Discover millions of ebooks, audiobooks, and so much more with a free trial

Only $11.99/month after trial. Cancel anytime.

Auteursrecht – Capita selecta
Auteursrecht – Capita selecta
Auteursrecht – Capita selecta
Ebook695 pages7 hours

Auteursrecht – Capita selecta

Rating: 0 out of 5 stars

()

Read preview

About this ebook

 Eerste grondige publicatie na de codificatie van de wetgeving inzake intellectuele eigendomsrechten; De wetgeving inzake auteursrecht wordt op 1 januari 2015 grondig herschikt in het licht van de invoering van het Wetboek van Economisch Recht. Dit Cahier behandelt enkele van de belangrijkste aspecten van het auteursrecht op de achtergrond van deze codificatie en de vele recente evoluties in de Europese en Belgische rechtspraak. De auteurs bespreken de voorwaarden voor auteursrechtelijke bescherming, wie de auteursrechten geniet, de bescherming van specifieke werken, de vermogens- en morele rechten van de auteur, de uitzonderingen op het auteursrecht, de beschermingsduur, en de regeling van schadevergoeding bij inbreuk. Daarbij gaat ook aandacht uit naar recente procedurele evoluties. Het  uitgebreid voetnotenapparaat  maken  van dit Cahier een praktisch werkinstrument én het vertrekpunt voor verdere opzoekingen.
LanguageNederlands
Release dateMay 27, 2015
ISBN9782804480226
Auteursrecht – Capita selecta

Related to Auteursrecht – Capita selecta

Related ebooks

Reviews for Auteursrecht – Capita selecta

Rating: 0 out of 5 stars
0 ratings

0 ratings0 reviews

What did you think?

Tap to rate

Review must be at least 10 words

    Book preview

    Auteursrecht – Capita selecta - Jeff Keustermans

    couverturepagetitre

    © Groep Larcier NV, Brussel, 2015

    Departement Larcier Gent

    Coupure Rechts 298 – 9000 Gent

    Verantwoordelijke uitgever: Marc-Olivier Lifrange, Algemeen directeur, Groep Larcier

    EAN: 978-2-8044-8022-6

    Cette version numérique de l’ouvrage a été réalisée par Nord Compo pour le Groupe Larcier. Nous vous remercions de respecter la propriété littéraire et artistique. Le « photoco-pillage » menace l’avenir du livre.

    Inleiding

    Dit boek behandelt enkele van de belangrijkste aspecten van het auteursrecht op de achtergrond van een hele reeks recente evoluties. De voorwaarden voor auteursrechtelijke bescherming worden uitgediept en bijzondere aandacht gaat naar de bescherming van tal van specifieke werken. In afzonderlijke hoofdstukken wordt besproken wie de houder van de auteursrechten is, welke rechten de auteur heeft, wat een aantal uitzonderingen op het auteursrecht inhoudt, wat de beschermingsduur is, tot welke schadevergoedingen inbreuken aanleiding geven, en welke wijzigingen op proceduraal vlak werden doorgevoerd.

    Het auteursrecht kende de afgelopen jaren ingrijpende evoluties, vooral ingevolge talrijke uitspraken op nationaal en Europees vlak.

    De meest ingrijpende wijziging is wellicht de codificatie van de wetgeving inzake intellectuele eigendomsrechten. Op 1 januari 2015 treedt immers Boek XI betreffende intellectuele eigendom in het Wetboek van Economisch Recht in werking. Bij elk van de besproken onderwerpen zullen de nieuwe artikels in het Wetboek van Economisch Recht worden besproken, in het bijzonder wanneer zij afwijken van de regeling in de Auteurswet van 1994.

    Het bespreken van alle recente evoluties en onderwerpen gaat het bestek van dit boek ruim te buiten. Een aantal evoluties is trouwens van ondergeschikt belang voor de rechtspracticus. Bij de selectie werd een evenwichtige afweging van belangrijkheid nagestreefd. De voorkeur ging uit naar het uitwerken van de geselecteerde aspecten boven het louter opsommen van alle evoluties en aanpassingen. Een uitgebreid notenapparaat naar rechtsleer en bijzonder veel rechtspraak zal de gebruiker van dit boek op weg zetten naar meer gedetailleerde informatie.

    Alvorens dit boek aan de lezer toe te vertrouwen wensen wij Ywein Van den Brande (oorspronkelijk medeauteur van hoofdstuk 4) en Tina De Maere (oorspronkelijk auteur van hoofdstuk 8) te danken voor hun bijdrage tot de eerste editie van deze tekst, verschenen als Cahier RABG in 2009.

    Jeff KEUSTERMANS

    Peter BLOMME

    Michel FLAMME

    15 november 2014

    HOOFDSTUK 1

    Historiek

    1. De Raad van Brabant kende in 1512 voor een periode van zes jaar een algemeen boekprivilege toe aan Claese de Greve, drukker te Antwerpen, voor alle nyeuwe volumina die men in Brabant noch nyet geprint en heeft. Het is het oudste spoor van een embryonaal auteursrecht dat historici in België hebben ontdekt ¹. Een boekprivilege was een drukmonopolie dat nadruk verhinderde. Kopiëren met inkt en ganzenveer bleef mogelijk.

    De eerste echte auteurswetten dateren uit de achttiende eeuw. Voor ons land springt een decreet van 23 september 1814 in het oog waarbij le droit exclusif de le faire, imprimer et débiter en le droit de propriété aan de auteur werd toegekend gedurende zijn leven en het leven van zijn eerste generatie afstammelingen dans le Gouvernement de la Belgique ².

    2. Gedurende meer dan honderd jaar werd het auteursrecht in België beheerst door de summiere wet van 22 maart 1886 ³ en de Berner Conventie ⁴.

    Ingevolge de opkomst van tal van nieuwe technieken en gebruiken diende deze wettelijke bepalingen uitvoerig door de rechtspraak te worden geïnterpreteerd. Geluidsopnamen, film, video, geïntegreerde schakeling of computerprogramma’s kwamen vanzelfsprekend niet aan bod in de wet van 1886. De rechtspraak gaf evenwel blijk van een gezonde portie creativiteit ⁵.

    3. Op 30 juni 1994 werd na lange parlementaire werkzaamheden een nieuwe auteurswet aangenomen: de wet betreffende het auteursrecht en de naburige rechten, (hierna de Auteurswet 1994) ⁶. Het overgrote deel van de bepalingen van de Auteurswet 1994 trad in werking op 1 augustus 1994 ⁷. Aangezien de wet van 1994 geen fundamentele wijzigingen aanbracht aan de belangrijkste principes van het bestaande auteursrecht blijft een groot deel van de eerdere gerechtelijke beslissingen van belang. Tussen de wet van 1886 en de wet van 1994 is er geen stijlbreuk ⁸. Artikel 88, § 3 van de Auteurswet 1994 bepaalt uitdrukkelijk dat de Auteurswet geen afbreuk doet aan exploitatiehandelingen verricht voor de inwerkingtreding of aan de rechten verkregen voor de inwerkingtreding ervan.

    Eveneens op 30 juni 1994 werd de wet houdende omzetting in Belgisch recht van de Europese richtlijn van 14 mei 1991 betreffende de rechtsbescherming van computerprogramma’s gestemd (hierna de Softwarewet) ⁹. Een andere belangrijke bijzondere wet die aanleunt bij het auteursrecht is de wet van 31 augustus 1998 houdende omzetting in Belgisch recht van de Europese richtlijn van 11 maart 1996 betreffende de rechtsbescherming van databanken (hierna de Databankenwet) ¹⁰.

    4. Meer en meer beïnvloeden Europese richtlijnen ook het eigenlijke auteursrecht, vaak andermaal ingevolge de nieuwe technologieën, zoals de wet betreffende bepaalde juridische aspecten van de diensten van de informatiemaatschappij ¹¹.

    Eén van de ingrijpendste richtlijnen is de Europese richtlijn nr. 2001/29/EG van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij ¹². Deze gaf aanleiding tot de wet van 22 mei 2005 welke de Auteurswet 1994 op diverse punten wijzigde ¹³. Ingevolge verdere Europese initiatieven nam het parlement in mei 2007 drie wetten ¹⁴ aan die bepaalde aspecten van het auteursrecht hebben gewijzigd. De pogingen tot Europese harmonisering van het auteursrecht zijn niet altijd even succesvol.

    5. De wet van 10 april 2014 ¹⁵ en de wet van 19 april 2014 ¹⁶ codificeren de verschillende wetten betreffende intellectuele eigendom in het recente Wetboek van Economisch Recht (hierna het WER) ¹⁷, meer bepaald in het Boek XI van dit WER, met de passende titel Intellectuele eigendom.

    De gecodificeerde wetten (waarvan de inhoud in grote mate wordt overgenomen ¹⁸) worden opgeheven middels artikel 32 van de wet van 19 april 2014. Het betreft onder meer de volgende wetten:

    de wet van 28 maart 1984 op de uitvindingsoctrooien;

    de wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de naburige rechten (de Auteurswet 1994);

    de wet van 30 juni 1994 houdende omzetting in Belgisch recht van de Europese richtlijn van 14 mei 1991 betreffende de rechtsbescherming van computerprogramma’s (de Softwarewet);

    de wet van 31 augustus 1998 houdende omzetting in Belgisch recht van de Europese richtlijn van 11 maart 1996 betreffende de rechtsbescherming van databanken (de Databankenwet);

    de wet van 10 januari 1990 betreffende de rechtsbescherming van topografieën van halfgeleiderproducten; en

    de wet van 15 mei 2007 betreffende de bestraffing van namaak en piraterij van intellectuele eigendomsrechten.

    De opheffing gebeurt met ingang van 1 januari 2015 voor het merendeel van de wetsbepalingen ¹⁹. De opheffing van een deel bepalingen van de octrooiwet, enkele bepalingen van de Auteurswet 1994 en enkele bepalingen van de wet van 15 mei 2007 laten evenwel op zich wachten. Vooralsnog blijven deze bepalingen aldus van kracht.

    De tekst van het in te voegen Boek XI is terug te vinden in artikel 3 van de wet van 19 april 2014, en volgt de volgende indeling:

    Uitvindingsoctrooien (Titel 1);

    Aanvullende beschermingscertificaten (Titel 2);

    Kwekersrecht (Titel 3);

    Merken en tekeningen of modellen (Titel 4);

    Auteursrecht en naburige rechten (Titel 5);

    Computerprogramma’s (Titel 6);

    Databanken (Titel 7);

    Topografieën van halfgeleiderproducten (Titel 8);

    Burgerrechtelijke aspecten van de bescherming van intellectuele eigendomsrechten (Titel 9);

    Aspecten van gerechtelijk recht van de bescherming van intellectuele eigendomsrechten (Titel 10).

    Boek XI van het WER zal in samenhang met andere boeken van het WER moeten worden gelezen, zoals onder meer Boek I (Definities), Boek II (Algemene beginselen), Boek XV (Rechtshandhaving) en Boek XVII (Bijzondere rechtsprocedures). Zo zijn de bepalingen van de wet van 15 mei 2007 betreffende de bestraffing van namaak en piraterij van intellectuele eigendomsrechten bijvoorbeeld gecodificeerd in Boek XV.

    De nieuwe regeling treedt, afgezien van enkele uitzonderingen, in werking op 1 januari 2015 ²⁰. Overgangsbepalingen zijn te vinden in artikelen 35 tot 48 van de wet van 19 april 2014. Gelet op het gegeven dat de regeling van de wetgeving betreffende intellectuele rechten voornamelijk een codificering introduceert, met hier en daar een inhoudelijke wijziging teneinde meer transparantie te bewerkstelligen ²¹, is aan te nemen dat de bestaande rechtspraak in grote mate toepasselijk zal blijven. Een handig instrument teneinde de bestaande rechtspraak te interpreteren, vindt men in de concordantietabellen, bijgevoegd als bijlagen 2 en 3 bij het wetsontwerp houdende invoeging van Boek XI in het WER ²², waarvan uittreksels achteraan in dit boek zijn opgenomen. Een gedetailleerde bespreking van de door het WER gebrachte wijzigingen kan men ook terugvinden in het themanummer van het tijdschrift IRDI van 2014, aflevering 2 ²³.

    Voor het gebruiksgemak in deze overgangsperiode zal in dit boek worden verwezen naar zowel de artikelen in het WER, als naar de artikelen van de oude wetgeving.

    Alles wijst erop dat het auteursrecht in de komende jaren nog vele wijzigingen zal ondergaan, onder meer ingevolge de houding van het grote publiek ²⁴, en economische en technische evoluties ²⁵.

    1. C. SCHRIKS, Het Kopijrecht, 16de tot 19de eeuw, Zutphen, Walburg Pers, Kluwer, 2004, 23 en 62.

    2. C. SCHRIKS, Het Kopijrecht, 16de tot 19de eeuw, Zutphen, Walburg Pers, Kluwer, 2004, 444; zie ook J. CORBET, Auteursrecht, APR, Antwerpen, E. Story-Scientia, 1997, 1-5.

    3. BS 26 maart 1886.

    4. Oorspronkelijk dateert de conventie van 9 september 1886, doch deze werd herhaaldelijk herzien. Momenteel geldt in België de tekst ondertekend in Parijs op 24 juli 1971, en goedgekeurd door de Belgische wet van 25 maart 1999, BS 10 november 1999.

    5. Zie bv. de evolutie op het vlak van de bescherming van computerprogramma’s, J. KEUSTERMANS, Software, chips en databanken in F. GOTZEN (ed.), Belgisch Auteursrecht van oud naar nieuw, Brussel, Bruylant, 1996, 457-468.

    6. BS 27 juli 1994, err., BS 5 november 1994, err., BS 22 november 1994.

    7. Art. 92 Auteurswet 1994.

    8. F. GOTZEN, Overzicht van rechtspraak – Auteurs- en modellenrecht 1990-2004, TPR 2004, 1442, nr. 1.

    9. Zie hierna randnrs. 109-117.

    10. Zie hierna randnrs. 118-127.

    11. BS 17 maart 2003 (tweede uitgave).

    12. Pb.L. 167, 22 juni 2001.

    13. BS 27 mei 2005, 24997, zie hierover in het algemeen F. BRISON en B. MICHAUX, La nouvelle loi du 22 mai 2005 adapte le droit d’auteur au numérique, AM 2005, 212; J. DEENE en K. VAN DER PERRE, Nieuwe Auteurswet, NJW 2005, 866.

    14. Wet 9 mei 2007 betreffende de burgerrechtelijke aspecten van de bescherming van intellectuele eigendomsrechten (BS 10 mei 2007, 25704, err., BS 14 mei 2007), in werking sinds de dag van de bekendmaking; wet 10 mei 2007 betreffende de aspecten van gerechtelijk recht van de bescherming van intellectuele eigendomsrechten (BS 10 mei 2007, 25694, err., BS 15 mei 2007), in werking sinds 1 november 2007; wet 15 mei 2007 betreffende de bestraffing van namaak en piraterij van intellectuele eigendomsrechten (BS 18 juli 2007, 38734), in werking sinds 1 oktober 2007.

    15. Wet 10 april 2014 houdende invoeging van de bepalingen die een aangelegenheid regelen als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet, in Boek XI Intellectuele eigendom van het Wetboek van Economisch Recht, houdende invoeging van een bepaling eigen aan Boek XI in Boek XVII van hetzelfde wetboek, en tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek wat de organisatie van de hoven en rechtbanken betreffende vorderingen inzake intellectuele eigendomsrechten en inzake transparantie van het auteursrecht en de naburige rechten betreft, BS 12 juni 2014, 44348.

    16. Wet 19 april 2014 houdende de invoeging van Boek XI, Intellectuele eigendom in het Wetboek van Economisch Recht en houdende invoeging van bepalingen eigen aan Boek XI in de Boeken I, XV en XVII van hetzelfde wetboek, BS 12 juni 2014, 44352.

    17. Wet 28 februari 2013 tot invoering van het Wetboek van Economisch Recht, BS 29 maart 2013 (ed. 1).

    18. Er zijn evenwel enkele wijzigingen doorgevoerd. Zie: Ph. CAMPOLINI, Avis du 13 septembre 2013 du Conseil de la propriété intellectuelle sur l’avant-projet de loi portant insertion d’un livre XI, ‘Propriété intellectuelle’ dans le Code de droit économique, et portant insertion des dispositions spécifiques au livre XI dans les livres I, XV et XVII du même Code, AM 2014, 298.

    19. Art. 4 KB 19 december 2014, BS 29 december 2014, 206455.

    20. Art. 10 wet 10 april 2014 en art. 49 wet 19 april 2014 jo. art. 1 KB 19 april 2014 tot bepaling van de inwerkingtreding van de wet van 19 april 2014 houdende de invoeging van Boek XI Intellectuele eigendom in het Wetboek van Economisch Recht en houdende invoeging van bepalingen eigen aan Boek XI in de Boeken I, XV en XVII van hetzelfde wetboek, en van de wet van 10 april 2014 houdende de invoeging van de bepalingen die een aangelegenheid regelen als bedoeld in art. 77 van de Grondwet, in Boek XI Intellectuele eigendom van het Wetboek van Economisch Recht, houdende invoeging van een bepaling eigen aan Boek XI in Boek XVII van hetzelfde wetboek, en tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek wat de organisatie van de hoven en rechtbanken betreffende vorderingen inzake intellectuele eigendomsrechten en inzake transparantie van het auteursrecht en de naburige rechten betreft, BS 12 juni 2014, 44470, zoals gewijzigd bij KB van 19 december 2014, BS 29 december 2014, 106455.

    21. Zo wordt er bijvoorbeeld een zogenaamde regulator opgericht: M.-C. JANSSENS, H. VANHEES en V. VANOVERMEIRE, De intellectuele eigendomsrechten verankerd in het Wetboek Economisch Recht: een eerste analyse, IRDI 2014, afl. 2, 488 e.v. Dit gebeurt met ingang van 11 januari 2016, ingevolge art. 3, 2° van het KB van 19 december 2014, BS 29 december 2014, 106455.

    22. Parl.St. Kamer 2013-14, nr. 3391/001-3392/001, 560 e.v.

    23. M.-C. JANSSENS, H. VANHEES en V. VANOVERMEIRE, De intellectuele eigendomsrechten verankerd in het Wetboek Economisch Recht: een eerste analyse, IRDI 2014, afl. 2, 452-528.

    24. Zie de boeiende bijdrage van B. DE VUYST, Van eigendom naar open source? Grenzen aan intellectuele eigendom, Ad Rem 2009, nr. 3, 70. Zie ook M. TRUYENS, Open source software: een stand van zaken, Computerr. 2011, 193.

    25. Bij wijze van voorbeeld, zie over het auteursrecht en het aanleggen van digitale bibliotheken HvJ 11 september 2014, Technische Universität Darmstadt v. Eugene Ulmer KG, C-117/13; R. TRYGGVADÓTTIR, Digital libraries, The Nordic system of extended collective licenses and cross-border use, AM 2014, 314; B. VAN BESIEN, Google Books is geen inbreuk op auteursrecht volgens Amerikaanse rechtbank, AM 2014, 85; P. LEFÈVRE, E. LEMMERS en M. D’HOORE, Numérisation patrimoniale et droits d’auteur: le temps de la créativité?, AM 2013, 299; I. MAGGIONI en R.M. KUNSTADT, A New Chapter in the Google Book Case: The Wal-Mart Decision’s Effect on Its ‘Class Action’ Status, IRDI 2012, afl. 2, 109. Zie verder over Creative Commons Y. VAN DEN BRANDE en J. KEUSTERMANS, noot bij Rb. Amsterdam 9 maart 2006, AM 2006, 277 en over open source software Y. VAN DEN BRANDE en J. KEUSTERMANS, Open source software: een analyse naar Belgisch recht, IRDI 2007, 361-381; Y. VAN DEN BRANDE, The Fiduciary License Agreement: Appointing legal guardians for Free Software Projects, 1 International Free and Open Source Law Review, juli 2009, 9; M. TRUYENS, Open source software: een stand van zaken, Computerr. 2011, 193. Zie verder over cloud computing: Computerr. 2011, afl. 3 en over auteursrecht in digitale profielen: N. VAN DIJK, Auteursrecht in profielen, Computerr. 2010, 53, of nog over auteursrecht in objecten gecreëerd in het kader van een virtueel wereld: J. PARISEL en R. QUINTIN, Le statut des biens dans les mondes virtuels, RDTI 2010, afl. 40, 48 en over auteursrecht in videospelen: B. PEETERS, Videospelen: bescherming onder het auteursrecht, maar volgens welke spelregels?, IRDI 2013, afl. 2, 155. Zie ook over de aansprakelijkheid van tussenpersonen: R. SCHOEFS, De aansprakelijkheid van tussenpersonen in IE-geschillen: een stand van zaken, IRDI 2013, afl. 3, 136 en over de steeds verder gaande harmonisatie van het auteursrecht: F. BRISON, Op weg naar een pretoriaans ééngemaakt auteursrecht in de EU?, AM 2012, 401.

    HOOFDSTUK 2

    Voorwaarden voor auteursrechtelijke bescherming

    6. Boek XI WER (vroeger de Auteurswet 1994) bevat geen duidelijke opsomming van de voorwaarden waaraan moet worden voldaan om te genieten van de wettelijke bescherming. Dat niet elk werk zomaar bescherming geniet, blijkt uit artikel XI.165 WER (oud art. 1 Auteurswet 1994) dat in zijn eerste paragraaf stelt: Alleen de auteur van een werk van letterkunde of kunst heeft het recht om het op welke wijze of in welke vorm ook […] te reproduceren of te laten reproduceren.

    In de loop der tijden heeft de rechtspraak een aantal voorwaarden ontwikkeld die in min of meerdere mate aan de wettelijke bepalingen kunnen worden gekoppeld. Het betreft in essentie de vereiste van vormgeving en de vereiste van originaliteit. Tegelijkertijd werd een aantal criteria als irrelevant beschouwd voor de vraag of auteursrechtelijke bescherming voorhanden is of niet.

    Afdeling 1

    Vereiste van vormgeving

    7. Om van bescherming te genieten dient de creatie een concrete vorm te hebben gekregen.

    Loutere ideeën, beginselen, systemen, methodes of concepten komen niet in aanmerking voor bescherming door Boek XI WER (vroeger de Auteurswet 1994). Dit wordt niet met zoveel woorden gesteld, maar het woord werk in artikel XI.165 WER (oud art. 1 Auteurswet 1994) ondersteunt dit principe. Er kan slechts sprake zijn van een werk in de mate dat een idee een bepaalde vorm heeft aangenomen. Ideeën en beginselen worden wel uitdrukkelijk van bescherming uitgesloten in artikel XI.295 WER (oud art. 2 Softwarewet), alsook in artikel 9.2 van het TRIPS-Verdrag ¹ en artikel 2 van het WIPO-Verdrag van 20 december 1996 ². Dit laatste stelt: De bescherming van het auteursrecht strekt zich uit tot uitingen en niet tot ideeën, procedures, werkwijzen of wiskundige concepten als zodanig.

    De rechtsleer en rechtspraak zijn het eens over het principe dat ideeën niet genieten van auteursrechtelijke bescherming en dat het auteursrecht alleen van toepassing is op de aan ideeën gegeven vorm: de wijze van ontwikkelen of aaneenschakelen van één of meerdere ideeën (de compositie) en de daaraan gegeven uitdrukking (de expressie) ³. De auteur dient bewust gekozen te hebben om zijn project op deze dan wel op een andere wijze te ontwikkelen. Dit wil niet zeggen dat het werk reeds af moet zijn en klaar om te worden publiek gemaakt. Vereist is dat het idee in enige mate is ontwikkeld, derwijze dat men de vorm die de auteur aan het idee heeft gegeven, kan onderkennen. Hierbij komt elke manier van vormgeving in aanmerking: braille, machinecode voor een computer, schetsen, … ⁴

    8. Professor Van Hecke stelt dat indien bij werken met een weinig uitgesproken karakter toch originaliteit wordt vastgesteld en auteursrechtelijke bescherming wordt toegekend, het in dat geval een zwak/dun auteursrecht betreft. Hij kwam tot deze bevinding naar aanleiding van het Dimanche-arrest: "Aldus verklaarde het hof van beroep te Brussel (9 november 1960, Ing.Cons. 1961, p. 69) dat Dimanche als titel van een kerkelijk weekblad voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking kwam, wat uiterst betwistbaar lijkt (vgl. Renauld, RCJB 1963, p. 1963, p. 378). Deze uitspraak bleek echter enigszins platonisch te zijn omdat het hof tevens weigerde in Dimanche-Presse een inbreuk op Dimanche te zien. In zover deze uitspraak steunt op de zeer geringe oorspronkelijkheid van Dimanche, met het gevolg dat de beschermingsomvang zeer gering moet zijn zodat reeds een klein verschil buiten de beschermde sfeer doet treden, kan zij wellicht gerechtvaardigd blijken."

    9. De casuïstische toepassing is niet altijd evident, vooral omdat de overgang van loutere idee naar concrete vorm een evolutief proces is. De maatstaf blijkt de graad van concrete uitwerking die aan het idee gegeven is. De kern hierbij is de vraag te weten (vanaf) waar de originaliteit zich kan voordoen ⁶. Het auteursrecht dient niet om ideeën te beschermen (monopoliseren) en zodra een idee onvoldoende vorm heeft gekregen, vorm kreeg door de rechtlijnige uitvoering van het idee (zonder originele inbreng van de auteur in de vormgeving) of slechts op één wijze vorm kan krijgen (om bv. een technisch effect te bekomen) kan er geen auteursrecht op die specifieke vormgeving worden toegekend ⁷.

    10. Zo werd geoordeeld dat wel voor bescherming in aanmerking komt:

    een concept stad voor de kinderen dat voldoende concreet beschreven werd uitgewerkt ⁸;

    een agenda met aan de ene zijde publiciteit voor bedrijven en aan de andere een dagindeling voor een week ⁹;

    het idee om een naakte man met vleugels en televisietoestellen als schoenen traag over het podium van een theater te laten schrijden ¹⁰;

    de specifieke grafische vormgeving van een website ¹¹;

    het inpakken van een brug in Parijs door Christo ¹².

    11. Werden daarentegen beschouwd als nog niet voldoende uitgewerkte, loutere ideeën:

    het (niet uitgevoerde) idee om de bomen op de Champs-Elysées in te pakken ¹³;

    het idee om televisiekijkers bewust te maken van gevaar op de weg en hen op te voeden door middel van korte televisieclips waarin, op humoristische wijze, twee personen in een wagen verschillende situaties tegenkomen ¹⁴;

    het idee om de klant een combinatie van een wassalon, een cafetaria, een internetcafé en een kunstgalerie aan te bieden ¹⁵;

    een voorstel voor een televisieprogramma waarvan de ideeën onvoldoende zijn uitgewerkt ¹⁶;

    het concept van een radioprogramma aan de kust met interactie met het publiek werd niet beschermbaar geacht, de concrete uitvoering ervan daarentegen wel ¹⁷;

    het idee om speeltuigen op een veer te monteren ¹⁸;

    het idee om een leerling solo te laten zingen met speeltijdtoneeltjes of om een auditie te houden teneinde een koor op te richten ¹⁹;

    het idee voor het ontwerpen van een kanaal zonder rakstuk tussen twee sluizen ²⁰;

    het idee om gratis kranten te verdelen in stations ²¹;

    het idee om een knikkerbaan te ontwerpen die kinderen stimuleert in hun ontwikkeling ²²;

    het nochtans in detail beschreven idee om een kinderdorp te bouwen met ruimtes en activiteiten die zich afspelen in een supergroot menselijk lichaam ²³; en

    een niet neergeschreven recept ²⁴.

    12. Ook een architecturale stijl ²⁵, een werk- ²⁶, schrijf- of schilderstijl ²⁷, of andere werkwijzen (bv. de techniek om foto’s te gebruiken in een collage die dan op zichzelf opnieuw de indruk van een afbeelding geeft ²⁸), genieten niet van auteursrechtelijke bescherming ²⁹.

    Zelfs originele of geniale ideeën worden niet beschermd ³⁰. Ideeën kunnen soms wel beschermd worden op basis van andere wetsbepalingen ³¹, zoals bv. de wetgeving inzake marktpraktijken (Boek VI WER) in geval van oneerlijke mededinging ³², of als technische oplossing mits te voldoen aan de voorwaarden van octrooieerbaarheid ³³. Het auteursrecht kan daarvoor niet dienen. Het auteursrecht kan de geschriften (bv. plannen) die over een bepaald procedé handelen beschermen, doch niet het procedé zelf ³⁴.

    Afdeling 2

    Vereiste van originaliteit ³⁵

    § 1. B

    EGRIPSOMSCHRIJVING

    DOOR

    DE

     

    HOOGSTE

    RECHTSCOLLEGES

    13. Om van auteursrechtelijke bescherming te genieten dient het werk origineel (oorspronkelijk) te zijn ³⁶. Deze voorwaarde werd ontwikkeld door de rechtspraak onder de oude wet van 1886.

    Het Hof van Cassatie oordeelde in verband met de auteursrechtelijke bescherming van foto’s ³⁷: Overwegende dat de Auteurswet van 22 maart 1886 en het Verdrag van Bern bescherming verlenen aan alle voortbrengselen op het gebied van de letterkunde, wetenschap en kunst die de stempel van een persoonlijkheid dragen; Overwegende dat, wil een fotografie de wettelijke bescherming genieten, het nodig maar voldoende is dat ze uitdrukking is van de intellectuele inspanning van de maker ervan, welke voorwaarde onontbeerlijk is om aan het werk het vereiste individuele karakter te geven waardoor een schepping ontstaat. Aldus verbrak het Hof een arrest van het hof van beroep te Luik dat had gesteld dat een foto slechts auteursrechtelijke bescherming genoot indien het een artistiek werk was, een persoonlijke productie die een kunstzinnige instelling onthulde, en een inspanning met het oog op het realiseren van een esthetisch ideaal ³⁸.

    Enkele maanden later oordeelde het Hof:

    Overwegende dat het arrest vermeldt dat, ‘zo de catalogus, waaraan de burgerlijke partij vele jaren zorgvuldig heeft gewerkt, haar al een zekere vaardigheid heeft bijgebracht bij het snelle opsporen van onderdelen, hij nochtans enkel gegevens bevat waarvan iedere deskundige zich op de hoogte kan stellen, als hij maar soms lange en moeilijke onderzoekingen doet’; dat de appelrechters door die laatste overweging impliciet maar onmiskenbaar beslissen dat de litigieuze catalogus niet het persoonlijke stempel droeg van de auteur en derhalve niet als oorspronkelijk kan worden aangemerkt; dat het arrest, door bovendien te beslissen dat ‘de catalogus van de pvba B. niet de voor de bescherming door de wet op de auteursrechten vereiste eigenschappen bezit’, niet lijdt aan de in dat onderdeel aangeklaagde tegenstrijdigheid en wettig beslist dat de feiten, bedoeld in de telastlegging van kwaadwillige of bedrieglijke inbreuk op de auteursrechten, niet bewezen zijn. ³⁹

    14. Ondanks, of misschien precies omwille van de zeer gelijklopende rechtspraak van de hoogste rechtscolleges heeft de wetgever het in 1994 niet aangedurfd deze voorwaarde uitdrukkelijk en globaal te definiëren in de Auteurswet 1994 ⁴⁰. De eerdere geldende rechtspraak is ongewijzigd verdergezet na de inwerkingtreding van de Auteurswet 1994. Zo bevestigde het Hof van Cassatie dat het nodig maar voldoende is dat het werk de uitdrukking is van de intellectuele inspanning van de maker, wat onontbeerlijk is om aan het werk het vereiste individuele karakter te geven waardoor een schepping ontstaat. Het Hof voegde toe dat de loutere weergave van bestaande thema’s zonder de keuze van een welbepaalde vorm die van persoonlijkheid getuigt, onvoldoende is om auteursrechtelijke bescherming te genieten ⁴¹.

    15. Op Europees niveau is de oorspronkelijkheidsvoorwaarde op gelijkaardige wijze ontwikkeld ⁴². Het Hof van Justitie oordeelde dat het auteursrecht slechts kan gelden met betrekking tot materiaal dat oorspronkelijk is in de zin dat het gaat om de uitdrukking van de eigen intellectuele schepping van de auteur ervan ⁴³. Een intellectuele schepping is een eigen schepping van de auteur wanneer zij de uitdrukking vormt van diens persoonlijkheid, wat het geval is wanneer de auteur bij het maken van het werk zijn creatieve bekwaamheden tot uiting heeft kunnen brengen door het maken van vrije en creatieve keuzen ⁴⁴. Bij het maken van deze keuzen moet de maker ze een persoonlijke noot geven ⁴⁵. Het Hof van Justitie oordeelt dat delen van een werk op dezelfde wijze als een volledig werk kunnen worden beschermd zodra ze de originaliteit van het volledige werk in zich dragen, en dus zelf origineel zijn ⁴⁶. Een werk kan origineel zijn wanneer het op originele wijze is samengesteld uit bestanddelen die op zich niet origineel zijn. Via keuze, schikking of combinatie van dergelijke bestanddelen kan de auteur immers uitdrukking geven aan zijn creatieve geest en tot een resultaat komen dat een intellectuele schepping vormt ⁴⁷. Wanneer men één nieuw element toevoegt aan een tot het publiek domein behorende combinatie, kan het resulterende werk origineel zijn ⁴⁸.

    Er zal evenwel geen sprake zijn van oorspronkelijkheid wanneer technische overwegingen, regels of beperkingen geen ruimte laten voor creatieve vrijheid ⁴⁹.

    16. Het Belgische Hof van Cassatie heeft op 31 oktober 2013 ⁵⁰ de Europese interpretatie van het begrip originaliteit onderschreven ⁵¹. Het Hof van Cassatie nam immers de bewoording van het arrest Painer van het Hof van Justitie ⁵² (zie hierboven) over en verwees er expliciet naar. Het Hof van Cassatie vervolgde dat het onderdeel dat ervan uitgaat dat de voorwaarde van een eigen intellectuele schepping niet vereist dat het werk de stempel draagt van de persoonlijkheid van de auteur, faalt naar recht. Hiermee wist het Hof van Cassatie de sporen uit naar zijn eigenaardig arrest van 26 januari 2012 ⁵³, waarbij het afweek van de Europese en zijn eigen voorgaande rechtspraak, door verkeerdelijk te oordelen dat het niet vereist was dat het werk de stempel van de persoonlijkheid van de auteur moet dragen ⁵⁴. Het valt hierbij op te merken dat de Belgische rechtspraak terecht erkent dat werken die gemaakt worden met behulp van een instrument (zoals een computerprogramma), nog steeds de persoonlijke keuzes van de maker weergeven ⁵⁵.

    17. Ook in het WER is de oorspronkelijkheidsvoorwaarde niet uitdrukkelijk en globaal gedefinieerd. De hierboven beschreven rechtspraak blijft dan ook van toepassing.

    18. Als voorbeeld van een toepassing van de vereiste van originaliteit verwijzen wij naar het arrest van het hof van beroep van Bergen van 3 februari 2014 ⁵⁶. Dit hof oordeelde dat, wanneer men wordt geconfronteerd met een beweerd plagiaat, men moet nagaan of het zogezegd geplagieerd werk duidelijk origineel is. Voor de interpretatie van het begrip originaliteit wordt verwezen naar het arrest Infopaq van het Hof van Justitie ⁵⁷. Indien aan het duidelijkheidsvereiste niet is voldaan, als er met andere woorden nog redelijke twijfel bestaat over het al dan niet aanwezig zijn van originaliteit, moet de auteursrechtelijke bescherming worden uitgesloten.

    Het hof vervolgt dat enkel bescherming aan gekopieerde elementen kan worden toegekend, indien hun keuze en onderlinge combinatie voldoende origineel is. De mate van exclusiviteit hangt aldus af van de originaliteit van het nagemaakte werk, wat wordt beoordeeld aan de hand van de overgenomen elementen, en niet het werk in het geheel. Om te beoordelen of er substantiële gelijkenissen zijn, moet men dus beoordelen of de beschermde (de originele) elementen van het werk worden overgenomen ⁵⁸. Er is geen sprake van namaak indien er geen originele elementen worden overgenomen ⁵⁹.

    Om namaak tussen twee liedjes ⁶⁰ te beoordelen, zal men, zo stelde het hof te Bergen, het perspectief van de gemiddelde luisteraar moeten hanteren, zonder nadruk te leggen op de verschillen ⁶¹. Deze analyse wordt gebruikt zowel voor de beoordeling van de originaliteit, als voor de beoordeling van de namaak.

    De verweerder (beschuldigd van namaak) kan de originaliteit van het zogezegd nagemaakte werk aanvechten door te bewijzen dat er identieke elementen in oudere werken (en zelfs nieuwere werken!) aanwezig zijn ⁶². Deze originaliteit-schadelijke elementen moeten in dergelijk geval worden weerlegd door de wederpartij.

    Het hof concludeert dat er slechts dan namaak is, wanneer de gelijkenis voldoende op originele elementen van het oorspronkelijke werk teruggaat, die een eigen intellectuele schepping van de auteur uitmaken. Het hernemen van enkele banale maten muziek, waarvan is aangetoond dat deze ook voorkomen in andere werken (de originaliteit-schadelijke elementen), houdt geen plagiaat in, zelfs indien deze banale maten, samen met de rest van het eerste werk, origineel zijn. De overgenomen maten op zich dragen immers geen stempel van de persoonlijkheid van de auteur die vereist is om auteursrechtelijke bescherming te genieten.

    § 2. N

    UTTIGE

    WETSBEPALINGEN

    19. Er zijn wel enkele specifieke wettelijke bepalingen die het criterium vermelden:

    artikel XI.166, § 5 WER (oud art. 2, § 5 Auteurswet 1994) bepaalt: "De beschermingstermijn van foto’s die oorspronkelijk zijn, in de zin dat zij een eigen intellectuele schepping van de auteur zijn, wordt…";

    artikel XI.186 WER (oud art. 20bis Auteurswet 1994 ⁶³) bepaalt: "Databanken die door de keuze of de rangschikking van de stof een eigen intellectuele schepping van de auteur vormen, worden als zodanig door het auteursrecht beschermd.";

    artikel XI.295 WER (oud art. 2 Softwarewet) bepaalt: "Een computerprogramma geniet bescherming indien het oorspronkelijk is in die zin, dat het een eigen intellectuele schepping van de auteur is. Om te bepalen of het programma voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking komt, mogen geen andere criteria worden aangelegd." ⁶⁴

    20. Foto’s, databanken en software dienen niet aan een andere vorm van originaliteit te voldoen dan de overige werken. De meerderheid van de rechtsleer stelt dat bovenvermelde formuleringen van rechtspraak en wetgever de vereiste van originaliteit correct weergeven ⁶⁵. Vanuit dit gemeenschappelijke uitgangspunt lopen de meningen evenwel enigszins uiteen. Het vergt een intellectuele inspanning van de lezer om de auteurs verder te volgen in de ontwikkeling van hun standpunten.

    § 3. A

    NALYSE

    DOOR

    DE

     

    RECHTSLEER

    21. Gotzen ziet in de originaliteitvereiste twee elementen ⁶⁶: Origineel is een werk dat de sporen draagt van een eigen intellectuele activiteit neergelegd in een zodanige individuele vorm dat men er de schepping in kan zien van een welbepaalde persoon. ⁶⁷ Er kan geen sprake zijn van een schepping indien er geen noemenswaardige activiteit van de menselijke geest kan worden aangewezen ⁶⁸. Of deze inspanning aanzienlijk is, is van geen tel. De relatie van het werk met de menselijke geest moet noemenswaardig zijn. Aldus begrepen lijkt deze voorwaarde van noemenswaardige activiteit onder meer als gevolg te hebben dat creaties waarbij de enige inspanning van de menselijke geest bestaat uit één druk op een toets van een computerklavier, worden uitgesloten van auteursrechtelijke bescherming. Een op een inspiratievol moment zonder ernstige inspanning snel geschreven werk kan auteursrechtelijk worden beschermd, terwijl een door monnikenwerk tot stand gebracht overzicht in sommige gevallen bescherming ontzegd wordt ⁶⁹.

    Het originaliteitsbegrip vergt evenwel ook, aldus Gotzen, dat de bewuste intellectuele activiteit vorm moet hebben gekregen op individuele wijze. Dit wordt in de cassatiearresten van 27 april 1989 en 2 maart 1993 omschreven als het dragen van de stempel van een persoonlijkheid, en in het arrest van het Hof van Justitie van 1 december 2011 als het geven van een ‘persoonlijke noot’. Gotzen wijst op de eigen interpretatie door het Hof van Justitie van het begrip oorspronkelijkheid: volgens het Hof van Justitie kan een werk of een gedeelte van een werk worden beschermd indien het bestanddelen bevat die de uitdrukking vormen van de eigen intellectuele schepping van de auteur ⁷⁰. De auteur moet uitdrukking geven aan zijn creatieve geest ⁷¹, zodat het werk de uitdrukking vormt van diens persoonlijkheid. Dit is het geval wanneer de auteur bij het maken van zijn werk zijn creatieve bekwaamheden tot uiting heeft kunnen brengen door het maken van vrije en creatieve keuzen, waarmee de auteur het werk een persoonlijke stempel geeft, die de persoonlijkheid van de auteur weerspiegelt ⁷². Deze vereiste persoonlijke stempel moet worden teruggevonden in de wijze waarop een werk is uitgedrukt en niet in het inhoudelijke ⁷³. De beslissing waarbij een wetenschappelijk werk niet origineel wordt bevonden omdat de structuur van de uiteenzetting evident is en gedicteerd door de wetenschappelijke logica en het werk in stijl en woordgebruik in niets afwijkt van de in de betrokken wetenschap gebruikelijke mededelingen, gaat er ten onrechte van uit dat een persoonlijke stempel alleen door meer literair getinte teksten kan worden bereikt ⁷⁴.

    22. Berenboom stelt dat een werk moet gekenmerkt zijn door de persoonlijkheid van zijn auteur ⁷⁵. Met Gotzen meent hij dat er een persoonlijke bijdrage van enige intensiteit moet zijn: Le droit d’auteur ne devrait s’appliquer qu’à des créations qui révèlent un niveau d’inventivité personnelle d’une certaine intensité. ⁷⁶ Tezelfdertijd erkent Berenboom dat de vereiste van de stempel van de persoonlijkheid van de auteur door de feitenrechters als een lage drempel wordt beschouwd ⁷⁷. Zo werd de verslaggeving van de landbouwmarkten in Frankrijk als voldoende origineel beschouwd zodra zij niet een eenvoudige opsomming van koersen was, doch wel het resultaat van specifieke opzoekingen en klassement met toegevoegde commentaren ⁷⁸. Het is duidelijk dat de vereiste van een persoonlijke stempel helemaal niet betekent dat men bij het zien van het werk zou moeten kunnen bepalen wie de auteur is ⁷⁹.

    23. De Visscher en Michaux stellen dat de eerste hierboven geciteerde paragraaf van het arrest van 27 april 1989 ⁸⁰ de vereiste van het dragen van de stempel van een persoonlijkheid poneert en dat de tweede paragraaf deze vereiste bevestigt door te overwegen dat het volstaat dat het werk de uitdrukking van een intellectuele inspanning is van de auteur, wat aan het werk het vereiste kenmerk van persoonlijke individualiteit geeft ⁸¹. Samengevat volstaat het objectieve element dat het werk het kenmerk vertoont van een uitwerking door een persoon. Dit kenmerk moet blijken uit de expressie, de uitdrukking, en niet uit de intensiteit. Intellectuele inspanning, individuele karakter of de persoonlijke stempel zijn allemaal andere verwoordingen van eenzelfde realiteit, zodat er volgens Michaux en de Visscher geen sprake is van twee elementen in de originaliteitsvereiste, doch van slechts één. Het begrip intellectuele inspanning dient, aldus de auteurs, letterlijk te worden begrepen. Nagaan of de inspanning noemenswaardig is brengt een te vermijden subjectieve analyse mee. Het gaat niet om een beoordeling van de inspanning van de auteur, doch wel om het resultaat daarvan ⁸². Het is nodig maar voldoende que l’œuvre porte en elle son individualité, qu’elle exprime l’activité d’une personne, ce qui donne en un sens un caractère dit ‘subjectif’ au critère de l’originalité mais sans qu’il soit nécessaire de rechercher au delà si et dans quelle mesure l’auteur y communique ou a voulu y mettre, intensément ou non, au prix d’efforts ou non, sa personnalité, ses idées, ses sentiments, une conception particulière ou sa sensibilité ⁸³.

    24. Corbet die bijzonder bondig over dit onderwerp schrijft, stelt in essentie dat oorspronkelijkheid inhoudt dat het werk de stempel draagt van de persoonlijkheid van de auteur. Hij deelt de mening dat de interpretatie die de rechtspraak aan het begrip geeft ruim is ⁸⁴.

    25. Strowel en Triaille, treden Gotzen ⁸⁵ bij inzake de vereiste van een noemenswaardige (doch niet noodzakelijk aanzienlijke) intellectuele inspanning, doch vragen zich af of in de ogen van het Hof van Cassatie het wel vereist is dat zowel de intellectuele inspanning als de persoonlijke stempel aanwezig is ⁸⁶.

    Strowel en Triaille wijzen op de uiteenlopende wijze waarop de rechtspraak het begrip originaliteit toepast. Dit is niet zonder reden, aangezien de mogelijkheden om een origineel werk te creëren niet alleen bepaald zijn door de bestaande eerdere werken ⁸⁷, maar ook door de aard van het werk.

    Naar het voorbeeld van een Amerikaanse studie ⁸⁸ onderscheiden zij drie soorten werken:

    De artistieke werken worden gecreëerd voor hun intrinsieke waarde, bv. om esthetische of educatieve redenen, of voor ontspanningsdoeleinden. De ruimte om te creëren is hier het grootst, zowel op het vlak van keuze van onderdelen, technieken, compositie, als op het vlak van uitdrukking. Het begrip schilderij of gedicht is nagenoeg leeg en kan op oneindige wijzen, zonder echte begrenzing worden ingevuld. Hier is zelden een geldige reden om tweemaal hetzelfde te creëren.

    Feitelijke werken zijn deze werken waarvan de waarde verband houdt met de mogelijkheid om de werkelijkheid weer te geven, zoals wegenkaarten, catalogen, wetenschappelijke werken, databanken, enz. Aangezien de inhoud, de ideeën niet auteursrechtelijk beschermd kunnen worden, is het auteursrecht vaak slechts van toepassing op een (economisch) minder belangrijk aspect van deze werken, nl. op de vormgeving. Het vereiste dat de realiteit correct wordt weergegeven, maakt dat men vaak slechts op een beperkt aantal punten creatief kan zijn. Vaak gelden hier ook conventies waarvan men moeilijk kan afwijken (bv. waterlopen worden in het blauw weergegeven op een kaart, spoorwegen in het zwart, enz.), doch meestal blijven er nog voldoende mogelijkheden om creatief te zijn ⁸⁹.

    Functionele werken zijn de groep van werken waarvan de waarde verband houdt met de taken die ze kunnen vervullen, zoals plannen van architecten, computerprogramma’s en gebruiksvoorwerpen. De creatieve ruimte is hier vaak beperkt, maar zeker niet onbestaande: tal van stoelen werden erkend als origineel. Wanneer een bepaalde vorm gedicteerd is door functie en er geen andere technische efficiënte mogelijkheid bestaat, zou het toekennen van een auteursrecht een monopolie op een bepaalde techniek creëren ⁹⁰. Nochtans laten ook technische werken vaak heel wat ruimte voor creatieve geesten. Het is niet omdat de technische taal gebruikt in plannen of technische tekeningen niet begrijpelijk is voor iedereen, dat er geen bescherming voor specifieke niet door hun functie gedicteerde vormen zou gelden indien er sprake is van originele vormgeving ⁹¹.

    Deze onderverdeling vertoont de beperkingen van elk didactisch model. De realiteit is meestal niet strikt in te delen in vakjes. Tal van werken (bv. sommige foto’s) bevinden zich op de grens of tegelijkertijd in twee of drie van deze categorieën ⁹² waardoor zij een specifieke mengeling van mogelijkheden en begrenzingen vertonen.

    26. Opdat het werk blijk zou kunnen geven van een persoonlijke intellectuele inspanning, is het nodig, maar niet voldoende, dat er bij de uitwerking van de vorm een keuze bestaat in de wijze waarop men het werk wenst uit te drukken. Indien er geen keuze bestaat, betreft het werk een loutere registratie van de werkelijkheid (feitelijke werken) of een zuiver technische oefening omdat het technisch-functionele resultaat maar op één enkele wijze kan worden gerealiseerd ⁹³ (functionele werken). Indien iedereen noodgedwongen immers voor dezelfde vormgeving kiest, kan niemand een persoonlijke vormgeving realiseren ⁹⁴. Ook wanneer slechts uiterst weinig keuze bestaat kunnen zich o.i. problemen stellen. Toch auteursrechtelijke bescherming verlenen in dergelijke situatie zou leiden tot het monopoliseren van feiten of tot het toekennen van een monopolie op een bepaalde techniek, wat niet valt binnen het doel van het auteursrecht (maar bv. wel binnen het doel van het octrooirecht, mits de voorwaarden voor het bekomen van een octrooi te vervullen ⁹⁵). Omstandigheden waarbij geen keuzemogelijkheden bestaan zijn evenwel eerder zeldzaam en in vele gevallen zal een werk naast door feiten of functies gedicteerde kenmerken, tal van andere aspecten en expressies vertonen waaruit de intellectuele persoonlijke inspanning van de auteur kan blijken. De Visscher en Michaux herinneren aan de vereiste dat de gemaakte keuze het gevolg is van een eigen concept, een eigen opvatting van de auteur (hij is het die de gegeven vorm heeft gekozen), maar dat het een objectieve toetsing is. Het is dus irrelevant om na te gaan of de gemaakte keuze een persoonlijkheid, eigen ideeën of specifieke gevoelens uitdrukt ⁹⁶.

    27. Niet alleen de aard van het werk beïnvloedt de creatieve ruimte van de auteur, ook eerdere werken kunnen dat. Dit is het duidelijkst in het geval van adaptaties: daar zal de originaliteit slechts kunnen liggen buiten de kenmerken van het geadapteerde werk. Strikt gezien spelen eerdere werken evenwel slechts een rol in de mate dat de auteur deze kent op het ogenblik van zijn creatie. Indien een tweede werk wordt gecreëerd onafhankelijk van een eerder werk, d.w.z. zonder dat dit eerder werk bekend is aan de tweede auteur, maakt dit geen inbreuk uit op het eerste werk ⁹⁷. Indien de tweede auteur wordt aangesproken door de eerste auteur, zal de tweede aan de hand van zijn ontwerpen, schetsen, kladteksten enz. moeten bewijzen dat hij zijn werk onafhankelijk creëerde ⁹⁸. Zolang niet is gekopieerd, kan er sprake zijn van een oorspronkelijk werk. Het recht om te kopiëren (copyright)

    Enjoying the preview?
    Page 1 of 1