23 december 2014

    Hoofdstuk III - ¹[Akten van aangifte en akten van huwelijk]¹

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  1. Opschrift vervangen bij art. 2 wet 4 mei 1999, B.S., 1 juli 1999, inwerkingtreding: 1 januari 2000 (art. 25)

    Art. 63.

    ¹[§ 1. Zij die een huwelijk willen aangaan, moeten daarvan onder voorlegging van de in artikel 64 bedoelde documenten, aangifte doen bij de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente waar een van de aanstaande echtgenoten zijn inschrijving in het bevolkings-, vreemdelingen- of wachtregister heeft op de datum van de opmaak van de akte van aangifte.

    Indien geen van de aanstaande echtgenoten een inschrijving heeft in een van de in het eerste lid bedoelde registers, of indien de actuele verblijfplaats van één van hen of beiden om gegronde redenen niet met deze inschrijving overeenstemt, kan de aangifte gebeuren bij de ambtenaar van de burgerlijke stand van de actuele verblijfplaats van een van de aanstaande echtgenoten.

    Voor Belgen die in het buitenland verblijven en die niet zijn ingeschreven in het bevolkingsregister van een Belgische gemeente, kan de aangifte gebeuren bij de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente van de laatste inschrijving in het bevolkings-, vreemdelingen- of wachtregister van een van de aanstaande echtgenoten, of van de gemeente waar een bloedverwant tot en met de tweede graad van een van de aanstaande echtgenoten zijn inschrijving heeft op de datum van de opmaak van de akte, of van de geboorteplaats van een van de aanstaande echtgenoten. Bij ontstentenis hiervan kan de aangifte gebeuren bij de ambtenaar van de burgerlijke stand van Brussel.

    § 2. De aangifte gebeurt door één der aanstaande echtgenoten of door beiden.

    ²[De ambtenaar van de burgerlijke stand maakt van deze aangifte een akte op binnen een maand na de afgifte van het in artikel 64, § 1, eerste lid, bedoelde bericht van ontvangst, behalve indien hij twijfels heeft over de geldigheid of echtheid van de in artikel 64 bedoelde overgelegde documenten. In dat geval geeft hij hiervan kennis aan de aanstaande echtgenoten en spreekt hij zich ten laatste drie maanden na de afgifte van het in artikel 64, § 1, eerste lid, bedoelde bericht van ontvangst uit over de geldigheid of echtheid van de overgelegde documenten en over het opmaken van de akte. Indien hij binnen deze termijn geen beslissing heeft genomen, dient de ambtenaar van de burgerlijke stand onverwijld de akte op te maken.]²

    Zij wordt ingeschreven in een enkel register ³[...]³ dat op het einde van ieder jaar wordt neergelegd op de griffie van de rechtbank van eerste aanleg.

    § 3. Indien één van de aanstaande echtgenoten of beiden op de dag van de opmaak van de akte hun inschrijving in het bevolkings-, vreemdelingen- of wachtregister of hun actuele verblijfplaats niet hebben binnen de gemeente, zendt de ambtenaar van de burgerlijke stand die de akte heeft opgemaakt, onmiddellijk een afschrift van de akte aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente van inschrijving in een van deze registers of van de actuele verblijfplaats in België van deze aanstaande echtgenoot of echtgenoten.

    De ambtenaar van de burgerlijke stand die de in vorig lid bedoelde kennisgeving heeft ontvangen gaat na of er geen huwelijksbeletselen zijn. In voorkomend geval meldt hij dit binnen de tien dagen na de ontvangst van de kennisgeving aan de ambtenaar van de burgerlijke stand die de akte van aangifte heeft opgemaakt.

    § 4. Wanneer de belanghebbende partijen in gebreke blijven de in artikel 64 bedoelde documenten over te leggen ⁴[of indien hij de geldigheid of echtheid van deze documenten niet erkent]⁴, weigert de ambtenaar van de burgerlijke stand over te gaan tot de opmaak van de akte.

    De ambtenaar van de burgerlijke stand brengt zijn met redenen omklede beslissing zonder verwijl ter kennis van de belanghebbende partijen. Terzelfder tijd wordt een afschrift hiervan, samen met een kopie van alle nuttige documenten, overgemaakt aan de procureur des Konings van het gerechtelijk arrondissement waarin de weigering plaatsvond.

    Indien één van de aanstaande echtgenoten of beiden op de dag van de weigering van de opmaak van de akte hun inschrijving in het bevolkings-, vreemdelingen- of wachtregister of hun actuele verblijfplaats niet hebben binnen de gemeente, zendt de ambtenaar van de burgerlijke stand die weigert de akte op te maken een kennisgeving hiervan aan de ambtenaar van de burgerlijke stand aan wie het in § 3 bedoelde afschrift van de akte van aangifte had moeten worden overgemaakt.

    Door de belanghebbende partijen kan tegen de weigering door de ambtenaar van de burgerlijke stand binnen de maand na de kennisgeving van zijn beslissing, beroep worden ingesteld bij de ⁵[familierechtbank]⁵.]¹

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  1. – Opgeheven bij art. 10 wet 26 december 1891, B.S., 31 december 1891; opnieuw ingevoegd bij art. 3 wet 4 mei 1999, B.S., 1 juli 1999, inwerkingtreding: 1 januari 2000 (art. 25)

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  2. – § 2, lid 2, vervangen bij art. 2, 1°, wet 2 juni 2013, B.S. 23 september 2013.

    De artikelen 63, 64 en 167 van het Burgerlijk Wetboek blijven van toepassing op de door de aanstaande echtgenoten voor de inwerkingtreding van deze wet gedane aangiften (art. 24)

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  3. – § 2, lid 3, gewijzigd bij art. 3 wet 10 maart 2010, B.S. 30 maart 2010

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  4. – § 4, lid 1, gewijzigd bij art. 2, 2°, wet 2 juni 2013, B.S. 23 september 2013.

    De artikelen 63, 64 en 167 van het Burgerlijk Wetboek blijven van toepassing op de door de aanstaande echtgenoten voor de inwerkingtreding van deze wet gedane aangiften (art. 24)

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  5. – § 4, lid 4, gewijzigd bij art. 3 wet (II) 12 mei 2014, B.S. 19 mei 2014, inwerkingtreding: 1 september 2014 (art. 41, lid 3)

    Art. 64.

    ¹[§ 1. Bij de aangifte van het huwelijk worden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand ²[tegen bericht van ontvangst, dat wordt afgeleverd na ontvangst van alle documenten,]² voor ieder der aanstaande echtgenoten de volgende documenten voorgelegd:

    1° een voor eensluidend verklaard afschrift van de akte van geboorte;

    2° een bewijs van identiteit;

    3° een bewijs van nationaliteit;

    4° ³[een bewijs van de ongehuwde staat of van de ontbinding of nietigverklaring van het laatste voor een Belgisch ambtenaar van de burgerlijke stand voltrokken huwelijk en in voorkomend geval een bewijs van de ontbinding of de nietigverklaring van de huwelijken gesloten voor een buitenlandse overheid, tenzij ze een voor een Belgisch ambtenaar van de burgerlijke stand voltrokken huwelijk voorafgaan;]³

    5° een bewijs van de inschrijving in het bevolkings-, vreemdelingen- of wachtregister en/of een bewijs van de actuele verblijfplaats ⁴[evenals in voorkomend geval een bewijs van de gewone verblijfplaats in België sinds meer dan drie maanden;]⁴

    6° in voorkomend geval, een gelegaliseerd schriftelijk bewijs uitgaande van de bij de aangifte van het huwelijk afwezige aanstaande echtgenoot, waaruit diens instemming met de aangifte blijkt;

    7° ieder ander authentiek stuk waaruit blijkt dat in hoofde van de betrokkene is voldaan aan de door de wet gestelde voorwaarden om een huwelijk te mogen aangaan.

    § 2. Indien de overgelegde documenten in een vreemde taal zijn opgemaakt, kan de ambtenaar van de burgerlijke stand om een voor eensluidend verklaarde vertaling ervan verzoeken.

    ⁵[§ 3. Indien de aanstaande echtgenoot in België is geboren en voor zover het huwelijk in België wordt voltrokken, vraagt de ambtenaar van de burgerlijke stand het eensluidend verklaard afschrift van de akte van geboorte op aan de houder van het register.

    Hetzelfde geldt wanneer de akte van geboorte in België is overgeschreven en de ambtenaar van de burgerlijke stand de plaats van de overschrijving ervan kent.

    Eenzelfde regeling is onder dezelfde voorwaarden van toepassing op de andere akten van de burgerlijke stand die in België zijn opgemaakt of overgeschreven en waarvan, in voorkomend geval, de voorlegging wordt vereist.

    De aanstaande echtgenoot kan evenwel, om persoonlijke redenen, verkiezen om zelf het eensluidend verklaard afschrift van de akte voor te leggen.]⁵

    ⁵[§ 4. De aanstaande echtgenoot, indien deze op de datum van het verzoek tot opmaak van de akte van aangifte ingeschreven is in het bevolkings- of vreemdelingenregister en voor zover het huwelijk in België wordt voltrokken, wordt bovendien vrijgesteld van de voorlegging van het bewijs van nationaliteit, van ongehuwde staat en van inschrijving in het bevolkings- of vreemdelingenregister. De ambtenaar van de burgerlijke stand voegt een uittreksel uit het Rijksregister bij het dossier.

    Niettemin kan de ambtenaar van de burgerlijke stand, indien hij zich onvoldoende ingelicht acht, belanghebbende om de voorlegging van ieder ander bewijs tot staving van die gegevens verzoeken.]⁵

    ⁶[§ 5. Bij de aangifte van het huwelijk brengt de ambtenaar van de burgerlijke stand de toekomstige echtgenoten op de hoogte van de mogelijkheid een beroep te doen op ten hoogste vier getuigen.]⁶

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  1. – Opgeheven bij art. 10 wet 26 december 1891, B.S., 31 december 1891; opnieuw ingevoegd bij art. 4 wet 4 mei 1999, B.S., 1 juli 1999, inwerkingtreding: 1 januari 2000 (art. 25)

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  2. – § 1, inleidende zin, gewijzigd bij art. 3 wet 2 juni 2013, B.S. 23 september 2013.

    De artikelen 63, 64 en 167 van het Burgerlijk Wetboek blijven van toepassing op de door de aanstaande echtgenoten voor de inwerkingtreding van deze wet gedane aangiften (art. 24)

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  3. – Vervangen bij art. 2, 1°, wet 3 december 2005, B.S. 23 december 2005, err., B.S., 23 januari 2006, inwerkingtreding: 1 februari 2006 (art. 6)

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  4. – § 1, 5°, aangevuld bij art. 129 wet 16 juli 2004, B.S., 27 juli 2004, inwerkingtreding: 1 oktober 2004 (art. 140, lid 1)

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  5. – Toegevoegd bij art. 2, 2°, wet 3 december 2005, B.S. 23 december 2005, err., B.S., 23 januari 2006, inwerkingtreding: 1 februari 2006 (art. 6)

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  6. – § 5 toegevoegd bij art. 2 wet 6 april 2010, B.S. 21 juni 2010, van toepassing op de huwelijksaangiften die na de inwerkingtreding ervan worden gedaan (art. 5)

    Art. 65.

    ¹[...]¹

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  1. – Opgeheven bij art. 10 wet 26 december 1891, B.S., 31 december 1891

    Art. 66.

    ¹[...]¹

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  1. – Na wijziging, opgeheven bij art. 2, 1°, wet 19 februari 2009, B.S. 11 maart 2009

    Art. 67.

    ¹[...]¹

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  1. – Na wijziging, opgeheven bij art. 2, 2°, wet 19 februari 2009, B.S. 11 maart 2009

    Art. 68.

    ¹[...]¹

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  1. – Opgeheven bij art. 2, 3°, wet 19 februari 2009, B.S. 11 maart 2009

    Art. 69.

    ¹[...]¹

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  1. – Vervangen bij art. 1 wet 7 januari 1908, B.S., 15 januari 1908; opgeheven bij art. 7 wet 4 mei 1999, B.S., 1 juli 1999, inwerkingtreding: 1 januari 2000 (art. 25)

    Art. 70.

    ¹[Onverminderd artikel 61 kan de echtgenoot, in geval van onmogelijkheid of zware moelijkheden om zich de

    Enjoying the preview?
    Page 1 of 1