Discover millions of ebooks, audiobooks, and so much more with a free trial

Only $11.99/month after trial. Cancel anytime.

J van jaloezie
J van jaloezie
J van jaloezie
Ebook397 pages6 hours

J van jaloezie

Rating: 0 out of 5 stars

()

Read preview

About this ebook

Is er sprake van toeval of van een meesterlijk vooropgezet plan? Vijf jaar geleden trof de politie de lege, ronddrijvende zeiljacht aan van directeur Wendell Jaffe met een afscheidsbrief. Hij zag geen andere uitweg meer nadat zijn frauduleuze bedrijf failliet verklaard was en er geen geld meer op de bankrekening stond. Maar zijn lichaam is nooit gevonden. En zonder lichaam geen uitbetaling van zijn levensverzekering van een half miljoen dollar aan zijn vrouw Dana. Pas na vijf jaar heeft ze recht op het geld. Nu de jaren zijn verstreken en de verzekeringsmaatschappij net het geld heeft uitgekeerd, duikt er plotseling nieuws op over de dood verklaarde Wendell. Heeft iemand hem gezien in Mexico? Hij is niet dood, maar springlevend, denkt de verzekeringsmaatschappij. Superspeurder Kinsey Millhone wordt ingehuurd om de waarheid boven tafel te krijgen. Wat is Wendells verhaal? 'J van jaloezie' is het tiende boek in de populaire Alfabetreeks van New York Times-bestsellerauteur Sue Grafton, met de eigenwijze Kinsey Millhone in de hoofdrol."Book for book, this may be the most satisfying mystery series going." - Tom Nolan, The Wall Street Journal"Grafton is setting a standard that's going to prove difficult for others in her crowded field to match, let alone surpass." - Lorenzo Carcaterra, People-
LanguageNederlands
PublisherSAGA Egmont
Release dateNov 26, 2021
ISBN9788726879117

Related to J van jaloezie

Titles in the series (10)

View More

Related ebooks

Related articles

Related categories

Reviews for J van jaloezie

Rating: 0 out of 5 stars
0 ratings

0 ratings0 reviews

What did you think?

Tap to rate

Review must be at least 10 words

    Book preview

    J van jaloezie - Sue Grafton

    J van jaloezie

    Translated by Wim Holleman

    Original title: J is for Judgement

    Original language: English

    Copyright © 1993, 2021 Sue Grafton and SAGA Egmont

    All rights reserved

    ISBN: 9788726879117

    1st ebook edition

    Format: EPUB 3.0

    No part of this publication may be reproduced, stored in a retrievial system, or transmitted, in any form or by any means without the prior written permission of the publisher, nor, be otherwise circulated in any form of binding or cover other than in which it is published and without a similar condition being imposed on the subsequent purchaser.

    www.sagaegmont.com

    Saga is a subsidiary of Egmont. Egmont is Denmark’s largest media company and fully owned by the Egmont Foundation, which donates almost 13,4 million euros annually to children in difficult circumstances.

    Opdracht

    Voor Torchy Gray, ter ere van een vriendschap die begon met een collage van sperziebonen... van haar, niet van mij. Western Kentucky State Teacher’s College, Bowling Green, Kentucky, 1958.

    Dankwoord

    De auteur wil graag haar erkentelijkheid betuigen voor de onschatbare hulp van de volgende personen: Steven Humphrey; Jay Schmidt; B. J. Seebol, J.D.; Tom Huston, Seacoast Yachts; Chief Deputy Richard Bryce, Sergeant Patrick Swift en Senior Deputy Paul Higgason, Ventura County Jail; Lieutenant Bruce McDowell, Custody Division, Ventura County Sheriff’s Department; Steven Stone, Presiding Justice, State of California Court of Appeal; Joyce Spizer, Insurance Investigations Inc.; Mike Love en Burt Bemstein, J.D., Chubb-Sovereign Life; Lynn McLaren; William Kurta, Tri-County Investigations; Lawrence Boyers, Virginia Farm Bureau Insurance Services; John Mackall, Attorney at Law; Jill Weissich, Attorney at Law; Joyce McAlister, Associate Attorney, Legal Bureau, Police Department, city of New York; Diana Maurer, Assistant Attorney General, State of Colorado; Janet Hukill, special agent, FBI; Larry Adkisson, Senior Investigator, Eighteenth Judicial District Attorney; Peter Klippel, Doug’s Bougs Etc.; Frank Minschke; Nancy Bein; en Phil Stutz.

    Met speciale dank aan Harry en Megan Montgomery, wier boot, de Captain Murray, zo’n belangrijke rol speelt in dit verhaal.

    1

    Zo op het oog leek er geen verband te bestaan tussen de moord op een dode en de gebeurtenissen die mijn kijk op mijn eigen bestaan veranderden. In werkelijkheid stonden de feiten met betrekking tot Wendell Jaffe volkomen los van mijn familiegeschiedenis, maar het was mijn onderzoek naar het verleden van de dode dat de aanzet gaf tot het onderzoek naar mijn eigen verleden, en uiteindelijk vielen die twee geschiedenissen nauwelijks meer uit elkaar te houden. Het probleem met de dood is, dat er nooit iets verandert. Het probleem met het leven is, dat er nooit iets hetzelfde blijft. Het begon met een telefoontje, niet naar mij, maar naar Mac Voorhies, een van de onderdirecteuren van California Fidelity Insurance, de maatschappij waar ik ooit voor gewerkt had.

    Mijn naam is Kinsey Millhone. Ik ben privé-detective, met een vergunning van de staat Californië, en opereer vanuit Santa Teresa, dat zo’n vijftig kilometer ten noorden van Los Angeles ligt. Aan mijn samenwerkingsverband met California Fidelity was in december jongstleden een eind gekomen, en sinds die tijd had ik mijn gezicht daar niet meer laten zien. Gedurende de afgelopen zeven maanden had ik kantoorruimte gehuurd van het advocatenkantoor Kingman en Ives. Lonnie Kingmans praktijk richt zich voornamelijk op strafzaken, maar hij schuwt ook bepaald geen gecompliceerde processen met betrekking tot letsel ten gevolge van ongevallen of dood door schuld. Hij is sinds enkele jaren mijn juridisch adviseur, en hij heeft me bij gelegenheid al heel wat goede raad gegeven. Lonnie is klein van stuk en stevig gebouwd, een body-builder en iemand die niet opziet tegen een knokpartij. John Ives is de rustigste van de twee, en geeft de voorkeur aan de intellectuele uitdagingen van de appelrechtspraak. Ik ben de enige die ik ken die niet stelselmatig blijk geeft van minachting voor het advocatengilde. Voor de goede orde: ik heb ook niets tegen de politie; tegen niemand die mij beschermt tegen de anarchie.

    Het advocatenkantoor Kingman en Ives bezet de hele bovenste verdieping van een bescheiden pand in het centrum. Lonnies firma bestaat uit hemzelf, zijn compagnon John Ives, en een advocaat genaamd Malcolm Cheltenham, Lonnies beste vriend, die net als ik kantoorruimte van hem huurt. Het grootste gedeelte van het routinewerk wordt gedaan door de twee secretaresses, Ida Ruth en Jill. Verder is er een receptioniste, Alison, en een juridisch medewerker, Jim Thicket.

    Mijn kantoor was ooit een combinatie geweest van vergaderruimte en geïmproviseerde keuken. Nadat Lonnie zich de laatste beschikbare kantoorruimte op de bovenste verdieping had toegeëigend, liet hij een nieuwe keuken installeren, plus een kamertje voor de kopieerapparatuur. Mijn kantoor is groot genoeg om een bureau te bevatten, mijn draaistoel, een paar dossierkasten, een mini-koelkast en een koffiezetapparaat, plus een grote bergkast die vol staat met verhuisdozen die ik sinds de verhuizing niet meer heb aangeraakt. Ik heb mijn eigen telefoonlijn, naast de twee lijnen die ik met de firma deel. Ik heb nog steeds mijn antwoordapparaat, maar als het nodig is, neemt Ida Ruth mijn telefoontjes aan. Een tijdlang had ik geprobeerd om andere kantoorruimte te huren. Ik had er het geld voor. Tijdens een zaak waaraan ik voor Kerstmis had gewerkt, had ik nog een ander klusje opgeknapt dat me een cheque van vijfentwintigduizend dollar opleverde. Ik had het geld op de bank gezet, waar het onbekommerd rente vergaarde. Ondertussen kwam ik tot de ontdekking dat ik eigenlijk best in mijn nopjes was met mijn huidige omstandigheden. Het kantoor lag gunstig en het was prettig om mensen om me heen te hebben. Een van de weinige nadelen van het vrijgezellenbestaan is dat je niemand hebt tegen wie je kunt zeggen waar je heen gaat. Nu waren er op kantoor in elk geval mensen die wisten waar ik uithing en die ik kon bellen als er iets aan de hand was.

    Die maandagochtend in juli had ik al anderhalf uur lang telefoontjes gepleegd in verband met een onderzoek naar iemand die met de noorderzon was vertrokken. Een privé-detective uit Nashville had me een brief geschreven met het verzoek om bij mijn plaatselijke informatiebronnen na te gaan of er iets bekend was over de ex-echtgenoot van zijn cliënte, die zesduizend dollar achter was met zijn alimentatie. Het gerucht ging dat de man Tennessee verlaten had en op weg was gegaan naar Californië, met de bedoeling om zich ergens in de districten Perdido of Santa Teresa te vestigen. Ik had de naam van de man, zijn vorige adres, zijn geboortedatum, zijn sofi-nummer, en instructies om eventuele aanwijzingen na te trekken. Ik wist ook het merk, het model, en het kenteken van de auto waarin hij het laatst gesignaleerd was. Ik had al twee brieven naar Sacramento geschreven; een met een verzoek om inlichtingen met betrekking tot zijn rijbewijs, en een om te controleren of hij zijn Ford pick-up van 1983 had laten registreren. Nu belde ik de diverse openbare nutsbedrijven in de regio, om aan de weet te komen of er de laatste tijd misschien aansluitingen tot stand waren gebracht op naam van die man. Tot dusverre had ik nog geen succes gehad, maar daar zat ik niet echt mee. Voor vijftig dollar per uur ben ik tot heel wat bereid.

    Toen Alison me via de intercom opriep, boog ik me automatisch voorover en drukte het knopje in. ‘Ja?’

    ‘Er is bezoek voor je,’ zei ze. Alison is vierentwintig, levendig en energiek. Ze heeft blond haar tot aan haar middel, maatje 34, en op de ‘i’ in haar naam zet ze een hartje of een madeliefje, afhankelijk van haar stemming, die altijd opgewekt is. Op de een of andere manier klonk het alsof ze sprak door zo’n ‘telefoon’ die kinderen maken van twee conservenblikjes en een eind draad. ‘Een zekere Mr. Voorhies van California Fidelity Insurance.’

    Net als bij een figuur in een stripverhaal voelde ik hoe zich boven mijn hoofd een vraagteken vormde. Ik kneep mijn ogen half dicht en boog me nog dichter naar de intercom toe. ‘Is Mac Voorhies daar?’

    ‘Zal ik hem doorsturen?’

    ‘Ik kom er al aan,’ zei ik.

    Ik kon het nauwelijks geloven. Mac was degene onder wiens supervisie ik de meeste opdrachten voor CF uitgevoerd had. Het was zijn chef, Gordon Titus, die me ontslagen had en hoewel ik me inmiddels met de verandering van werkkring verzoend had, voelde ik nog altijd een adrenalinestoot als ik aan de man dacht. Heel even koesterde ik de fantasie dat Gordon Titus Mac had gestuurd om zijn miezerige verontschuldigingen aan te bieden. Dat kan je gerust vergeten, dacht ik. Ik keek snel mijn kantoor rond en hoopte dat het niet de indruk wekte alsof ik aan lager wal was geraakt. De ruimte was niet al te groot, maar ik had mijn eigen raam, een hoop maagdelijk wit muuroppervlak en dure, cognackleurige vaste vloerbedekking. Met drie ingelijste aquarellen en een weelderige ficus van meer dan een meter hoog vond ik dat de ruimte er zeer smaakvol uitzag. Oké, de ficus was nep (een of andere kunststof waarop zich het nodige stof verzameld had) maar dat kon je pas zien als je er vlakbij stond.

    Ik zou graag even in een spiegel gekeken hebben (zoveel effect had Macs komst op me) maar ik heb geen poederdoos en ik wist trouwens toch al wat ik zou zien - donker haar, lichtbruine ogen, geen spoortje make-up. Zoals gewoonlijk droeg ik een spijkerbroek, laarzen, en een coltrui. Ik likte mijn handpalm nat en haalde die over mijn haar, in de hoop eventuele pieken glad te strijken. Vorige week had ik in een vlaag van ergernis mijn nagelschaartje gepakt en het grootste deel van mijn haar afgeknipt. Het resultaat was zo ongeveer wat je ervan kon verwachten.

    Ik liep linksaf de gang in, op weg naar de receptie. Mac stond bij Alisons bureau. Hij is begin zestig, lang, met een wat nors uiterlijk en een pluizige krans grijs haar. Zijn sombere zwarte ogen staan enigszins schuin in een langwerpig, mager gezicht. In plaats van zijn gebruikelijke sigaar rookte hij een sigaret, waarvan de as op de voorkant van zijn driedelige kostuum viel. Mac heeft zich nooit druk gemaakt om zijn conditie en zijn lichaam heeft tegenwoordig wel iets weg van een kindertekening: lange armen en benen, een te korte romp met een klein hoofd erbovenop.

    Ik zei: ‘Mac?’

    ‘Hallo, Kinsey,’ zei hij op zijn droge toon, die me als muziek in de oren klonk.

    Ik was zo blij hem te zien dat ik hardop begon te lachen. Als een uit de kluiten gewassen speelse jonge hond sprong ik op hem af en wierp me in zijn armen. Dit gedrag ontlokte Mac een van zijn zeldzame glimlachjes, waarbij hij tanden ontblootte die verkleurd waren door de nicotine. ‘Dat is lang geleden,’ zei hij.

    ‘Ik kan het gewoon niet geloven. Kom mee naar mijn kantoor, dan kunnen we bijpraten,’ zei ik. ‘Wil je koffie?’

    ‘Nee, dank je. Ik heb net koffie gedronken.’ Mac draaide zich om om zijn sigaret uit te maken en realiseerde zich rijkelijk laat dat er nergens asbakken stonden. Niet wetend wat te doen keek hij om zich heen en liet zijn blik even rusten op de kamerplant op Alisons bureau. Ze boog zich voorover.

    ‘Geef die maar aan mij.’ Ze pakte de sigaret uit zijn vingers, liep ermee naar het open raam en gooide hem naar buiten. Ze keek de brandende peuk na om zich ervan te overtuigen dat hij niet in iemands open auto op het parkeerterrein terechtkwam.

    Terwijl we de gang door liepen, bracht ik hem op de hoogte van mijn huidige omstandigheden. Toen we bij mijn kantoor kwamen, was hij daar gepast complimenteus over. We wisselden roddelpraatjes uit en nieuws over wederzijdse vrienden. Ondertussen nam ik hem eens goed op. De jaren schenen steeds meer hun tol van hem te eisen. Hij had minder kleur op zijn gezicht. Zo te zien was hij een pond of tien afgevallen. Hij maakte een vermoeide en onzekere indruk, wat volstrekt niet bij hem paste. De Mac Voorhies die ik van vroeger kende, was kortaf en ongeduldig geweest, rechtvaardig, besluitvaardig, humorloos, en conservatief van opvattingen. Hij was een fatsoenlijk werkgever en ik had bewondering voor zijn vastberadenheid, die voortkwam uit een heilig vuur om zijn werk zo goed mogelijk te doen. Nu ontbrak die vonk en daar maakte ik me zorgen over.

    ‘Is alles in orde met je? Op de een of andere manier lijk je me niet helemaal meer de oude.’

    Hij maakte een geïrriteerd gebaar, in een onverwachte opwelling van energie. ‘Alle lol gaat er van af, ik zweer het je. Die verdomde directie met al die praatjes over bedrijfsresultaten. Ik ken de verzekeringsbusiness toch... verdomme nog aan toe, ik loop al lang genoeg mee. CF was als een soort familie voor me. We hadden een bedrijf te leiden, maar dat deden we niet volslagen harteloos, en we lieten iedereen in zijn waarde. We staken elkaar geen mes in de rug en we probeerden niet om mensen die een claim indienden, met een kluitje in het riet te sturen. Maar nu, ik weet het niet meer, Kinsey. Het personeelsverloop is krankzinnig. Agenten volgen elkaar zo snel op dat ze nauwelijks de kans krijgen om hun aktentas uit te pakken. Al dat gepraat over winstmarges en kostenbeheersing. De laatste tijd betrap ik mezelf er op dat ik met tegenzin naar mijn werk ga.’ Hij zweeg even en keek me schaapachtig aan terwijl hij begon te blozen. ‘God, moet je mij nou toch horen. Ik begin te klinken als een klagende ouwe zak, wat ik natuurlijk ook ben. Ze hebben me een vut-regeling aangeboden, wat dat ook mag inhouden. Weet je, ze proberen sommigen van ons ouwe knakkers zo snel mogelijk van de loonlijst af te krijgen. We verdienen veel te veel en we zitten te veel vastgeroest in onze opvattingen.’

    ‘Maak je gebruik van die regeling?’

    ‘Ik heb nog geen besluit genomen, maar misschien doe ik het wel. Ik moet er nog eens goed over nadenken. Ik ben eenenzestig en ik ben moe. Ik zou graag wat meer tijd aan mijn kleinkinderen besteden voordat ik het loodje leg. Marie en ik zouden het huis kunnen verkopen en een camper kunnen aanschaffen, een beetje rondtoeren en de familie bezoeken. Als we steeds de ronde blijven doen, hoeven we nooit langer te blijven dan de mensen lief is.’ Mac en zijn vrouw hadden acht volwassen kinderen, allemaal getrouwd, met allemaal weer eigen kinderen. Hij wuifde het onderwerp terzijde, zijn gedachten blijkbaar bij iets anders. ‘Genoeg daarover. Ik heb nog een maand de tijd om te besluiten. Ondertussen zitten we met een probleem en daarbij dacht ik aan jou.’

    Ik wachtte af tot hij er zelf mee voor de dag zou komen. Hij haalde een pakje Marlboro te voorschijn en schudde er een sigaret uit. Hij veegde met een knokkel over zijn lippen voordat hij de sigaret tussen zijn tanden stak. Daarna haalde hij een pakje lucifers te voorschijn en stak de sigaret aan, waarna hij het vlammetje met een mondvol rook uitblies. Hij sloeg zijn benen over elkaar en gebruikte de omslag van zijn broek als asbak, waardoor ik voortdurend bang was dat zijn nylon sokken vlam zouden vatten. ‘Herinner je je de verdwijning van Wendell Jaffe nog, een jaar of vijf geleden?’

    ‘Vaag,’ zei ik. Er stond me iets van bij dat zijn zeiljacht gevonden was, onbemand en op drift, ergens voor de kust van Baja California, ‘Vertel het me nog maar eens. Hij is toch die knaap die ergens op zee verdween, niet?’

    ‘Daar leek het op.’ Mac knikte een paar keer, terwijl hij blijkbaar bij zichzelf overlegde hoe hij me een zo kort mogelijke samenvatting kon geven. ‘Wendell Jaffe en zijn compagnon, Carl Eckert, richtten een commanditaire vennootschap op met het doel om in onroerend goed te gaan handelen, grond aan te kopen en daar appartementencomplexen, kantoorgebouwen, winkelcentra en zo te bouwen. Ze beloofden investeerders een rendement van vijftien procent, plus terugstorting van het oorspronkelijk geïnvesteerde bedrag binnen vier jaar. Natuurlijk raakten ze zwaar in de problemen. Ze kenden zichzelf royale provisies toe, besteedden veel te veel geld aan bedrijfskosten, en genoten een riant inkomen. Toen de winsten uitbleven, begonnen ze op een gegeven moment de oude investeerders terug te betalen met het geld van nieuwe investeerders. Ze schoven met kapitaal van de ene lege vennootschap naar de andere, en bleven voortdurend nieuwe deals afsluiten om het hoofd boven water te houden.’

    ‘Met andere woorden, ze stopten het ene gat met het andere,’ zei ik.

    ‘Precies. Ik denk dat ze met de beste bedoelingen begonnen zijn, maar daar draaide het ten slotte op uit. Hoe dan ook, Wendell begon zich te realiseren dat het zo niet door kon blijven gaan, en toen is hij een eindje met zijn boot gaan varen en verdwenen. Zijn lichaam is nooit gevonden.’

    ‘Ik meen me te herinneren dat hij een zelfmoordbriefje had achtergelaten,’ zei ik.

    ‘Inderdaad. Uit alle rapporten kwam naar voren dat hij leed aan de klassieke symptomen van een depressie: neerslachtigheid, slechte eetlust, nervositeit, slapeloosheid. Uiteindelijk kiest-ie zee met die boot van hem en springt overboord, waarbij hij een briefje voor zijn vrouw achterlaat. Daarin schrijft hij dat hij elke cent die hij maar te pakken had kunnen krijgen, geleend had en alles gestopt had in wat inmiddels een hopeloze onderneming bleek te zijn. Hij is aan iedereen geld schuldig. Hij beseft dat hij talloze mensen gedupeerd heeft en hij kan de consequenties gewoonweg niet onder ogen zien. Maar ondertussen zaten zij en zijn twee kinderen in een afschuwelijke situatie.’

    ‘Hoe oud waren zijn kinderen?’

    ‘Ik geloof dat de oudste, Michael, zeventien was en Brian was een jaar of twaalf. Jezus, wat een toestand. Zijn gezin ging zowat kapot aan het schandaal, en sommige van de investeerders gingen erdoor failliet. Zijn compagnon, Carl Eckert, belandde ten slotte in de gevangenis. Het zag ernaar uit dat Jaffe eruit gestapt was vlak voordat zijn kaartenhuis in elkaar stortte. Het probleem was dat er geen concreet bewijs was van zijn overlijden. Zijn vrouw kreeg op haar verzoek een door de rechtbank benoemde executeur toegewezen om zijn activa, voor zover daar nog sprake van was, te beheren. De bankrekeningen waren leeggehaald en het huis zat zwaar onder de hypotheek. Dat raakte ze uiteindelijk ook nog kwijt. Ik had vreselijk met haar te doen. Ze had al in geen jaren meer gewerkt, sinds de dag dat ze met hem getrouwd was. Plotseling had ze twee kinderen te onderhouden, zonder een cent op de bank en zonder capaciteiten waarmee ze op de arbeidsmarkt terechtkon. Ze was een sympathieke vrouw, en het was hard voor haar. Sinds die tijd is het vijf jaar lang doodstil geweest. Geen teken van leven van de man, niet het geringste spoor.’

    ‘Maar hij was niet dood?’ zei ik, vooruitlopend op de pointe van het verhaal.

    ‘Daar kom ik nu net aan toe,’ zei Mac lichtelijk geïrriteerd. Ik probeerde mijn vragen voor me te houden, zodat hij het verhaal op zijn manier kon vertellen. ‘Die vraag kwam wel degelijk aan de orde. De maatschappij voelde er weinig voor om uit te betalen zonder overlijdensakte. Vooral niet nadat Wendells compagnon aangeklaagd werd wegens fraude en verduistering. Wat ons betrof kon hij er wel tussenuit geknepen zijn, mèt de centen, om aan vervolging te ontkomen. We hebben het nooit met zoveel woorden gezegd, maar we traineerden de zaak. Dana Jaffe nam een privé-detective in de arm die een onderzoek instelde, maar er is nooit ook maar het geringste spoortje bewijs pro of contra boven water gekomen,’ vervolgde Mac. ‘Zij kon niet bewijzen dat hij dood was, maar wij konden ook niet bewijzen dat hij dat niet was. Een jaar later diende ze bij de rechtbank een verzoek in om de man dood te laten verklaren, op grond van het zelfmoordbriefje en zijn depressieve geestelijke toestand. Ze kwam met beëdigde verklaringen en wat al niet, getuigenverklaringen van zijn compagnon en verscheidene vrienden. Rond die tijd stelde Dana CF ervan in kennis dat ze, als enige begunstigde, aanspraak maakte op de verzekeringsuitkering. Wij hebben een eigen onderzoek ingesteld, en dat was behoorlijk intensief. Bill Bargerman heeft zich daarmee beziggehouden. Herinner je je hem nog?’

    ‘De naam komt me bekend voor, maar ik geloof niet dat ik hem ooit ontmoet heb.’

    ‘Nee, dat is waar ook. In die tijd werkte hij op het kantoor in Pasadena. Prima kerel. Hij is nu met pensioen. Hoe dan ook, hij deed wat hij kon, maar we konden met geen mogelijkheid bewijzen dat Wendell Jaffe nog leefde. We slaagden er wel in om de afgifte van de overlijdensakte te laten opschorten. We voerden met succes aan dat het, gezien zijn financiële problemen, onwaarschijnlijk was dat Jaffe, als hij nog in leven was, vrijwillig voor de rechtbank zou verschijnen. De uitspraak van de rechter viel in ons voordeel uit, maar we wisten dat het slechts een kwestie van tijd was voordat die uitspraak herroepen zou worden. Mevrouw Jaffe was des duivels, maar het enige dat ze hoefde te doen, was wachten. Ze bleef de premies van zijn levensverzekeringspolis stipt betalen en stond prompt na de wettelijk voorgeschreven periode van vijf jaar weer voor de rechtbank.’

    ‘Ik dacht dat het zeven jaar was.’

    ‘Die wet is ongeveer een jaar geleden veranderd. De Commissie Wetsherziening heeft de verificatieprocedure met betrekking tot de nalatenschap van vermiste personen gemoderniseerd. Twee maanden geleden werd haar eis eindelijk door het gerechtshof toegewezen en liet ze Wendell officieel dood verklaren. Op dat moment had CF geen keus meer. We hebben uitbetaald.’

    ‘Aha, de zaak begint interessant te worden,’ zei ik. ‘Over welk bedrag praten we?’

    ‘Vijfhonderdduizend dollar.’

    ‘Niet gek,’ zei ik, ‘hoewel ze het misschien best wel verdiend heeft. Ze heeft er in elk geval lang genoeg op moeten wachten.’

    Mac glimlachte even. ‘Had ze nog maar even langer gewacht. Ik kreeg een telefoontje van Dick Mills, een gepensioneerd CF-werknemer. Hij beweert dat hij Jaffe in Mexico gezien heeft. In een stadje genaamd Viento Negro.’

    ‘O? Wanneer was dat?’

    ‘Gisteren,’ zei Mac. ‘Dick was de agent bij wie Jaffe zijn levensverzekering heeft afgesloten en hij heeft naderhand nog heel wat zaken met hem gedaan. Maar goed, hij zat ergens in Mexico, in een of ander plaatsje ergens tussen Cabo en La Paz aan de Golf van Californië. Hij zegt dat hij Wendell in de bar van het hotel zag, waar hij wat zat te drinken met een of andere vrouw.’

    ‘Zomaar bij toeval?’

    ‘Zomaar bij toeval,’ beaamde Mac. ‘Piek moest wachten op de bus naar het vliegveld en hij ging die bar in om even een borrel te pakken. Wendell zat op de patio, misschien een meter van hem vandaan, met tussen hen in een soort rasterwerk. Dick zei dat het de stem was die hij het eerst herkende. Een beetje diep en knarsend, met een zuidelijk Texaans accent. Hij sprak eerst Engels, maar toen de ober kwam, ging hij over op Spaans.’

    ‘Heeft Wendell Dick gezien?’

    ‘Blijkbaar niet. Dick zei dat hij nog nooit van zijn leven zo verrast was geweest. Zei dat hij daar zo lang bleef zitten dat hij bijna de bus naar het vliegveld miste. Zodra hij thuis was, pakte hij de telefoon en belde mij.’

    Ik voelde hoe mijn hart begon te bonzen. Zet mij in de buurt van een interessant geval en mijn polsslag loopt op. ‘Dus wat gaat er nu gebeuren?’

    Mac tikte de as van zijn sigaret in de omslag van zijn broek. ‘Ik wil dat jij daar zo snel mogelijk heen gaat. Ik neem aan dat je over een geldig paspoort beschikt.’

    ‘Ja, natuurlijk, maar hoe zit het met Gordon Titus? Weet hij hiervan?’

    ‘Laat Titus nou maar aan mij over. Dat geval met Wendell zit me al vanaf het begin dwars. Ik wil die kwestie de wereld uit hebben voordat ik met pensioen ga. Een half miljoen dollar is geen kattepis. Het lijkt me een mooie manier om mijn carrière af te ronden.’

    ‘Als het waar is,’ zei ik.

    ‘Ik heb Dick Mills nog nooit op een blunder kunnen betrappen. Doe je het?’

    ‘Ik zal eerst even moeten kijken of ik hier een paar afspraken kan verzetten. Kan ik je over een uur bellen om het je te laten weten?’

    ‘Ja, natuurlijk. Geen probleem.’ Mac keek op zijn horloge, stond op en legde een dik pakket op de hoek van mijn bureau. ‘Als het maar niet veel langer duurt. Je vlucht naar Los Angeles vertrekt om één uur, en de aansluitende vlucht om vijf uur. De tickets en de routebeschrijving zitten daarin,’ zei hij, terwijl hij op het pakket wees. Ik begon te lachen. California Fidelity en ik deden weer zaken.

    2

    Nadat mijn vlucht op LAX geland was, moest ik drie uur wachten voordat de Mexicana-vlucht naar Cabo San Lucas vertrok. Mac had me een map gegeven vol kranteartikelen over de verdwijning van Jaffe en de nasleep ervan. Ik installeerde me in een van de cocktail lounges van de luchthaven en bestudeerde onder het genot van een margarita de knipsels om me zo volledig mogelijk van de zaak op de hoogte te stellen. Aan mijn voeten stond een haastig ingepakte plunjezak, met onder meer mijn 35-millimeter camera, mijn verrekijker, en de videorecorder die ik mezelf cadeau had gedaan ter gelegenheid van mijn vierendertigste verjaardag. Ik genoot van het geïmproviseerde karakter van deze trip, en nu al ervoer ik de verhoogde bewustzijnstoestand die het reizen teweegbrengt. Mijn vriendin Vera en ik volgden momenteel een beginnerscursus Spaans die georganiseerd werd door de Stichting voor Volwasseneneducatie van Santa Teresa. Tot dusverre hadden we ons beperkt tot de tegenwoordige tijd, korte zinnetjes waarvan het nut niet geheel duidelijk was - tenzij er natuurlijk een paar zwarte katten in de bomen zaten, in welk geval Vera en ik in staat waren om te wijzen en de volgende opmerking te maken: ¿Muchos gatos negros están en los árboles, sí? Sí, muchos gatos. De trip was in elk geval een mooie gelegenheid om mijn taalvaardigheid te testen.

    Behalve de kranteknipsels zaten er in de map ook verscheidene uitvergrote zwart-witfoto’s van Jaffe tijdens diverse officiële gelegenheden: openingen van tentoonstellingen, politieke fondsenverwervingsparty’s, veilingen ten behoeve van een liefdadig doel. Te oordelen naar de gelegenheden waarbij hij acte de présence gaf, behoorde hij zonder twijfel tot de uitverkorenen: knap, goedgekleed, het middelpunt van willekeurig welke groep. Dikwijls was zijn gezicht het enige dat onscherp op de foto stond, alsof hij op het moment dat de camerasluiter klikte, teruggedeinsd was of zich om had gedraaid. Ik vroeg me af of hij het misschien toen al bewust vermeed om gefotografeerd te worden. Hij was midden vijftig en fors gebouwd. Zilvergrijs haar, hoge jukbeenderen, krachtige kin, forse neus. Hij maakte een rustige, zelfverzekerde indruk, een man die zich niet veel aantrok van wat andere mensen vonden.

    Op een of andere merkwaardige manier voelde ik heel even iets van verbondenheid met hem terwijl ik mijn gedachten liet gaan over de mogelijkheid van een identiteitsverandering. Aangezien ik zelf van nature een leugenaarster ben, heeft die mogelijkheid me altijd aangetrokken. Er schuilt een bepaalde romantiek in het idee dat je gewoon het ene leven inwisselt voor een ander, als een acteur die verschillende karakterrollen speelt. Nog niet zo lang geleden had ik een zaak aan de hand gehad waarbij een man die wegens moord veroordeeld was, uit de gevangenis had weten te ontsnappen en erin geslaagd was voor zichzelf een geheel nieuwe identiteit te scheppen. Daarbij had hij niet alleen zijn verleden afgeworpen, maar tevens de smet van zijn veroordeling wegens moord. Hij had een nieuw gezin gesticht en een goede baan gevonden. Hij werd gerespecteerd in zijn nieuwe omgeving. Het bedrog zou misschien onopgemerkt zijn gebleven, als er niet een fout was gemaakt met een gerechtelijk bevel tot inhechtenisneming, waardoor hij ongeveer zeventien jaar later puur bij toeval werd gearresteerd. Op de een of andere manier weet het verleden ons toch altijd weer in te halen.

    Ik keek op mijn horloge en zag dat het tijd werd om te vertrekken. Ik stopte de knipsels en de foto’s weer in de map en pakte mijn plunjezak op. Ik liep door de centrale hal, passeerde de veiligheidscontrole, en begon de lange tocht naar mijn aangegeven uitgang. Een van de onveranderlijke wetten van het reizen is dat de aankomsten vertrekpunten zich altijd aan de verste uiteinden van de terminal bevinden, vooral als je een zware tas bij je hebt, of als je schoenen net beginnen te knellen. Ik nam plaats in de wachtruimte en wreef over mijn voet terwijl mijn medepassagiers zich verzamelden, en wachtten, totdat onze vlucht afgeroepen werd.

    Zodra ik in het vliegtuig zat met mijn plunjezak in de bagageruimte boven mijn hoofd, haalde ik de glanzende hotelbrochure te voorschijn die Mac bij de tickets had gedaan. Behalve mijn vluchten had hij ook een kamer voor me gereserveerd in hetzelfde hotel waar Wendell Jaffe gesignaleerd was. Ik betwijfelde of hij er nog steeds zou logeren, maar wie was ik om een gratis vakantie af te slaan?

    De foto van de Hacienda Grande de Viento Negro toonde een gebouw van drie verdiepingen met op de voorgrond een wat onduidelijk stuk donker strand. De tekst onder de foto vermeldde dat het hotel beschikte over een restaurant, twee bars en een verwarmd zwembad, met recreatie-activiteiten zoals tennis, snorkelen, diepzeevissen, een rondleiding per bus door de stad, en gratis margarita’s. De vrouw in de stoel naast me zat over mijn schouder mee te lezen. Ik kreeg de neiging om mijn brochure af te schermen, alsof ze zat te spieken tijdens een proefwerk. Ze was in de veertig, broodmager, opvallend gebruind, en goed verzorgd. Ze droeg het zwarte haar in een vlecht en ze was gekleed in een zwart broekpak met daaronder een okerkleurige blouse. Verder was er geen enkele kleur aan haar te bekennen. ‘Gaat u naar Viento Negro?’

    ‘Ja. Kent u die plaats?’

    ‘Jazeker, en ik hoop dat u niet van plan bent om dáár te logeren,’ zei ze. Ze wees met een misprijzende blik op haar gezicht naar de brochure.

    ‘Wat mankeert er aan dat hotel? Volgens mij ziet het er prima uit.’ Ze duwde haar tong tegen de binnenkant van haar wang alsof ze haar tandvlees aan het controleren was. Ze trok haar wenkbrauwen een stukje op. ‘Ach, het is per slot van rekening uw eigen geld.’

    ‘Nou nee, ik ga erheen voor zaken, en mijn verblijf wordt betaald,’ zei ik.

    Ze knikte, duidelijk niet overtuigd. Ze richtte haar aandacht op haar tijdschrift, met een blik op haar gezicht die verried dat ze zich moest inhouden om zich er niet mee te bemoeien. Even later zag ik haar iets mompelen tegen de man die rechts van haar zat. Haar reisgenoot, in de stoel aan het raam, had een prop Kleenex uit een van zijn neusgaten hangen, om een bloeding te stelpen die blijkbaar veroorzaakt was door de toegenomen cabinedruk terwijl het toestel zich gereedmaakte voor de start. Het leek wel een beetje op een dikke, zelfgedraaide sigaret. Hij boog zich enigszins voorover om mij beter te kunnen zien.

    Ik wendde me weer tot de vrouw. ‘Meent u dat nou echt? Is er een probleem?’

    ‘Het zal best meevallen,’ zei ze zonder veel overtuiging.

    ‘Hangt ervan af hoe je denkt over stof, vocht, en ongedierte,’ bracht de man in het midden.

    Ik lachte… ha, ha, ha... in de veronderstelling dat hij een grapje maakte. Bij geen van beiden kon er zelfs maar een glimlachje af.

    Ik kwam er te laat achter dat viento negro ‘zwarte wind’ betekent, een adequate omschrijving van de wolken donker lavastof die aan het eind van iedere middag over het strand joegen. Het hotel stelde niet veel voor, een hoefijzervormig, abrikooskleurig geschilderd gebouw met aan de voorkant kleine balkonnetjes. Om het andere balkon was een plantenbak aan het balkonhekje bevestigd, van waaruit bougainvillea als een purperrode waterval omlaag hing. De kamer, schoon maar tamelijk sjofel, bood uitzicht op de Golf van Californië.

    Twee dagen lang liep ik rond door de Hacienda Grande en het stadje Viento Negro, op zoek naar iemand die ook maar enigszins leek op de vijf jaar oude foto’s van Wendell Jaffe. In het uiterste geval kon ik altijd nog proberen het hotelpersoneel in mijn beginners-Spaans uit te horen, maar ik was bang dat iemand hem dan misschien zou overbrieven

    Enjoying the preview?
    Page 1 of 1