Discover millions of ebooks, audiobooks, and so much more with a free trial

Only $11.99/month after trial. Cancel anytime.

O van onheil
O van onheil
O van onheil
Ebook434 pages6 hours

O van onheil

Rating: 0 out of 5 stars

()

Read preview

About this ebook

In 'O van onheil' komen we eindelijk iets te weten over Kinsey Millhone's eerste huwelijk. In het moordalfabet kennen de lezers en luisteraars Kinsey als onbetwiste superspeurder en als eigenzinnige en onafhankelijke vrouw. Maar wanneer de privédetective via via op een doos vol oude papieren stuit, komen onaangename herinneringen terug. En lijkt de vork toch anders in de steel te zitten dan ze dacht... Twintig jaar geleden werd Kinsey's eerste echtgenoot beschuldigd van moord. Uit een verloren gewaande brief blijkt dat hij onschuldig is en dat zij hem al die jaren verkeerd heeft ingeschat. Er staat haar een grote klus te wachten: de onschuld van haar ex-man rechtzetten én de echte dader opsporen. Wat voor onheil zal dit met zich meebrengen? 'O van onheil' is het vijftiende boek in de populaire Alfabetreeks van New York Times-bestsellerauteur Sue Grafton, met de eigenwijze Kinsey Millhone in de hoofdrol."Sue Grafton hits the bull's-eye with this 15th installment of her bestselling alphabet mysteries. Bottom Line: 'O' is for On Her Game."—People"There are no awkward shifts of mood in Sue Grafton's 'O' is for Outlaw, the 15th book featuring Southern California private investigator Kinsey Millhone...Ms. Grafton remains one of the most adept, and perhaps even underrated, prose stylists in her field, one who can make you laugh out loud on a given page and then stop you short with a thoughtful passage."—The Wall Street Journal"For Kinsey's 15th adventure, Grafton continues to create characters that seem to leap off the page and into real life. The dialogue is snappy, and the clues smartly planted. (You might think you know who the real villain is but trust me, Grafton surprises again.)"—The Cleveland Plain Dealer"This is my kind of escapist crime fiction: cuisine-free, feminist in feeling, and loaded with local color and ingenious detection. 'P' is for please hurry, Ms. Grafton, with the next Millhone book for the millennium."—USA Today"'O' is for Outlaw is extremely good—outstanding in fact."—The San Francisco Chronicle Book Review"Grafton's fans will be thrilled with this knockout 15th Kinsey Millhone mystery, which deals with Kinsey's first marriage."—Publishers Weekly"Lying, snooping, rifling drawers, following oblivious suspects, rarely taking time to sit and think, Kinsey keeps you blissfully in the dark about what's happened and what's coming up till the magician tips her hand at the denouement and shows you how simple it all was—in Grafton's best since 1992, when 'I' was for Innocent."—Kirkus Reviews"In Grafton's latest of the series, Kinsey is sassier than ever, the supporting characters are amusingly eccentric, and the mysteries, both past and present, are intriguing. Grafton's fans will love this one. Highly recommended."—Library Journal-
LanguageNederlands
PublisherSAGA Egmont
Release dateNov 26, 2021
ISBN9788726879162

Related to O van onheil

Titles in the series (10)

View More

Related ebooks

Related articles

Related categories

Reviews for O van onheil

Rating: 0 out of 5 stars
0 ratings

0 ratings0 reviews

What did you think?

Tap to rate

Review must be at least 10 words

    Book preview

    O van onheil - Sue Grafton

    O van onheil

    Translated by Wim Holleman

    Original title: O is for Outlaw

    Original language: English

    Copyright © 1999, 2021 Sue Grafton and SAGA Egmont

    All rights reserved

    ISBN: 9788726879162

    1st ebook edition

    Format: EPUB 3.0

    No part of this publication may be reproduced, stored in a retrievial system, or transmitted, in any form or by any means without the prior written permission of the publisher, nor, be otherwise circulated in any form of binding or cover other than in which it is published and without a similar condition being imposed on the subsequent purchaser.

    www.sagaegmont.com

    Saga is a subsidiary of Egmont. Egmont is Denmark’s largest media company and fully owned by the Egmont Foundation, which donates almost 13,4 million euros annually to children in difficult circumstances.

    VOOR MIJN KLEINDOCHTER, KINSEY,

    met een hart vol liefde

    Dankwoord

    De auteur wil graag de volgende personen haar erkentelijkheid betuigen voor hun onschatbare hulp: Steven Humphrey; detective Peggy Moseley, Los Angeles Police Department; korpscommandant Ed Aasted en brigadier Brian Abbott, Santa Barbara Police Department; Pat Zuberer, bibliotheekassistente; Barbara Alexander en Betsey Daniels, bibliothecaressen; Ronetta Coates, studente, Louisville Male High School; Beverly Herrlinger, studiecoördinator, Jefferson County High School Admissions Office; Ray Connors; Kathy Humphrey, directeur Public Relations, California State Senate; Marshall Morgan, M.D., hoofd eerstehulpafdeling, ucla . Medical Center; H. Ric Harnsberger, M.D., hoogleraar kno . Neuroradiologie en hoofd Afdeling Neuroradiologie, University of Utah Medical Center; Barry en Bernice Ewing, Eagle Sportschairs; Lee Stone; Harriet Miller, burgemeester van Santa Barbara; Danny Nash, Jefferson County Clerk’s Office, Louisville, Kentucky; Erik Raney, hulpsheriff, Santa Barbara County Sheriff’s Department; Kevin Rudan, intern agent, Secret Service; Don en Marilyn Gevirtz; Julianna Flynn; Ralph Hickey; Lucy Thomas en Nadine Greenup, bibliothecaressen, Reeves Medical Center, Cottage Hospital; Denise Huff, verpleegkundige, eerstehulpafdeling, Cottage Hospital; Gail Abarbanel, directrice Behandelcentrum Verkrachtingen, Santa Monica/ucla . Medical Center; Jay Schmidt; Jamie Clark; en Mary Lawrence Young.

    Aan de lezer

    Een enkele opmerking met betrekking tot het tijdsbeeld van deze ‘alfabet’-romans. Diegenen onder u die in verwarring mochten raken door schijnbare vergissingen van mijn kant op het gebied van leeftijden en jaartallen, wil ik erop wijzen dat A van Alibi zich afspeelt in mei 1982, B van Bedrog in juni 1982, C van Crimineel in augustus 1982, enzovoort. Derhalve is Ms. Millhone onderworpen aan een tijdrekening die afwijkt van de onze, zodat ze momenteel leeft en werkt in het jaar 1986, zonder een beroep te kunnen doen op mobiele telefoons, het internet, of andere hightechapparatuur waarvan moderne privé-detectives zich bedienen. In plaats daarvan verlaat ze zich op volharding, verbeeldingskracht, en vindingrijkheid; van oudsher het gereedschap van de hardboiled speurder. Als haar biograaf vermijd ik over het algemeen het vermelden van actuele kwesties en gebeurtenissen die aan een bepaalde datum gebonden zijn. U zult nauwelijks verwijzingen aantreffen naar actuele films, rages, modes, of politiek. Dit boek vormt daarop in zoverre een uitzondering dat de intrige verband houdt met de oorlog in Vietnam, die in 1971 tot een einde kwam, vijftien jaar voor de gebeurtenissen die in dit boek beschreven worden. Waar het zo uitkomt, bevolk ik historische gebeurtenissen met fictieve personages en voer ik aan mijn fantasie ontsproten personen op in academische instellingen en politieke arena’s. Naar mijn mening schuilt de aantrekkelijkheid van fictie in het uitvergroten van de feiten en het opsmukken van de werkelijkheid. Afgezien daarvan – zoals mijn vader placht te zeggen: ‘Ik weet dat het waar is omdat ik het zelf verzonnen heb.’

    Sue Grafton

    1

    De Latijnse term ‘pro Deo’ laat zich, zoals de meeste advocaten zullen bevestigen, ruwweg vertalen als ‘voor noppes’ en heeft betrekking op werk dat verricht wordt zonder honorarium. Ik ben dan wel geen juriste, maar ik ben over het algemeen uitgekookt genoeg om ervoor te zorgen dat ik mijn diensten niet zonder betaling hoef te verrichten. In dit geval lag mijn cliënt in coma, wat het indienen van een rekening enigszins problematisch maakte. Je zou de situatie natuurlijk ook vanuit een heel ander gezichtspunt kunnen bekijken. Eens in de zoveel tijd duikt er een oude kwestie op, een of ander punt op de agenda van het leven waarvan je dacht dat je het al jaren geleden afgehandeld had. Plotseling staat het daar weer boven aan de bladzijde en eist je aandacht op, ondanks het feit dat je er absoluut niet op voorbereid bent.

    Eerst kwam er een telefoontje van een onbekende, toen kwam er een brief boven water veertien jaar nadat hij verstuurd was. Zodoende kwam ik erachter dat ik ooit een ernstige beoordelingsfout had gemaakt en riskeerde ik ten slotte mijn leven bij mijn poging die fout te herstellen.

    Ik had zojuist een grote opdracht achter de rug en niet alleen was ik bekaf, maar mijn bankrekening kon voorlopig wel weer een stootje hebben en ik was niet in de stemming om direct weer een nieuwe klus aan te nemen. Ik had me verheugd op een paar dagen vrijaf, misschien een uitstapje naar een niet al te dure bestemming waar ik lekker lui in de zon de nieuwste Elmore Leonard kon lezen met een rumcocktail met een in een stukje fruit gestoken papieren parapluutje binnen handbereik. Dat is voor mij momenteel zo’n beetje het toppunt van gelukzaligheid.

    Het telefoontje kwam op 19 mei om acht uur ’s ochtends, terwijl ik naar de sportschool was. Ik had het werken met gewichten weer opgepakt: maandag, woensdag en vrijdag na mijn trimloop van zes uur ‘s ochtends. Ik weet niet precies waar de motivatie vandaan kwam nadat ik er twee jaar niets meer aan gedaan had, maar waarschijnlijk had het te maken met gedachten over sterfelijkheid, voornamelijk die van mezelf. In het voorjaar had ik een blessure opgelopen aan mijn rechterhand toen een kerel twee vingers ontwrichtte in een poging me tot zijn standpunt over te halen. Ik was al eens eerder gewond geraakt, een kogel in mijn rechterarm, en in beide gevallen had ik impulsief mijn toevlucht genomen tot het werken met gewichten in de sportschool. Opdat u niet denkt dat ik een masochist ben of me voortdurend ongelukken op de hals haal, moet ik er even bij zeggen dat ik de kost verdien als privé-detective. Om de waarheid te zeggen draagt de gemiddelde privé-detective slechts zelden een handvuurwapen, wordt slechts zelden achtervolgd en loopt slechts zelden een verwonding op die ernstiger is dan een snee, veroorzaakt door de scherpe rand van een vel papier. Mijn beroepsleven is over het algemeen net zo saai als dat van wie dan ook. Ik vermeld de uitzonderingen alleen maar ter geestelijke verheffing, en bovendien voorkomt het beschrijven van dergelijke gebeurtenissen dat ik al te overmoedig word.

    Diegenen onder u die op de hoogte zijn van mijn personalia, kunnen de volgende alinea overslaan. Voor de niet-ingewijden: ik ben van het vrouwelijk geslacht, zesendertig jaar oud, tweemaal gescheiden, en ik woon in Santa Teresa, Californië, zo’n honderdvijftig kilometer ten noorden van Los Angeles. Momenteel opereer ik vanuit een kleine kantoorruimte die ik huur van het advocatenkantoor Kingman and Ives. Lonnie Kingman treedt in voorkomende gevallen op als mijn advocaat, dus dat leek ons niet zo’n gekke oplossing toen ik op zoek was naar kantoorruimte. Ik was mijn vorige werkplek kwijtgeraakt toen ik zonder veel plichtplegingen op straat was gezet door mijn laatste werkgever: California Fidelity Insurance, waarvoor ik onderzoek deed naar schadeclaims waarbij mogelijk sprake was van brandstichting of overlijden onder verdachte omstandigheden. Ik zit nu alweer meer dan twee jaar bij Lonnie, maar ik koester nog altijd kleinzielige wraakgevoelens ten opzichte van cfi.

    Tijdens de maanden dat ik met gewichten had gewerkt, was mijn spiertonus verbeterd en mijn spierkracht toegenomen. Die ochtend had ik de gebruikelijke lichaamsdelen onder handen genomen: bovenbenen, buik, onderrug, borst, schouders, plus diverse oefeningen voor de biceps en triceps. Opgepept en euforisch betrad ik mijn appartement, waarbij ik zoals gebruikelijk eerst een blik op mijn antwoordapparaat wierp. Het lampje knipperde, ten teken dat er gebeld was. Ik liet mijn sporttas op de grond vallen, gooide mijn sleutels op het bureau, en drukte de afspeeltoets in, terwijl ik een ballpoint en een blocnote pakte voor het geval ik aantekeningen moest maken. Voor ik aan het eind van de werkdag het kantoor verlaat, laat ik Lonnies boodschappendienst eventuele gesprekken voor mij doorschakelen naar mijn appartement. Zodoende kan ik desnoods de hele dag in bed blijven liggen en van daaruit mijn zaken afhandelen zonder me aan te hoeven kleden. De stem was die van een man, enigszins raspend, en de boodschap luidde als volgt: ‘Miss Millhone, dit is Teddy Rich. Ik bel uit Olvidado over iets dat u misschien zou kunnen interesseren. Het is nu maandagochtend acht uur. Ik hoop dat het niet te vroeg is. Belt u me even terug? Bedankt.’ Hij sprak een telefoonnummer in dat ik plichtmatig noteerde. Het was pas zeven minuten voor halfnegen, dus ik had zijn telefoontje maar net gemist. Olvidado is een stadje van 157.000 inwoners, vijftig kilometer ten zuiden van Santa Teresa aan Highway 101. Aangezien ik altijd geïnteresseerd ben in iets dat me misschien zou kunnen interesseren, draaide ik het nummer dat hij ingesproken had. Het toestel aan de andere kant bleef zo lang rinkelen dat ik verwachtte dat zijn antwoordapparaat het over zou nemen, maar ten slotte werd er opgenomen door Mr. Rich, wiens kenmerkende stem ik herkende.

    ‘Hallo, Mr. Rich. U spreekt met Kinsey Millhone in Santa Teresa. U had me gebeld.’

    ‘Ha, Miss Millhone. Fijn dat u me terugbelt. Alles goed met u?’

    ‘Prima. Met u ook?’

    ‘Ja hoor. Bedankt voor de belangstelling, en bedankt dat u zo snel terugbelt. Dat stel ik zeer op prijs.’

    ‘Graag gedaan. Wat kan ik voor u doen?’

    ‘Nou, ik hoop eigenlijk dat ik iets voor u kan doen,’ zei hij. ‘Ik ben een opslagruimtestruiner. Zegt die term u iets?’

    ‘Ik ben bang van niet.’ Ik trok een stoel bij en ging zitten, in het besef dat Ted Rich kennelijk van plan was er de tijd voor te nemen. Ik had voor mezelf al uitgemaakt dat hij een verkoper of een sjacheraar moest zijn, iemand die uitermate ingenomen was met zijn eigen vermeende charme. Ik had geen behoefte aan datgene wat hij me probeerde aan te smeren, maar ik besloot dat het geen kwaad kon hem aan te horen. Dat opslagruimtestruinen was een nieuw begrip voor me, en hij had me toch wel een beetje nieuwsgierig gemaakt.

    Hij zei: ‘Ik zal u niet vervelen met de details. Het komt er in feite op neer dat ik een bod doe op de inhoud van gehuurde opslagruimte als de huurder niet aan zijn financiële verplichtingen voldoet.’

    ‘Ik wist helemaal niet dat dat gebruikelijk was. Klinkt wel redelijk, bij nader inzien.’ Ik pakte de handdoek uit mijn sporttas en wreef ermee over mijn hoofd. Mijn haar was nog vochtig na mijn inspanningen in de sportschool, en ik verlangde naar een hete douche voordat mijn spieren stijf zouden worden.

    ‘Jazeker. Als de huurder van de opslagruimte meer dan twee maanden niets van zich laat horen, wordt de inhoud geveild. Hoe kan het verhuurbedrijf zijn verlies anders goedmaken? Mensen als ik bieden ongezien op de inhoud, waarbij we tussen de tweehonderd en vijftienhonderd dollar betalen, in de hoop een goede slag te slaan.’

    ‘Zoals?’ Ik bukte me, maakte de veters van mijn Saucony’s los en trok ze uit. Mijn sportsokken stonken een uur in de wind, en toch droeg ik ze pas een week.

    ‘Nou, meestal tref je rotzooi, maar af en toe heb je mazzel en zit er iets goeds tussen. Gereedschap, meubilair – spul dat je gemakkelijk door kunt verkopen. U zult zich wel afvragen wat dit allemaal met u te maken heeft.’

    ‘Die gedachte kwam inderdaad bij me op,’ zei ik niet al te onvriendelijk, in afwachting van zijn verkooppraatje. Voor slechts een paar cent per dag kunt ook u uw woonruimte volstouwen met troep waar de oorspronkelijke eigenaar kennelijk geen behoefte meer aan had.

    ‘Ja, dat snap ik. Nou goed, afgelopen zaterdag deed ik een bod op de inhoud van twee opslagruimtes. Geen van tweeën leverde me veel op, maar er zaten ook een paar kartonnen dozen bij. Bij het doorzoeken van de inhoud kwam ik uw naam op enkele persoonlijke bescheiden tegen. Ik vraag me af wat het u waard is om ze terug te krijgen.’

    ‘Wat voor soort bescheiden?’

    ‘Eens even kijken. Ogenblikje. Eerlijk gezegd had ik niet verwacht dat u zo snel zou bellen, anders had ik ze wel voor me op mijn bureau gehad.’ Ik kon hem op de achtergrond met papieren horen rommelen. ‘Oké. Ik heb hier een diploma van Santa Teresa High School en een hele verzameling schoolspullen: tekeningen, klassenfoto’s, rapporten van de Woodrow Wilson-basisschool. Komt dat u bekend voor?’

    ‘Staat míjn naam op die spullen?’

    ‘Kinsey Millhone, ja. Millhone met dubbel 1. Ik heb hier een geschiedeniswerkstuk met als titel De Missiepost van San Juan Capistrano, samen met een maquette van de missiepost, gemaakt van lege eierdozen. De vierde klas, van Mrs. Rosen. Ze heeft u er een zes plus voor gegeven. Werkstuk is niet slecht, maar de presentatie laat te wensen over, schrijft ze. Ik heb ook eens zo’n soort juf gehad. Wat een kreng,’ zei hij. ‘O, en hier heb ik nog iets. Op het diploma van Santa Teresa High School staat dat u geslaagd bent op 10 juni 1967. Hoe doe ik het tot dusver?’

    ‘Niet slecht.’

    ‘Nou, kijk eens aan,’ zei hij.

    ‘Niet dat het er iets toe doet, maar hoe bent u me op het spoor gekomen?’

    ‘Simpel. Ik hoefde alleen maar Inlichtingen te bellen. De naam Millhone komt niet zo heel vaak voor, dus ik dacht aan dat oude gezegde over appels die niet ver van de boom vallen en zo. Ik ging uit van de veronderstelling dat u nog ergens in de buurt zou wonen. U zou natuurlijk getrouwd kunnen zijn en de naam van uw man hebben aangenomen. Dat was een gokje. Hoe dan ook, het punt is of u deze spullen terug wilt hebben.’

    ‘Ik snap niet hoe ze in Olvidado terecht zijn gekomen. Ik heb daar nooit opslagruimte gehuurd.’ Hij probeerde duidelijk een slag om de arm te houden. ‘Ik heb toch ook niet gezegd dat ik ze in Olvidado op de kop heb getikt, is het wel? Ik bezoek dat soort veilingen in heel Californië. Hoor eens, ik wil niet grof klinken, maar als u nou bereid bent om een paar dollar op te hoesten, dan kunt u die doos terugkrijgen.’

    Ik aarzelde, geïrriteerd door zijn lompe aanpak. Ik herinnerde me de rottijd in de klas van Mrs. Rosen, de vreselijke teleurstelling over het cijfer voor mijn werkstuk nadat ik er zo mijn best op had gedaan. Het was een feit dat ik vrijwel geen persoonlijke aandenkens uit mijn jeugd bezat, zodat elke aanvulling meer dan welkom zou zijn. Ik wilde er niet al te veel voor betalen, maar ik was ook niet van plan om er ongezien afstand van te doen.

    Ik zei: ‘Die spullen kunnen nooit veel waard zijn, gezien het feit dat ik me er niet eens van bewust was dat ik ze niet meer had.’ Ik mocht hem nu al niet en ik had hem nog niet eens ontmoet.

    ‘Hé, laten we er nou niet moeilijk over gaan doen. Ik ben heus niet van plan om u te belazeren of zo. Als u over een bedrag wilt praten, dan praten we over een bedrag. U mag het zelf zeggen.’

    ‘Als ik er nou eerst eens over nadenk en u dan terugbel?’

    ‘Maar dat is het punt nou juist. Als we elkaar zouden kunnen ontmoeten, dan zou u de spullen kunnen bekijken en dan een besluit nemen. Hoe zou u anders moeten weten of het u iets waard is? U zou hiernaartoe moeten komen, maar ik neem aan dat u een auto hebt.’

    ‘Tja, dat zou ik eventueel wel kunnen doen.’

    ‘Fantastisch,’ zei hij. ‘Hoe ziet uw programma voor vandaag eruit?’

    ‘Vandáág?’

    ‘Stel niet uit tot morgen wat je heden kunt doen, zeg ik altijd maar.’

    ‘Maar waarom zo’n haast?’

    ‘Het is geen kwestie van haast, maar de rest van de week heb ik allerlei afspraken. Ik verdien mijn geld met het verhandelen van allerlei spullen, en mijn garage staat momenteel stampvol. Hebt u vandaag tijd of niet?’

    ‘Ik denk dat het me wel lukt.’

    ‘Mooi, laten we dan zo vroeg mogelijk afspreken en zien of we het eens kunnen worden. Er is een cafetaria een eindje verderop bij mij in de straat. Ik ga er nu heen en ik blijf er ongeveer een uur. Laten we zeggen halftien. Als u niet komt opdagen, ook goed. Ik moet toch een rit naar de vuilnisbelt maken.’

    ‘Wat had u in gedachten?’

    ‘Qua bedrag? Laten we zeggen dertig dollar. Wat dacht u daarvan?’

    ‘Belachelijk,’ zei ik. Ik vroeg hem hoe ik er moest komen. Wat een hufter.

    Ik nam een douche en trok mijn gebruikelijke spijkerbroek en T-shirt aan, liet de tank van mijn vw volgooien en nam de 101 in zuidelijke richting. De rit naar Olvidado nam vijfentwintig minuten in beslag. Ik volgde de aanwijzingen die Ted Rich me gegeven had, nam de afslag naar Olvidado Avenue en sloeg aan het eind van de afrit rechtsaf. Even verderop bevond zich een groot winkelcentrum. Wat vroeger landbouwgrond was geweest, was nu een enorme geasfalteerde openluchtshowroom voor massa’s nieuwe en gebruikte auto’s. Op zo’n tien meter hoogte zweefde een minizeppelin in de vorm van een haai. De betekenis ervan ontging me, maar wat weet ik van dat soort dingen af?

    Tegenover het winkelcentrum bevonden zich enkele fastfoodrestaurants, slijterijen en kopieerwinkels waar je ook pasfoto’s kon laten maken. Er was zelfs een voor iedereen toegankelijk juridisch adviesbureau; procedeer terwijl u wacht. faillissement $99. echtscheiding $99. echtscheiding m/kind $99 + leges. Se habla españel. De cafetaria die hij me opgegeven had, bleek het enige kleinschalige etablissement in de wijde omgeving.

    Ik parkeerde mijn auto op het parkeerterrein en ging de cafetaria in, terwijl ik mijn blik over de weinige klanten liet gaan, op zoek naar iemand die beantwoordde aan zijn signalement. Hij had gezegd dat hij één meter vijfentachtig was en het uiterlijk van een filmster had, maar direct daarna was hij in lachen uitgebarsten, waardoor ik zo mijn twijfels had. Hij had gezegd dat hij de deur in de gaten zou houden. Ik zag een man die een hand ter begroeting opstak en me naar zijn tafeltje wenkte. Hij had een breed, blozend gezicht en zijn donkere haar was recht achterovergekamd. Bij zijn slapen kon ik de indrukken zien van de baseballpet die nu naast hem op het tafeltje lag. Hij had een brede neus, afhangende oogleden en wallen onder zijn ogen. Hij was breedgeschouderd en uit de opgerolde mouwen van zijn openstaande denim werkhemd staken dikke onderarmen. Hij had een donkerbruin windjack uitgetrokken dat nu netjes opgevouwen over de rugleuning van het zitje hing.

    ‘Mr. Rich? Kinsey Millhone. Hoe maakt u het?’ We schudden elkaar de hand over het tafeltje heen, en ik voelde dat hij me opnam met dezelfde aandacht voor details als waarmee ik hem zojuist getaxeerd had.

    ‘Zeg maar Teddy. Fijn dat je gekomen bent.’ Hij keek op zijn horloge terwijl ik tegenover hem plaatsnam. ‘Helaas heb ik maar zo’n vijftien of twintig minuten voordat ik er weer vandoor moet. Sorry dat het allemaal zo gehaast moet, maar vlak nadat we elkaar gesproken hadden, kreeg ik een telefoontje van een of andere vent in Thousand Oaks die een prijsopgaaf voor zijn dak wilde.’

    ‘Ben je dakwerker?’

    ‘Dat is mijn beroep.’ Hij stak een hand in zijn broekzak. ‘Ik zal je mijn kaartje geven voor het geval je iets aan je dak moet laten doen.’ Hij haalde een kunstleren mapje tevoorschijn en haalde er een stapeltje adreskaartjes uit. ‘Ik ben gespecialiseerd in nieuwe daken en reparatiewerkzaamheden.’

    ‘Is er dan nog meer?’

    ‘Nou, reken maar. Teren, restauratie, allerlei soorten dakspanen, synthetische leien en keramische dakbedekkingsmaterialen, noem maar op. Ik zou je een speciale aanbieding kunnen doen... laten we zeggen tien procent korting als je deze maand nog belt. In wat voor soort huis woon je?’

    ‘Een huurhuis.’

    ‘Misschien moet je huisbaas wel eens iets aan zijn dak laten doen. Neem mijn kaartje maar mee. Neem er maar zoveel als je wilt.’ Hij stak me een handvol kaartjes toe, in waaiervorm, alsof hij op het punt stond een goocheltruc te doen.

    Ik pakte er een en bekeek het. Zijn naam stond erop, met zijn telefoonnummer en een postbusnummer. De naam van zijn bedrijf was overhead roofing, en de letters vormden een wijd uitstaande omgekeerde V, als een noklijn. Het bedrijfsmotto luidde: Vooral uw dakwerkzaamheden.

    ‘Takkend,’ merkte ik op.

    Hij had mijn reactie met een ernstige uitdrukking op zijn gezicht gadegeslagen. ‘Ik heb ze net laten maken. Heb de naam zelf bedacht. Vroeger was het ted’s roofs. Simpel, zonder tierelantijnen, met een licht persoonlijk tintje. Ik had er ook wel rich roofs van kunnen maken, maar dat zou misschien een verkeerde indruk hebben gewekt. Ik heb tien jaar in het vak gezeten, maar toen kwam die lange periode van droogte. Een paar jaar zonder regen en de mensen kijken niet meer naar hun dak om.’

    ‘De markt droogde op, bij wijze van spreken,’ zei ik.

    Hij glimlachte, waardoor een spleetje tussen zijn twee middelste ondertanden zichtbaar werd. ‘Hé, da’s een goeie. Hoe dan ook, dat was een klotetijd. De zaak ging op de fles, mijn vrouw ging ervandoor, de hond ging dood, en toen werd ook mijn truck nog eens total loss gereden. Werkelijk alles zat me tegen. Nu er weer wat slechter weer op komst is, dacht ik dat ik het nog maar eens een keer moest proberen.’

    ‘Ik snap het,’ zei ik. ‘En hoe zit het nou precies met dat afstruinen van opslagruimtes? Hoe ben je daarin verzeild geraakt?’

    ‘Ik moest toch wat doen toen de dakbedekkingsbusiness instortte. Bij wijze van spreken,’ voegde hij er met een knipoog naar mij aan toe. ‘Ik besloot het in dit soort handel te gaan proberen. Ik had wat geld opzij gelegd Waar mijn vrouw en de crediteuren niets van wisten, en dat heb ik gebruikt om het zaakje op te zetten. Je hebt zo’n vijf- à zesduizend dollar nodig als je het goed wilt aanpakken. Ik heb een paar keer een zeperd gehaald, maar over het algemeen boer ik niet slecht, al zeg ik het zelf.’ Hij wenkte de serveerster en hield zijn koffiekopje omhoog. ‘Wil jij ook koffie?’

    ‘Graag. Hoe lang doe je dat al?’

    ‘Ongeveer een jaar,’ zei hij. ‘Het is in wezen heel simpel. Ik pluis de kranten na op aankondigingen van veilingen. Ik ben ook geabonneerd op een paar nieuwsbrieven. Je weet nooit wat je tegenkomt. Een paar weken geleden betaalde ik tweehonderdvijftig dollar en ik vond een schilderij dat meer dan vijftienhonderd ballen waard was. Mijn dag kon niet meer stuk.’

    ‘Dat kan ik me voorstellen.’

    ‘Er zijn natuurlijk regels waar je je aan te houden hebt, zoals bij alles in het leven. Je mag de inhoud van de opslagruimte niet aanraken, je mag er niet eens naar binnen voordat het bieden begint, en geld terugbetalen is er niet bij. Als je zeshonderd dollar neertelt en het enige dat je gekocht blijkt te hebben is een stapel oude tijdschriften, dan heb je pech gehad. Zo gaat het nou eenmaal in het leven.’

    ‘Kun je ervan rondkomen?’

    Hij ging verzitten. ‘Nauwelijks. Het is zuiver een hobby voor tussen het dakwerk door. Het leuke is dat er nauwelijks iets zwart op wit komt te staan, zodat mijn ex naar haar alimentatie kan fluiten. Zij is degene die ervandoor is gegaan, dus wat mij betreft kan ze de pot op.’

    De serveerster kwam bij ons tafeltje met een koffiepot in haar hand en schonk ons allebei een kop koffie in. Terwijl Teddy en zij gekheid met elkaar maakten, deed ik melk in mijn koffie en scheurde het hoekje van een suikerzakje af, hoewel ik normaal gesproken nooit suiker in mijn koffie neem, alleen maar om iets te doen te hebben tot zij uitgepraat waren.

    Zodra de serveerster vertrokken was, richtte Teddy zijn aandacht weer op mij. Ik zag de doos naast hem op het bankje staan. Hij zag dat ik ernaar keek. ‘Ik zie dat je nieuwsgierig bent. Wil je soms even kijken?’

    Ik zei: ‘Best.’

    Ik stak mijn arm uit naar de doos maar Teddy hield zijn hand op en zei: ‘Eerst vijf dollar.’ Toen lachte hij. ‘Je zou je gezicht eens moeten zien. Kom op, ik plaag je alleen maar een beetje. Ga je gang.’ Hij pakte, de doos op en schoof hem over het tafeltje naar me toe. Hij was zo’n negentig centimeter in het vierkant, tamelijk groot maar niet zwaar. Het karton zat onder het stof. De bovenkant was dichtgeplakt geweest, maar het verhuizersplakband was opengesneden. Ik zette de doos naast me op het bankje en vouwde de flappen open. De inhoud scheen tamelijk lukraak bij elkaar gegooid te zijn, alsof het de laatste doos was geweest bij een verhuizing: spulletjes die je niet weg durft te gooien maar waarvan je eigenlijk ook niet goed weet wat je er dan wel mee aan moet. Het soort doos dat vermoedelijk de komende tien jaar ongeopend in je souterrain blijft staan, zonder dat je ooit de behoefte voelt om op zoek te gaan naar iets dat erin verzeild is geraakt. Aan de andere kant, mocht je de behoefte voelen om de inhoud te inventariseren, dan zou je je nog te zeer gehecht voelen aan de spulletjes om het hele zaakje in de vuinisbak te deponeren. Bij de volgende verhuizing zou je uiteindelijk de doos toch weer bij de andere dozen in de verhuiswagen zetten. Zodoende verzamelde je in de loop der tijd genoeg troep om er een... nou ja, een opslagruimte mee te vullen.

    Ik zag meteen dat dit dingen waren die ik wilde hebben. Naast de herinneringen aan de lagere school zag ik ook het high school-diploma waar hij het over gehad had, mijn jaarboek, een paar leerboeken en, belangrijker nog, mappen met stencils van mijn lessen op de politieacademie. Dertig dollar was niets voor deze schatkist vol herinneringen.

    Teddy hield mijn gezicht nauwlettend in de gaten, in een poging aan mijn reactie te peilen hoeveel de doos me waard was. Ik vermeed direct oogcontact om hem niet te laten merken hoe geïnteresseerd ik was. Bij wijze van afleidingsmanoeuvre vroeg ik: ‘Wie had die opslagruimte in gebruik? Dat heb je me nog niet verteld.’

    ‘Een zekere John Russell. Is hij een vriend van je?’

    ‘Ik zou hem geen vriend willen noemen, maar ik ken hem wel,’ zei ik. ‘Feitelijk is het een grapje voor ingewijden, een soort alias. John Russell is een personage in Hombre, een roman van Elmore Leonard.’

    ‘Nou, ik heb geprobeerd hem te pakken te krijgen, maar dat is me niet gelukt. Veel te veel Russells in deze contreien. Een stuk of vijfentwintig Jonathans, vijftien of twintig Johns, maar hij was er niet bij, dat heb ik gecontroleerd.’

    ‘Je moet er aardig wat tijd ingestoken hebben.’

    ‘Dat kun je wel zeggen. Ik ben er een paar uur mee bezig geweest voordat ik het voor gezien hield. Ik heb de hele regio geprobeerd: Perdido, L.A. County, Orange, San Bernardino, Santa Teresa County, tot aan San Luis toe. Nergens een spoor van die knaap te vinden, dus ik neem aan dat hij dood is of naar een andere staat is verhuisd.’

    Ik nam een slok van mijn koffie en onthield me van commentaar. Door de toevoeging van melk en suiker smaakte de koffie naar kandij.

    Teddy keek me met schuingehouden hoofd belangstellend aan. ‘Dus jij bent privé-detective? Ik zag dat je in de gids vermeld stond als Millhone Investigations.’

    ‘Dat klopt. Daarvóór heb ik twee jaar bij de politie gezeten, daar heb ik John ook leren kennen.’

    ‘Zit hij bij de politie?’

    ‘Nu niet meer, maar indertijd wel.’

    ‘Dat zou ik niet gedacht hebben... ik bedoel, te oordelen naar de troep waarmee hij die opslagruimte volgestouwd had. Ik zou eerder aan een zwerver of zo gedacht hebben. Dat is de indruk die ik kreeg.’

    ‘Sommige mensen zouden het daarmee eens zijn.’

    ‘Maar jij niet, neem ik aan.’

    Ik haalde zonder iets te zeggen mijn schouders op.

    Teddy nam me met een sluwe blik op. ‘Wie is die knaap precies?’

    ‘Waarom vraag je dat?’

    ‘Kom op. Wat is zijn echte naam? Misschien kan ik hem wel voor je opsporen.’

    ‘Waarom in vredesnaam? We hebben elkaar al in geen jaren meer gesproken.’

    ‘Je hebt me nieuwsgierig gemaakt. Waarom die alias?’

    ‘Hij zat bij de zedenpolitie eind jaren zestig, begin jaren zeventig. In die tijd was er sprake van omvangrijke drugsoperaties. John werkte undercover, dus hij was altijd nogal paranoïde wat zijn werkelijke naam betreft.’

    ‘Komt op mij over als een zonderling.’

    ‘Misschien wel,’ zei ik. ‘Wat lag er nog meer in die opslagruimte?’

    Hij maakte een wegwerpgebaar. ‘Het meeste was waardeloos. Grasmaaimachine, kapotte stofzuiger. Een grote doos met keukenspullen: deegroller, grote houten slakom van bijna een meter doorsnee, een set aardewerk schalen – daar heb ik trouwens nog aardig wat voor gevangen. Skispullen, tennisrackets, alles in niet al te beste staat. Een oude fiets, het motorblok van een motorfiets, een buitenband, en wat auto-onderdelen. Ik neem aan dat Russell zo’n hamsteraar was die nergens afstand van kon doen. Het meeste ervan ben ik gisteren kwijtgeraakt op de plaatselijke ruilbeurs.’

    Dat was een streep door de rekening. Die grote houten slakom was van mijn tante Gin geweest. De aardewerken schalen konden me niet zoveel schelen, hoewel die ook van haar waren geweest. Ik wou dat ik in de gelegenheid was geweest om de deegroller te kopen. Tante Gin had hem gebruikt voor het maken van kaneelbroodjes – een van haar weinige huishoudelijke vaardigheden. Ze rolde het deeg helemaal uit alvorens het te bestrooien met kaneel en suiker. Nou ja, dat moest ik maar van me afzetten; het had geen enkele zin om te verlangen naar iets dat je toch niet meer kon krijgen. Gek dat ik plotseling zo gehecht aan zo’n voorwerp bleek te zijn terwijl ik er al in geen jaren meer aan gedacht had.

    Hij maakte een hoofdbeweging naar de doos. ‘Voor dertig dollar is-ie van jou.’

    ‘Twintig. En dat is het eigenlijk niet eens waard. Het is allemaal troep.’

    ‘Vijfentwintig. Kom op. Al was het alleen maar voor al die herinneringen. Ik zou het maar meepakken nu je de kans hebt.’

    Ik haalde een biljet van twintig dollar uit mijn handtas en legde het op tafel. ‘Niemand anders geeft je er ook maar een stuiver voor.’

    Teddy haalde zijn schouders op. ‘Dan dump ik het op de vuilstort. Mij een zorg. Vijfentwintig, en geen cent minder.’

    ‘Teddy, een rit naar de vuilstort kost je sowieso al vijftien dollar, dus hiermee sta je al vijf dollar in de plus.’

    Hij staarde naar het bankbiljet, keek mij even aan, en pakte het toen met een overdreven zucht op. ‘Je boft dat ik je mag, anders zou ik pisnijdig op je zijn.’ Hij vouwde het briefje van twintig in de lengte op en stak het in zijn zak. ‘Je hebt nog geen antwoord gegeven op mijn vraag.’

    ‘Welke vraag?’

    ‘Wie is die knaap nou eigenlijk precies?’

    ‘Zomaar iemand. Een vroegere vriend... niet dat je dat iets aangaat.’

    ‘O, juist. Ik snap het. Nu is hij opeens een vriend. Interessante ontwikkeling. Jullie moeten wel heel goeie vrienden zijn geweest als jouw spullen bij hem thuis lagen.’

    ‘Hoe dat zo?’

    Hij tikte tegen zijn slaap. ‘Een kwestie van logisch nadenken. Ik denk dat ik ook best privé-detective zou kunnen zijn, net als jij.’

    ‘Vast wel, Teddy. Ik zou niet weten waarom niet. Om je de waarheid te zeggen heb ik een paar dozen bij John opgeslagen toen ik midden in een verhuizing zat. Hij moet ze per ongeluk hebben meegenomen toen hij uit Santa Teresa vertrok. Tussen haakjes, welke verhuurfirma was het?’

    Er verscheen een sluwe uitdrukking op zijn gezicht. ‘Waarom wil je dat weten?’ vroeg hij op enigszins spottende toon.

    ‘Omdat ik me afvraag of hij nog steeds hier ergens in de buurt woont.’

    Teddy schudde het hoofd. ‘Vergeet het maar. Pure tijdverspilling. Ik bedoel, als die knaap een valse naam gebruikte, heeft hij waarschijnlijk ook een vals telefoonnummer en een vals adres opgegeven. Die firma’s doen trouwens toch geen mededelingen over hun klanten.’

    ‘Ik durf te wedden dat ik de benodigde informatie heus wel van ze loskrijg. Met dat soort werk verdien ik per slot van rekening mijn brood.’

    ‘Net als Dick Tracy.’

    ‘Het enige dat ik van je wil weten is de naam van die firma.’

    Teddy glimlachte. ‘Hoeveel is het je waard?’

    ‘Hoeveel is het me wáárd?’

    ‘Ja, laten we zakendoen. Twintig dollar.’

    ‘Doe niet zo gek. Ik ga je niet betàlen. Dat is belachelijk.’

    ‘Doe maar een bod. Er valt best met me te praten.’

    ‘Gelul.’

    ‘Ik zeg alleen maar: voor wat hoort wat.’

    ‘Zoveel firma’s die opslagruimte verhuren kunnen er in de regio niet zijn.’

    ‘Vijftienhonderdelf, als je de aangrenzende districten meetelt. Voor tien dollar vertel ik je in welke plaats de firma gevestigd is.’

    ‘Vergeet het maar.’

    ‘Kom op. Hoe wil je er anders achter komen?’

    ‘Ik bedenk wel een manier.’

    ‘Wedden van niet? Vijf dollar.’

    Ik keek op mijn horloge en schoof van het bankje. ‘Ik zou best nog even gezellig willen blijven babbelen, Teddy, maar jij hebt die afspraak en ik moet aan het werk.’

    ‘Bel me maar als je van gedachten mocht veranderen. We zouden hem samen op kunnen sporen. We zouden een soort compagnonschap kunnen vormen. Ik durf te wedden dat je iemand met zoveel connecties als ik heel goed zou kunnen gebruiken.’

    ‘Ongetwijfeld.’

    Ik pakte de kartonnen doos op, wisselde nog enkele beleefdheden met hem uit en liep naar mijn auto. Ik zette de doos op de stoel naast de bestuurdersplaats en schoof toen zelf achter het stuur. Instinctief sloot ik beide portieren af en slaakte een diepe zucht. Mijn hart bonsde en ik transpireerde. ‘John Russell’ was de alias van een voormalig rechercheur bij de zedenpolitie van Santa Teresa, genaamd Mickey Magruder, mijn eerste ex-echtgenoot. Wat had dit in godsnaam te betekenen?

    2

    Ik liet me onderuitzakken achter het stuur en hield vanuit die positie het parkeerterrein in de gaten. Een eindje verderop stond een witte pick-up met de laadbak vol emmers en zeildoek, het soort spullen dat me onmisbaar leek voor een dakbedekkingsmagnaat. Een grote gereedschapskist stond tegen de achterkant van de cabine aan, en aan de zijkant die van me afgekeerd stond was kennelijk een aluminium schuifladder bevestigd waarvan de twee metalen antislipschoentjes ongeveer dertig centimeter achter de wagen uitstaken. Ik verstelde de stand van mijn achteruitkijkspiegel en wachtte tot Ted Rich

    Enjoying the preview?
    Page 1 of 1