Discover millions of ebooks, audiobooks, and so much more with a free trial

Only $11.99/month after trial. Cancel anytime.

Wet & Duiding Bodem
Wet & Duiding Bodem
Wet & Duiding Bodem
Ebook2,006 pages18 hours

Wet & Duiding Bodem

Rating: 0 out of 5 stars

()

Read preview

About this ebook

Actueel overzicht van de bodemregelgeving in Vlaanderen en Brussel:  Dit becommentarieerd wetboek bevat de Vlaamse en de Brusselse regelingen inzake bodem. Naast het Vlaamse bodemdecreet (van 2006) en de Brusselse bodemordonnantie (van 2009) zijn ook de relevante uitvoeringsbesluiten opgenomen (bijgewerkt tot 1 oktober 2012). Van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest worden de teksten zowel in het Nederlands als in het Frans opgenomen.  Verrijkt met uitgebreide annotaties, geput uit de rijke rechtspraak en administratieve beslissingen: Het Vlaamse bodemdecreet en de Brusselse bodemordonnantie worden artikelsgewijs voorzien van annotaties bestaande uit wetshistorieken en handige interne kruisverwijzingen en verder van uitgebreide commentaar met verwijzingen naar parlementaire voorbereiding, rechtsleer en rechtspraak, zowel de relevante rechtspraak van het Grondwettelijk Hof, van de Raad van State als van de (gewone) hoven en rechtbanken.

De bodemregelgeving is immers, voornamelijk via de grondoverdrachtregeling, diep doorgedrongen in privaatrechtelijke verhoudingen. Dit heeft aanleiding gegeven tot een rijke rechtspraak, bijvoorbeeld in koop- en huurrechtgeschillen of appartement -mede-eigendom. Naast de rechtspraak stricto sensu zijn ook de administratieve beslissingen (OVAM  of Vlaamse Regering, bijvoorbeeld inzake vrijstelling van saneringsplicht) in de annotaties betrokken omwille van hun belang voor de rechtspraktijk. Handig werkinstrument: Deze annotaties maken deze uitgave tot een uniek werkinstrument voor notarissen, vastgoedmakelaars, boekhouders, bodemdeskundigen, experten in onroerende goederen, bedrijfsjuristen, bedrijfsrevisoren, ambtenaren, curatoren, magistraten en advocaten.  De kruisverwijzingen en het trefwoordenregister vergemakkelijken de raadpleging.
LanguageNederlands
Release dateJan 9, 2013
ISBN9782804459673
Wet & Duiding Bodem

Related to Wet & Duiding Bodem

Related ebooks

Reviews for Wet & Duiding Bodem

Rating: 0 out of 5 stars
0 ratings

0 ratings0 reviews

What did you think?

Tap to rate

Review must be at least 10 words

    Book preview

    Wet & Duiding Bodem - Charlotte Boumal

    Larcier Wet en Duiding


    Bodem

    2012

    Alle teksten zijn gecoördineerd tot 1 oktober 2012 (publicatiedatum Belgisch Staatsblad)

    Larcier

    Voorwoord


    Dit is de eerste uitgave Wet en duiding betreffende de bodemregelgeving.

    Wij hebben ervoor gekozen om hierin de Vlaamse en de Brusselse regelingen inzake bodem op te nemen. Het Vlaamse bodemdecreet (van 2006) en de Brusselse bodemordonnantie (van 2009) worden artikelsgewijs voorzien van commentaar met verwijzingen naar parlementaire voorbereiding, rechtspraak, rechtsleer en administratieve beslissingen. Wat de rechtspraak betreft, hebben de auteurs zowel de relevante rechtspraak van het Grondwettelijk Hof, van de Raad van State als van de hoven en rechtbanken bij de commentaar betrokken.

    De bodemregelgeving in het Vlaamse Gewest heeft sinds haar intrede in 1995 een flinke staat van dienst opgebouwd. Het huidige Bodemdecreet uit 2006 bouwt verder op de krachtlijnen van het Bodemsaneringdecreet uit 1995. Het nieuwe VLAREBO geeft uitvoering aan al die nieuwe bepalingen en voorziet in een reeks overgangsbepalingen om de overschakeling naar de nieuwe bodemsaneringsregeling zo vlot als mogelijk te laten verlopen met de nodige waarborgen voor de rechtszekerheid. Het nieuwe VLAREBO is samen met het Bodemdecreet op 1 juni 2008 in werking getreden, maar werd inmiddels al verschillende keren gewijzigd.

    De huidige bodemregelgeving omvat een inhoudelijke bijsturing en verfijning van een aantal bestaande bepalingen, zoals het grondinformatieregister, dat het register van verontreinigde gronden vervangt, de saneringsdoelstellingen, de getrapte saneringsplicht en de vrijstelling van de saneringsplicht. Het Bodemdecreet verschaft ook een vereenvoudiging, verfijning en verduidelijking van bestaande procedures en begrippen (o.m. de definitie van 'overdracht van gronden', oriënterend en beschrijvend bodemonderzoek, beperkt bodemsaneringsproject, versnelde overdrachtsprocedure, etc.). Het huidige Bodemdecreet bevat ten slotte ook een aantal nieuwe krachtlijnen, zoals de cofinanciering en draagkrachtregeling, het risicobeheer, een bijzondere saneringsregeling bij schadegevallen, waterbodems en bij vereffening en faillissement.

    Bovendien wordt de bodemregelgeving in Vlaanderen voortdurend geactualiseerd, wat zich onder meer uit in volgende (beoogde) aanpassingen:

    "een verplichte opmaak van een oriënterend bodemonderzoek bij de aanvang van de exploitatie van een milieuvergunningsplichtige inrichting vanaf 7 januari 2013, in uitvoering van de Europese Richtlijn inzake Industriële Emissies;

    "een vooropgestelde harmonisatie voor de erkenning van erkende bodemsanerings-deskundigen en andere (MER-)deskundigen conform de VLAREL-regelgeving (d.i. conform de bepalingen van hoofdstuk IIIbis van het Milieuvergunningsdecreet en het VLAREL);

    "de uitwerking van een concrete cofinancieringsregeling van bodemsaneringswerken voor historische bodemverontreiniging;

    "een bijsturing van de vergoedingsregeling voor het bodemattest, teneinde deze vergoeding volledig kostendekkend te maken

    Met uitzondering van de eerste aanpassing moeten de concrete uitvoeringsmodaliteiten worden afgewacht vooraleer deze bijsturingen in werking zullen treden.

    Sectorale codificaties zouden zeer snel hun weg vinden in de reeks die immers al in ruime mate sectoraal is opgebouwd.

    Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest heeft in 2009 een herwerkte bodemregeling ingevoerd die in grote mate geënt is op de regeling in het Vlaamse Gewest. De eigenheid van de stedelijke Brusselse situatie zorgt soms voor originele oplossingen. Ten opzichte van het Themawetboek Bodem (Larcier, 2011) werd het besluit van de Brusselse regering van 15 december 2011 betreffende de bodemdeskundigen toegevoegd. Volgens Leefmilieu Brussel (ook gekend als het BIM) wordt er thans gewerkt aan ontwerpen voor besluiten over de volgende thema's:

    "vastselling van de modaliteiten inzake de organisatie van het overleg en het openbaar onderzoek van sanerings- en risicobeheerprojecten;

    "vaststelling van de aard en de modaliteiten voor de berekening en de samenstelling van financiële waarborgen;

    "vaststelling van de type-inhoud van de eindevaluatie van de risicobeheersmaatregelen, van de saneringswerken en de werken van beperkte sanering.

    Het is nog niet bekend wanneer deze besluiten zullen vastgesteld worden of in werking zullen treden.

    De auteurs hopen dat deze commentaar een bruikbaar werkinstrument zal vormen voor een brede groep van rechtspractici: notarissen, vastgoedmakelaars, boekhouders, bodem-deskundigen, experts in onroerende goederen, bedrijfsjuristen, bedrijfsrevisoren, ambtenaren, curatoren, advocaten en magistraten. De verwijzingen en de inhoudsopgave vergemakkelijken de raadpleging.

    De tekst werd afgesloten op 1 oktober 2012. De auteurs verwelkomen uw opmerkingen en aanvullingen.

    Gent en Brussel, 9 oktober 2012

    Stijn Vandamme

    Advocaat LDR - Lid van de kernredactie van het Tijdschrift Onze Omgeving (TOO)

    William Timmermans

    Advocaat - Vennoot Altius

    Editors


    William Timmermans

    William Timmermans is advocaat-vennoot bij ALTIUS en staat er mee aan het hoofd van het Real Estate & Regulatory Department. Hij studeerde rechten aan de KU Leuven (1995) en behaalde een LL.M. aan Harvard Law School (1996). Sinds 1996 is hij advocaat aan de balie te Brussel. Hij is gespecialiseerd in publiek recht en heeft een bijzondere belangstelling voor milieurecht alsook voor overheidsopdrachten. Hij pleit voor de gewone rechtbanken, alsook voor het Grondwettelijk Hof en voor de Raad van State.

    Stijn Vandamme

    Stijn Vandamme behaalde in 2006 resp. 2007 met grote onderscheiding het diploma van licentiaat in de rechten en het diploma van master in het milieurecht aan de Universiteit Gent. Sinds 1 oktober 2007 is hij als advocaat actief bij LDR. Hij heeft een ruime expertise in dossiers en projecten met betrekking tot de sectorale regelgeving inzake bodem, milieuvergunningen, milieuhinder en milieuheffingen. In de academiejaren 2008-2010 was hij actief als lesgever 'administratief recht' bij de vakgroep Handelswetenschappen en Bedrijfskunde van Het Perspectief (PCVO) te Gent. Sinds 2010 is hij lid van de kernredactie van het Tijdschrift voor Omgevingsrecht en Omgevingsbeleid (TOO).

    Auteurs


    Charlotte Boumal

    Charlotte Boumal is advocaat bij ALTIUS in het Real Estate & Regulatory Department. Zij studeerde rechten aan de UCL (2007) en volgde daarna succesvol de master-na-master opleiding in milieurecht aan het UGent (2008). Na stages te hebben gelopen bij het United Nations Environment Programme (Nairobi, 2008-2009) en bij DG Leefmilieu van de Europese Commissie (Brussel, 2009), begon ze aan de balie te Brussel (2010).

    Evelyne Goossenaerts

    Evelyne Goossenaerts is advocaat bij ALTIUS in het Real Estate & Regulatory Department. Zij studeerde rechten aan de Universiteit Gent (2006). Sinds 2006 is zij advocaat aan de balie te Brussel. Zij is gespecialiseerd in publiek recht en administratief recht, met bijzondere aandacht voor overheidsopdrachten. Zij pleit voor de gewone rechtbanken, alsook voor het Grondwettelijk Hof en voor de Raad van State.

    Joseph Spinks

    Joseph Spinks is advocaat bij ALTIUS in het Real Estate & Regulatory Department. Hij studeerde rechten aan de KU Leuven (2005) en behaalde een master in de economie aan de Università Commerciale Luigi Bocconi (2006). Sinds 2006 is hij verbonden aan de balie te Brussel. Hij behandelt voornamelijk dossiers inzake vastgoedrecht.

    Jolijn Weytjens

    Jolijn Weytjens is advocaat bij ALTIUS in het Real Estate & Regulatory Department. Zij studeerde rechten aan de KU Leuven (2009) en behaalde een Master na Master in Internationale Betrekkingen en Diplomatie aan de Universiteit Antwerpen (2010). Sinds 2010 is zij advocaat aan de balie te Brussel. Ze heeft ervaring opgebouw inzake due diligence en advieswerk.

    Bodem

    Inhoudsopgave

    1. Vlaams Gewest

    2. Brussels Gewest

    1. Vlaams Gewest

    Decr. Vl. Parl. 27 oktober 2006 – Bodemsanering en bodembescherming (Bodemdecreet)

    B. Vl. Reg. 1 juni 1995 – Vlarem II (uittreksel, bijlage art. 2.4.0.1–4)

    B. Vl. Reg. 14 december 2007 – Bodemsanering en bodembescherming (Bodembesluit)

    B. Vl. Reg. 8 mei 2009 – Erosiebestrijding

    M.B. (Vl.) 9 mei 2008 – Uitgegraven bodem, bouwkundig bodemgebruik, vormvaste toepassingen

    M.B. (Vl.) 9 mei 2008 – Grondverzetregeling, codes van goede praktijk en standaardprocedures

    M.B. (Vl.) 25 augustus 2009 – Bodemsanering en bodembescherming, modelformulieren

    M.B. (Vl.) 25 maart 2010 – Bodemattest, modelformulier voor aanvraag

    M.B. (Vl.) 23 mei 2012 – Codes van goede praktijk uitgegraven bodem, standaardprocedure grondverzetregeling

    Decr. Vl. Parl. 27 oktober 2006 - betreffende de bodemsanering en de bodembescherming (B.S. 22 januari 2007, B.S. 20 februari 2007)

    Titel I - Inleidende bepaling

    Art. 1.

    Dit decreet regelt een gewestaangelegenheid.

    Stijn Vandamme

    Dit artikel betreft een standaardformulering, rekening houdende met de bevoegdheidsverdeling in België. De gewesten zijn immers in beginsel bevoegd voor aangelegenheden inzake leefmilieu. Die bevoegdheid omvat onder meer de bescherming van de bodem, de ondergrond, het water en de lucht tegen verontreiniging en aantasting (art. 6, § 1, II, 1° van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 op de hervorming der instellingen (BWHI), BS 15 augustus 1980; zie algemeen: L.

    Lavrysen

    , Handboek Milieurecht, Mechelen, Kluwer 2010, 174-176).

    Deze bevoegdheid heeft reeds aanleiding gegeven tot een procedure voor het Grondwettelijk Hof (d.i. het voormalige Arbitragehof). Het Hof oordeelde dat de Grondwetgever en bijzondere wetgever aan de gewesten de volledige bevoegdheid hebben toegekend voor het uitvaardigen van regels die eigen zijn aan de hun toegewezen aangelegenheden, tenzij anders is bepaald. Hieruit leidt de gewestwetgever de algemene bevoegdheid af om regelend op te treden inzake bodemaangelegenheden, en meer in het bijzonder inzake bodemsanering en bodembescherming. Het Hof was dan ook van oordeel dat de procedure van overdracht van grond onder het voormalige Vlaamse bodemsaneringsdecreet van 22 februari 1995 (hierna: Bodemsaneringsdecreet) inzake verhuur geen schending uitmaakte van de bevoegdheidsverdelende regels (Arbitragehof 31 maart 2004, nr. 61/2004). Dit geldt nog steeds voor het huidige Decreet van 27 oktober 2006 betreffende de bodemsanering en bodembescherming (hierna Bodemdecreet (de rechtspraak die hierna wordt gesproken met betrekking tot het Bodemsaneringsdecreet, is eveneens relevant in het licht van huidige bepalingen uit het Bodemdecreet)).

    Tien jaar eerder had het Arbitragehof, eveneens zonder verwijzing naar impliciete bevoegdheden, al aanvaard dat de gewestwetgever een bepaling mocht aannemen die de kosten van ambtshalve verwijdering van afvalstoffen of van ambtshalve sanering van verontreinigde bodems ten laste legt van de in gebreke blijvende persoon (Arbitragehof 14 juli 1994, arrest nr. 59/94, zie ook: J.

    Velaers

    , De Grondwet en de Raad van State, afdeling wetgeving, Antwerpen, Maklu 1999, 731-732).

    Merk ook op dat in de rechtspraak wordt geoordeeld dat het Bodemsaneringsdecreet van openbare orde is (Gent 9 juni 1997, T.Not. 1997, 494, noot J.

    Bouckaert

    ). Dit impliceert dat in principe noch een ambtenaar en noch de burger vrijwillig van deze regels mag afwijken. Zo kan men niet onderling overeenkomen om niet over te gaan tot sanering na aanmaning door OVAM, nu dit een decretale verplichting betreft. Anderzijds kan men tussen partijen wel overeenkomen om bepaalde verplichtingen uit het Bodemdecreet over te nemen (bv. een koper kan zich in bepaalde gevallen verbinden om de sanering op zijn kosten uit te voeren).

    Een duidelijke contractuele regeling tot versnelde overdracht, alsook om – in geval OVAM een bodemsaneringsverplichting oplegt – een bodemsaneringsproject op te stellen, de verdere bodemsanering en eventuele nazorg uit te voeren en de nodige financiële zekerheden te stellen, sluit uit dat de contractspartij zich hieraan kan onttrekken via een verzoek tot vrijstelling van de saneringsplicht (het zgn. onschuldig bezit). De rechtbank bevestigt dat dergelijke contractuele afspraken geenszins strijden met dwingend recht of met de openbare orde. Niets staat contractspartijen in de weg om conventioneel het statuut van onschuldig bezit uit te sluiten zodoende ook een ambtshalve sanering door OVAM. Er kan gerust (contractueel) worden afgeweken van het beginsel dat de vervuiler betaalt, alsook van een gunstmaatregel (Rb. Gent 17 april 2012, TOO 2012, afl. 3, 151-153, met noot Pacta sunt servanda, ook in bodemland).

    Voor meer algemene info: L.

    Lavrysen

    en P.

    De Smedt

    (eds.), Van Bodemsaneringsdecreet naar bodemdecreet: toelichting bij het decreet van 27 oktober 2006 betreffende de bodemsanering en het bodembeheer. Met een blik over de gewestgrenzen, Brugge, die Keure, 2008, 173 p.; S.

    Verbist

    , Het Bodemsaneringsdecreet en de overdracht van onroerende goederen. Theorie en praktijk, CABG 2005, afl. 4-5, 1-153).

    Voor de duiding bij de relevante artikelen van het Bodemdecreet, werd de parlementaire voorbereiding gebruikt als uitgangspunt voor de interpretatie van de diverse bepalingen (zie meer uitgebreid in Parl.St. Vl.Parl. 2005-06, nr. 867/1).

    Titel II - Definities, doelstellingen en algemene bepalingen

    Hoofdstuk I - Definities

    Art. 2.

    In dit decreet wordt verstaan onder:

    1° bodem: vaste deel van de aarde met inbegrip van het grondwater, en de andere bestanddelen en organismen die er zich in bevinden;

    2° waterbodem: waterbodem, zoals gedefinieerd in het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid;

    3° OVAM: Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij;

    4° bodemverontreiniging: aanwezigheid van stoffen of organismen, veroorzaakt door menselijke activiteiten, op of in de bodem of opstallen, die de kwaliteit van de bodem op rechtstreekse of onrechtstreekse wijze nadelig beïnvloeden of kunnen beïnvloeden;

    5° ernstige bodemverontreiniging: bodemverontreiniging die een risico oplevert of kan opleveren tot nadelige beïnvloeding van mens of milieu.

    Bij de evaluatie van de ernst van de bodemverontreiniging wordt in concreto rekening gehouden met:

    a) de kenmerken, functies, bestemmingen en eigenschappen van de bodem;

    b) de aard en de concentratie van de verontreinigingsfactoren;

    c) de mogelijkheid op verspreiding van de verontreinigingsfactoren;

    6° nieuwe bodemverontreiniging: bodemverontreiniging die tot stand gekomen is na 28 oktober 1995;

    7° historische bodemverontreiniging: bodemverontreiniging die tot stand gekomen is voor 29 oktober 1995;

    8° gemengde bodemverontreiniging: bodemverontreiniging die tot stand gekomen is gedeeltelijk voor 29 oktober 1995 en gedeeltelijk na 28 oktober 1995;

    9° grond: de bodem of de opstallen die zich op of in de bodem bevinden, met uitzondering van de opstallen die door de Vlaamse Regering worden bepaald;

    10° verontreinigde gronden: gronden waar de bodemverontreiniging tot stand kwam en gronden waar de verontreinigende stoffen of organismen zich hebben verspreid of waar de bodemverontreiniging schadelijke gevolgen heeft;

    11° grond waar de bodemverontreiniging tot stand kwam: grond waar een emissie plaatsvindt of heeft plaatsgevonden die rechtstreeks of onrechtstreeks de bodem heeft verontreinigd;

    12° emissie: elke inbreng door de mens van verontreinigingsfactoren in de atmosfeer, de bodem of het water;

    13° risicogrond: grond waarop een risico-inrichting gevestigd is of was;

    14° risico-inrichtingen: fabrieken, werkplaatsen, opslagplaatsen, machines, installaties, toestellen en handelingen die een verhoogd risico op bodemverontreiniging kunnen inhouden en die voorkomen op een lijst die de Vlaamse Regering opstelt;

    15° site: verzameling van verontreinigde gronden of potentieel verontreinigde gronden, vastgesteld krachtens dit decreet;

    16° site-onderzoek: bodemonderzoek dat uitgevoerd wordt op een site om de bodemverontreiniging of potentiële bodemverontreiniging afkomstig van de bodemverontreinigende activiteit waarvoor de site is vastgesteld in kaart te brengen en om de ernst ervan vast te stellen. Het site-onderzoek voldoet aan de doelstellingen van een orienterend en beschrijvend bodemonderzoek voor de bodemverontreinigende activiteit waarvoor de site is vastgesteld;

    17°¹[ gebruiker:

    a) natuurlijke of rechtspersoon die titularis is van een zakelijk of persoonlijk recht op een grond, met uitzondering van de eigenaar;

    b) vereniging van mede-eigenaars in het kader van een onroerend geheel dat valt onder het stelsel van gedwongen mede-eigendom, vermeld in artikel 577-3 van het Burgerlijk Wetboek;

    18° overdracht van gronden:

    a) de overdracht onder levenden van het eigendomsrecht op een grond;

    b) het vestigen onder levenden van een recht van vruchtgebruik, een erfpacht of een opstalrecht op een grond, alsmede het onder de levenden beëindigen van deze op voormelde wijze gevestigde rechten;

    c) het aangaan of het beëindigen van een concessie op een grond;

    d) de overdracht van het eigendomsrecht op een grond en de beëindiging van een recht als vermeld in b) of c), ingevolge de ontbinding van een rechtspersoon;

    e) de overdracht onder levenden van een recht als vermeld in b) of c);

    f) de fusie van rechtspersonen, de splitsing van rechtspersonen en de met fusie of splitsing gelijkgestelde verrichtingen waarbij de rechtspersoon of de rechtspersonen waarvan het vermogen zal overgaan eigenaar is van grond of houder is van een recht als vermeld in b) of c);

    g) de inbreng of de overdracht van een algemeenheid of een bedrijfstak, voor zover daartoe een recht als vermeld in a), b) of c), behoort;

    h) het opstellen van de statuten van het gebouw als vermeld in artikel 577-4 van het Burgerlijk Wetboek, alsmede het acteren van de instemming van de mede-eigenaars met de afwijking zoals bedoeld in artikel 577-3, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek bij eenzijdige wilsuiting.

    In afwijking van de voorgaande bepalingen worden niet beschouwd als een overdracht van gronden:

    a) de inbreng in een gemeenschappelijk huwelijksvermogen van een recht, als vermeld in het eerste lid, a), b) of c);

    b) ²[de rechtshandelingen en rechtsfeiten, vermeld in het eerste lid, met betrekking tot nutsleidingen, en de rechtshandelingen en rechtsfeiten, vermeld in het eerste lid, met betrekking tot aanhorigheden van nutsleidingen, voor zover in die aanhorigheden geen risico-inrichting gevestigd is of was;]²

    ³[c) de overdracht, het vestigen of het aangaan van een recht als vermeld in het eerste lid, met betrekking tot een grond uitsluitend voor het oprichten of het gebruik van een opstal die voor de toepassing van dit decreet niet beschouwd wordt als grond in de zin van artikel 2, 9°, en het beëindigen van een recht als vermeld in het eerste lid, met betrekking tot een grond waarop in het kader van dat recht uitsluitend een opstal gevestigd is of was die voor de toepassing van dit decreet niet beschouwd wordt als grond in de zin van artikel 2, 9°;]³

    19° overeenkomsten betreffende de overdracht van gronden: alle overeenkomsten die een overdracht van grond in de zin van 18° tot voorwerp hebben, evenals:

    a) de inbreng in een rechtspersoon van een recht als vermeld in 18°, eerste lid, a), b) of c);

    b) het fusievoorstel en splitsingsvoorstel waarbij de rechtspersoon of de rechtspersonen waarvan het vermogen zal overgaan, eigenaar is van grond of houder is van een recht als vermeld in 18°, eerste lid, b) of c);

    c) het voorstel van inbreng of overdracht van algemeenheid of van inbreng of overdracht van een bedrijfstak, voor zover daartoe een recht als vermeld in 18°, eerste lid, a), b) of c), behoort;

    d) het opstellen van de statuten van het gebouw als vermeld in artikel 577-4 van het Burgerlijk Wetboek, alsmede het acteren van de instemming van de mede-eigenaars met de afwijking zoals bedoeld in artikel 577-3, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek bij eenzijdige wilsuiting;

    20° behandelen van bodemverontreiniging: wegnemen, neutraliseren, immobiliseren, isoleren of afschermen van de bodemverontreiniging;

    21° bodemsanering: behandelen van bodemverontreiniging door:

    a) het opstellen van een bodemsaneringsproject of een beperkt bodemsaneringsproject;

    b) het uitvoeren van bodemsaneringswerken;

    c) het uitvoeren van een eindevaluatieonderzoek;

    22° bodemsaneringswerken: werken ter uitvoering van een bodemsaneringsproject of van een beperkt bodemsaneringsproject;

    23° risicobeheer: beheersen van de risico's verbonden aan bodemverontreiniging door:

    a) het opstellen van een risicobeheersplan;

    b) het uitvoeren van risicobeheersmaatregelen;

    c) het opmaken van opvolgingsrapporten;

    24° voorzorgsmaatregelen: maatregelen om mens of milieu tijdelijk te beschermen tegen de risico's van de bodemverontreiniging in afwachting van bodemsaneringswerken;

    25° nazorg: maatregelen van bewaking, controle en zo nodig herstel om de mens of het milieu te blijven beschermen tegen de risico's van bodemverontreiniging na bodemsanering;

    26° schadegeval: onvoorziene gebeurtenis die aanleiding geeft tot bodemverontreiniging;

    27° rechtsvoorganger: rechtspersoon die rechtstreeks of onrechtstreeks verbonden is met een andere rechtspersoon door wettelijke rechtsopvolging, via fusie, splitsing, met fusie of splitsing gelijkgestelde verrichtingen, inbreng of overdracht van een algemeenheid, inbreng of overdracht van een bedrijfstak, of enige gelijkaardige rechtsfiguur;

    28° gemandateerde: diegene die op grond van een lastgeving of een gerechtelijke beslissing bevoegd is om handelingen te stellen met betrekking tot het onroerend vermogen van de aangewezen persoon;

    29° code van goede praktijk: door de OVAM aanvaarde en voor het publiek toegankelijke geschreven regels met betrekking tot de activiteiten en maatregelen vermeld in dit decreet;

    30° bodemsaneringsdeskundige: onafhankelijke deskundige erkend door de Vlaamse Regering.

    Verwijzing naar de voetnoot 4

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  1. – 17° vervangen bij art. 99 Decr. Vl. Parl. 12 december 2008, B.S. 4 februari 2009

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  2. – 18°, al. 2, b), vervangen bij art. 100 Decr. Vl. Parl. 12 december 2008, B.S. 4 februari 2009

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  3. – 18°, al. 2, c), ingevoegd bij art. 100 Decr. Vl. Parl. 12 december 2008, B.S. 4 februari 2009

    Annotatie in verband met de inwerkingtreding  4. – Vanaf 7 januari 2013 luidt dit art. als volgt:

    Art. 2.

    In dit decreet wordt verstaan onder:

    1° bodem: vaste deel van de aarde met inbegrip van het grondwater, en de andere bestanddelen en organismen die er zich in bevinden;

    2° waterbodem: waterbodem, zoals gedefinieerd in het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid;

    3° OVAM: Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij;

    4° bodemverontreiniging: aanwezigheid van stoffen of organismen, veroorzaakt door menselijke activiteiten, op of in de bodem of opstallen, die de kwaliteit van de bodem op rechtstreekse of onrechtstreekse wijze nadelig beïnvloeden of kunnen beïnvloeden;

    5° ernstige bodemverontreiniging: bodemverontreiniging die een risico oplevert of kan opleveren tot nadelige beïnvloeding van mens of milieu.

    Bij de evaluatie van de ernst van de bodemverontreiniging wordt in concreto rekening gehouden met:

    a) de kenmerken, functies, bestemmingen en eigenschappen van de bodem;

    b) de aard en de concentratie van de verontreinigingsfactoren;

    c) de mogelijkheid op verspreiding van de verontreinigingsfactoren;

    6° nieuwe bodemverontreiniging: bodemverontreiniging die tot stand gekomen is na 28 oktober 1995;

    7° historische bodemverontreiniging: bodemverontreiniging die tot stand gekomen is voor 29 oktober 1995;

    8° gemengde bodemverontreiniging: bodemverontreiniging die tot stand gekomen is gedeeltelijk voor 29 oktober 1995 en gedeeltelijk na 28 oktober 1995;

    9° grond: de bodem of de opstallen die zich op of in de bodem bevinden, met uitzondering van de opstallen die door de Vlaamse Regering worden bepaald;

    10° verontreinigde gronden: gronden waar de bodemverontreiniging tot stand kwam en gronden waar de verontreinigende stoffen of organismen zich hebben verspreid of waar de bodemverontreiniging schadelijke gevolgen heeft;

    11° grond waar de bodemverontreiniging tot stand kwam: grond waar een emissie plaatsvindt of heeft plaatsgevonden die rechtstreeks of onrechtstreeks de bodem heeft verontreinigd;

    12° emissie: elke inbreng door de mens van verontreinigingsfactoren in de atmosfeer, de bodem of het water;

    13° risicogrond: grond waarop een risico-inrichting gevestigd is of was;

    14° risico-inrichtingen: fabrieken, werkplaatsen, opslagplaatsen, machines, installaties, toestellen en handelingen die een verhoogd risico op bodemverontreiniging kunnen inhouden en die voorkomen op een lijst die de Vlaamse Regering opstelt;

    15° site: verzameling van verontreinigde gronden of potentieel verontreinigde gronden, vastgesteld krachtens dit decreet;

    16° site-onderzoek: bodemonderzoek dat uitgevoerd wordt op een site om de bodemverontreiniging of potentiële bodemverontreiniging afkomstig van de bodemverontreinigende activiteit waarvoor de site is vastgesteld in kaart te brengen en om de ernst ervan vast te stellen. Het site-onderzoek voldoet aan de doelstellingen van een orienterend en beschrijvend bodemonderzoek voor de bodemverontreinigende activiteit waarvoor de site is vastgesteld;

    17°⁵[ gebruiker:

    a) natuurlijke of rechtspersoon die titularis is van een zakelijk of persoonlijk recht op een grond, met uitzondering van de eigenaar;

    b) vereniging van mede-eigenaars in het kader van een onroerend geheel dat valt onder het stelsel van gedwongen mede-eigendom, vermeld in artikel 577-3 van het Burgerlijk Wetboek;]⁵

    18° overdracht van gronden:

    a) de overdracht onder levenden van het eigendomsrecht op een grond;

    b) het vestigen onder levenden van een recht van vruchtgebruik, een erfpacht of een opstalrecht op een grond, alsmede het onder de levenden beëindigen van deze op voormelde wijze gevestigde rechten;

    c) het aangaan of het beëindigen van een concessie op een grond;

    d) de overdracht van het eigendomsrecht op een grond en de beëindiging van een recht als vermeld in b) of c), ingevolge de ontbinding van een rechtspersoon;

    e) de overdracht onder levenden van een recht als vermeld in b) of c);

    f) de fusie van rechtspersonen, de splitsing van rechtspersonen en de met fusie of splitsing gelijkgestelde verrichtingen waarbij de rechtspersoon of de rechtspersonen waarvan het vermogen zal overgaan eigenaar is van grond of houder is van een recht als vermeld in b) of c);

    g) de inbreng of de overdracht van een algemeenheid of een bedrijfstak, voor zover daartoe een recht als vermeld in a), b) of c), behoort;

    h) het opstellen van de statuten van het gebouw als vermeld in artikel 577-4 van het Burgerlijk Wetboek, alsmede het acteren van de instemming van de mede-eigenaars met de afwijking zoals bedoeld in artikel 577-3, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek bij eenzijdige wilsuiting.

    In afwijking van de voorgaande bepalingen worden niet beschouwd als een overdracht van gronden:

    a) de inbreng in een gemeenschappelijk huwelijksvermogen van een recht, als vermeld in het eerste lid, a), b) of c);

    b) ⁶[de rechtshandelingen en rechtsfeiten, vermeld in het eerste lid, met betrekking tot nutsleidingen, en de rechtshandelingen en rechtsfeiten, vermeld in het eerste lid, met betrekking tot aanhorigheden van nutsleidingen, voor zover in die aanhorigheden geen risico-inrichting gevestigd is of was;]⁶

    ⁷[c) de overdracht, het vestigen of het aangaan van een recht als vermeld in het eerste lid, met betrekking tot een grond uitsluitend voor het oprichten of het gebruik van een opstal die voor de toepassing van dit decreet niet beschouwd wordt als grond in de zin van artikel 2, 9°, en het beëindigen van een recht als vermeld in het eerste lid, met betrekking tot een grond waarop in het kader van dat recht uitsluitend een opstal gevestigd is of was die voor de toepassing van dit decreet niet beschouwd wordt als grond in de zin van artikel 2, 9°;]⁷

    19° overeenkomsten betreffende de overdracht van gronden: alle overeenkomsten die een overdracht van grond in de zin van 18° tot voorwerp hebben, evenals:

    a) de inbreng in een rechtspersoon van een recht als vermeld in 18°, eerste lid, a), b) of c);

    b) het fusievoorstel en splitsingsvoorstel waarbij de rechtspersoon of de rechtspersonen waarvan het vermogen zal overgaan, eigenaar is van grond of houder is van een recht als vermeld in 18°, eerste lid, b) of c);

    c) het voorstel van inbreng of overdracht van algemeenheid of van inbreng of overdracht van een bedrijfstak, voor zover daartoe een recht als vermeld in 18°, eerste lid, a), b) of c), behoort;

    d) het opstellen van de statuten van het gebouw als vermeld in artikel 577-4 van het Burgerlijk Wetboek, alsmede het acteren van de instemming van de mede-eigenaars met de afwijking zoals bedoeld in artikel 577-3, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek bij eenzijdige wilsuiting;

    20° behandelen van bodemverontreiniging: wegnemen, neutraliseren, immobiliseren, isoleren of afschermen van de bodemverontreiniging;

    21° bodemsanering: behandelen van bodemverontreiniging door:

    a) het opstellen van een bodemsaneringsproject of een beperkt bodemsaneringsproject;

    b) het uitvoeren van bodemsaneringswerken;

    c) het uitvoeren van een eindevaluatieonderzoek;

    22° bodemsaneringswerken: werken ter uitvoering van een bodemsaneringsproject of van een beperkt bodemsaneringsproject;

    23° risicobeheer: beheersen van de risico's verbonden aan bodemverontreiniging door:

    a) het opstellen van een risicobeheersplan;

    b) het uitvoeren van risicobeheersmaatregelen;

    c) het opmaken van opvolgingsrapporten;

    24° voorzorgsmaatregelen: maatregelen om mens of milieu tijdelijk te beschermen tegen de risico's van de bodemverontreiniging in afwachting van bodemsaneringswerken;

    25° nazorg: maatregelen van bewaking, controle en zo nodig herstel om de mens of het milieu te blijven beschermen tegen de risico's van bodemverontreiniging na bodemsanering;

    26° schadegeval: onvoorziene gebeurtenis die aanleiding geeft tot bodemverontreiniging;

    27° rechtsvoorganger: rechtspersoon die rechtstreeks of onrechtstreeks verbonden is met een andere rechtspersoon door wettelijke rechtsopvolging, via fusie, splitsing, met fusie of splitsing gelijkgestelde verrichtingen, inbreng of overdracht van een algemeenheid, inbreng of overdracht van een bedrijfstak, of enige gelijkaardige rechtsfiguur;

    28° gemandateerde: diegene die op grond van een lastgeving of een gerechtelijke beslissing bevoegd is om handelingen te stellen met betrekking tot het onroerend vermogen van de aangewezen persoon;

    29° code van goede praktijk: door de OVAM aanvaarde en voor het publiek toegankelijke geschreven regels met betrekking tot de activiteiten en maatregelen vermeld in dit decreet;

    30° bodemsaneringsdeskundige: onafhankelijke deskundige erkend door de Vlaamse Regering;

    ⁸[31° Milieuvergunningsdecreet: decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning.]⁸

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  5. – 17° vervangen bij art. 99 Decr. Vl. Parl. 12 december 2008, B.S. 4 februari 2009

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  6. – 18°, al. 2, b), vervangen bij art. 100 Decr. Vl. Parl. 12 december 2008, B.S. 4 februari 2009

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  7. – 18°, al. 2, c), ingevoegd bij art. 100 Decr. Vl. Parl. 12 december 2008, B.S. 4 februari 2009

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  8. – 31° toegevoegd bij art. 12 Decr. Vl. Parl. 25 mei 2012, B.S. 28 juni 2012, inwerkingtreding: 7 januari 2013 (art. 18)

    Stijn Vandamme

    In dit artikel worden de begrippen omschreven waarvoor een bijzondere toelichting noodzakelijk werd geacht (zie meer uitgebreid in Parl.St. Vl.Parl. 2005-06, nr. 867/1; zie ook art. 1 Vlarebo). Het merendeel van deze begrippen werd ongewijzigd overgenomen uit het Bodemsaneringsdecreet. Daarnaast werden een aantal begrippen aangepast en nieuwe definities ingevoegd.

    Hieronder volgt een beknopte toelichting bij de meest relevante begrippen, al dient te worden benadrukt dat deze nog meer uitgebreid aan bod komen onder de respectieve bepalingen die op deze begrippen betrekking hebben.

    Bodem

    Hieronder wordt begrepen het vaste deel van de aarde met inbegrip van het grondwater, en de andere bestanddelen en organismen die er zich in bevinden. Merk op dat er een belangrijk onderscheid bestaat tussen verontreinigde grond/bodem en een afvalstof. Verontreinigde grond/bodem is als dusdanig niet als een afvalstof te beschouwen, reden waarom er voorzien is in een afzonderlijk wetgevend kader voor afvalstoffen enerzijds en voor bodemverontreiniging anderzijds (zie ook Kh. Gent, 25 april 2007, TMR 2007, 437). Voor het gebruik van uitgegraven bodem gelden dan weer specifieke regels (het zgn. grondverzet – hoofdstuk XIII Bodemdecreet).

    Waterbodem

    In het Bodemdecreet is een specifieke regeling opgenomen voor het onderzoek en de sanering van waterbodems. Voor de omschrijving van dit begrip wordt evenwel verwezen naar het Decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid (DIWB), waarin een ‘waterbodem’ wordt gedefinieerd als ‘de bodem van een oppervlaktewaterlichaam die altijd of een groot gedeelte van het jaar onder water staat’ (art. 3, 46° DIWB). Op dit ogenblik zijn er echter nog geen uitvoeringsbesluiten om deze regeling uitvoerbaar te maken.

    Ernstige bodemverontreiniging

    Dit begrip vervangt de voormalige omschrijving van ‘bodemverontreiniging die een ernstige bedreiging vormt’ uit het Bodemsaneringsdecreet, om de leesbaarheid te verhogen. Het wordt gehanteerd als saneringscriterium voor historische verontreiniging.

    Nieuwe, historische en gemengde verontreiniging

    Nieuwe verontreiniging is verontreiniging die tot stand is gekomen na 28 oktober 1995, terwijl historisch tot stand is gekomen voor 29 oktober 1995. Gemengde verontreiniging bestaat deels uit historische en deel uit nieuwe verontreiniging. Afhankelijk van de aard van de verontreiniging, zijn er andersluidende bepalingen van toepassing.

    Grond

    Grond wordt gedefinieerd als de bodem of de opstallen die zich op of in de bodem bevinden, met uitzondering van de opstallen die door de Vlaamse Regering worden bepaald.

    In artikel 4 Vlarebo wordt bepaald welke opstallen niet als ‘grond’ moeten worden beschouwd bij de toepassing van de bodemregelgeving. Dit is voornamelijk relevant met betrekking tot de overdrachtsregeling voor grond en risicogrond, alsook voor de saneringsplicht. Het gaat meer in het bijzonder om volgende opstallen:

    1° scheidingsmuren en omheiningen;

    2° reclameborden en -zuilen;

    3° straatmeubilair en abri’s;

    4° antennes en masten;

    5° hoogspanningsmasten, tellers, laagspanningskasten;

    6° installaties voor het opwekken van water-, wind- en zonne-energie;

    7° waterleiding-, elektriciteits- en gasdistributienetwerk;

    8° datacommunicatie-, computer- en televisiekabelnetwerk;

    9° rails van trein, tram en metro.

    Concreet zullen de overdrachtsbepalingen dus (onder meer) niet van toepassing zijn bij het aangaan van een opstalrecht voor een gsm-antenne of windturbine op een grond.

    Verontreinigde gronden en grond waar de verontreiniging tot stand kwam

    Verontreinigde gronden kunnen zowel gronden omvatten waar de bodemverontreiniging tot stand kwam alsook gronden waar de verontreinigende stoffen of organismen zich hebben verspreid of waar de bodemverontreiniging schadelijke gevolgen heeft.

    De ‘grond waar de bodemverontreiniging tot stand kwam’ wordt gedefinieerd als de grond waar een emissie plaatsvindt of heeft plaatsgevonden die rechtstreeks of onrechtstreeks de bodem heeft verontreinigd. Dergelijk perceel wordt doorgaans aangeduid als het bronperceel. Het is aan de hand van dit begrip dat de saneringsplichtige wordt aangeduid, omwille van de feitelijke of juridische band die die persoon (exploitant, gebruiker of eigenaar) met het terrein heeft waar de verontreiniging is ontstaan. Op deze natuurlijke of rechtspersoon zal vervolgens de verplichting rusten om een beschrijvend bodemonderzoek uit te voeren, en desgevallend over te gaan tot sanering van de grond waar de verontreiniging tot stand kwam én van de percelen tot waar deze verontreiniging zich uitstrekt (zie infra).

    Daar tegenover staat dat er op bepaalde perceel ook verontreiniging aanwezig kan zijn zonder dat deze op dit perceel is ontstaan. In dergelijk geval spreekt men van een verspreidingsperceel. Hoewel dit eveneens als een verontreinigde grond wordt beschouwd, zal de exploitant, gebruiker of eigenaar van dergelijk verspreidingsperceel niet als saneringsplichtige worden aangeduid, maar wel de exploitant, gebruiker of eigenaar van het bronperceel.

    Uit artikel 10, § 1, b), Bodemsaneringsdecreet volgt logisch dat elke eigenaar van een grond waar de verontreiniging tot stand kwam wordt aanzien als een saneringsplichtige. Uit het decreet vloeit niet voort dat er maar Één saneringsplichtige is. Bovendien vereist het gelijkheidsbeginsel dat als er meerdere eigenaars zijn van gronden waar de verontreiniging tot stand kwam, zij allen hun deel van de saneringsplicht op zich nemen (RvS 3 mei 2007, nr. 170.759, TMR 2007, afl. 5, 508, www.raadvst-consetat.be).

    Risicogrond en risico-inrichting

    Een risicogrond is een grond waarop een risico-inrichting is of was gevestigd. Het is hierbij irrelevant of deze inrichting nog aanwezig is, dan wel of deze ooit (al dan niet in een ver verleden) op deze grond aanwezig is geweest. Het al dan niet voorkomen van een risico-inrichting in de historiek van de rubrieken uit de milieuvergunning kan gelden als aanknopingspunt, maar het is de feitelijke situatie die doorslaggevend is (cf. situatie waar een risico-inrichting vergund was op papier, maar nooit werd geëxploiteerd ten opzichte van een niet-vergunde risico-inrichting die wel degelijk geëxploiteerd werd en dus het risico omvatte).

    Risico-inrichting worden gedefinieerd als fabrieken, werkplaatsen, opslagplaatsen, machines, installaties, toestellen en handelingen die een verhoogd risico op bodemverontreiniging kunnen inhouden en die voorkomen op een lijst die de Vlaamse Regering opstelt. Deze lijst is terug te vinden in kolom 8 van Bijlage 1 bij VLAREM I (Besluit van de Vlaamse regering van 6 februari 1991 houdende vaststelling van het vlaams reglement betreffende de milieuvergunning) (zie art. 21 Vlarebo). In deze kolom wordt aangeduid bij welke inrichtingen een oriënterend bodemonderzoek verplicht is bij overdracht, onteigening, sluiting, faillissement en vereffening (met letter ‘O’); voor welke inrichtingen daar bovenop een periodiek oriënterend bodemonderzoek nodig is om de twintig jaar (met letter ‘A’) en voor welke dit periodiek onderzoek (naats de algemene verplichtingen) nodig is om de tien jaar (met letter ‘B’).

    Het is omwille van het potentieel risico dat bepaalde (milieuvergunningsplichtige) inrichtingen op deze lijst worden opgenomen, zodat mogelijke verontreiniging sneller kan worden gedetecteerd en aangepakt.

    Overdracht van grond

    De kwalificatie van een welbepaalde rechtshandeling als een overdracht van gronden brengt met zich mee dat de overdrager bij de overdracht van een risicogrond met het oog op de bescherming van de kandidaat-verwerver en tevens in het algemeen belang een aantal verplichtingen (o.a. oriënterend bodemonderzoek bij de overdracht van een risicogrond) moet naleven alvorens de overdracht kan plaatsvinden.

    In artikel 2, 18° van het Bodemsaneringsdecreet werd bepaald welke rechtshandelingen voor de toepassing van het decreet als een overdracht van gronden moeten worden gekwalificeerd. Het betrof niet enkel de overdracht van eigendomsrecht op gronden, ook het vestigen en het beëindigen van een groot aantal persoonlijke en zakelijke rechten met betrekking tot gronden werden door de definitie gevat.

    Aangezien de bijsturing van de regeling betreffende de vrijstelling van saneringsplicht in huidig Bodemdecreet voor de gebruiker een grotere bescherming inhoudt en bovendien in de praktijk wordt vastgesteld dat de controle op de naleving van de decretale onderzoeksplicht bij het vestigen of beëindigen van een aantal rechtshandelingen (persoonlijke rechten) die als een overdracht van gronden worden gedefinieerd quasi onmogelijk is, wordt ervoor geopteerd enkel de eigendomsoverdracht, de overdracht van een aantal andere belangrijke zakelijke rechten en het aangaan en het beëindigen van een concessie op gronden, en welbepaalde vennootschapsrechterlijke rechtshandelingen te behouden als een overdracht van gronden. Concreet wordt het aangaan en beëindigen van huurovereenkomsten niet langer als overdracht van grond beschouwd, terwijl concessies wel expliciet vermeld worden.

    Omwille van de rechtszekerheid wordt voorzien in een overgangsregeling. De persoonlijke rechten die op het ogenblik van het aangaan ervan conform de van kracht zijnde bodemsaneringsregeling als een overdracht van grond werden gedefinieerd, maar die niet langer als dusdanig worden gekwalificeerd, worden wat de beëindiging ervan betreft nog geacht een overdracht van grond uit te maken zodat de overdrager alsnog de decretale overdrachtsverplichtingen moet naleven. In dit verband blijft de oude rechtspraak inzake het Bodemsaneringsdecreet m.b.t. huur van toepassing (zie voor een uitgebreid overzicht: C.

    Boumal

    , P.

    De Smedt

    , W.

    Timmermans

    , S.

    Vandamme

    en J.

    weytjens

    , Bodem in de drie gewesten, Larcier Thema Wetboeken, 2011, 385 p.)

    Merk wel op dat een exploitant, gebruiker of eigenaar bij bepaalde rechtshandelingen die niet als overdracht van grond worden beschouwd, wel nog de mogelijkheid (en aanbeveling) heeft om contractuele afspraken te maken over het uitvoeren van een oriënterend bodemonderzoek en over de eventueel daaropvolgende verplichtingen.

    Eerder werd al gewezen op het feit dat bepaalde overdrachten met betrekking tot nutsleidingen werden vrijgesteld van de decretale overdrachtsverplichtingen (cf. opstal).

    Naargelang het gaat om een overdracht van grond dan wel een overdracht van risicogrond, is een onderscheiden overdrachtsregeling van toepassing.

    Een overdracht van grond kan enkel doorgaan mits de inhoud van het bodemattest wordt vermeld in de onderhandse en authentieke akte. Deze verplichting geldt ook bij een overdracht van risicogrond, maar in dergelijk geval moet ook een voorafgaande melding van overdracht gebeuren bij OVAM en moet in principe een oriënterend bodemonderzoek worden uitgevoerd. Dit wordt verder meer in detail besproken bij de overdrachtsregeling.

    Bodemsanering

    Het Bodemdecreet regelt op gedetailleerde en systematische wijze hoe een bodemsanering dient te verlopen. Dit belet evenwel niet dat de bodemsaneringsprocedure vrij soepel is, met mogelijkheden tot maatwerk in functie van de noodwendigheden op het terrein. Bovendien zijn afzonderlijke bepalingen uitgewerkt om bodemsanering op vrijwillige basis uit te voeren, alsook in geval van calamiteiten en voor sites.

    De bodemsaneringsprocedure omvat vier stappen en wordt beëindigd door een eindverklaring van de OVAM na een eindevaluatieonderzoek, en dient te worden uitgevoerd onder begeleiding van een erkend bodemsaneringsdeskundige. Meer in het bijzonder gaat het om volgende stappen:

    – oriënterend bodemonderzoek (OBO);

    – beschrijvend bodemonderzoek (BBO);

    – (beperkt) bodemsaneringsproject ((B)BSP);

    – bodemsaneringswerken (BSW);

    – eindverklaring na eindevaluatieonderzoek.

    Deze stappen kunnen worden onderverdeeld in enerzijds een onderzoeksfase (oriënterend bodemonderzoek en beschrijvend bodemonderzoek) en anderzijds een saneringsfase ((beperkt) bodemsaneringsproject, bodemsaneringswerken (en nazorg) en een eindverklaring).

    In de onderzoeksfase (d.i. de eerste fase) wordt in het oriënterend bodemonderzoek nagegaan of er bodemverontreiniging aanwezig is, waarna in het beschrijvend bodemonderzoek de omvang van deze verontreiniging verder in kaart wordt gebracht. Zowel na het oriënterend als het beschrijvend bodemonderzoek dient te worden beoordeeld of de uitvoerder van het oriënterend bodemonderzoek respectievelijk de saneringsplichtige dient over te gaan tot de volgende stap. Deze beoordeling is afhankelijk van het antwoord de vraag of bodemsanering noodzakelijk is op basis van het toepasselijk saneringscriterium. Merk op dat het beschrijvend bodemonderzoek ook gelijktijdig of onmiddellijk volgend op het oriënterend bodemonderzoek kan worden uitgevoerd. In dergelijk geval spreekt men van een ‘oriënterend en beschrijvend bodemonderzoek’, waarvoor meestal wordt geopteerd met het oog op het sneller of goedkoper doorlopen van de procedure.

    Bodemsanering (d.i. de tweede fase) wordt omschreven als het behandelen van bodemverontreiniging door het opstellen van een bodemsaneringsproject of een beperkt bodemsaneringsproject; en vervolgens door het uitvoeren van bodemsaneringswerken.

    In het bodemdecreet zijn er dus grosso modo twee grote onderdelen bij de aanpak van verontreiniging: de onderzoeksfase en de uitvoeringsfase.

    Risicobeheer

    Risicobeheer wordt omschreven als het beheersen van de risico’s verbonden aan bodemverontreiniging door:

    a) het opstellen van een risicobeheersplan;

    b) het uitvoeren van risicobeheersmaatregelen; en

    c) het opmaken van opvolgingsrapporten.

    Dergelijk risicobeheer moet toelaten om een historische verontreiniging tijdelijk aan te pakken door het wegnemen van de risico’s, in plaats van of in afwachting van de eigenlijke sanering.

    Hoewel dit risicobeheer nog niet vaak in de praktijk werd toegepast, biedt dit in een aantal zeer specifieke gevallen een optimale oplossing waarbij niet onmiddellijk moet worden overgegaan tot saneren, zonder dat dit verdere risico’s zou impliceren.

    Voorzorgsmaatregelen en nazorg

    Zowel voor als na de eigenlijke sanering zijn er eveneens maatregelen mogelijk. Voorzorgsmaatregelen zijn maatregelen om mens of milieu tijdelijk te beschermen tegen de risico’s van de bodemverontreiniging in afwachting van bodemsaneringswerken. Nazorg daarentegen volgt op de uitvoering van de sanering, en wordt omschreven als de maatregelen van bewaking, controle en zo nodig herstel om de mens of het milieu te blijven beschermen tegen de risico’s van bodemverontreiniging na bodemsanering.

    Schadegeval

    Dit is een belangrijk nieuw begrip ten opzichte van het oude Bodemsaneringsdecreet. Het huidige Bodemdecreet laat immers toe dat in geval van een schadegeval, d.i. een onvoorziene gebeurtenis die aanleiding geeft tot bodemverontreiniging, een specifieke regeling wordt gevolgd. Voorheen was in dergelijk geval vereist dat men de strikte regeling diende na te leven om over te gaan tot sanering, met name door de opmaak van een beschrijvend bodemonderzoek en desgevallend de uitvoering van de daaropvolgende sanering. Dankzij de nieuwe regeling voor schadegevallen kan snel en efficiënt worden opgetreden, wat een dubbel voordeel impliceert. Enerzijds kan een verdere verspreiding van bodemverontreiniging worden voorkomen, en anderzijds biedt deze procedure een snellere aanpak en minder omslachtige administratieve verplichtingen.

    Rechtsvoorganger

    Een rechtsvoorganger wordt gedefinieerd als de rechtspersoon die rechtstreeks of onrechtstreeks verbonden is met een andere rechtspersoon door wettelijke rechtsopvolging, via fusie, splitsing, met fusie of splitsing gelijkgestelde verrichtingen, inbreng of overdracht van een algemeenheid, inbreng of overdracht van een bedrijfstak, of enige gelijkaardige rechtsfiguur. Dit is ingegeven om misbruik te vermijden om te ontsnappen aan de saneringsplicht, louter en alleen door het veranderen van de juridische entiteit die als saneringsplicht (zou worden) wordt beschouwd.

    Het is in dit verband van belang om stil te staan bij de term ‘rechtspersoon’, nu er wordt immers geen melding gemaakt van natuurlijke personen. Omwille van de beperkende definiëring in dit artikel, vallen natuurlijke erfopvolgers buiten deze definitie. Ook in de praktijk kan worden vastgesteld dat OVAM een erfopvolger niet noodzakelijk identificeert met de (saneringsplichtige) overleden persoon, en bijgevolg sneller een vrijstelling van de saneringsplicht zal kunnen worden verleend aan een rechtsopvolger dan aan een rechtsopvolger van een saneringsplichtige rechtsvoorganger in de zin van het Bodemdecreet.

    Code van goede praktijk

    Een code van goede praktijk wordt gedefinieerd als door de OVAM aanvaarde en voor het publiek toegankelijke geschreven regels met betrekking tot de activiteiten en maatregelen vermeld in dit decreet.

    Daarnaast wordt er ook veelvuldig gebruik gemaakt van standaardprocedures (art. 7 Vlarebo; zie ook MB van 9 mei 2008 houdende vaststelling van codes van goede praktijk en standaardprocedures in het kader van de grondverzetregeling Bodemdecreet 27 oktober 2006 en Vlarebo 14 december 2007, BS 29 mei 2008).

    Voor monsternemingen en analyses kan worden verwezen naar artikelen 5-6 Vlarebo juncto artikel 1, 7° Vlarebo.

    Bodemsaneringsdeskundige

    De erkende bodemsaneringsdeskundige is de spil in de volledige onderzoeks- en uitvoeringsfase, nu zowel de opmaak van een oriënterend, beschrijvend of oriënterend en beschrijvend bodemonderzoek alsook de opmaak van een (beperkt) bodemsaneringsproject gebeurt onder leiding van de erkende bodemsaneringsdeskundige. Ook de Bodemsaneringswerken worden uitgevoerd onder leiding van een bodemsaneringsdeskundige conform de voorwaarden en de termijn vermeld in het conformiteitsattest en de standaardprocedure, vastgesteld door de Vlaamse Regering op voorstel van de OVAM.

    Momenteel is nog voorzien dat de Vlaamse regering de voorwaarden en procedure tot erkenning, schorsing en opheffing van de erkenning van de bodemsaneringsdeskundige bepaalt. Het relevante uitvoeringsbesluit is het Vlarebo (art. 27-46).

    In de toekomst zal deze erkenning echter anders worden geregeld, met name via een verwijzing naar de bepalingen van hoofdstuk IIIbis van het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning (d.i. het Milieuvergunningsdecreet en de uitvoering via het Besluit van de Vlaamse Regering van 19 november 2010 tot vaststelling van het Vlaams reglement inzake erkenningen met betrekking tot het leefmilieu (VLAREL), BS 1 februari 2011).

    De OVAM blijft wel, net zoals nu het geval is, erkend als bodemsaneringsdeskundige. Ook de Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek zal erkend blijven als bodemsaneringsdeskundige voor de taken die ze in opdracht van de OVAM uitvoert in het kader van dit decreet. De bepalingen van hoofdstuk IIIbis van het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning zijn niet van toepassing op de erkenning van de OVAM en de VITO.

    Hoofdstuk II - Doelstellingen

    Art. 3.

    § 1. Het bodembeleid is het beleid gericht op een duurzaam bodembeheer waarbij tegemoet gekomen wordt aan de behoeften van de huidige generaties zonder de mogelijkheden van toekomstige generaties om aan hun behoeften te voldoen in gedrang te brengen. Daarvoor dient het beleid de kwaliteit van de bodem door bodemsanering en bodembescherming te verzekeren, te behouden en te herstellen, zodat onze bodems in de toekomst nog zoveel mogelijk functies kunnen uitoefenen en er nog verschillende types landgebruik mogelijk blijven. Tevens is het bodembeleid er op gericht een zo breed mogelijk maatschappelijk draagvlak te scheppen, waarbij educatie en voorlichting van de doelgroepen inzake bodembeheer wordt gestimuleerd.

    § 2. Het beleid inzake bodemsanering is er op gericht om zoveel mogelijk de richtwaarden voor bodemkwaliteit te realiseren. Deze richtwaarden worden door de Vlaamse Regering vastgesteld en beantwoorden aan het gehalte aan verontreinigende stoffen of organismen op of in de bodem, dat toelaat dat de bodem al zijn functies kan vervullen zonder dat enige beperking moet worden opgelegd.

    § 3. Het beleid inzake bodembescherming is er op gericht de bodem te beschermen tegen verontreiniging en verstoring, en de waardevolle bodems te vrijwaren. De bescherming van de bodem tegen verontreiniging heeft tot doel zoveel mogelijk de streefwaarden voor bodemkwaliteit te behouden. Deze streefwaarden worden door de Vlaamse Regering vastgesteld en beantwoorden aan het gehalte aan verontreinigende stoffen of organismen op of in de bodem, dat als normale achtergrond in niet-verontreinigde bodems met vergelijkbare bodemkenmerken teruggevonden wordt.

    Stijn Vandamme

    In deze bepaling worden de doelstellingen van het beleid geëxpliciteerd. In eerste instantie wordt een duurzaamheidsdoelstelling ingeschreven voor het ganse bodembeleid. Anderzijds worden voor het beleid inzake zowel bodemsanering als bodembescherming specifieke doelstellingen geformuleerd.

    Het beleid inzake de bodemsanering is er op gericht zoveel mogelijk de richtwaarden voor de bodemkwaliteit te realiseren. Deze waarden beantwoorden aan het gehalte aan verontreinigende stoffen en organismen dat toelaat dat de bodem al zijn functies kan vervullen zonder dat enige beperking moet worden opgelegd. De functies die een bodem allemaal kan vervullen zijn volgens de Europese ‘thematische strategie inzake bodembescherming’ (EC 16 april 2002; zie ook Parl.St. Vl.Parl. 2005-06, nr. 867/1, 14):

    – productie van biomassa;

    – garanderen van voedselkwaliteit en -gezondheid;

    – filteren, bufferen en omzetten van schadelijke stoffen om de kwaliteit van water en lucht te vrijwaren;

    – vormen van een biologische habitat en bewaarplaats voor genetische reserve voor planten, dieren en andere organismen;

    – reguleren van waterbewegingen en vormen van waterbergend vermogen;

    – een fysisch medium om op te bouwen;

    – een bron van grondstoffen;

    – cultureel erfgoed.

    Het beleid inzake bodembescherming is gericht op zowel het beschermen van de bodem tegen verontreiniging en verstoring als op het beschermen van bodems die als waardevol dienen gecatalogeerd te worden. Het begrip verstoring omvat diverse vormen van bodembedreiging, die ook worden omschreven in de nota’s van de Europese Commissie ter voorbereiding van een bodemstrategie, zoals erosie, afname van het gehalte aan organische stof, bodemverdichting, bodemafdekking, afname van de biodiversiteit in de bodem, verzilting en overstromingen en aardverschuivingen.

    De bescherming van de bodem tegen verontreiniging is erop gericht om zoveel mogelijk de streefwaarde voor de bodemkwaliteit te behouden. De invulling daarvan komt overeen met deze van de achtergrondwaarden (gehalte aan verontreinigde stoffen of organismen op of in de bodem, dat als normale achtergrond in niet-verontreinigde bodems met vergelijkbare bodemkenmerken teruggevonden wordt) die op dit ogenblik bestaan.

    De begrippen streef- en richtwaarden sluiten beter aan bij de terminologie die voor milieukwaliteitsnormen wordt gehanteerd in het Decreet van 5 april 1995 houdende Algemene Bepalingen Milieubeleid (BS 3 juni 1995, hierna DABM).

    De richtwaarden voor de bodemkwaliteit worden opgenomen in bijlage II Vlarebo (art. 2 Vlarebo). De streefwaarden voor bodemkwaliteit staan vermeld in bijlage III Vlarebo (art. 3 Vlarebo).

    Hoofdstuk III - Algemene bepalingen

    Art. 4.

    § 1. Behoudens andersluidende bepaling gaan de termijnen, vermeld in dit decreet, in:

    1° in geval van kennisgeving bij een ter post aangetekende brief met ontvangstbewijs, op de eerste dag die volgt op de dag waarop de brief aangeboden werd op de woonplaats, dan wel op de maatschappelijke of administratieve zetel van de geadresseerde;

    2° in geval van kennisgeving bij aangetekende brief of bij gewone brief, op de derde werkdag die volgt op de dag waarop de brief aan de postdiensten overhandigd werd, tenzij de geadresseerde het tegendeel bewijst;

    3° in geval van afgifte tegen ontvangstbewijs, op de dag na de datum van het ontvangstbewijs.

    De termijnen verstrijken om middernacht van de laatste dag. Als de laatste dag een zaterdag, zondag of wettelijke feestdag is, verloopt de termijn de eerstvolgende werkdag.

    § 2. De Vlaamse Regering kan bepalen dat een kennisgeving ook op elektronische wijze kan gebeuren. Zij bepaalt in dat geval de nadere modaliteiten.

    Stijn Vandamme

    Het Bodemdecreet een heleboel procedures met bindende termijnen voor de rechtsonderhorigen en verschillende overheden. Omwille van de rechtszekerheid wordt in deze bepaling duidelijk aangegeven wanneer de termijnen, vermeld in het decreet, aanvangen en eindigen.

    Als vertrekpunt van de absolute verjaringstermijn van dertig jaar uit de overgangsregeling uit artikel 10 wet 10 juni 1998 tot wijziging van sommige bepalingen betreffende de verjaring, moet ook bij bodemverontreiniging die sanering vereist het ogenblik van de schadeverwekkende feiten worden genomen, en niet het ogenblik dat de saneringswerken zijn uitgevoerd (Gent 13 oktober 2003, TMR 2005, afl. 6, 689).

    De bepaling omtrent de verlening van termijnen tot de eerstvolgende werkdag zorgt voor rechtszekerheid, nu deze bepaling het standpunt wijzigt dat eerder werd ingenomen in de rechtspraak. Een arrest van de Raad van State van 23 februari 2006 stelde dat wanneer de termijn, bepaald in artikel 23 Bodemsaneringsdecreet, verstrijkt op een zaterdag, zondag of wettelijke feestdag, deze niet wordt verlengd tot de daaropvolgende werkdag (RvS 23 februari 2006, nr. 155.474, RAGB 2006, 805).

    Hoewel ook een mogelijkheid wordt gecreëerd voor een betekening op elektronische wijze, is dit nog niet uitgevoerd in de praktijk.

    Titel III - Bodemsanering

    Hoofdstuk I - Identificatie en inventarisatie van gronden

    Afdeling I - Grondeninformatieregister

    Art. 5.

    § 1. De OVAM beheert een grondeninformatieregister waarin ze gegevens over gronden opneemt die haar in het kader van dit decreet worden bezorgd.

    § 2. Bij de opname van een grond in het grondeninformatieregister levert de OVAM ambtshalve een bodemattest af aan:

    1° de eigenaar en de gebruiker van de grond en de exploitant op de grond, voor zover deze door de OVAM gekend zijn;

    2° de gemeente van de plaats waar de grond gelegen is. ¹[De gemeente legt de ontvangen bodemattesten ter inzage van belangstellenden.]¹

    De OVAM levert ook op aanvraag een bodemattest af.

    § 3. Het bodemattest vermeldt de identificatie van de grond en geeft een overzicht van de informatie die over de grond beschikbaar is in het grondeninformatieregister.

    De OVAM is niet verantwoordelijk voor de juistheid van de informatie die door derden aan haar werd verstrekt.

    § 4. De Vlaamse Regering stelt nadere regelen vast betreffende het beheer en de toegankelijkheid van het grondeninformatieregister.

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  1. – § 2, lid 1, 2°, aangevuld bij art. 101 Decr. Vl. Parl. 12 december 2008, B.S. 4 februari 2009

    Stijn Vandamme

    Het grondeninformatieregister (GIR) vervangt het voormalige ‘register van verontreinigde gronden’, dat een eerder negatieve connotatie had. Hoewel een opname in het register van verontreinigde gronden niet noodzakelijk impliceerde dat er ook sanering noodzakelijk was, kon deze perceptie wel bestaan (zie J.

    Ceenaeme

    , Is de bodem verontreinigd of potentieel verontreinigd?, Vastgoed Info 2003, afl. 18, 1-2). Met het grondeninformatieregister wenst men hieraan tegemoet te komen, nu er niet enkel informatie wordt opgenomen van verontreinigde gronden, maar ook informatie met betrekking tot gronden waar geen of slechts een beperkte bodemverontreiniging werd vastgesteld.

    Het GIR wordt door OVAM aangevuld op basis van door OVAM geïdentificeerde en gekwalificeerde gegevens met betrekking tot gronden (kadastrale gegevens, identiteit eigenaar/gebruiker/exploitant, de samenvattende omschrijving van de ernst van de bodemverontreiniging die reeds werd vastgesteld of de afwezigheid van bodemverontreiniging, eventuele opgelegde gebruiks- en bestemmingsbeperkingen of voorzorgsmaatregelen, de eventuele verslagen van oriënterende of beschrijvende bodemonderzoeken, bodemsaneringsprojecten.

    Het bodemattest geeft weer welke informatie over een grond beschikbaar is in het GIR, met vermelding van de informatiebronnen (zie artikel 17-19 VLAREBO). Als er nog geen gegevens beschikbaar zijn omtrent de betrokken grond, wordt dit als dusdanig ook vermeld op het bodemattest. In dergelijk geval spreekt men van een blanco-bodemattest. Merk wel op dat dergelijk blanco-bodemattest geen garantie inhoudt dat de grond niet verontreinigd is, maar enkel dat er over deze grond geen gegevens beschikbaar zijn. Meer algemeen geldt dat een bodemattest slechts een vermoeden vestigt over de risicostatus van de grond. Het enkele feit dat de betrokken grond niet is opgenomen in dit inventaris betekent niet dat deze op grond van andere bewijsvoering niet als dusdanig kan worden gekwalificeerd (Gent 9 november 2000, TMR 2001, 28; Vred. Kortrijk 11 februari 1998).

    Een bodemattest wordt door de OVAM afgeleverd op eenvoudig verzoek (art. 17-20 Vlarebo). Dit kan zowel schriftelijk als digitaal (via e-loket), gebruik makende van het modelformulier van OVAM (Model van aanvraagformulier voor een bodemattest: zie MB van 29 maart 2012 houdende de vaststelling van modelformulier voor aanvraag van een bodemattest; http://www.ovam.be/jahia/Jahia/cache/offance/pid/176?actionReg=actionPubDetail&fileltem=2842). De afgifte van een bodemattest is afhankelijk van de betaling van een retributie die tweejaarlijks wordt geïndexeerd (art. 214 e.v. Vlarebo). Bij de opname van een grond in het GIR levert de OVAM ambtshalve een bodemattest af aan de eigenaar, de gebruiker en de exploitant van de grond en de gemeente van de plaats waar de grond gelegen is.

    In het Bodemsaneringsdecreet van 22 februari 1995 was opgenomen dat de OVAM ook bij elke wijziging van de gegevens opgenomen in het register een bodemattest moet afleveren aan alle betrokkenen. Deze bepaling werd geschrapt, nu dit leidde tot een aanzienlijke administratieve overlast, zonder meerwaarde voor de betrokkenen.

    Afdeling II - Lijst van risico-inrichtingen

    Art. 6.

    De Vlaamse Regering stelt een lijst vast van risicoinrichtingen.

    Stijn Vandamme

    In deze bepaling wordt aan de Vlaamse regering de bevoegdheid gegeven om een lijst samen te stellen van inrichtingen die een verhoogd risico op bodemverontreiniging kunnen inhouden, dit is de zogenaamde lijst van risico-inrichtingen.

    Aanvankelijk was dit een specifieke bijlage bij het Vlarebo. Sinds 1 maart 2009 is deze lijst evenwel gecoördineerd in kolom 8 van Bijlage I bij titel I van VLAREM I (uitvoeringsbesluit bij het Milieuvergunningsdecreet). Op die manier wordt het verhoogd risico op bodemverontreiniging van bepaalde risicoactiviteiten gekoppeld aan de indeling in hinderlijke inrichtingen.

    Op basis van deze lijst met risico-inrichtingen zou verkeerdelijk de indruk kunnen worden gewekt dat enkel de exploitatie van de opgesomde inrichtingen bodemverontreiniging kunnen veroorzaken (zie J.

    Ceenaeme

    , Is de bodem verontreinigd of potentieel verontreinigd?, Vastgoed Info 2003, afl. 18, 1-2). Zo is bijvoorbeeld een mazouttank met een opslagcapaciteit van minder dan 20.000 liter niet opgenomen in de lijst van bijlage 1 van het Vlarebo, maar dit neemt niet weg dat er wel degelijk een risico bestaat dat naar aanleiding van de exploitatie van een kleinere tank toch bodemverontreiniging ontstaat. In dergelijk geval zijn de specifieke bepalingen voor risicogronden niet van toepassing, zodat potentiële verwervers van gronden met dergelijke inrichtingen deze problematiek best contractueel regelen.

    Ook tijdelijke en verplaatsbare inrichtingen worden niet als risico-inrichtingen beschouwd (art. 21 Vlarebo).

    Om die reden wordt door de gewijzigde formulering in het Bodemdecreet benadrukt dat risico-inrichtingen inrichtingen zijn die een verhoogd risico op bodemverontreiniging kunnen inhouden.

    De lijst van risico-inrichtingen is onder meer relevant in het kader van de overdracht en de onteigening van risicogronden, de sluiting van risico-inrichtingen en de periodieke onderzoeksplicht waaraan een onderzoeksmoment en een eventuele plicht tot beschrijvend bodemonderzoek en bodemsanering gekoppeld is.

    Afdeling III - Gemeentelijke inventaris

    Art. 7.

    § 1. Elke gemeente beheert een inventaris van de risicogronden die op haar grondgebied gelegen zijn.

    Op eerste verzoek verstrekt de Bestendige Deputatie van de provincie aan de gemeenten die gegevens die hen moeten toelaten de inventaris te beheren.

    § 2. Bij de opname van een grond in en de verwijdering van een grond uit de gemeentelijke inventaris, bezorgt de gemeente onverwijld een uittreksel betreffende de in de inventaris opgenomen gegevens aan de OVAM. De OVAM neemt deze gegevens op in het grondeninformatieregister.

    § 3. De Vlaamse Regering stelt nadere regelen vast betreffende het beheer en de toegankelijkheid van de gemeentelijke inventaris.

    Stijn Vandamme

    De gemeente neemt in de inventaris de op haar grondgebied gelegen gronden op waar een risico-inrichting gevestigd is of was. De opname van een grond in deze inventaris wordt meegedeeld aan de OVAM die deze informatie verwerkt in het GIR. De nadere regelen betreffende het beheer en de toegankelijkheid van de gemeentelijke inventaris worden door de Vlaamse regering bepaald (art. 22-26 Vlarebo) (zie ook A.

    Verhoeven

    , Wijziging Bodemsaneringsdecreet. Gemeenten moeten vervuilde bodems inventariseren, De Gem. 1998, afl. 8-9, 39-41).

    Een gemeente neemt een grond op in de gemeentelijke inventaris van risicogronden op basis van relevante gegevens over risico-inrichtingen die in de gemeente geëxploiteerd werden of in exploitatie zijn. Het gaat om gegevens die in haar bezit zijn of die haar worden bezorgd door bodemsaneringsdeskundigen, instrumenterende ambtenaren (zoals een notaris), bevoegde instanties, als vermeld in het decreet van 26 maart 2004 betreffende de openbaarheid van bestuur (BS 1 juli 2004), of politiediensten. Vervolgens kunnen deze gegevens ook worden bijgewerkt of geactualiseerd. In de gemeentelijke inventaris wordt minstens informatie opgenomen en beheerd over de ligging van de grond, de risico-inrichtingen die op de grond gevestigd zijn of waren, en de identiteit van de eigenaar. Merk wel op dat de niet instaat voor de juistheid van de gegevens die haar overeenkomstig het Vlarebo rechtstreeks of onrechtstreeks worden verstrekt.

    Iedereen kan, overeenkomstig artikel 7 van het decreet van 26 maart 2004 betreffende de openbaarheid van bestuur, bij de gemeente eenvoudig schriftelijk verzoeken om informatie uit de gemeentelijke inventaris aan iedereen die erom vraagt.

    De gemeentelijke inventaris van risicogronden vervult een belangrijke informatieve rol in het kader van de overdracht van gronden. Bij de overdracht van risicogronden moet de overdrager aan bijzondere verplichtingen voldoen met het oog op de bescherming van de kandidaat-verwerver van de grond en in het kader van het algemeen belang (onderzoeksmoment, melding van overdracht bij OVAM en eventuele saneringsplicht). Als de overdracht niet op een risicogrond betrekking heeft, volstaat de aanvraag van een bodemattest en de kennisgeving van de inhoud ervan aan de kandidaat-verwerver en de weergave van de inhoud in de overeenkomst houdende de overdracht van de grond.

    Ten slotte moet hierbij nog worden benadrukt dat de informatieve rol van de gemeentelijke inventaris niet volledig sluitend is. Het enkele feit dat een grond niet is opgenomen in de gemeentelijke inventaris, betekent nog niet dat de bijzondere overdrachtsregeling voor risicogronden niet van toepassing is op de voorgenomen overdracht. Zo kan het al dan niet voorkomen van een risico-inrichting in de historiek van de rubrieken uit de milieuvergunning weliswaar gelden als aanknopingspunt, maar het blijft de feitelijke situatie die doorslaggevend is (cf. situatie waar een risico-inrichting vergund was op papier, maar nooit werd geëxploiteerd ten opzichte van een niet-vergunde risico-inrichting die wel degelijk geëxploiteerd werd en dus het risico omvatte). Als blijkt dat op de over te dragen of de reeds overgedragen grond in het verleden illegale/niet-vergunde risico-inrichtingen werden uitgeoefend waarvan de gemeente geen kennis had en die aldus niet in de gemeentelijke inventaris werden opgenomen, zal de overdrager bijgevolg alsnog de decretale overdrachtsverplichtingen inzake risicogronden moeten naleven.

    Volledigheidshalve moet er op gewezen worden dat de meeste gemeenten de gemeentelijke inventaris stelselmatig opbouwen naar aanleiding van concrete aanvragen.

    Hoofdstuk II - Erkenning als bodemsaneringsdeskundige

    Art. 8.

    § 1. De Vlaamse Regering is bevoegd om een natuurlijke persoon of rechtspersoon als bodemsaneringsdeskundige te erkennen, alsook om de erkenning als bodemsaneringsdeskundige te schorsen of op te heffen.

    De OVAM is van rechtswege erkend als bodemsaneringsdeskundige. ¹[De Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek is van rechtswege erkend als bodemsaneringsdeskundige voor de taken die ze in opdracht van de OVAM uitvoert in het kader van dit decreet.]¹

    § 2. De Vlaamse Regering bepaalt de voorwaarden en de procedure tot erkenning, schorsing en opheffing van de erkenning als bodemsaneringsdeskundige. Ze bepaalt ook de voorwaarden voor het gebruik van de erkenning en kan nadere regelen vaststellen betreffende de indeling van de erkenning in types.

    Verwijzing naar de voetnoot 2

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  1. – § 1, lid 2, aangevuld bij art. 102 Decr. Vl. Parl. 12 december 2008, B.S. 4 februari 2009

    Annotatie in verband met de inwerkingtreding  2. – Op een door de Vlaamse Regering te bepalen datum luidt dit art. als volgt:

    Art. 8.

    ³[Op de erkenning als bodemsaneringsdeskundige zijn de bepalingen van hoofdstuk IIIbis van het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning van toepassing.

    De OVAM is erkend als bodemsaneringsdeskundige. De Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek is erkend als bodemsaneringsdeskundige voor de taken die ze in opdracht van de OVAM uitvoert in het kader van dit decreet. De bepalingen van hoofdstuk IIIbis van het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning zijn niet van toepassing op de erkenning van de OVAM en de VITO.

    Annotatie die de wetshistoriek weergeeft  3. – Na wijziging, vervangen bij art. 40 Decr. Vl. Parl. 20 april 2012, B.S. 22 mei 2012, inwerkingtreding: door de Vlaamse Regering te bepalen (art. 43)

    Stijn Vandamme

    Via de mogelijkheid om een bodemsaneringsdeskundige te erkennen, voorziet het Bodemdecreet in een aantal instrumenten om een onafhankelijke en kwalitatieve identificatie en sanering van verontreinigde gronden te waarborgen. Deze waarborg vindt men onder meer terug in de verplichting om de bodemonderzoeken, de waterbodemonderzoeken, de bodemsaneringswerken, het eindevaluatieonderzoek, de andere maatregelen (o.a. nazorg, voorzorgs- en veiligheidsmaatregelen, opmaak risicobeheersplan) en het technisch verslag in het kader van het grondverzet uit te voeren onder leiding van een bodemsaneringsdeskundige. Ook het (beperkt) bodemsaneringsproject moet worden opgesteld onder leiding van een bodemsaneringsdeskundige.

    De regeling tot erkenning moet volgens het Bodemdecreet verder worden uitgewerkt door de Vlaamse regering. Dit gebeurde in artikel 27 tot en met 46 Vlarebo.

    Er kunnen twee types bodemsaneringsdeskundigen worden onderscheiden, hetzij een bodemsaneringsdeskundige van type 1 of van type 2 (art. 27-29 Vlarebo). Een bodemsaneringsdeskundige van type 1 kan zowel een natuurlijk of een rechtspersoon zijn, en kan erkend worden voor de uitvoering van een oriënterend bodemonderzoek, het voorstellen en leiden van voorzorgs- en veiligheidsmaatregelen (mits deze geen grondwateronttrekking behelzen), alsook een aantal taken in het kader van het grondverzet. Een type 2 kan enkel een rechtspersoon zijn, met ‘volle’ bevoegdheid om alle taken uit te oefenen die door het Bodemdecreet aan een erkende deskundige zijn toevertrouwd. Dit gaat van de opmaak van alle bodemonderzoeken en de volledige begeleiding in het kader van de bodemsaneringsprocedure, maar ook taken in verband

    Enjoying the preview?
    Page 1 of 1