Discover millions of ebooks, audiobooks, and so much more with a free trial

Only $11.99/month after trial. Cancel anytime.

Terug Naar De Aarde: De Avonturen Van Azakis En Petri
Terug Naar De Aarde: De Avonturen Van Azakis En Petri
Terug Naar De Aarde: De Avonturen Van Azakis En Petri
Ebook303 pages4 hours

Terug Naar De Aarde: De Avonturen Van Azakis En Petri

Rating: 0 out of 5 stars

()

Read preview

About this ebook

DEEL 1/3 'We waren op de terugweg. Slechts een van onze zonnejaren was verstreken sinds we gedwongen waren om de planeet in allerijl te verlaten. Maar in aardse jaren betekende dit voor hen 3.600 jaar. Wat zouden we aantreffen?’

Nibiru, de twaalfde planeet van ons zonnestelsel, heeft een extreem elliptische en retrograde baan, die veel groter is dan die van alle andere planeten. Eén omwenteling rond de zon duurt ongeveer 3.600 jaar. De bewoners van Nibiru, die de kansen van deze cyclische route grijpen, hebben gedurende honderdduizenden jaren systematisch bezoeken afgelegd, waarbij ze telkens invloed uitoefenden op de cultuur, de kennis, de technologie en zelfs de evolutie van het menselijk ras. Onze voorouders hebben op vele manieren naar hen verwezen, maar misschien is ‘goden’ altijd de naam geweest, die hen het beste omschrijft. Azakis en Petri, twee vriendelijke bewoners van deze vreemde planeet aan boord van het ruimteschip Theos, keren terug naar de Aarde om een mysterieuze en kostbare lading op te halen die tijdens hun vorige bezoek werd verborgen. Een meeslepend en amusant verhaal, maar wel vol spanning, met enkele potentieel verwoestende herinterpretaties van historische gebeurtenissen.
LanguageNederlands
PublisherTektime
Release dateMar 25, 2022
ISBN9788835436874
Terug Naar De Aarde: De Avonturen Van Azakis En Petri

Related to Terug Naar De Aarde

Related ebooks

Related articles

Reviews for Terug Naar De Aarde

Rating: 0 out of 5 stars
0 ratings

0 ratings0 reviews

What did you think?

Tap to rate

Review must be at least 10 words

    Book preview

    Terug Naar De Aarde - Danilo Clementoni

    Inleiding

    De twaalfde planeet, Nibiru (de planeet van transitie) zoals de Soemeriërs hem noemden, of Marduk (de koning van de hemelen) zoals hij door de Babyloniërs werd genoemd, is in feite een hemellichaam dat in een baan van 3.600 jaar om onze zon draait. Zijn baan is behoorlijk elliptisch, retrograde (draait rond de zon in de tegenovergestelde richting van de andere planeten) en is duidelijk gekanteld ten opzichte van het vlak van ons zonnestelsel.

    Elke cyclische benadering heeft in ons zonnestelsel bijna altijd enorme interplanetaire omwentelingen veroorzaakt, zowel in de banen als in de structuur van de planeten waaruit het zonnestelsel bestaat. Tijdens een van zijn tumultueuzere transities werd Tiamat, de majestueuze planeet tussen Mars en Jupiter met een massa van ongeveer negen keer die van de huidige aarde, rijk aan water en gezegend met elf satellieten, in een catastrofale botsing vernietigd. Een van de zeven manen in een baan rond Nibiru botste tegen de gigantische Tiamat, waardoor de planeet in tweeën splitste en de twee delen in tegengestelde banen werden gekatapulteerd. In de volgende transitie (de ‘tweede dag’ in Genesis) voltooiden de resterende satellieten van Nibiru dit proces, waarbij een van de twee delen gevormd bij de eerste botsing, volledig werd vernietigd. Het puin dat door meerdere inslagen werd gegenereerd, creëerde wat we nu als de ‘asteroïdengordel’ kennen, of de ‘gehamerde armband’ zoals de Soemeriërs de gordel noemden. Het puin werd door de naburige planeten gedeeltelijk opgeslokt. Vooral Jupiter ving het meeste puin op, waardoor haar massa merkbaar toenam.

    De satellietartefacten van deze ramp, inclusief die welke de botsing met Tiamat overleefden, werden meestal ‘afgeschoten’ naar buitenste banen en vormden wat wij nu als ‘kometen’ kennen. Het deel dat de tweede transitie overleefde, bevindt zich vandaag in een stabiele baan tussen Mars en Venus. Het nam de laatste overgebleven satelliet mee en vormde wat wij nu de Aarde noemen, samen met haar onafscheidelijke metgezel, de Maan.

    Het litteken van die kosmische inslag, die ongeveer 4 miljard jaar geleden plaatsvond, is vandaag nog gedeeltelijk zichtbaar. Het beschadigde deel van de planeet is nu volledig bedekt met water en noemen we vandaag de Stille Oceaan. Deze beslaat ongeveer een derde van het aardoppervlak en strekt zich uit over 179 miljoen vierkante kilometer. In dit immense gebied is er vrijwel geen landmassa. In plaats daarvan is er een grote depressie die reikt tot een diepte van meer dan tien kilometer.

    Op het gebied van structuur lijkt Nibiru momenteel veel op de Aarde. Twee derde van het oppervlak is bedekt met water, terwijl de rest wordt ingenomen door één continent dat zich uitstrekt van noord naar zuid, met een totale oppervlakte van meer dan 100 miljoen vierkante kilometer. Al honderdduizenden jaren benutten sommige Nibiru-bewoners de nabijheid van hun planeet ten opzichte van de onze; zij brengen regelmatig een bezoek en beïnvloeden telkens de cultuur, de kennis, de technologie en de evolutie van het menselijk ras. Onze voorouders hebben op vele manieren naar hen verwezen, maar misschien is ‘goden’ altijd de naam geweest, die hen het beste omschrijft.

    Het ruimteschip Theos – 1.000.000 km van Jupiter

    Azakis lag comfortabel uitgestrekt op zijn donkere, zelfvormende fauteuil. Een oude ambachtsvriend had deze enkele jaren geleden met zijn eigen handen gemaakt en hem cadeau gegeven ter gelegenheid van zijn eerste interplanetaire missie.

    ‘Hij zal je geluk brengen’, had zijn vriend hem die dag gezegd. ‘De stoel zal je helpen te ontspannen en de juiste beslissingen te nemen wanneer het nodig is.’

    Terwijl hij zo in zijn fauteuil zat, had hij inderdaad al veel beslissingen genomen en het geluk was vaak aan zijn kant geweest. Telkens hij in de stoel zat, ondanks de vele regels tegen het gebruik ervan, zeker op een ruimteschip van de Bousen-1 categorie zoals het schip waarin hij zich nu bevond, had hij die gekoesterde herinnering altijd opgeroepen.

    Een blauwgetinte rookpluim steeg snel en verticaal op uit de sigaar die hij tussen duim en wijsvinger van zijn rechterhand hield, terwijl zijn ogen probeerden om de 4.2 AU¹ te traceren die hem nog van zijn bestemming scheidde. Hoewel hij deze reizen nu al jaren maakte, kon de charme van de duisternis van het omringende heelal en de duizenden sterren waarmee het bespikkeld was, nog steeds zijn gedachten in de ban houden. De grote ovalen opening recht voor hem bood een volledig zicht in de richting van de reis en hij was nog steeds verbaasd over hoe dat flinterdunne krachtveld hem kon beschermen tegen de siderische koude van de ruimte, hoe het een plots ontsnappen van lucht kon verhinderen en voorkomen dat hij naar buiten zou worden gezogen, de leegte in. De dood zou bijna onmiddellijk zijn. Hij nam een snelle trek van zijn lange sigaar en staarde verder naar het holografische scherm voor hem waarop hij het vermoeide, ongeschoren gezicht van zijn reisgenoot kon zien. In een ander deel van het schip was Petri bezig het besturingssysteem van de afvoerkanalen te herstellen. Hij vermaakte zich een beetje met in het midden het beeld wat te vervormen door de net ingeademde rook in die richting te blazen. Hierdoor ontstond een golvend effect dat hem erg deed denken aan de lenige bewegingen van de exotische danseressen, die hij vaak ging bekijken wanneer hij eindelijk weer in zijn geboortestad was en kon genieten van wat welverdiende rust.

    Petri, zijn vriend en metgezel op avontuur, was bijna tweeëndertig jaar en dit was zijn vierde missie van dit type. Zijn grote en imposante lichaam dwong het respect af van iedereen die hem ontmoette. Met ogen zo zwart als het heelal buiten, zijn donkere, lange en warrige haar tot op de schouders, zijn gestalte van bijna twee meter dertig en de krachtige borst en armen waarmee hij moeiteloos een volwassen Nebir² kon optillen, had hij nog steeds de ziel van een kind. De aanblik van een Soel-bloem³ bloeiend in de zon kon hem ontroeren en hij kon urenlang verrukt zitten kijken naar de brekende golven op de kust van de Golf van Saraan⁴ . Een ongelooflijke persoon, betrouwbaar en loyaal, die zonder enig aarzelen zijn leven zou geven. Zonder Petri aan zijn zijde zou hij nooit vertrokken zijn. Hij was de enige persoon in de wereld die hij blindelings vertrouwde en die hij nooit zou verraden.

    De motoren van het schip, afgesteld voor navigatie in het zonnestelsel, zonden het klassieke en geruststellende bifasische gezoem uit. Voor zijn deskundige oren betekende dit geluid dat het schip goed functioneerde. Met zijn gevoelige gehoor kon hij zelfs een variatie zo klein als 0,0001 Lasig in de regelkamers waarnemen, lang voordat het verfijnde geautomatiseerde controlesysteem het verschil had opgepikt. Daarom had hij, hoe jong hij toen ook was, de leiding over een schip van de Pegasus-categorie gekregen.

    Er waren genoeg kandidaten, die er een arm en een been voor over zouden hebben gehad om in zijn plaats te zijn. Maar, het was anders gelopen.

    Het O^COM intra-oculair implantaat zorgde ervoor dat de herberekende route voor hem zichtbaar werd. Het was opmerkelijk hoe een object van een paar micron al die functies kon vervullen. Rechtstreeks in de oogzenuw ingebracht, kon het een volledig bedieningspaneel overzien en de voorstelling ervan over het beeld heen leggen dat hij in werkelijkheid voor zich had. In het begin was het niet gemakkelijk geweest om aan deze tovenarij te wennen en meer dan eens dreigde de misselijkheid onbeheersbaar te worden. Maar nu kon hij niet meer zonder.

    Het hele zonnestelsel draaide in al zijn fascinerende grootsheid om hem heen. De kleine blauwe stip bij Jupiter gaf de positie van hun schip aan en de dunne rode lijn, iets meer gebogen dan de inmiddels vervaagde vorige versie, duidde het nieuwe traject naar de Aarde aan.

    De aantrekkingskracht van de grootste planeet in het stelsel was alarmerend. Het was van essentieel belang om op veilige afstand te blijven en alleen de kracht van de twee Bousen-motoren zou de Theos in staat stellen om aan deze fatale omhelzing te ontsnappen.

    ‘Azakis’, kraakte de draagbare melder die aan het paneel vóór hem bevestigd was. ‘We moeten de staat van de koppelingen in compartiment zes controleren.’

    ‘Heb je dat dan nog niet gedaan?’, antwoordde hij op een speelse toon, waarvan hij wist dat die zijn vriend woedend zou maken.

    ‘Gooi die stinkende sigaar weg en kom me een handje helpen!’, donderde Petri.

    Ik wist het.

    Hij had hem op de kast gejaagd en genoot ervan als een gek.

    ‘Ik ben er. Ik ben er. Ik ben onderweg, mijn vriend, maak je niet druk.’

    ‘Haast je een beetje. Ik ben al vier uur met deze rotzooi bezig en niet in de stemming om grappen te maken.’

    Chagrijnig als altijd, maar niets of niemand zou ze ooit kunnen scheiden.

    Ze kenden elkaar al sinds hun kindertijd. Hij was degene die hem meer dan eens had gered van een zeker pak slaag (hij was als kind veel groter dan hij) en had zijn respectabele lengte gebruikt om tussen zijn vriend en de gebruikelijke bende pestkoppen te staan, voor wie hij zo vaak het doelwit was geweest.

    Toen Azakis nog een jongen was, wist hij niet zeker of hij het type was waar de aantrekkelijkere leden van het andere geslacht om zouden vechten. Hij had zich altijd slordig gekleed, zijn hoofd kaalgeschoren, had een slank postuur en was voortdurend verbonden met het GCS⁵ , waaruit hij tien keer sneller dan de meesten grote hoeveelheden informatie absorbeerde. Toen hij tien jaar was, had hij dankzij zijn uitstekende academische prestaties al toegang tot niveau C gekregen, met de mogelijkheid om kennis te verwerven die voor de meeste van zijn leeftijdgenoten niet beschikbaar was. Het N^COM neurale implantaat, dat hem dit type toegang verschafte, had echter enkele kleine neveneffecten. De verwervingsfase vereiste volledige concentratie. Omdat hij het grootste deel van zijn tijd op deze manier doorbracht, had hij bijna altijd een afwezige blik gehad, wezenloos in de ruimte starend, volledig afgesloten van wat er om hem heen gebeurde. De waarheid was dat men vaak dacht, ondanks wat de Ouderen beweerden, dat hij een beetje achterlijk was.

    Het had hem nooit iets uitgemaakt.

    Zijn dorst naar kennis had geen grenzen. Zelfs ’s nachts was hij verbonden gebleven. Hoewel tijdens de slaap, juist door de noodzaak van absolute concentratie, het vermogen om kennis op te doen tot een mysterieuze 1% was teruggebracht, had hij geen moment van zijn leven willen verliezen zonder van de gelegenheid gebruik te maken om zijn culturele achtergrond te ontwikkelen.

    Met een lichte glimlach ontwaakte hij uit de herinnering en begaf zich naar compartiment zes, waar zijn vriend op hem wachtte.

    Planeet Aarde - Tell el-Mukayyar - Irak

    Elisa Hunter probeerde voor de zoveelste keer om die vervloekte zweetdruppels van haar voorhoofd te vegen. Ze leken vastbesloten om langzaam naar haar neus te druppelen en daarna in het hete zand onder haar te vallen. Ze zat al enkele uren op haar knieën met haar onafscheidelijke Marshalltown-troffel⁶ zachtjes over de grond te schrapen zonder schade aan te richten, in een poging om een voorwerp op te graven dat eruitzag als het bovenste deel van een grafsteen. Van meet af aan was ze echter van deze theorie niet overtuigd geweest. Bijna twee maanden had ze in de buurt van de Ziqqoerat van Ur⁷ gewerkt. Vanwege haar reputatie als archeologe en haar deskundige kennis van de Soemerische taal had ze toestemming gekregen om daar te werken. Sinds de eerste opgravingen aan het begin van de twintigste eeuw waren er verschillende graftombes gevonden, maar in geen enkele was er een artefact als dit gezien. Door zijn vierkante vorm en aanzienlijke afmetingen leek het meer op het ‘deksel’ van een soort kist dan op een sarcofaag. Een voorwerp dat daar duizenden jaren eerder was begraven om iets te beschermen of te verbergen.

    Omdat ze tot nu toe nog maar een klein stukje van het bovenste gedeelte had blootgelegd, kon ze helaas nog niet vaststellen hoe hoog de vermeende kist zou kunnen zijn. De spijkerschriftgravures op het hele zichtbare oppervlak van het deksel leken op niets wat ze ooit had gezien.

    Het vertalen ervan zou haar meerdere dagen en evenveel slapeloze nachten kosten.

    ‘Doctor Hunter.’

    Elisa hief haar hoofd op. Ze legde haar rechterhand over haar ogen om ze tegen de zon te beschermen en zag dat haar assistent, Hisham, zich naar haar toe haastte.

    ‘Professor’, herhaalde hij, ‘er is een oproep van de basis voor u. Het klinkt dringend.’

    ‘Oké. Bedankt, Hisham.’

    Ze benutte deze gedwongen pauze en genoot van een slokje water, inmiddels bijna kokend, uit de veldfles die ze altijd aan haar riem droeg.

    Een oproep van de basis… Dat kon alleen maar betekenen dat er iets mis was.

    Ze stond op, klopte wolken stof van haar broek en liep doelbewust naar de tent, die dienstdeed als basis voor het onderzoekingswerk.

    Ze opende de ritssluiting die de veldtent half openhield en ging naar binnen. Het duurde even voor haar ogen gewend waren aan de verandering in licht, maar dat weerhield haar er niet van om het gezicht van kolonel Jack Hudson op de monitor te herkennen. Wachtend tot ze zou verschijnen, staarde hij grimmig de ruimte in.

    De kolonel was officieel verantwoordelijk voor de strategische antiterreureenheid gestationeerd in Nassiriya. Maar, zijn eigenlijke taak was het coördineren van een wetenschappelijk onderzoeksprogramma dat werd uitgevoerd in opdracht en onder toezicht van het schijndepartement ELSAD⁸ . Deze afdeling was gehuld in de gebruikelijke geheimzinnigheid zoals alle organisaties van dit type. Maar weinig mensen kenden het precieze doel van deze organisatie. Het enige dat zeker was, was dat het operationele commando rechtstreeks rapporteerde aan de President van de Verenigde Staten.

    Elisa hechtte hier allemaal niet veel belang aan. Haar echte reden voor de aanvaarding van het aanbod om deel te nemen aan een van deze expedities, was dat ze eindelijk zou kunnen terugkeren naar de plek die haar het dierbaarst was in de hele wereld en het werk doen waarvan ze hield. Ondanks haar relatief jonge leeftijd (achtendertig) was ze een van de meest deskundigen in haar vakgebied.

    ‘Goedenavond, kolonel’, zei ze met haar beste glimlach. ‘Waaraan heb ik deze eer te danken?’

    ‘Doctor Hunter, er is geen reden voor huichelarij. U weet heel goed waarom ik u oproep. De vergunning die u kreeg om uw werk af te maken is twee dagen geleden verlopen. U kunt daar niet langer blijven.’

    Zijn stem was vastberaden en resoluut. Deze keer zou zelfs haar onmiskenbare charme niet volstaan om nog een verlenging te bemachtigen. Ze besloot om haar laatste kaart uit te spelen.

    Sinds 23 maart 2003, toen de coalitie onder leiding van de Verenigde Staten had besloten om Irak binnen te vallen, met de duidelijke bedoeling om dictator Saddam Hoessein af te zetten, die ervan werd beschuldigd massavernietigingswapens te bezitten (een beschuldiging die later ongegrond bleek) en het islamitische terrorisme in Irak te steunen, had alle archeologisch onderzoek, dat in vredestijd al moeilijk genoeg was, een terugslag te verduren gekregen. Alleen het formele einde van de vijandelijkheden op 15 april 2003 had de hoop van archeologen over de hele wereld doen herleven dat zij terug toegang zouden krijgen tot de plek waar een van de oudste beschavingen in de geschiedenis zich had ontwikkeld, voordat ze haar cultuur over de hele wereld zou verspreiden. De beslissing van de Iraakse autoriteiten eind 2011 om de opgravingen op sommige sites van onschatbare historische waarde te heropenen, om ‘hun cultureel erfgoed te blijven versterken’, had de hoop eindelijk in zekerheid veranderd. Onder de auspiciën van de Verenigde Naties en talrijke vergunningen die vooraf door talloze ‘autoriteiten’ waren ondertekend en bevestigd, zouden verscheidene onderzoeksgroepen, geselecteerd door en onder toezicht van geschikt personeel van de commissie, gedurende een beperkte periode aan de slag kunnen in de belangrijkste archeologisch waardevolle gebieden op Iraaks grondgebied.

    ‘Mijn beste kolonel’, begon ze, terwijl ze zo dicht mogelijk tot bij de webcam leunde, zodat ze met haar grote smaragdgroene ogen het resultaat zou verkrijgen waarop ze hoopte. ‘U hebt volkomen gelijk.’

    Ze wist dat aan de beller haar gezicht laten zien, hem in een positievere gemoedstoestand zou brengen.

    ‘Maar we zijn nu zo dichtbij.’

    ‘Dicht bij wat?’, donderde de kolonel, terwijl hij rechtop in zijn stoel ging zitten en zijn vuisten op het bureau legde. ‘U herhaalt al weken hetzelfde oude verhaal. Ik kan u niet langer steunen tenzij u met iets concreets komt.’

    ‘Als u me de eer wilt bewijzen om vanavond met mij te dineren, laat ik u met genoegen iets zien dat u van gedachten kan doen veranderen. Wat denkt u ervan?’

    Een prachtige glimlach onthulde haar witte tanden en met haar vingers streek ze door haar lange blonde haar. Ze was ervan overtuigd dat ze hem kon overhalen.

    De kolonel fronste zijn wenkbrauwen en probeerde er boos uit te zien, maar zelfs hij wist dat hij dit aanbod niet zou kunnen weerstaan. Hij had Elisa altijd al gemogen en het idee van een etentje voor twee intrigeerde hem.

    Ondanks zijn achtenveertig jaar was hij nog steeds een aantrekkelijke man. Met een atletisch lichaam, hoekige trekken, kortgeknipt, grijzend haar, een scherpe, vastberaden blik in zijn intens blauwe ogen, een brede algemene kennis die hem in staat stelde een uitvoerig gesprek te voeren over uiteenlopende onderwerpen, en de onbetwistbare charme van de officier in uniform, was hij nog steeds een ‘interessante’ man.

    ‘Oké’, snoof de kolonel. ‘Maar deze avond moet u me iets sensationeels brengen, anders kunt u beter al uw rotzooi bij elkaar zoeken en uw koffers pakken.’ Hij probeerde zijn meest gezaghebbende toon aan te slaan, maar dat lukte niet al te best.

    ‘Zorg ervoor dat u om acht uur klaar bent. Ik stuur een auto om u op te pikken bij uw hotel.’ Hij verbrak de communicatie zonder afscheid te nemen.

    Verdorie, ik moet opschieten. Ik heb nog maar een paar uur voordat het donker wordt.

    ‘Hisham’, riep ze, terwijl ze uit de tent tuurde. ‘Roep het hele team bij elkaar. Ik heb alle hulp nodig die ik kan krijgen.’

    Ze haastte zich over de paar meter die haar scheidden van het opgravingsgebied en liet daarbij een reeks stofwolken achter zich. Binnen een paar minuten stond iedereen om haar heen verzameld, wachtend op instructies.

    ‘Jij, verwijder alsjeblieft het zand uit die hoek’, beval ze, wijzend naar de kant van de steen die het verst weg was. ‘En jij helpt hem. Ik stel voor dat je voorzichtig bent. Als het is wat ik denk dat het is, zou dit ding wel eens onze redding kunnen zijn.’

    Ruimteschip Theos – In een baan om Jupiter

    Met de kleine, maar toch zeer comfortabele, bolvormige module voor interne transfers reed Azakis aan een gemiddelde snelheid van 15 km per seconde via kanaal drie naar de ingang van het compartiment waar zijn kameraad Petri op hem wachtte.

    De Theos, ook bolvormig en met een diameter van zesennegentig meter, had achttien buisvormige kanalen van elk iets meer dan driehonderd meter lang. Ze waren gebouwd als meridianen en hadden een tussenruimte van tien graden om de hele omtrek te bestrijken. Elk van de drieëntwintig niveaus was vier meter hoog, met uitzondering van het centrale ruim (het elfde niveau), dat twee keer zo hoog was. Elk niveau was gemakkelijk bereikbaar via de haltes, die ieder kanaal op elke verdieping maakte. Een verplaatsing tussen de twee verst uit elkaar gelegen punten van het schip nam hooguit vijftien seconden in beslag.

    Het remmen van de module was nauwelijks merkbaar. De deur opende met een licht sissend geluid en daar stond Petri, wijdbeens en met de armen over elkaar.

    ‘Ik wacht hier al uren’, zei hij op een niet al te overtuigende toon. ‘Ben je klaar met het verstoppen van de luchtfilters met die stinkende troep die je altijd bij je hebt?’, waarmee de toespeling op de sigaar maar zwakjes verbloemd was.

    Azakis negeerde deze provocerende opmerking met een grijns, trok de draagbare analysator van zijn riem en activeerde het toestel met een duimbeweging.

    ‘Houd dit even vast. We moeten opschieten’, antwoordde hij, terwijl hij met de ene hand de analysator aan Petri gaf en met de andere probeerde om de sensor in de koppeling rechts van hem te plaatsen. ‘Onze verwachte aankomsttijd is binnen ongeveer 58 uur en ik begin me zorgen te maken.’

    ‘Waarom?’, vroeg Petri een beetje verbaasd.

    ‘Ik weet het niet. Ik heb het gevoel dat er iets mis is.’

    Het apparaat dat Petri vasthield, begon een reeks geluiden met verschillende frequenties uit te zenden. Hij bekeek het voorwerp, maar had geen enkel idee wat dit betekende. Hij keek op naar het gezicht van zijn vriend en zocht naar een teken van een verklaring, maar vond er geen. Met voorzichtige bewegingen plaatste Azakis de sensor in de andere koppeling. Uit de analysator kwam weer een reeks niet te interpreteren geluiden. En dan stilte. Azakis nam het apparaat van zijn metgezel over, bekeek de resultaten nauwkeurig en glimlachte.

    ‘Alles is in orde. We kunnen verder.’

    Pas toen merkte

    Enjoying the preview?
    Page 1 of 1