Discover millions of ebooks, audiobooks, and so much more with a free trial

Only $11.99/month after trial. Cancel anytime.

M van misdaad
M van misdaad
M van misdaad
Ebook409 pages6 hours

M van misdaad

Rating: 0 out of 5 stars

()

Read preview

About this ebook

De "M" staat voor misdaad, maar ook voor de vier broers in de familie Malek. Zij zijn de erfgenamen van een van de succesvolste bouwbedrijven in Californië, en lijken een succesvolle toekomst tegemoet te gaan. Een van de broers is echter achttien jaar geleden spoorloos verdwenen... Hij had problemen en paste niet in de harde zakenwereld, maar ook niet in zijn eigen familie. Privédetective Kinsey Millhone heeft de opdracht gekregen om hem op te sporen, maar vindt aanvankelijk niets anders dan verborgen familiegeheimen, haat en tekenen die wijzen op een brute moord... 'M van misdaad' is het dertiende boek in de populaire Alfabetreeks van New York Times-bestsellerauteur Sue Grafton, met de eigenwijze Kinsey Millhone in de hoofdrol."Polished, heartfelt work from Grafton..."—Kirkus Reviews"Grafton...cannot write Kinsey Millhone mysteries as fast as her fans can read them..."—Amy Schwartz, Washington Post"One can only marvel at Grafton's seemingly endless stock of adventurous and inventive plots and hope that a finite alphabet won't limit her to just 26 mysteries."—Emily Melton, Booklist"Grafton's sense of plotting and timing is so assured that it overcomes a growing weariness with the character of Millhone (And, of course, it's a compliment to Grafton that she has created a character so real that she has the ability to irritate)."—Cleveland Plain Dealer"Atmospheric and appealing, 'M' Is for Malice' works on all levels, emotional and whodunit. We are heartened as Kinsey learns that being independent is not the same as letting go of the past."—San Francisco Chronicle"This is a subtle and swiftly moving novel, pleasantly unpredictable, with an agreeable overlay of smoldering romance, as fellow PI and former lover Robert Dietz reenters Kinsey's life. Grafton's heroine—more introspective, yet still feisty and surefooted—leads this finely tuned and at times electrifying tale to a thoroughly satisfying conclusion."—Publishers Weekly-
LanguageNederlands
PublisherSAGA Egmont
Release dateNov 26, 2021
ISBN9788726879148

Related to M van misdaad

Titles in the series (10)

View More

Related ebooks

Related articles

Related categories

Reviews for M van misdaad

Rating: 0 out of 5 stars
0 ratings

0 ratings0 reviews

What did you think?

Tap to rate

Review must be at least 10 words

    Book preview

    M van misdaad - Sue Grafton

    M van misdaad

    Translated by Wim Holleman

    Original title: M is for Malice

    Original language: English

    Copyright © 1996, 2021 Sue Grafton and SAGA Egmont

    All rights reserved

    ISBN: 9788726879148

    1st ebook edition

    Format: EPUB 3.0

    No part of this publication may be reproduced, stored in a retrievial system, or transmitted, in any form or by any means without the prior written permission of the publisher, nor, be otherwise circulated in any form of binding or cover other than in which it is published and without a similar condition being imposed on the subsequent purchaser.

    www.sagaegmont.com

    Saga is a subsidiary of Egmont. Egmont is Denmark’s largest media company and fully owned by the Egmont Foundation, which donates almost 13,4 million euros annually to children in difficult circumstances.

    Voor mijn goede vrienden...

    Barbara Brightman Jones en Joe Jones

    en

    Joanna Barnes en Jack Warner

    Dankwoord

    De auteur wil graag de volgende personen haar erkentelijkheid betuigen voor hun onschatbare hulp: Steven Humphrey; John Mackall, advocatenkantoor Seed, Mackall & Cole; Sam Eaton, jurist; B.J. Seebol, J.D.; William Tanner, Tanner Investigations; Dan Deveraux, directeur van Granite Construction; Marcia en David Karpeles, The Karpeles Manuscript Library; Captain Ed Aasted, Detective Sergeant Don F. Knapp, Detective Jill Johnson, Detective Roger Aceves, Detective Lieutenant Nicholas Katzenstein, en Lieutenant Richard Glaus, van het politiekorps van Santa Barbara; Dana Motley; Melinda Johnson, Santa Barbara Newspress; en Lucy Thomas, Reeves Medical Library, Cottage Hospital.

    1

    Op woensdag 8 januari keerde Robert Dietz terug in mijn leven. Ik herinner me de datum omdat het de geboortedag van Elvis Presley was en een van de plaatselijke radiostations had aangekondigd dat het de komende vierentwintig uur elk nummer zou draaien dat hij ooit gezongen had. Om zes uur ’s ochtends begon mijn wekkerradio keihard ‘Heartbreak Hotel’ te blèren. Ik gaf met mijn vlakke hand een mep op de Uit-knop en liet me zoals gewoonlijk uit bed rollen. Ik trok mijn joggingspullen aan ter voorbereiding op mijn ochtendloop. Ik poetste mijn tanden, plensde water in mijn gezicht, en liep in een drafje de wenteltrap af. Ik draaide de voordeur achter me op slot en liep naar het trottoir waar ik, voorovergebogen tegen het hek voor mijn appartement, wat obligate rekoefeningen deed. Het zou een vreemde dag worden, al was het alleen maar door de lunchafspraak met Tasha Howard, een van mijn onlangs uit het niets verrezen volle nichten, waar ik vreselijk tegenop zag. Joggen was de enige manier die ik kon bedenken om mijn gevoel van onbehagen te onderdrukken. Ik zette koers naar het fietspad dat parallel aan het strand loopt.

    Ah, januari. Na de feestdagen voelde ik me rusteloos en de komst van het nieuwe jaar bracht een van die langdurige innerlijke discussies met zich mee over de zin van het bestaan. Meestal besteed ik niet zoveel aandacht aan het verstrijken van de tijd, maar dit jaar nam ik mezelf om een of andere reden eens goed onder de loep. Wie was ik eigenlijk, in het grote geheel, en waar diende het allemaal toe? Voor de goede orde, ik ben Kinsey Millhone, van het vrouwelijk geslacht, ongehuwd, vijfendertig jaar oud, enig eigenaar van Kinsey Millhone Investigations in de stad Santa Teresa in zuidelijk Californië. Ik heb een politieopleiding gehad en twee jaar gewerkt bij het politiekorps van Santa Teresa voordat het leven tussenbeide kwam, maar dat is weer een heel ander verhaal, een verhaal dat ik (nog) niet wens te vertellen. Ik verdien al tien jaar lang de kost als privé-detective. Op sommige dagen zie ik mezelf (een rooskleurig beeld, ik geef het toe) het kwaad bevechten in de strijd ter handhaving van recht en orde. Op andere dagen ben ik bereid te erkennen dat de duistere krachten terrein winnen. Niet dat dit alles bewust gebeurde. Veel van die overpeinzingen sudderden vaag ergens onder de oppervlakte. Het is heus niet zo dat ik elke dag ten prooi ben aan een niet aflatende onberedeneerde angst, mijn handen wringend en mijn kleren verscheurend. Ik neem aan dat ik last had van een milde vorm van depressie, mogelijk veroorzaakt door zoiets banaals als het feit dat het winter was en de Californische zon zich dus niet al te vaak liet zien.

    Ik ben mijn carrière begonnen met het natrekken van verdachte schadeclaims voor California Fidelity Insurance. Een jaar geleden kwam er aan mijn relatie met CFI een abrupt en smadelijk einde en momenteel huur ik kantoorruimte bij het advocatenkantoor Kingman and Ives. Ik neem zowat alle klusjes aan om de eindjes aan elkaar te knopen. Ik heb een vergunning, heb mijn waarborgsom gestort, en ben volledig verzekerd. Ik heb vijfentwintigduizend dollar op een spaarrekening staan, wat me de luxe verschaft om een cliënt die me niet bevalt, af te wijzen. Tot dusver heb ik nog geen enkele opdracht geweigerd, maar nu dacht ik er hard over na.

    Tasha Howard, de voornoemde volle nicht, had gebeld en me werk aangeboden, hoewel de details van de opdracht nog niet gespecificeerd waren. Tasha is juriste en houdt zich bezig met testamenten en nalatenschappen in dienst van een advocatenkantoor met vestigingen in San Francisco en Lompoc, dat een uur rijden ten noorden van Santa Teresa ligt. Voor zover ik begrepen had, verdeelde ze haar tijd ongeveer gelijkelijk tussen die twee plaatsen. Normaal gesproken ben ik best wel geïnteresseerd in opdrachten, maar Tasha en ik zijn niet bepaald dikke vriendinnen en ik vermoedde dat ze het klusje als lokaas gebruikte om zich in mijn leven binnen te dringen.

    Haar eerste telefoontje kwam op de dag na nieuwjaarsdag, wat me de gelegenheid bood om er onderuit te komen door te beweren dat ik nog steeds van een welverdiende vakantie genoot. Toen ze op 7 januari opnieuw belde, was ik niet op mijn hoede. Ik zat op mijn kantoor een fanatiek spelletje patience te spelen toen de telefoon ging.

    ‘Hallo, Kinsey. Met Tasha. Ik dacht dat ik het nog maar eens moest proberen. Komt het ongelegen?’

    ‘Nee hoor,’ zei ik. Ik sloeg mijn ogen ten hemel en deed alsof ik moest kokhalzen. Natuurlijk kon ze dat niet zien. Ik legde een rode acht op een zwarte negen en draaide de laatste drie kaarten om. Zo te zien viel er niets meer aan te leggen. ‘Hoe is het met je?’ vroeg ik, misschien een fractie van een seconde te laat.

    ‘Uitstekend, dank je. En met jou?’

    ‘Prima,’ zei ik. ‘Jeetje, je gevoel voor timing is gewoon griezelig. Ik stond net op het punt om jou te bellen. Ik zit al de hele ochtend aan de telefoon en jij was de volgende op mijn lijstje.’ Ik gebruik het woord jeetje vaak als ik lieg dat ik barst.

    ‘Dat vind ik fijn om te horen,’ zei ze. ‘Ik dacht dat je me probeerde te ontlopen.’

    Ik lachte. Ha. Ha. Ha. ‘Hoe kom je daar nou bij,’ zei ik. Ik wilde de ontkenning nog wat nader uitwerken, maar ze gaf me de gelegenheid niet eens. Ik schoof de kaarten opzij en begon mijn vloeiblad van een kleine versiering te voorzien. Ik schreef met blokletters het woord KOTS en gaf elk van de letters een driedimensionele opmaak.

    Ze zei: ‘Hoe zit je morgen met je werk? Kunnen we elkaar misschien een uurtje zien? Ik moet toch in Santa Teresa zijn en we zouden eventueel samen kunnen lunchen.’

    ‘Dat zal waarschijnlijk wel lukken,’ zei ik behoedzaam. In deze wereld kun je nu eenmaal niet onbeperkt blijven liegen zonder dat de waarheid je achterhaalt. ‘Over wat voor soort werk gaat het eigenlijk?’

    ‘Dat zou ik liever persoonlijk met je willen bespreken. Wat dacht je van twaalf uur?’

    ‘Prima,’ zei ik.

    ‘Fantastisch. Ik reserveer wel een tafeltje. Emile’s-at-the-Beach. Tot morgen dan,’ zei ze, en met een klik was ze verdwenen.

    Ik legde de hoorn op de haak, schoof mijn ballpoint opzij en legde mijn hoofd op mijn bureau. Wat was ik toch een idioot. Tasha moest geweten hebben dat ik haar niet wilde ontmoeten, maar ik had het lef niet gehad om haar dat te zeggen. Een paar maanden geleden was ze me te hulp gekomen en hoewel ik haar het geld had terugbetaald, had ik nog altijd het gevoel dat ik bij haar in het krijt stond. Misschien dat ik haar beleefd aan zou horen alvorens voor de opdracht te bedanken. Ik had momenteel nog een klusje om handen. Ik was ingehuurd door een advocaat op de eerste verdieping van ons gebouw om twee dagvaardingen in een civiele procedure persoonlijk aan de betrokkenen te overhandigen.

    Die middag gaf ik vijfendertig dollar (plus fooi) uit in een echte kapsalon. Meestal neem ik om de zes weken mijn weerbarstige ragebol zelf met een nagelschaartje onder handen, waarbij mijn techniek eruit bestaat elk uitstekend plukje haar weg te knippen. Ik zal me wel onzeker hebben gevoeld, want normaal gesproken zou het niet bij me opkomen om een hoop geld uit te geven voor iets waar ik zelf zo handig in ben. Natuurlijk heb ik diverse malen te horen gekregen dat mijn kapsel er uitziet als het achterste van een puppy, maar wat is daar mis mee? De ochtend van 8 januari brak onvermijdelijk aan en ik draafde over het fietspad alsof ik achtervolgd werd door een troep wilde honden. Normaal gesproken gebruik ik mijn ochtendloop als een manier om goed wakker te worden, en heb ik de nodige aandacht voor mijn omgeving. Die ochtend had mijn lopen meer weg van een strafexercitie. Nadat ik na thuiskomst mijn gebruikelijke ochtendritueel had afgewerkt, besloot ik om het kantoor het kantoor te laten. Ik betaalde een paar rekeningen, ruimde mijn bureau op, draaide een flinke hoeveelheid was, en maakte een praatje met mijn huisbaas, Henry Pitts, terwijl ik drie van zijn versgebakken krentenbolletjes at. Niet dat ik nerveus was.

    Zoals meestal wanneer je iets onaangenaams te wachten staat, schenen de wijzers van de klok met tien minuten tegelijk te verspringen. Voor ik het wist stond ik voor mijn badkamerspiegel afgeprijsde cosmetica aan te brengen, nota bene, driftig meezingend met Elvis, die ‘It’s Now Or Never’ ten gehore bracht. De samenzang voerde me terug naar mijn middelbareschooltijd, niet direct een fantastische herinnering, maar toch wel amusant. In die tijd had ik al net zo weinig verstand gehad van make-up als nu.

    Ik overwoog om iets anders aan te trekken, maar dat werd me toch te gek. Ik trok mijn gebruikelijke spijkerbroek, coltrui, wollen blazer en laarzen aan. Ik bezit één jurk, maar het leek me wat overdreven om die voor een gelegenheid als deze aan te trekken. Ik keek op de klok. Het was 11:55. Het was niet ver naar Emile’s, hooguit vijf minuten te voet. Met een beetje geluk zou ik bij het oversteken door een vrachtwagen overreden worden.

    Bijna alle tafeltjes bij Emile’s waren bezet tegen de tijd dat ik arriveerde. In Santa Teresa moeten de strandrestaurants het voornamelijk hebben van het zomerseizoen, als de motels en pensions aan de kust helemaal vol zitten. Na Labor Day, de eerste maandag in september, wordt het minder druk totdat de stad weer aan de eigen inwoners toebehoort. Maar Emile’s-at-the-Beach is populair bij de plaatselijke bevolking en schijnt geen last te hebben van de wisselende klandizie van gasten van buiten de stad.

    Tasha moest met de auto uit Lompoc zijn gekomen, want er stond een parmantige rode Trans Am met een persoonlijke kentekenplaat met de letters TASHA H langs het trottoir geparkeerd. In de detectivewereld geldt dit als een aanwijzing. Bovendien is vliegen vanuit Lompoc nogal omslachtig. Ik ging het restaurant binnen en liet mijn blik langs de tafeltjes dwalen. Ik had niet veel zin in de afspraak, maar ik probeerde open te blijven staan voor de mogelijkheden, welke die ook mochten zijn.

    Ik zag Tasha voor ze mij opmerkte. Ze zat aan een tafeltje voor twee bij het raam aan de voorkant en staarde naar de speeltoestellen in het strandparkje aan de overkant van de weg. Het pierebad was gesloten, leeggepompt voor de winter, een blauwgeschilderde cirkel pleisterwerk die er nu uitzag als een landingsplatform voor een UFO. Even verderop probeerden twee peuters tegen het gladde gedeelte van een glijbaan omhoog te klauteren terwijl hun moeder op de lage betonnen boulevardmuur een sigaret zat te roken. Achter haar waren de kale masten zichtbaar van de boten in de haven. Het was zonnig en fris, en aan de blauwe hemel dreven wolken die het staartje vormden van een storm die ten zuiden van ons voorbijtrok. Een ober kwam naar Tasha’s tafeltje en ze overlegden even. Hij overhandigde haar de kaart. Ik kon zien dat ze hem duidelijk maakte dat ze op iemand wachtte. Hij liep weg en ze begon de lunchkaart door te kijken. Ik had Tasha tot nu toe nooit in levenden lijve gezien, maar ik had haar zus Liza eervorige zomer ontmoet. Ik was ontdaan geweest door het feit dat Liza en ik zoveel op elkaar leken. Tasha was uit hetzelfde genetische hout gesneden, hoewel ze drie jaar ouder was en er aanmerkelijk gedistingeerder uitzag. Ze droeg een grijs wollen mantelpakje met een witzijden voering die zichtbaar was in de diepe V van het jasje. Haar donkere haar met hier en daar wat blonde lokken was naar achteren geborsteld en werd met een kunstige zwartzijden strik in haar nek bijeengehouden. De enige sieraden die ze droeg waren twee grote gouden oorringen die glinsterden als ze zich bewoog. Gezien het feit dat ze zich voornamelijk bezig hield met de afhandeling van nalatenschappen, zou er waarschijnlijk slechts zelden sprake zijn van hartstochtelijke pleidooien in de rechtszaal, maar niettemin zou ze in het geval van juridische schermutselingen een behoorlijk intimiderende indruk maken.

    Ze kreeg me in het oog en ik zag de verbazing op haar gezicht toen het tot haar doordrong hoeveel we op elkaar leken. Misschien hadden alle Kinsey-nichten wel dezelfde trekken, Ik stak een hand op ter begroeting en liep naar haar tafeltje. Ik ging tegenover haar zitten en zette mijn handtas op de vloer onder mijn stoel. ‘Hallo, Tasha.’

    Heel even namen we elkaar op. Bij het vak biologie op de middelbare school had ik Mendels paars en wit bloeiende erwten bestudeerd; het kruisen van kleuren en het daaruit voortvloeiende patroon van ‘nakomelingen’. Dit was een schoolvoorbeeld van datzelfde principe. Van dichtbij zag ik dat haar ogen donker waren waar de mijne lichtbruin waren, en dat ze dezelfde neus had als ik voordat die van mij twee keer gebroken was. Een blik op haar was als een onverwachte glimp van mezelf in een spiegel, het beeld tegelijkertijd vreemd en vertrouwd. Ik en toch ook weer niet helemaal.

    Tasha verbrak de stilte. ‘Dit is gewoon griezelig. Liza had me verteld dat we op elkaar leken, maar ik had geen idee.’

    ‘Er kan in elk geval geen twijfel over bestaan dat we familie van elkaar zijn. Hoe zit het met de andere nichten? Lijken die ook op ons?’

    ‘Variaties op een thema. Toen Pam en ik nog klein waren, werden we vaak voor elkaar aangezien.’ Pam was de zus tussen Tasha en Liza.

    ‘Is de baby van Pam er al?’

    ‘Alweer maanden geleden. Een meisje. Hoe is het mogelijk,’ zei ze droogjes. Het klonk ironisch, maar de grap ontging me. Ze voelde de onuitgesproken vraag aan en glimlachte tegen me. ‘Alle Kinsey-vrouwen krijgen meisjes. Ik dacht dat je dat wel wist.’

    Ik schudde het hoofd.

    ‘Pam noemde haar Cornelia om Grand te slijmen. Ik ben bang dat de meesten van ons zich van tijd tot tijd schuldig maken aan pogingen om bij haar in de gunst te komen.’

    Cornelia La Grand was de meisjesnaam van mijn grootmoeder Burton Kinsey. ‘Grand’ was al van jongs af aan haar bijnaam. Naar wat ik gehoord had, regeerde ze de familie als een despoot. Ze was vrijgevig met geld, maar alleen als je naar haar pijpen danste – de reden waarom de familie mij en mijn tante Gin negenentwintig jaar lang zo nadrukkelijk had genegeerd. Ik was grootgebracht volgens de normen en waarden van de lagere middenklasse. Tante Gin, die zich vanaf mijn vijfde met mijn opvoeding had belast, had een kantoorbaantje gehad bij California Fidelity Insurance, het bedrijf dat mij later in dienst zou nemen (en weer zou ontslaan). Ze had rond moeten komen van een bescheiden salaris, en we hadden het nooit breed gehad. We hadden altijd in stacaravans gewoond – woonwagens, zoals ze toen genoemd werden – bastions van de kleine ruimte, waarvoor ik op een of andere manier nog altijd een voorkeur heb. Evengoed besefte ik zelfs toen al dat andere mensen woonwagens armoedig vonden. Ik zou niet weten waarom.

    Tante Gin had me bijgebracht nooit iemand naar de mond te praten. Wat ze me niet verteld had, was dat het wel degelijk de moeite waard kon zijn om bepaalde familieleden naar de mond te praten.

    Tasha, zich waarschijnlijk bewust van het feit dat haar opmerkingen het gesprek in een minder gewenste richting dreigden te sturen, veranderde van onderwerp en zei: ‘Laten we eerst maar even een hapje eten, dan kunnen we daarna over zaken praten.’

    We bestelden, aten, en babbelden ondertussen wat over koetjes en kalfjes. Toen de tafel afgeruimd was, kwam ze op efficiënte toon ter zake. ‘We hebben hier in Santa Teresa een paar cliënten die verwikkeld zijn in een situatie die je misschien zal interesseren. Ken je de Maleks? Ze zijn de eigenaars van Malek Construction.’

    ‘Ik ken ze niet persoonlijk, maar de naam klinkt bekend.’ Ik had het bedrijfslogo gezien op bouwterreinen her en der in de stad, een witte achthoek, als een stopbord, met in het midden het silhouet van een rode cementmixer. Alle vrachtwagens en containertoiletten van het bedrijf waren karmijnrood gespoten en het effect was bepaald opvallend.

    Tasha vervolgde: ‘Het is een zand- en grindbedrijf. De oude Malek is onlangs overleden en ons kantoor houdt zich bezig met de afhandeling van de nalatenschap.’ De ober kwam naar ons tafeltje en schonk koffie voor ons in. Tasha pakte een suikerzakje op en schudde de inhoud los voordat ze het hoekje eraf scheurde. ‘Bader Malek kocht in 1943 een grindgroeve. Ik weet niet wat hij er indertijd voor betaald heeft, maar vandaag de dag is die groeve een fortuin waard. Weet je iets van grind af?’

    ‘Helemaal niets,’ zei ik.

    ‘Ik ook niet, tot ik met deze zaak geconfronteerd werd. Een grindgroeve levert over het algemeen van jaar tot jaar niet zoveel inkomen op, maar het blijkt dat het in de loop van de afgelopen dertig jaar ten gevolge van allerlei milieuvoorschriften en bestemmingsplannen vreselijk moeilijk geworden is om een nieuwe grindgroeve te gaan exploiteren. In dit deel van Californië zijn er eenvoudigweg niet zoveel. Als jij de enige grindgroeve in de wijde omgeving bezit en er wordt veel gebouwd – wat momenteel het geval is – dan heb je met datgene wat in de jaren veertig nog nauwelijks iets voorstelde, in de jaren tachtig een pure goudmijn in handen, afhankelijk natuurlijk van de grootte en de kwaliteit van de grindreserves. Deze groeve blijkt zich in een vrijwel onuitputtelijke grindzone te bevinden, waarschijnlijk goed voor nog wel honderdvijftig jaar. En aangezien niemand anders vandaag de dag nog een exploitatievergunning krijgt... nou ja, je begrijpt het verder wel.’

    ‘Wie had dat ooit kunnen denken?’

    ‘Precies,’ zei ze. ‘Met grind is het belangrijk dat je zo dicht mogelijk in de buurt zit waar veel gebouwd wordt, omdat het transport de belangrijkste kostenfactor is. Dat zijn van die dingen waar de meeste mensen nooit bij stilstaan. Hoe het ook zij, Bader Malek was een keiharde werker die erin slaagde zijn winst te maximaliseren door zijn zaken uit te breiden in andere richtingen, allemaal verband houdend met de bouw. Malek Construction is nu het op twee na grootste bouwbedrijf in de staat. En het is nog steeds familiebezit; als een van de weinige, mag ik wel zeggen.’

    ‘Maar wat is het probleem dan?’

    ‘Daar kom ik zo aan toe, maar eerst moet ik even een stukje terug in de geschiedenis. Bader en zijn vrouw, Rona, hadden vier zoons die met een tussenpoos van steeds twee jaar geboren werden. Donovan, Guy, Bennet en Jack. Donovan is nu midden veertig en Jack is waarschijnlijk negenendertig. Donovan is de beste van het stel; typisch een eerste kind, evenwichtig, met verantwoordelijkheidsgevoel, prestatiegericht. Zijn vrouw, Christie, en ik waren in onze studententijd kamergenoten, zodoende ben ik hier ook bij betrokken geraakt. De tweede zoon, Guy, ontwikkelde zich tot het zwarte schaap van de familie. De andere twee gaan wel. Niets om over naar huis te schrijven, althans als ik Christie mag geloven.’

    ‘Werken ze bij het bedrijf?’

    ‘Nee, maar Donovan betaalt evengoed al hun rekeningen. Bennet ziet zichzelf als ondernemer, wat wil zeggen dat hij jaarlijks dikke pakken geld verliest met allerlei onbezonnen transacties. Momenteel heeft hij zich geworpen op de horecabusiness. Hij en een paar compagnons beginnen een restaurant op Granita. Als je nou per se geld wilt verliezen... De man moet niet goed bij zijn hoofd zijn. Jack houdt zich voornamelijk bezig met golfen. Ik heb begrepen dat hij voldoende talent heeft om in het profcircuit te kunnen meedraaien, maar waarschijnlijk ook weer niet genoeg om er de kost mee te kunnen verdienen.

    ‘Hoe dan ook, in de jaren zestig was Guy degene die marihuana rookte en de boel op stelten zette. Hij vond zijn vader maar een materialistische, kapitalistische klootzak en dat liet hij hem bij elke gelegenheid weten. Guy heeft zich een aantal malen behoorlijk in de nesten gewerkt – we hebben het nu over crimineel gedrag – en uiteindelijk was voor Bader de maat vol. Volgens Donovan gaf zijn vader Guy een bedrag ineens, tienduizend dollar contant, zijn deel van het toen nog bescheiden familiefortuin. Bader zette hem de deur uit en zei dat hij niet meer terug hoefde te komen. Guy Malek verdween en sinds die tijd is er niets meer van hem vernomen. Dat was in maart 1968. Hij was toen zesentwintig, dus nu moet hij drieënveertig zijn. Ik neem aan dat niemand er echt rouwig om was dat hij vertrok. Het was waarschijnlijk een opluchting na wat ze allemaal met hem te stellen hadden gehad. Rona was twee maanden daarvoor overleden, in januari van dat jaar, en Bader nam contact op met zijn advocaat met de bedoeling om zijn testament te veranderen. Je kent dat wel: De reden dat ik mijn zoon Guy in dit testament niets nalaat, is niet een gebrek aan liefde of genegenheid van mijn kant, maar eenvoudig het feit dat ik hem mijn leven lang onderhouden heb en van mening ben dat die Voorzieningen meer dan voldoende zijn – bla, bla, bla. De waarheid was dat Guy hem handenvol geld gekost had en dat hij er zijn buik vol van had.

    ‘Goed. In 1981 overleed Baders advocaat aan een hartaanval en Bader kreeg al zijn dossiers terug bezorgd.’

    Ik viel haar in de rede. ‘Neem me niet kwalijk, maar is dat gebruikelijk? Ik zou eerder gedacht hebben dat die dossiers in de nalatenschap van de advocaat zouden blijven.’

    ‘Dat hangt van de advocaat af. Misschien dat Bader erop aangedrongen had. Dat weet ik niet precies. Ik neem aan dat hij iemand was om rekening mee te houden. Hij leed toen al geruime tijd aan de kanker waaraan hij uiteindelijk zou bezwijken. Hij was ook verzwakt door een beroerte die waarschijnlijk veroorzaakt werd door de chemotherapie. Hij voelde zich zo beroerd dat hij waarschijnlijk geen zin had in alle rompslomp die het aantrekken van een nieuwe advocaat met zich mee zou brengen. Klaarblijkelijk had hij wat hem betrof zijn zaakjes op orde en wat hij met zijn geld deed ging verder niemand iets aan.’

    Ik zei: ‘O jee.’ Ik wist niet wat er komen ging, maar het klonk niet best. ‘ O jee, dat mag je wel zeggen, ja. Toen Bader twee weken geleden overleed, heeft Donovan al zijn paperassen doorgenomen. Het enige testament dat hij vond, was het exemplaar dat hij en Rona in 1965 ondertekend hadden.’

    ‘Wat is er met het latere testament gebeurd?’

    ‘Dat weet niemand. Misschien heeft de advocaat het opgesteld en heeft Bader het mee naar huis genomen om het op zijn gemak nog eens door te nemen. Misschien dat hij van gedachten veranderd is. Of misschien heeft hij het testament ondertekend en heeft hij later besloten om het te vernietigen. Feit is dat het verdwenen is.’

    ‘Dus hij is overleden zonder testament na te laten?’

    ‘Nee, nee. We hebben nog steeds het eerste testament – dat van 1965, voordat Guy buitengeworpen werd in de duisternis. Het is keurig ondertekend en gepasseerd, wat dus inhoudt dat, tenzij er bezwaar wordt aangetekend, Guy Malek een van de erfgenamen is, en recht heeft op een kwart van zijn vaders vermogen.’

    ‘Tekent Donovan bezwaar aan?’

    ‘Hij is niet degene om wie ik me zorgen maak. Het testament van 1965 geeft hem zeggenschap over het familiebedrijf, dus hij zit altijd goed. Bennet is degene die het heeft over het indienen van een bezwaarschrift, maar hij beschikt over geen enkel bewijs dat het latere testament werkelijk bestaat. Het zou trouwens allemaal best wel eens overbodige moeite kunnen zijn. Stel dat Guy Malek jaren geleden door een vrachtwagen overreden of aan een overdosis bezweken is, dan is er geen enkel probleem – zolang hij zelf geen kinderen heeft.’

    ‘Het wordt gecompliceerd,’ zei ik. ‘Over hoeveel geld hebben we het eigenlijk?’

    ‘Daar zijn we nog mee bezig. De nalatenschap wordt momenteel geschat op ongeveer veertig miljoen dollar. Een flink percentage daarvan gaat uiteraard naar de overheid. De successiebelasting bedraagt vijftig à vijfenvijftig procent. Gelukkig heeft het bedrijf, dankzij Bader, maar weinig schulden, dus Donovan zal zonder al te veel moeite kunnen lenen. Ook biedt het belastingrecht de mogelijkheid om het betalen van successierechten uit te stellen, aangezien Malek Construction, als familiebedrijf, meer dan vijfendertig procent uitmaakt van de geschatte bruto waarde van de nalatenschap. Het zal er wel op neerkomen dat we op zoek gaan naar taxateurs die de waarde zo laag mogelijk inschatten, en dan maar hopen dat de Belastingdienst niet al te moeilijk doet. Maar om antwoord te geven op je vraag, de jongens zullen waarschijnlijk elk zo’n vijf miljoen dollar opstrijken. Die Guy is een geluksvogel.’

    ‘Alleen weet niemand waar hij uithangt,’ zei ik.

    Tasha wees naar me. ‘Klopt.’

    Ik dacht er even over na. ‘Het moet een hele schok voor de broers zijn geweest toen ze erachter kwamen dat Guy recht heeft op een even groot deel van de nalatenschap als zij.’

    Tasha haalde haar schouders op. ‘Ik heb tot nog toe alleen maar met Donovan gesproken en hij lijkt zich er niet zo druk over te maken. Hij zal optreden als executeur. Aanstaande vrijdag dien ik het testament in bij het hof voor de verificatie van laatste wilsbeschikkingen. In wezen doet dat niet meer dan het testament officieel registreren. Donovan had me gevraagd om daar nog een week of zo mee te wachten met het oog op Bennet, die er nog altijd van overtuigd is dat het latere testament ergens boven water zal komen. Ondertussen leek het ons zinnig om te proberen Guy Malek op te sporen. Ik dacht erover om jou daarvoor in te huren, als je tenminste interesse hebt.’

    ‘Jazeker,’ zei ik meteen. Dat was dan mijn manier om te laten merken dat ik niet bepaald stond te trappelen. Eerlijk gezegd ben ik gek op speurtochten naar vermiste personen, en de omstandigheden waren intrigerend. Dikwijls, als ik iemand op het spoor ben die zijn borgtocht dreigt te verbeuren, gebruik ik het vooruitzicht van plotselinge rijkdom ten gevolge van het recente overlijden van een familielid als lokaas. Gezien de hebzucht van de menselijke aard, levert dat dikwijls resultaat op. In dit geval zou de realiteit van vijf miljoen dollar mijn taak een stuk gemakkelijker moeten maken. ‘Wat voor informatie heb je over Guy?’ vroeg ik.

    ‘Daarvoor moet je bij de Maleks zijn. Die kunnen je het nodige vertellen.’ Ze krabbelde iets op de achterkant van een adreskaartje, dat ze me daarna toestak. ‘Dit is het nummer van Donovan op zijn werk. Ik heb het huisadres en het privé-telefoonnummer op de achterkant geschreven. Afgezien van Guy, uiteraard, wonen de jongens nog steeds samen in het ouderlijk huis.’

    Ik bekeek de achterkant van het kaartje, maar het adres zei me niets. ‘Is dat in de stad of erbuiten? Ik heb er nog nooit van gehoord.’

    ‘Het ligt binnen de gemeentegrenzen. In de uitlopers van het gebergte aan de rand van de stad.’

    ‘Ik zal ze vanmiddag bellen.’

    2

    Ik liep terug naar huis over Cabana Boulevard. De hemel was onbewolkt en het was een graad of dertien. Technisch gesproken was het hartje winter en de felle Californische zon was niet zo warm als het leek. Zonnebaders lagen her en der verspreid over het strand als door de vloed achtergelaten wrakgoederen. Hun gestreepte parasols deden denken aan de zomer, maar toch was het nieuwe jaar pas een week oud. De zon schitterde langs de waterkant, waar de golven braken tegen de steigerpalen onder de pier. De branding moest ijskoud zijn, maar toch speelden er kinderen in het water en doken in de aanrollende golven. Ik kon hun schrille kreten boven het geraas van de branding uit horen, als sensatiezoekers in een achtbaan. Op het strand blafte een natte hond naar hen en schudde het water uit zijn vacht.

    Ik sloeg linksaf Bay Street in. Tegen de achtergrond van altijdgroene heesters vloekte de overvloed van helderroze en oranje geraniums met de purperrode bougainville die over de schuttingen in mijn buurt hing. Ik vroeg me af waar ik de zoektocht naar Guy Malek moest beginnen. Hij was al achttien jaar weg en de vooruitzichten om hem op het spoor te komen leken niet bepaald rooskleurig. Een dergelijke opdracht vereist vindingrijkheid, geduld en een systematische aanpak, maar succes hangt soms af van pure mazzel en een vleugje magie. Probeer een cliënt dat maar eens in rekening te brengen.

    Zodra ik thuiskwam, waste ik de make-up van mijn gezicht, trok mijn Reeboks aan en verruilde mijn blazer voor een rood sweatshirt. Beneden in het keukentje zette ik de radio aan en stemde af op de Elvis-marathon die nog steeds aan de gang was. Ik playbackte de tekst van ‘Jailhouse Rock’, waarbij ik me met woeste bekkenbewegingen door de woonkamer bewoog. Ik haalde een stadsplattegrond tevoorschijn en spreidde die uit op de eetbar. Ik leunde op mijn ellebogen, mijn achterwerk nog steeds meewiegend op de muziek terwijl ik de straat opzocht waar de Maleks woonden. Verdugo bleek een smalle landweg tussen twee parallel lopende wegen die vanuit de bergen naar de stad voerden. Het was een buurt die ik nauwelijks kende. Ik legde Donovans adreskaartje naast de plattegrond, nam de hoorn van de wandtelefoon en draaide het nummer op de voorkant van het kaartje.

    De telefoniste van het bedrijf verbond me door met een secretaresse die me vertelde dat Malek op pad was, maar elk moment weer terug kon zijn. Ik vertelde haar in het kort waarom ik belde en gaf haar mijn naam en telefoonnummer. Ze zei dat hij me terug zou bellen. Ik had net weer opgehangen toen ik een klop op de deur hoorde. Ik keek door de patrijspoort en staarde recht in het gezicht van Robert Dietz.

    Ik deed de voordeur open. ‘Kijk eens wie we daar hebben,’ zei ik. ‘Het is pas twee jaar, vier maanden en tien dagen geleden.’

    ‘Is het echt al zo lang geleden?’ vroeg hij minzaam. ‘Ik kom net uit Los Angeles gereden. Mag ik binnenkomen?’

    Ik deed een stap achteruit en hij liep langs me heen. Elvis had inmiddels ‘Always On My Mind’ ingezet, waar ik eerlijk gezegd op dat moment bepaald niet op zat te wachten. Ik liep naar de radio en zette hem uit. Dietz droeg nog steeds dezelfde spijkerbroek, dezelfde cowboylaarzen, hetzelfde tweedcolbertje. Ik had hem voor het eerst in die uitrusting gezien toen hij tegen de muur geleund stond in een ziekenhuiskamer waar ik ter observatie lag nadat een huurmoordenaar me van de weg af had gereden. Hij was inmiddels twee jaar ouder, vijftig waarschijnlijk, geen slechte leeftijd voor een man. Hij was in november jarig, een drievoudige Schorpioen voor wie belang aan dat soort dingen hecht. We hadden de laatste drie maanden van onze verhouding samen in bed doorgebracht als we tenminste niet op de schietbaan waren om mijn vaardigheid met een nieuw pistool te vervolmaken. Romantiek tussen privé-detectives is een vreemd en wonderlijk iets. Hij was iets zwaarder geworden, maar dat kwam omdat hij opgehouden was met roken – aangenomen dat hij het volgehouden had.

    ‘Wil je koffie?’ vroeg ik.

    ‘Heerlijk. Hoe is het met je? Je ziet er goed uit. Wat zit je haar leuk.’

    ‘Veertig dollar. Zonde van het geld. Ik had het beter zelf kunnen doen.’ Ik vulde het koffiezetapparaat, en maakte van die huiselijke activiteit gebruik om mijn emotionele toestand in te schatten. Over het geheel genomen voelde ik niet veel. Ik was blij hem te zien op dezelfde manier waarop ik blij zou zijn om willekeurig welke oude vriend dan ook te zien, maar afgezien van een lichte nieuwsgierigheid was er geen sprake van een opwelling van seksuele aantrekkingskracht. Ik voelde geen grote vreugde bij zijn komst en ook geen woede omdat hij onaangekondigd op was komen dagen. Hij was een man die zich door zijn impulsen liet leiden: ongeduldig, rusteloos, bruusk, terughoudend. Hij zag

    Enjoying the preview?
    Page 1 of 1