Discover millions of ebooks, audiobooks, and so much more with a free trial

Only $11.99/month after trial. Cancel anytime.

Schizo
Schizo
Schizo
Ebook332 pages5 hours

Schizo

Rating: 0 out of 5 stars

()

Read preview

About this ebook

Op de grootste kermis van Antwerpen, de Sinksenfoor, wordt een lijk gevonden. Agenten Fien en Tom vinden het vooral verontrustend dat de moord "ondertekend" is: de dader heeft een S als handtekening achtergelaten. En dan valt een tweede slachtoffer. Wat Fien en Tom niet kunnen vermoeden, is dat zij persoonlijk betrokken zullen worden bij de zaak. Het verleden van Tom en Fiens vriend blijkt de sleutels tot de zaak. "Schizo" gebruikt personages uit de Vlaamse tv-serie "Zone stad" (VTM, 2003-2013), maar het verhaal zelf is nieuw. Bavo Dhooge presenteert hier veel meer dan het zoveelste seriemoordenaarsverhaal. Zijn scenario neemt onverwachte bochten; misdaad en motief veranderen meerdere keren van gedaante. "Schizo" is Dhooges eerste roman met de "Zone Stad"-personages; in totaal schreef hij er 3. Reeks van 3 romans, gebaseerd op de personages uit de Vlaamse tv-serie \"Zone Stad\".
LanguageNederlands
PublisherSAGA Egmont
Release dateDec 10, 2021
ISBN9788726953299

Read more from Bavo Dhooge

Related to Schizo

Titles in the series (3)

View More

Related ebooks

Reviews for Schizo

Rating: 0 out of 5 stars
0 ratings

0 ratings0 reviews

What did you think?

Tap to rate

Review must be at least 10 words

    Book preview

    Schizo - Bavo Dhooge

    Schizo

    Copyright © 2009, 2021 Bavo Dhooge and SAGA Egmont

    All rights reserved

    ISBN: 9788726953299

    1st ebook edition

    Format: EPUB 3.0

    No part of this publication may be reproduced, stored in a retrievial system, or transmitted, in any form or by any means without the prior written permission of the publisher, nor, be otherwise circulated in any form of binding or cover other than in which it is published and without a similar condition being imposed on the subsequent purchaser.

    www.sagaegmont.com

    Saga is a subsidiary of Egmont. Egmont is Denmark’s largest media company and fully owned by the Egmont Foundation, which donates almost 13,4 million euros annually to children in difficult circumstances.

    ‘Truly wonderful, the mind of a child is.’

    (Yoda in Star Wars)

    ‘Beware of the Dark Side.’

    (Yoda in Star Wars)

    ‘I’m your father, Luke.’

    (Darth Vader in Star Wars)

    1979

    Het was muisstil in de klas, want meester Jan was een verhaal aan het vertellen. De vijftien leerlingen van het vijfde leerjaar van de basisschool van het Sint-Lievenscollege in de Kasteelpleinstraat zaten te luisteren naar de man die halvelings op de rand van zijn lessenaar zat. Hij had het exemplaar van de verhalen over Sterke Jan niet in zijn handen, maar vertelde het verhaal van de week gewoon uit zijn hoofd.

    ‘Toen de boer Sterke Jan met zijn armen rond een eik zag staan, vroeg hij wat hij aan het doen was. Wat denken jullie dat hij deed?’

    Meester Jan keek de klas in. Hij zag de open monden en de grote ogen. De jongetjes, tien, elf jaar oud, waren moe na een hele week leren. Dit was hun toetje.

    ‘Nee? Weet je wat Sterke Jan zei?’

    De meester keek naar buiten en ging verder.

    ‘Sterke Jan zei: Boer, ik vind maar geen tandenstoker dus wil ik deze boom uit de grond trekken. De boer lachte, maar toen Sterke Jan de eik uit de grond trok, viel hij bijna flauw.’

    Een paar jongens schoten in de lach. Een paar anderen, die al iets ouder waren, zeiden:

    ‘Dat kan toch niet.’

    ‘Maar het kan wel’, zei meester Jan.

    Hij keek hen allemaal een voor een doordringend aan, alsof hij hun een eigen, persoonlijke boodschap meegaf. Meester Jan was zo’n meester die je de rest van je leven kon bijblijven.

    ‘Een beetje later zei de boerin tegen Sterke Jan: Jan, ik heb een klus voor je. Ik heb mijn trouwring in de waterput laten vallen.

    Meester Jan wilde eraan toevoegen dat de vrouw van de boer opzettelijk die ring in de put had laten vallen, maar hij besloot dat het nog wat te vroeg was om die snuiters dat deel van het leven aan te leren.

    Ik wil dat je in die waterput kruipt en de ring gaat halen. Jij bent groot en sterk. En wat deed Sterke Jan?’

    Een jongen met blond haar en konijnentanden stak zijn vinger op.

    ‘Hij daalde af in de put, meester.’

    ‘Hij daalde af in de put, zeer juist. Maar toen Sterke Jan in de put stond en de ring had gevonden, kwam de boer toevallig af met een kruiwagen vol stenen. De boer leegde de karrenvracht boven de put. Een regen van stenen daalde neer op de rug van Sterke Jan! Wat denken jullie dat er gebeurd was?’

    Hij keek weer de klas rond. Er was niemand die durfde te reageren. Meester Jan wist dat ze moe waren, maar dat ze het ook niet over datgene wilden hebben waar ook grote mensen het liever niet over wilden hebben. Toch stak een andere jongen zijn vinger op.

    ‘Ja?’

    ‘Sterke Jan was dood?’

    De rest van de klas schoot in de lach. Meester Jan glimlachte en stak een hand op. Toen ging hij traag verder:

    ‘Dat zou je natuurlijk wel denken. Een gewone jongen zou inderdaad een flinke hersenschudding hebben gehad. Maar Sterke Jan zou Sterke Jan niet geweest zijn als hij niet gewoon opkeek naar de rand van de put. Hij riep naar de boer: Zeg boer, kun je je kippen niet weghouden uit de put! Door hun gepik en gekrab komt er zand in mijn ogen!

    De hele klas bulderde het uit. Meester Jan legde zijn handen op elkaar, alsof hij een denkbeeldig boek sloot.

    ‘Zo, beste kinderen. We gaan het hierbij houden voor deze week.’

    Een paar jongens grepen hun boekentas, die al een tijdje klaarstond voor het weekend. Meester Jan had hun geen huiswerk meegegeven omdat hij vond dat kinderen in het weekend buiten moesten spelen, voetballen, kampen bouwen. Er was gestommel te horen, maar een van de jongens wilde nog iets weten:

    ‘Meester? Was Sterke Jan dan een superheld?’

    ‘Ja, zo zou je hem wel kunnen noemen’, zei de meester.

    ‘Maar wanneer gaat hij dan iemand in nood helpen?’

    Meester Jan dacht erover na. Het was natuurlijk weer het slimste kereltje van de klas dat zo’n vraag stelde. Snel overliep hij in zijn hoofd de verhalen van Sterke Jan. Natuurlijk zou Sterke Jan wel een paar mensen helpen, maar nu kon hij op geen enkel verhaal komen, ook al moesten ze bestaan. Dus zei hij:

    ‘Ik denk dat dat nog moet komen, Klaas.’

    ‘Ik hoop het, want nu redt hij precies alleen maar zichzelf.’

    De jongen nam zijn boekentas en verdween als laatste uit de klas. Meester Jan dacht er nog wat over na. Toen het weer helemaal stil was, stond hij op van de lessenaar en ruimde de klas een beetje op. Hij nam de papieren vliegers en mikte ze in de vuilnismand, de eindbestemming van hun laatste vlucht. Hij veegde het bord schoon, waarop stond geschreven: Weet wat je zegt, maar zeg niet alles wat je weet. Meester Jan had even naar het opschrift gekeken en het toen in één beweging weggeveegd. Terwijl hij de stoelen en de lessenaars rangschikte, liep hij voorbij de wand waar het prikbord hing. Op het bord hadden de jongens de actualiteit van die week verzameld.

    Het was een zootje. De Strangers stonden deze week met hun hit Bij de rijkswacht op de eerste plaats in de top tien. De paus was naar zijn geboorteland Polen gereisd. Margaret Thatcher en Sadam Hoessein waren baas geworden in hun eigen land. In Iran waren nieuwe religieuze leiders aan de macht gekomen, mannen met lange baarden en sjaals rond hun hoofd, zoals Klaas zei. Sony had iets op de markt gebracht, een klein machientje met een hoofdtelefoon waarmee je overal naar muziek kon luisteren. De Walkman noemden ze het. En de muziek die toen vooral in trek was, zo zag meester Jan op het prikbord, waren de danspasjes van Michael Jackson, die met zijn Off the Wall in clips het beste van zichzelf gaf, en Pink Floyd, die in The Wall, die andere muur, zong dat de leerlingen geen leerkrachten nodig hadden.

    In gedachten overliep meester Jan zijn eigen hoogtepunten van dat jaar. Hij was snel klaar. Hij had er geen. Behalve het concert van Chet Baker op het North Sea Jazz Festival.

    ‘De varkensstal aan het uitmesten, Jan?’

    ‘Ja, het zit er weer op voor deze week.’

    In de deuropening stond zijn collega, meester Wim. Een jonge kerel die pas van school kwam en nog de moed had om naschoolse activiteiten te organiseren. Nu zou hij op vrijdag nog een quiz spelen met de leerlingen die in de studie nableven.

    ‘Jij blijft hier nog een tijdje?’

    ‘Ja, ik sluit wel af’, zei meester Jan. ‘Ik ben bijna klaar.’

    ‘Oké, kom je straks nog eens langs?’

    ‘Ja, waarom niet? Waarover zal het gaan?’

    ‘Over van alles en nog wat.’

    ‘Count me in.

    Meester Jan zag zijn collega door de gang wegwandelen. Er viel een bundel zacht zonlicht door het raam, het licht van de late vrijdagmiddag. Hij was er volledig door in beslag genomen en zou zich dit moment altijd blijven herinneren. Toen ging hij terug de klas in en sloot de deur. Hij stapte naar het raam en zag beneden op de speelplaats de paar kinderen die nog niet door hun ouders waren afgehaald. De schoolbel ging en meester Wim verzamelde ze om ze mee te nemen naar de kleine refter waar ze de quiz zouden houden. Meester Jan zag ze in een rij gaan staan. De speelplaats was nu volledig leeg. Voor ze de refter binnengingen, keek meester Wim nog even op, in de richting van de klas. Hij stak een hand op en leek even ook een teken te maken dat meester Jan ook welkom was. Een paar jongens keken mee naar boven.

    ‘Kom maar af, als je wilt!’ riep meester Wim. ‘We kunnen alle hulp gebruiken.’

    Hij lachte en toen ging hij de rij kinderen voor, als een herder zijn schapen. Meester Jan bleef bij het raam staan en zei zacht:

    ‘Ja, ik kom.’

    En dat deed hij. Hij opende het raam nu helemaal, wachtte tot iedereen in de refter was en sprong naar beneden.

    2009

    DEEL I

    Hoofdstuk 1

    Tom Segers had in de platenzaak Bilbo op de Oude Korenmarkt een oude zeldzame samenwerking gevonden tussen Miles Davis en Freddie Hubbard die hij ooit nog op plaat had gehad, maar die verloren was gegaan. Het was een sessie met de twee trompettisten die werden bijgestaan door Charlie Parker op altsax, Lucky Thompson op tenor, Dodo Marmarosa op piano, Arvin Garrison op gitaar, Vic McMillan op bas en Roy Porter op drums. Hij stond op het punt naar de kassa te stappen toen hij Somethin’ Else zag liggen, de legendarische sessie van Miles met Cannonball Adderley. Segers had die plaat eens uitgeleend, maar nooit teruggekregen. Hij keek in zijn portefeuille of hij genoeg centen mee had, maar dat maakte eigenlijk niets uit. Als het erop aankwam, zou hij desnoods zijn horloge wel verpanden om met die twee platen naar huis te gaan. De Bilbo moest aan het eind van het jaar de deuren sluiten wegens de concurrentie van de illegale downloaders. Om de stock te verkopen bleef de winkel twee zondagen open. Segers sympathiseerde, maar dacht ook: de een zijn dood, is de ander zijn brood. En Miles was nu eenmaal zijn brood.

    ‘De kassa! Vlug!’

    Segers draaide zich om. Hij herkende het geluid van stemmen in paniek en dit was er een. Aan de kassa stond een jongeman van vooraan in de twintig met een wapen te zwaaien. Segers kon het niet geloven. Het was heiligschennis. Als ze hem hier al niet meer met rust konden laten, in de tempel van de jazz...

    ‘Komaan, trut, waar zit je op te wachten? Op het juiste deuntje? Dit instrument in mijn handen kan ook een eind spelen. Zal ik hem eens laten horen?’

    De jongeman spande de haan van het wapen. Een oude Colt Slide .45, zag Segers. Daarmee schoot ook zijn eigen stem een toon de hoogte in.

    ‘Wat is er?’ vroeg hij opgewonden.

    ‘Het is bijna de moeite niet’, zei de kassierster, een meisje met een neusring.

    ‘Wat? Jij gaat me toch niet vertellen wat de moeite is? Dat zal ik zelf wel beslissen.’

    Hij wees met de loop naar de kassa en draaide zich om. Er stonden twee andere klanten tegen de wand toe te kijken: een oud mens met een best of van Paul Severs, een jonge punker met een lederen jekker en boots die London Calling van The Clash op de kop had getikt. Segers kwam dichterbij, tot hij in het gezichtsveld kwam van de overvaller.

    ‘Jij! Hier, aan de kant en snel wat!’

    ‘Ik denk dat je je van winkel hebt vergist, maat’, begon Segers.

    ‘Wat? Klep toe!’

    ‘Dit is een platenwinkel. Wie koopt nu nog platen? Komaan, ze sluiten straks de deuren. Waarom maak je het ze nog zo moeilijk? En op een zondag dan nog. Een belachelijk idee om zo’n winkel te overvallen, als je het mij vraagt.’

    ‘Ik zei: klep toe of ik maak een extra gaatje naast je mond.’

    Segers stak zijn beide handen op, om duidelijk te maken dat hij zich niet wilde moeien. In de ene hand stak Cannonball, in de andere Freddie Hubbard.

    ‘Hé, ik zeg alleen maar dat je veel meer kunt halen uit de kassa in de Fnac.’

    ‘Ja, maar daar hangen camera’s’, zei de overvaller.

    ‘Wat? Ik dacht dat iedereen tegenwoordig met zijn smoel op de camera wilde komen?’

    Daar wist de overvaller geen antwoord op. Maar de punker zei stil:

    ‘Je doet beter wat hij zegt, vent. Je brengt ons straks nog in de problemen. Laat hem gaan. Je bent Dirty Harry niet.’

    Segers keek toe hoe de kassierster de briefjes uit de kassa haalde en in een oude kartonnen doos stopte waar normaal een paar platen in werden geleverd. Op de achtergrond hoorde Segers nog steeds de plaat van de week draaien. Een of andere rapper. Hij wist niet goed wat erger was: deze overval of de rapper.

    ‘Oké, is dat alles?’ vroeg de overvaller toen de buit naar hem toe werd geschoven.

    ‘Ik zei toch dat het niet veel was. We zijn nog maar een halve dag open.’

    ‘Ik stel voor dat je hier nog eventjes blijft rondhangen, maat’, zei Segers. ‘Tegen het sluitingsuur zal er al iets meer in dat doosje van je zitten. Natuurlijk kan het ook zijn dat er tegen dan al wat meer flikken op de stoep staan.’

    De overvaller draaide zich nu voor het eerst om en richtte zich tot Segers. Hij nam de doos onder zijn arm, alsof het een nieuw paar schoenen was, en stak met zijn andere hand het wapen naar voor.

    ‘Jij moet je smoel houden!’

    Op dat moment gaf Segers de twee platen aan de punker en zei:

    ‘Kun je dit even voor me vasthouden?’

    Zijn handen waren nu vrij, maar niet voor lang. Segers haalde zijn Smith & Wesson model 39, 9mm uit zijn riem, checkte nonchalant het magazijn en richtte het dan op het gezicht van de overvaller.

    ‘Wat doe je nu, klootzak!’

    ‘Ik doe wat je vraagt: ik hou toch mijn smoel.’

    ‘Wat ga je doen?’

    ‘Ik ga je aanraden om die doos terug te geven en met je gezicht op de vloer te gaan liggen.’

    ‘Waarom zou ik dat doen?’

    ‘Omdat ik mijn twee platen wil betalen en hier zo snel mogelijk vandaan wil gaan, man. Die rapper maakt me helemaal gek.’

    De overvaller leek zich heel even te concentreren op de zeurstem die uit de speakers kwam, maar toen greep hij ineens de kassierster bij de keel, wrong zich in twee stappen achter de toonbank en hield het pistool nu tegen haar slaap.

    ‘Zie je nu wel, man! Ik heb het je nog gezegd’, zei de punker.

    Maar Segers nam een van de twee platen weer uit de handen van de punker en haalde met één hand de zwarte schijf uit de hoes. Het was – wat anders? – Somethin’ Else. Hij bleef het wapen op de overvaller gericht houden, maar boog zich voorzichtig voorover om bij de pick-up te kunnen die op de toonbank stond. Hij keek de kassierster kalm aan.

    ‘Oké, als je hier nog een beetje wilt blijven, dan zet ik wel even wat anders op. Somethin’ else, snap je? Mag ik?’

    Hij vroeg toestemming aan de kassierster, die amper kon knikken omdat de voorarm van de overvaller onder haar keel zat.

    ‘Ik meen het, gast! Ik schiet haar kop eraf als je me niet laat gaan en dan zal deze jongedame helemaal niets meer kunnen horen.’

    Segers stak zijn hand op om de man tot stilte te manen. De naald van de pick-up raakte de groef en na een paar seconden geruis kwamen de donkere, zware pianotonen aanzetten die het begin van Autumn Leaves vormden.

    ‘Wat een zalig geluid, hé’, zei Segers. ‘Het geluid van geruis. Wat je hier hoort, is de magische en mysterieuze intro van een heel bekende standaard. Autumn Leaves werd al honderd keer eerder gecoverd, maar het was in dat jaar, 1958, de eerste keer dat er een soort prelude aan te pas kwam. Dat was natuurlijk een idee van Miles. Miles Davis, die een jaar later definitief een meester zou worden met Kind of Blue.’

    De overvaller wist niet goed waar eerst te kijken. Naar de speakers waar die vreemde muziek uitkwam, naar het rustige gezicht van Tom Segers die een lesje jazz uit zijn mouw toverde, of gewoon naar de Smith & Wesson die nog steeds op hem gericht was.

    ‘Wat is dit? Stop daarmee! Zet die kloterommel af!’

    ‘Kloterommel? Dat is wel kloterommel met een hoofdletter en met de K van kunst’, ging Segers verder. ‘Het album Somethin’ Else was officieel van Cannonball Adderley. Het werd ook uitgebracht onder zijn naam, maar als je goed luistert, dan hoor je de invloed van Miles. Op de hoes wordt Miles ook het eerst vermeld, samen met Hank Jones, Sam Jones en Art Blakey. Hoe ik dat allemaal weet? Omdat ik die plaat al meer dan honderd keer heb gehoord.’

    Segers sloot nu de ogen en deed alsof hij volledig opging in de jazz. De overvaller werd echter ongedurig en keek naar buiten. Hij dacht er serieus over na om de hele boel te laten stikken en desnoods met of zonder doos naar buiten de straat op te rennen.

    ‘Fuck dit’, zei hij. ‘Jij bent gek.’

    ‘Wacht’, zei Segers. ‘Wacht nog even. Binnen een paar tellen komt de overgang van de prelude naar het eigenlijke nummer Autumn Leaves. Je zult het wel herkennen. Kijk, eerst komen een paar hoge trompettonen van Miles, helemaal uit het niets...’

    Toen de drums even stil bleven, draaide Segers het volume van de pick-up iets hoger en de trompet van Miles schoot als een sirene de hoogte in. De overvaller schrok zich een bult en keek om. Op dat moment stapte Segers op de toonbank af en stompte de kolf van zijn wapen tegen de kaak van de overvaller. Terwijl Autumn Leaves pas echt op gang kwam, ging Segers op de overvaller zitten en deed hem een stel handboeien om.

    ‘Shit, echt een Dirty Harry’, zei de punker.

    ‘Weet je wat me het meeste stoort aan klein grut als jij?’ vroeg Segers in het oor van de overvaller. ‘Jullie luisteren niet meer vandaag de dag. Ik zweer het: als je haar nu had gedwongen een exemplaar van Miles Davis in die bak te steken, dan had ik er misschien serieus over nagedacht om je te laten gaan.’

    Maar dat deed hij niet. Segers trok de jongeman recht en liet hem, als een ladder, met zijn neus tegen de wand wachten. Hij haalde een paar briefjes uit zijn portefeuille en betaalde voor de twee platen die op de toonbank lagen.

    ‘Kun je ze mooi inpakken?’ vroeg hij beleefd aan de neusring.

    ‘U mag ze hebben van het huis’, zei het meisje, weg van de wereld.

    ‘Ben je gek?’ lachte Segers. ‘Ik neem geen plaat van Miles in huis zonder ervoor te betalen. Ik ben geen dief.’

    Hij draaide de jonge overvaller om en keek hem aan. Toen hij met het zakje met de twee platen in handen stond, ging zijn gsm af. Hij herkende het nummer en mompelde:

    ‘Tja, Miles sprintte ook van de ene sessie naar de andere.’

    Hoofdstuk 2

    Een halfuur eerder zag Kenny Rutten zijn vader voor de vijftigste keer die dag de machine op gang brengen. Hij zat naast hem in het kleine hok onder het zeil op de Sinksenfoor, als een copiloot in de cockpit van een vliegtuig. Kenny’s vader drukte op een paar knoppen en trok aan een hendel en hop, weg waren ze. Ze hadden de komende vijf minuten weer wat rust. Kenny zag de wagentjes van de Superman Rollercoaster een voor een passeren. Ze waren gevuld met jongeren, meisjes en jongens, die twee euro hadden betaald voor de rit van hun leven. Een dolle luchtdoop met onder meer een looping en een paar steile afdalingen. Het leken kinderen, maar Kenny wist wel beter. De meisjes die een ticket hadden gekocht, zochten bescherming in de armen van een jongen, de jongens zochten een kus. Kenny was achttien en legde zijn vader uit waarom hij het niet zag zitten om in zijn voetsporen te treden en de hele dag in een kleine sauna op een kermis te zitten zweten.

    ‘Wat ga je dan doen met je leven, Ken?’ vroeg zijn vader.

    ‘Je weet best wat ik wil.’

    ‘Denk je nog steeds aan die garage?’

    ‘Wat is daar verkeerd mee?’

    ‘Het is werken in een garage, Ken. Wat doe je daar? Wil je je hele leven op je rug onder een wagen liggen om knalpotten te vervangen en met je vingers in de olie te ploeteren? Is dat je grote droom?’

    ‘Het is meer dan dat’, zei Kenny. ‘Je laat uitschijnen alsof ik in een mijn ga werken. Het gaat erom dat ik graag met mijn handen werk...’

    ‘Wat voor voldoening haal je daar uit? Ik werk toch ook met mijn handen?’

    Kenny keek om zich heen, niet te veel om zijn vader niet op stang te jagen, maar ook niet te weinig om iets duidelijk te maken. Het hok waarin ze zaten was twee op twee. Ze zaten verdomme nog meer op elkaar gepakt dan twee hoertjes voor een raam in het Schipperskwartier.

    ‘Het is niet alleen knalpotten vervangen, pa. Ik wil iets veranderen. Ik wil iets opbouwen. Je weet wel, van iets ouds iets nieuws maken. Ken je dat programma niet, Pimp My Ride?’

    ‘Pimp My wat?’

    Pimp My Ride. Een vent komt een oud wrak binnenbrengen en een paar garagisten gooien er zich als een eliteteam op en maken er iets weer helemaal nieuws van. Ze maken van een oude Ford een heus ruimteschip. Ik heb eens een aflevering gezien met een oude Chrysler. Onherkenbaar, pa. Helemaal onherkenbaar. Als dat reddingsteam, want zo noemen ze zichzelf, klaar is met dat wrak, dan is die wagen niet tien, maar twintig keer zoveel waard. Het zijn meestal van die coole karren uit de jaren zeventig toen ze nog wisten hoe ze een wagen moesten bouwen. Het leuke is dat elk lid van het team zijn eigen sterkte heeft. Er is iemand die zorgt voor beeld en klank in de wagen, er is een kei in wielen en velgen, er is de man met het plan. Het is een beetje zoals The A-Team. Een superteam.’

    Kenny keek op en zag dat zijn vader niet luisterde. Hij drukte op een knop en even later was in het donkere hol waar de Superman Rollercoaster door raasde opeens een soort bom te horen.

    ‘Wat zit ik hier mijn speeksel te vergieten’, vroeg Kenny zich af. ‘Ik spreek tegen een vent van vijftig die het leuk vindt om een stel tieners bang te maken met een stuk speelgoed.’

    ‘Luister eens hier, Ken’, zei Kenny’s vader. ‘Je doet met je leven wat je wilt, maar wat je daar allemaal vertelt, dat is niet het echte leven in een garage. Dat is televisie. Je moet denken: wil ik dit wel elke dag van mijn leven doen?’

    ‘En dit dan? Ik weet al zeker wat ik niet wil.’

    Kenny knikte naar het kapotte paneel dat het decor van de Superman Rollercoaster moest voorstellen. Er was een afbeelding te zien van Superman in zijn pak tegen de achtergrond van een grootstad, maar door de jaren heen was hij steeds meer op een ballerina gaan lijken. De rode cape was roze geworden en een vandaal had een paar tieten op de borst getekend toen Kenny’s vader wellicht te druk bezig was geweest met in het laatste Spiderman-magazine te bladeren.

    ‘Je had toch niet gedacht dat ik echt dit wil doen, pa? Dat kun je niet menen! Dit is voor kleuters. Als ik iets zal maken, zal het hooguit een kar zijn zoals de Batmobile, snap je me een beetje?’

    ‘Waarom dan? Deze machine is goud waard, jongen. Ze is volledig afbetaald. Alles wat ze opbrengt, gaat rechtstreeks het laatje in. En er is één ding wat je vergeet, Kenny. De mensen zullen altijd superhelden nodig hebben. Die gaan nooit weg. Ze zijn er altijd al geweest en ze zullen er altijd blijven. Je ziet toch dat ze nu ook weer nieuwe films maken over Spiderman?’

    ‘Ik denk dat je te lang in dit hok hebt gezeten, pa’, lachte Kenny.

    ‘Ja, lach maar, maar het is niet om te lachen. Ik was erbij toen ze begonnen met de eerste televisieserie over Superman. Die liep van 1952 tot 1958, met meer dan honderd afleveringen en ik heb ze allemaal gezien. Dat was nog met George Reeves.’

    ‘Je bedoelt Christopher Reeve.’

    ‘Nee, ik heb het over George Reeves. Dat was de eerste. Christopher Reeve kwam pas in de jaren zeventig in de bioscoop. En kijk, een tijdje geleden had je weer een nieuwe serie over Superman met die griet uit Desperate Housewives en vandaag zit goeie ouwe Clark Kent zelfs ook weer op het grote scherm. Zie je hoe lang hij al meedraait? Ik zeg het je: we hebben hier een machine die meer dan zomaar een goeie belegging is, Ken. Dit is de beste garantie op werk.’

    Maar Kenny wilde er niet van weten. Ze hadden deze discussie al genoeg gevoerd. Er was geen haar op zijn hoofd dat eraan dacht elke dag van de rest van zijn leven deze Superman Rollercoaster op gang te brengen. Kenny Rutten. Jezus, hij was zelfs genoemd naar Kent.

    ‘Waarom heb je me eigenlijk niet gewoon Clark genoemd?’ vroeg hij opeens.

    ‘Clark? Dat zou belachelijk geweest zijn.’

    ‘Nee, echt?’

    Kenny schudde het hoofd. Hij keek voor zich uit en zag de voorbijgangers op de Sinksenfoor in volle zon met pakjes friet, hotdogs en pita’s rondlopen. De Sinksenfoor lag op de Gedempte Zuiderdokken, tussen de Vlaamse en de Waalse Kaai. Maar Kenny wilde nog liever in het sop springen. Hij werd misselijk van het gezicht alleen al. En dan die geur. Nee, hij had het meer voor de verse geur van olie, benzine en diesel. Hij keek weer naar het paneel van Superman. Hij wist ook wel dat het praat voor de vaak was. Zijn vader had er zich al lang

    Enjoying the preview?
    Page 1 of 1