Discover millions of ebooks, audiobooks, and so much more with a free trial

Only $11.99/month after trial. Cancel anytime.

N van nekslag
N van nekslag
N van nekslag
Ebook388 pages6 hours

N van nekslag

Rating: 0 out of 5 stars

()

Read preview

About this ebook

Hoe kan een man die zo geliefd is in zijn dorp toch zoveel gevaarlijke vijanden hebben? Het overlijden van de gerespecteerde detective Tom Newquist kwam voor niemand als een verrassing. Hij was een harde werker en genoot met (iets te) volle teugen van wat het leven te bieden had. Maar in de periode vlak voor zijn dood knaagde er iets aan hem, en zijn weduwe Selma wil nu weten wat er speelde in zijn leven. Ze schakelt privédetective Kinsey Millhone in om de dood van haar man goed te kunnen afsluiten. Maar het is maar de vraag of het zover komt... Kinsey stuit op zwijgende buurtbewoners en verdachte aanwijzingen. Wat houdt men toch achter over de geliefde Tom, waar geen slecht woord over gerept kon worden?'N van nekslag' is het veertiende boek in de populaire Alfabetreeks van New York Times-bestsellerauteur Sue Grafton, met de eigenwijze Kinsey Millhone in de hoofdrol."There are few writers able to sustain this solid mixture of detection, narrative energy, and cultural observation."—Paul Skenazy, Washington Post-
LanguageNederlands
PublisherSAGA Egmont
Release dateNov 26, 2021
ISBN9788726879155

Related to N van nekslag

Titles in the series (10)

View More

Related ebooks

Related articles

Related categories

Reviews for N van nekslag

Rating: 0 out of 5 stars
0 ratings

0 ratings0 reviews

What did you think?

Tap to rate

Review must be at least 10 words

    Book preview

    N van nekslag - Sue Grafton

    N van nekslag

    Translated by Wim Holleman

    Original title: N is for Noose

    Original language: English

    Copyright © 1998, 2021 Sue Grafton and SAGA Egmont

    All rights reserved

    ISBN: 9788726879155

    1st ebook edition

    Format: EPUB 3.0

    No part of this publication may be reproduced, stored in a retrievial system, or transmitted, in any form or by any means without the prior written permission of the publisher, nor, be otherwise circulated in any form of binding or cover other than in which it is published and without a similar condition being imposed on the subsequent purchaser.

    www.sagaegmont.com

    Saga is a subsidiary of Egmont. Egmont is Denmark’s largest media company and fully owned by the Egmont Foundation, which donates almost 13,4 million euros annually to children in difficult circumstances.

    Voor Steven,

    die mijn leven mogelijk maakt.

    Dankwoord

    De auteur wil graag de volgende personen haar erkentelijkheid betuigen voor hun onschatbare hulp: Steven Humphrey; Eric S.H. Ching; Shelly Dumas en Sergeant Dick Wood, Inyo County Sheriff’s Department; Leon Brune, Inyo County Coroner; Donna Milovich, Spellbinder Books; Robert Failing, M.D.; Dennis Prescott, Supervisor (gepensioneerd), en Larry Gillespie, Senior Investigator, Santa Barbara County Coroner’s Office; Deputy Eric Raney, Commander Bill Crook, en Commander Terry Bunn, Santa Barbara County Sheriff’s Department; Captain Ed Aasted, Santa Barbara Police Department; Bruce Bennet; Sheila Millington, Automobile Club of Southern California; Sylvia Stallings; Joe Peus, M.D.; B.J. Seebol; en John Hunt, Compu Vision, voor het redden van hoofdstuk 22.

    1

    Soms bedenk ik wel eens hoe vreemd het zou zijn om een glimp van de toekomst op te vangen, een vluchtige blik op gebeurtenissen die ons te wachten staan op een nog onbekend tijdstip. Stel dat we door een kijkgaatje in de Tijd konden kijken en dan een flits konden opvangen van wat er in de komende jaren te gebeuren stond? Sommige beelden die we te zien kregen, zouden ons totaal niets zeggen en sommige, vermoed ik, zouden ons de stuipen op het lijf jagen. Als we wisten wat ons te wachten stond, zouden we bepaalde keuzes vermijden, bij de tweesprong optie B in plaats van A kiezen: de baan, het huwelijk, de verhuizing naar een andere staat, zwangerschap, de eerste borrel, de gekozen medische behandeling, die langverwachte skivakantie waar we zo van genoten tot het aanzwellende gerommel van de lawine. Als we ons bewust waren van de consequenties van elke willekeurige handeling, zouden we misschien nog wel eens twee keer nadenken en zodoende ons lot een nieuwe wending kunnen geven. Maar uiteraard verstrijkt de tijd zoals altijd slechts in één richting. Hier in het onbeschreven en braakliggende heden zijn we beschermd tegen de voorkennis van de gevaren die ons te wachten staan, beschermd tegen toekomstige gruwelen door blinde onwetendheid.

    Neem nu het onderhavige geval. Ik reed in een voordelig geprijsde huurauto in zuidelijke richting over de kronkelende highway 395 door de bergen, op weg naar het stadje Nota Lake, Californië, waar ik een onderhoud zou hebben met een potentiële cliënt. De weg was droog, het zicht was uitstekend, de weersomstandigheden waren prima. De kwestie waar de cliënt me over wilde spreken had niet veel om het lijf, voor zover ik het kon bekijken tenminste. Als ik ook maar een vermoeden van dreigend gevaar had gehad, zou ik wel iets anders hebben gedaan.

    Ik had Dietz achtergelaten in Carson City, waar ik de afgelopen twee weken verpleegster/gezelschapsdame had gespeeld, terwijl hij herstellende was van een knieoperatie. Ik had aangeboden hem in zijn blitse rode Porsche terug te rijden naar Nevada. Ik ben niet bepaald het verzorgende type, maar ik ben wel praktisch ingesteld en de negen uur durende autorit scheen de meest voor de hand liggende oplossing voor het probleem hoe hij zijn wagen terug naar zijn woonplaats moest krijgen. Ik ben een redelijke chauffeur en hij wist dat hij ervan op aan kon, dat ik ons zonder onnodige omzwervingen en overbodige conversatie naar Carson City zou brengen. Hij had de afgelopen twee maanden in mijn appartement gelogeerd en naarmate het moment van onze scheiding naderbij kwam, hadden we allebei de neiging om zo min mogelijk over persoonlijke aangelegenheden te praten.

    Voor de goede orde: mijn achternaam is Millhone, voornaam Kinsey. Ik ben vrouw, tweemaal gescheiden, word over zeven weken al weer zesendertig, en verkeer in redelijk goede lichamelijke conditie. Ik ben privé-detective in het bezit van een vergunning, en ben momenteel woonachtig in Santa Teresa, Californië, een stadje waaraan ik bijzonder gehecht ben. Af en toe voert mijn werk me naar andere delen van het land, maar eerlijk gezegd ben ik een typisch kleinsteedse speurneus en dat zal ik ook altijd wel blijven.

    Dietz’ operatie, op de eerste maandag in maart, verliep zonder problemen, dus daar hoeven we het verder niet over te hebben. Na de operatie ging ik terug naar zijn appartement dat ik met meer dan gemiddelde belangstelling doorsnuffelde. Ik was verrast geweest toen ik er voor het eerst kwam, want het was luxueuzer en veel beter ingericht dan mijn eigen bescheiden optrekje in Santa Teresa. Dietz was een nomade en ik had niet verwacht dat hij veel materiële bezittingen zou hebben. Terwijl ik me moest behelpen met een verbouwde garage (onlangs opnieuw verbouwd om op de vliering een slaapkamer en een tweede badkamer te installeren), hield Dietz er een penthouse met drie slaapkamers op na dat waarschijnlijk zo’n tweehonderdtachtig vierkante meter woonruimte besloeg, met inbegrip van een patio en een tuin met een heuse kas op het platte dak. Akkoord, het zeven verdiepingen tellende gebouw bevond zich op een bedrijfsterrein, maar het uitzicht was grandioos en de privacy liet niets te wensen over.

    Ik was te beleefd geweest om rond te snuffelen terwijl hij er zelf bij was, maar zodra hij eenmaal veilig opgeborgen lag op de afdeling orthopedie van het Carson/Tahoe Hospital, kon ik op mijn gemak alles in mijn directe nabijheid aan een zorgvuldig onderzoek onderwerpen, waarbij ik af en toe op een stoel moest klimmen. Ik keek in kasten en dossiers en dozen en paperassen en laden, zakken en koffers, terwijl ik me deels opgelucht en deels teleurgesteld voelde door het feit dat hij niets bijzonders te verbergen had. Ik bedoel, wat heeft het voor zin om rond te snuffelen als er niks fatsoenlijks te ontdekken valt? Ik had wel de gelegenheid om een foto van zijn ex, Naomi, te bestuderen, die in elk geval heel wat knapper was dan hij ooit vermeld had. Afgezien daarvan leken zijn financiële aangelegenheden me in orde, zijn medicijnkastje bevatte geen duistere farmaceutische onthullingen, en zijn privé-correspondentie bestond vrijwel uitsluitend uit een verzameling brieven met de nodige spelfouten van zijn twee studerende zoons. Voor het geval u me een bemoeial mocht vinden, ik kan u verzekeren dat Dietz mijn appartement net zo grondig had doorzocht gedurende de tijd dat hij bij me inwoonde. Dat weet ik, omdat ik een paar boobytraps had aangebracht, waarvan hij er één over het hoofd had gezien toen hij mijn afgesloten bureauladen openpeuterde. Zijn vergunning mocht dan verlopen zijn, maar aan zijn vakmanschap mankeerde over het algemeen nog niets. Zijn inbreuk op mijn privacy was nooit ter sprake gekomen, maar ik had mezelf heilig voorgenomen dat ik hetzelfde zou doen zodra de gelegenheid zich voordeed. Speurders onder elkaar beschouwen dit als een kwestie van beroepsethiek. Jij doorsnuffelt mijn huis en ik het jouwe.

    De vrijdagochtend na de operatie werd hij uit het ziekenhuis ontslagen. De daaropvolgende herstelperiode bracht hij voornamelijk zittend door met zijn knie ingepakt in zwachtels zo dik als een kussen. We keken naar een hoop rotzooi op de televisie, speelden canasta, en werkten aan een legpuzzel met een afbeelding van een nest kronkelende regenwormen die er zo levensecht uitzagen, dat ik er bijna van over mijn nek ging. De eerste drie dagen zorgde ik voor het eten, wat wil zeggen dat ik sandwiches klaarmaakte, afwisselend mijn beroemde pindakaas-met-piccalilly-creatie en mijn hogelijk gewaardeerde variant met dunne plakjes warm hardgekookt ei, met massa’s mayonaise en zout. Na die drie dagen stond Dietz te popelen om zelf de keuken weer in te gaan en ons menu werd uitgebreid met pizza, afhaalchinees, en Campbell’s soep – tomaten of asperge, afhankelijk van onze stemming.

    Na een week of twee wist Dietz zich al weer heel aardig te redden. Zijn hechtingen waren eruit en tussen zijn bezoeken aan de fysiotherapeut door hompelde hij rond met behulp van een wandelstok. Hij had nog een lange weg voor de boeg, maar hij kon zelf naar zijn fysiotherapeut rijden en scheen ook voor het overige in zijn eigen behoeften te kunnen voorzien. Tegen die tijd achtte ik het heel goed mogelijk dat ik gek zou worden van het voortdurend achter hem aanlopen. Het werd tijd om afscheid te nemen voordat ons samenzijn tot irritatie begon te leiden. Ik voelde me prettig in zijn gezelschap, maar ik kende mijn beperkingen. Ik hield het afscheid oppervlakkig; okay-prima-bedankt-tot ziens en meer van dat soort platitudes. Dat was mijn manier om de pijnlijke brok in mijn keel tot aanvaardbare proporties terug te brengen, en een gênante jankpartij de kop in te drukken. Vraag me niet hoe het verdriet dat ik voelde te rijmen viel met het bijna uitzinnige gevoel van opluchting. Niemand heeft ooit beweerd dat gevoelens logisch zijn.

    Dus zo stonden de zaken ervoor toen ik over highway 395 zoefde, op zoek naar werk zonder dat het me veel uitmaakte wat voor soort opdracht het betrof. Ik had geld nodig. Ik had behoefte aan afleiding, aan een ontsnapping, alles om mijn gedachten maar af te houden van het onderwerp Robert Dietz. Ik ben niet goed in afscheid nemen. Ik heb in mijn leven al veel te vaak afscheid moeten nemen en het is een ervaring die me allerminst bevalt. Aan de andere kant ben ik ook niet echt een kei op het gebied van relaties. Hecht je aan iemand en voor je het weet, heb je die persoon de macht gegeven om je te kwetsen, te verraden, te irriteren, in de steek te laten, of je onnoemelijk te vervelen. Over het algemeen probeer ik de nodige afstand te bewaren en zodoende een hoop lastige emoties te vermijden. In de psychiatrie bestaan er namen voor mensen als ik.

    Ik zette de autoradio aan, die afgestemd stond op een krakende zender uit Los Angeles, vijfhonderd kilometer naar het zuiden. Geleidelijk aan begon ik oog te krijgen voor het omringende landschap. Highway 395 loopt ten zuiden van Carson City, door Minden en Gardnerville. Even ten noorden van Topaz was ik de staatsgrens naar Oost-Californië overgestoken. De ruggengraat van de staat wordt gevormd door het indrukwekkende Sierra Nevada-gebergte, de omgekrulde rand van een reusachtige breuk in de aardkost, in later tijden uitgeschuurd door een serie gletsjers. Aan mijn linkerkant bevond zich Mono Lake, dat door het gestaag dalende waterpeil elk jaar wat kleiner en zouter wordt, zodat er afgezien van garnalen en de vogels die zich daaraan te goed doen, nog maar weinig waterfauna te vinden is. Ergens rechts van me, achter een donkergroen woud van naaldbomen, bevond zich het Yosemite National Park, met zijn hoge pieken en ruige canyons, meren, en donderende watervallen. Weiden, nu bedekt met een dun laagje sneeuw, vormden ooit de bodem van een Pleistoceens meer. Later in de lente zouden deze zelfde weiden bezaaid zijn met veldbloemen. In de hogere regionen was de winterse sneeuwlaag nog niet gesmolten, maar de bergpassen waren open. Het was het soort landschap dat als ‘adembenemend’ wordt omschreven door diegenen die zich gemakkelijk de adem laten benemen. Ik ben geen fervent natuurliefhebster, maar zelfs ik was voldoende onder de indruk om af en toe ‘wow’ te mompelen als ik met een snelheid van honderdtien kilometer per uur een schilderachtig vergezicht passeerde.

    De potentiële cliënt naar wie ik op weg was, was een vrouw genaamd Selma Newquist, wier echtgenoot een paar weken geleden overleden was. Dietz was ooit eens door deze vrouw ingehuurd om haar te helpen zich te ontworstelen aan een onverkwikkelijk eerste huwelijk. Ik had niet alle details te horen gekregen, maar hij zinspeelde op het feit dat de financiële vuile was die hij van de echtgenoot boven water had weten te krijgen, Selma genoeg in handen had gegeven om zich uit die relatie te bevrijden. Later was ze hertrouwd en het was de dood van deze tweede echtgenoot die klaarblijkelijk vragen had opgeroepen waar zijn vrouw antwoord op wilde hebben. Ze had Dietz willen inhuren, maar aangezien die tijdelijk uitgeschakeld was, had hij mijn naam genoemd. Ik betwijfelde of mevrouw Newquist onder normale omstandigheden overwogen zou hebben om een privé-detective uit de andere kant van de staat in de arm te nemen, maar op de terugweg naar Santa Teresa kwam ik toch bij haar in de buurt. Dietz had ingestaan voor mijn betrouwbaarheid, en had me bovendien verzekerd dat ze de rekeningen voor bewezen diensten stipt zou voldoen. Het leek me geen slecht idee om onderweg bij de vrouw langs te gaan om te horen wat ze te zeggen had. Als ze geen gebruik van mijn diensten wenste te maken, zou ik er hooguit een halfuur reistijd bij inschieten. In iets meer dan drie uur was ik in Nota Lake (bevolking 2356, hoogte 1295 meter). Het stadje stelde zo te zien niet veel voor, hoewel het schitterend gelegen was, aan drie kanten omgeven door hoge bergen, waarvan de besneeuwde pieken afstaken tegen een bewolkte hemel. Aan de schaduwzijde van de weg zag ik hier en daar nog wat restanten sneeuw, brokken ijs tegen de stammen van kale bomen. Het rook naar pijnbomen, met een enigszins zoete geur. De kille nevel die ik inademde, gaf me een gevoel alsof ik mijn hoofd in een halflege bak vanille-ijs stak en de suikerzoete geur indronk. Het meer zelf was niet meer dan drieëneenhalve kilometer lang en anderhalve kilometer breed. Het gladde oppervlak weerspiegelde granieten pieken en het handjevol naaldbomen dat op de hellingen groeide. Ik stopte bij een benzinestation en kocht een plattegrond van het stadje, dat in de vorm van een vlek aan de oostelijke oever van Nota Lake lag.

    De meeste bedrijvigheid scheen zich te concentreren aan weerszijden van de hoofdstraat. Ik maakte een kleine rondrit, waarbij ik tien benzinestations en tweeëntwintig motels telde. Nota Lake bood voordelige accommodatie voor het skipubliek dat naar de Mammoth Lakes kwam. Het stadje kon zich tevens beroemen op een groot aantal fastfoodrestaurants, waaronder Burger King, Carl’s Jr., Jack in the Box, Kentucky Fried Chicken, Pizza Hut, een Waffle House, een International House of Pancakes, een House of Donuts, een Sizzler, een Subway, een Taco Bell, en mijn persoonlijke favoriet, McDonald’s. Verder waren er nog de nodige Mexicaanse, Bar-B-Que en ‘Familie’-restaurants. Dat laatste genre duidde op de aanwezigheid van massa’s schreeuwende kleuters en het ontbreken van een alcoholvergunning.

    Het adres dat ik opgekregen had bevond zich aan de rand van het stadje, in een wijk die eruitzag alsof alle huizen door dezelfde projectontwikkelaar gebouwd waren. De straten in de wijk waren genoemd naar diverse indianenstammen; Shawnee, Iroquois, Cherokee, Modoc, Crow, Chippewa. Selma Newquist woonde aan een doodlopende straat genaamd Pawnee Way, en het huis was een exacte kopie van de huizen aan weerszijden: houten muren, houten dakspanen, met een beschutte veranda aan de ene kant en een dubbele garage aan de andere. Ik parkeerde mijn auto op het garagepad naast een donkere Ford sedan. Uit macht der gewoonte sloot ik de auto af, beklom de twee treden van het verandatrapje en belde aan – ding dong – als de plaatselijke Avon-consulente. Ik wachtte geruime tijd en probeerde het toen nog eens.

    De vrouw die opendeed, was eind veertig, klein, stevig gebouwd, met bruine ogen en kort donker verward haar. Ze droeg een roodblauw-geelgeruite blouse en een gele plooirok.

    ‘Hallo, ik ben Kinsey Millhone. Bent u Selma?’

    ‘Nee. Ik ben haar schoonzus, Phyllis. Mijn man, Macon, was Toms jongere broer. We wonen twee huizen verderop. Kan ik iets voor u doen?’

    ‘Ik kom voor Selma. Ik had beter eerst even kunnen bellen. Is ze thuis?’

    ‘O, sorry, nu herinner ik het me weer. Ze is even gaan liggen, maar ze heeft me verteld dat ze dacht dat u langs zou komen. U bent die kennis van de detective in Carson City die ze gebeld heeft.’

    ‘Precies,’ zei ik. ‘Hoe is het met haar?’

    ‘Selma heeft af en toe een slechte dag en ik ben bang dat dit er een van is. Het is vandaag precies zes weken geleden dat Tom gestorven is en ze belde me in tranen op. Ik ben zo snel mogelijk hierheen gekomen. Ze trilde over haar hele lijf en ze was helemaal overstuur. Die arme meid ziet eruit alsof ze al in geen dagen meer een oog heeft dichtgedaan. Ik heb haar een valium gegeven.’

    ‘Ik kan later wel terugkomen als u denkt dat dat beter is.’

    ‘Nee hoor. Ze is vast wakker en ik weet dat ze u graag wil spreken. Komt u verder.’

    ‘Dank u.’

    Ik liep achter Phyllis aan door de hal en een met tapijt bedekte gang. In het voorbijgaan wierp ik vluchtige blikken door de openstaande deuren van vertrekken aan weerszijden van de gang, wat me een indruk van overdadig gestoffeerde kamers opleverde. In de woonkamer pasten zowel de gordijnen als de meubelstof bij het roze-met-groene behang met een patroon van bloemboeketten, onderling verbonden door een slingerend roze lint. Op de salontafel stond een uitbundig boeket roze zijden bloemen. De vloerbedekking was lichtgroen en verspreidde de doordringende chemische geur die deed vermoeden dat ze pas kortgeleden was gelegd. In de eetkamer was het meubilair ouderwets-degelijk, veel donker glanzend hout, met zo te zien iets te veel meubelstukken voor de beschikbare ruimte. Alle vensters waren voorzien van voorzetramen en tussen de ruiten had zich een wit condenslaagje gevormd. De geur van sigarettenrook en koffie had zich als een muskusachtige wierook door het huis verspreid.

    Phyllis klopte op de deur. ‘Selma, lieverd? Ik ben het, Phyllis.’

    Ik hoorde een gedempte reactie en Phyllis deed de deur een klein stukje open en keek naar binnen. ‘Er is een dame voor je. Ben je aangekleed? Het is die vrouwelijke detective uit Carson City.’

    Ik stond op het punt om haar te corrigeren maar bedacht me toen. Ik kwam niet uit Carson City en een dame was ik ook al niet, maar wat deed het er ook toe? Door de deuropening ving ik een glimp op van de vrouw in het bed; een bos platinablond haar, omlijst door de stijlen van een hemelbed.

    Blijkbaar was ik uitgenodigd om verder te komen want Phyllis deed een stap achteruit om me langs te laten, terwijl ze zachtjes tegen me zei: ‘Ik moet nu weer naar huis, maar u kunt me gerust roepen als u iets nodig hebt.’

    Ik knikte haar vriendelijk toe terwijl ik de slaapkamer binnenging en de deur achter me dichtdeed. De gordijnen waren dicht en het licht was gedempt. Losse kussentjes lagen als rolstenen op de vloerbedekking rond het bed. Er was een overdaad aan ruches; muren, ramen, en beddengoed waren bedekt met opzichtige veelkleurige patronen. Het motief werd zo te zien gevormd door met elkaar botsende, exploderende rozen.

    Ik zei: ‘Sorry dat ik stoor, maar Phyllis zei dat het wel goed was. Ik ben Kinsey Millhone.’

    Selma Newquist, in een verschoten flanellen nachtpon, werkte zich op tot een zittende positie en trok het beddengoed recht, waarbij ze me deed denken aan een invalide die op het punt stond om een bedtafeltje aan te nemen. Ik schatte haar op dik in de vijftig, te oordelen naar de levervlekken en dikke aderen op haar handen. Haar huid had een tamelijk donkere tint, maar haar haar was een kegel van platinablonde krullen, als een suikerspin. Op dit moment helde de kegel, die eruitzag alsof hij met haarlak bij elkaar gehouden werd, enigszins zijwaarts. Ze had haar wenkbrauwen met een roodbruin potlood bijgetekend, maar van eventuele eyeliner of oogschaduw was allang niets meer te zien. Door de strepen in de overvloedige laag make-up zag ik de vlekkerige tint die op te veel blootstelling aan de zon duidt. Ze stak haar hand uit naar haar sigaretten, en tastte rond op het nachtkastje tot ze zowel het pakje als de aansteker te pakken had. Haar hand trilde een beetje toen ze haar sigaret aanstak. ‘Kom wat dichterbij,’ zei ze. Ze gebaarde naar een stoel. ‘Gooi dat er maar af en ga zitten, dan kan ik je beter zien.’

    Ik pakte haar gewatteerde peignoir van de stoel en legde hem op het bed, schoof daarna de stoel dichter bij het bed en ging zitten.

    Ze staarde me met gezwollen ogen aan en er ontsnapte een sliertje rook aan haar mond terwijl ze sprak. ‘Het spijt me dat je me zo aantreft. Normaal gesproken lig ik om deze tijd niet in bed, maar ik heb vandaag een beroerde dag.’

    ‘Ik begrijp het,’ zei ik. Rook begon me te omhullen als de minuscule druppeltjes van iemands niesbui.

    ‘Heeft Phyllis je koffie aangeboden?’

    ‘Doe alsjeblieft geen moeite. Ze is terug naar huis en ik heb eerlijk gezegd niet zo’n trek in koffie. Ik wil je niet langer lastigvallen dan nodig is.’

    Ze staarde me met een vage blik aan. ‘Dat maakt niet uit,’ zei ze. ‘Ik weet niet of jij wel eens iemand verloren hebt die je dierbaar was, maar er zijn van die dagen dat je je voelt alsof de griep heeft toegeslagen. Je hele lijf doet zeer en je bent zo duf in je hoofd dat je niet fatsoenlijk meer kunt denken. Ik ben blij dat ik gezelschap heb. Je leert elke afleiding te waarderen. Je kunt je gevoelens niet ontlopen, maar het helpt om er even niet mee bezig te hoeven zijn.’ Ze had de neiging om onder het praten haar hand voor haar mond te houden. Kennelijk geneerde ze zich voor de verkleuring van haar twee voortanden, die naar ik nu kon zien opvallend donkerder dan de rest waren. Misschien dat ze als kind gevallen was of medicijnen had gebruikt waardoor ze verkleurd waren. ‘Hoe ken je Robert Dietz?’ vroeg ze.

    ‘Ik heb hem zelf een paar jaar geleden ingehuurd. Iemand bedreigde me met de dood en Dietz fungeerde een tijdje als mijn lijfwacht.’

    ‘Hoe gaat het met zijn knie? Het speet me te horen dat hij bedlegerig was.’

    ‘Hij komt er wel weer bovenop. Hij is een keiharde. Hij scharrelt al weer wat rond.’

    ‘Heeft hij je over Tom verteld?’

    ‘Alleen dat je pas geleden weduwe bent geworden. Dat is het enige dat ik weet.’

    ‘Dan zal ik je het een en ander vertellen, hoewel ik niet eens precies weet waar ik moet beginnen. Je zult misschien denken dat ik gek ben, maar ik verzeker je dat dat niet het geval is.’ Ze nam een trek van haar sigaret en zuchtte een mondvol rook uit. Ik verwachtte tranen tijdens haar relaas, maar het verhaal kwam eruit met een door valium teweeggebrachte kalmte. ‘Tom kreeg een hartaanval. Hij was onderweg... een kilometer of tien buiten de stad. Het was tien uur ’s avonds. Hij moet het hebben voelen aankomen en zijn wagen aan de kant hebben gezet. Een agent van de Highway Patrol – een vriend van ons, James Tennyson – herkende Toms truck met de knipperlichten aan en stopte om te zien of hij misschien hulp nodig had. Tom hing over het stuur. Ik was naar een bijeenkomst in de kerk geweest en toen ik thuis kwam, stonden er twee politiewagens voor het huis. Je weet dat Tom rechercheur was bij de plaatselijke politie?’

    ‘Nee, dat wist ik niet.’

    ‘Ik was altijd bang dat hij bij het uitoefenen van zijn functie om het leven zou komen. Ik had nooit gedacht dat het zo zou gaan.’ Ze zweeg even en nam een trek van haar sigaret, waarbij ze de rook als een vorm van interpunctie gebruikte.

    ‘Het moet heel moeilijk voor je zijn geweest.’

    ‘Het was afschuwelijk,’ zei ze. Haar hand ging weer omhoog, naar haar mond, terwijl de tranen in haar ogen opwelden. ‘Ik kan er nog steeds niet aan denken. Voor zover ik weet, waren er nooit symptomen geweest. Of laat ik het zo zeggen: als dat wel het geval was, heeft hij het me nooit verteld. Hij had wel een te hoge bloeddruk en de dokter had hem dringend aangeraden om te stoppen met roken en meer lichaamsbeweging te nemen. Maar je weet hoe mannen zijn. Hij wuifde het allemaal weg en bleef gewoon zijn eigen gang gaan.’ Ze legde haar sigaret weg zodat ze haar neus kon snuiten. Waarom kijken mensen toch altijd in hun zakdoek om te zien wat dat toeterende gesnuit hen zojuist heeft opgeleverd?

    ‘Hoe oud was hij?’

    ‘Dicht bij zijn pensioen. Drieënzestig,’ zei ze. ‘Maar hij heeft zichzelf nooit behoorlijk in acht genomen. Ik denk dat hij alleen in goede conditie was toen hij in het leger zat en vlak daarna, toen hij op de politieacademie zat en aangenomen werd als deputy sheriff. Daarna was het alleen nog maar cafeïne en junkfood tijdens diensturen, bourbon als hij thuis kwam. Hij was geen alcoholist – begrijp me niet verkeerd – maar hij dronk wel graag een borrel na het werk. De laatste tijd sliep hij slecht. Ik hoorde hem om twee, drie, vijf uur ’s nachts in huis rondspoken. Hij begon de laatste maanden af te vallen. Hij at nauwelijks meer, het was alleen nog maar roken en koffie drinken en uit het raam naar de sneeuw staren. Er waren momenten dat ik dacht dat hij af zou knappen, maar dat kan mijn verbeelding zijn geweest. Hij heeft er nooit met me over gepraat.’

    ‘Klinkt alsof er sprake was van een of andere vorm van stress.’

    ‘Precies. Zo dacht ik er ook over. Tom was duidelijk gestresst, maar ik weet niet waarom en daar word ik gek van.’ Ze pakte haar sigaret op, nam een diepe haal en tikte de as in een keramische asbak in de vorm van een hand. ‘Hoe dan ook, dat is de reden waarom ik Dietz heb gebeld. Ik vind dat ik er recht op heb om dat te weten.’

    ‘Ik wil niet grof klinken, maar doet dat er werkelijk iets toe? Wat het ook was, er valt nu immers toch niets meer aan te veranderen.’

    Ze wendde even haar blik van me af. ‘Dat heb ik zelf ook al bedacht. Soms denk ik dat ik hem eigenlijk nooit echt gekend heb. We konden het prima met elkaar vinden en hij heeft altijd goed voor me gezorgd, maar hij was niet het soort man dat het nodig vond om verantwoording af te leggen van zijn doen en laten. De laatste paar weken van zijn leven verdween hij soms urenlang en als hij dan terugkwam, zei hij geen woord. Ik vroeg niet waar hij geweest was. Dat had ik misschien wel kunnen doen, maar er was iets aan hem... hij raakte geïrriteerd als ik aandrong, dus ik liet hem maar met rust. Maar ik vind niet dat ik de rest van mijn leven met onbeantwoorde vragen moet blijven zitten. Ik weet niet eens waar hij die avond naartoe ging. Hij had tegen me gezegd dat hij thuis zou blijven, maar er moet iets tussen gekomen zijn.’

    ‘Hij heeft geen briefje of zo voor je achtergelaten?’

    ‘Niets.’ Ze legde haar sigaret op de rand van de asbak en haalde een poederdoos van onder haar kussen te voorschijn. Ze deed het dekseltje open en bekeek haar gezicht in het spiegeltje. Ze raakte haar voortanden even aan alsof ze een of andere ongerechtigheid wilde verwijderen. ‘Ik zie er vreselijk uit,’ zei ze.

    ‘Maak je niet druk. Dat valt best mee.’

    Ze glimlachte aarzelend. ‘Eigenlijk is het ook zinloos om ijdel te zijn. Nu Tom er niet meer is, kan het niemand meer iets schelen, en dat geldt ook voor mezelf, om je de waarheid te zeggen.’

    ‘Mag ik je iets vragen?’

    ‘Ga je gang.’

    ‘Ik wil niet nieuwsgierig lijken, maar waren jullie gelukkig getrouwd?’

    Er ontsnapte haar een gegeneerd lachje terwijl ze de poederdoos dichtdeed en hem weer terugstopte onder het kussen. ‘Ik in elk geval wel. Van hem weet ik het niet. Hij klaagde nooit. Hij nam het leven min of meer zoals het kwam. Ik was al eerder getrouwd geweest... met iemand die me mishandelde. Ik heb een zoon uit dat huwelijk. Hij heet Brant.’

    ‘Ah. En hoe oud is hij?’

    ‘Vijfentwintig. Brant was tien toen ik Tom leerde kennen, dus in feite heeft Tom hem opgevoed.’

    ‘Waar woont hij?’

    ‘Hier in Nota Lake. Hij werkt als EHBO’er bij de brandweer. Sinds de begrafenis logeert hij hier, hoewel hij zijn eigen woonruimte heeft,’ zei ze. ‘Ik heb hem verteld dat ik erover dacht om iemand in te huren. Hij vindt het flauwekul, maar ik weet zeker dat hij al het mogelijke zal doen om te helpen.’ Haar neus werd even rood, maar ze scheen zichzelf weer in de hand te hebben.

    ‘Jij en Tom zijn hoe lang, veertien jaar, getrouwd geweest?’

    ‘Bijna twaalf. Na mijn scheiding wilde ik geen overhaaste beslissing nemen. Het grootste deel van die tijd was alles koek en ei, maar de laatste tijd begon het minder te gaan. Ik bedoel, hij deed wat hij verondersteld werd te doen, maar het interesseerde hem niet echt meer. De laatste tijd had ik het gevoel dat hij dingen voor me achterhield. Ik weet niet, hij was zo... gesloten, zo zwijgzaam. Waarom was hij die avond op pad? Wat voerde hij uit? Wat was er zo belangrijk dat hij het mij niet kon vertellen?’

    ‘Zou het een zaak geweest kunnen zijn waar hij aan werkte?’

    ‘Dat zou kunnen, neem ik aan.’ Ze dacht na over die mogelijkheid terwijl ze haar sigaret uitdrukte. ‘Ik bedoel, het zou misschien verband hebben kunnen houden met zijn werk. Tom praatte vrijwel nooit over zijn werk. Andere mannen – sommigen van de deputy’s – wisselden buiten werktijd verhalen uit, maar hij niet. Hij nam zijn werk buitengewoon serieus, bijna op het overdrevene af.’

    ‘Iemand binnen het korps moet de zaken waar hij mee bezig was hebben overgenomen. Heb je met zijn collega’s gepraat?’

    ‘Je zegt korps alsof het heel wat voorstelt. Nota Lake is dan wel de hoofdplaats van de county, maar dat zegt niet zo veel. Er waren maar twee rechercheurs, Tom en zijn partner, Rafer. Ik heb met hem gepraat – niet dat ik daar veel wijzer van ben geworden. Hij was heel sympathiek. Rafer is zo op het oog altijd heel aardig,’ zei ze, ‘maar ondanks het feit dat we een tijdlang hebben zitten praten, heeft hij nauwelijks iets losgelaten.’

    Ik keek haar even aan, terwijl ik het gesprek door mijn lulkoekdetector liet lopen om te zien wat die zou registreren. Niet dat ik de indruk had dat er ergens een luchtje aan zat, maar ik begreep niet goed wat ze nu precies wilde. ‘Denk je dat er iets verdachts is aan Toms dood?’

    De vraag leek haar te overvallen. ‘Welnee,’ zei ze, ‘maar hij zat ergens over in en ik wil weten wat dat was. Ik weet dat het vaag klinkt, maar ik kan gewoon niet tegen het idee dat hij iets voor me achterhield dat hem klaarblijkelijk zo dwarszat. Ik ben altijd een goede echtgenote voor hem geweest en ik wil niet in het duister blijven tasten nu hij er niet meer is.’

    ‘Hoe zit het met zijn persoonlijke spullen? Heb je die al doorgekeken?’

    ‘De coroner heeft de spullen terug laten bezorgen

    Enjoying the preview?
    Page 1 of 1