Discover millions of ebooks, audiobooks, and so much more with a free trial

Only $11.99/month after trial. Cancel anytime.

Illusie
Illusie
Illusie
Ebook394 pages5 hours

Illusie

Rating: 0 out of 5 stars

()

Read preview

About this ebook

Een magische thriller:
Een tienermeisje kruipt negen maanden na haar dood, onaangetast door de tijd, uit haar graf.
Een levenloze engel valt ongeschonden uit de lucht midden op Times Square in New York.
Deze en andere onverklaarbare moorden zijn het werk van een seriemoordenaar die al gauw bekend komt te staan als de Tovenaar.
De mooie Jessica Blackwood gaf haar carriere als illusionist op na een traumatische gebeurtenis en slijt nu haar dagen als FBI-agent achter haar bureau. Daar komt verandering in als er zulke bizarre moorden worden gepleegd dat er iets bovennatuurlijks in het spel lijkt te zijn.
Jessica is, als telg uit een oud illusionistengeslacht, de enige die deze seriemoordenaar lijkt te kunnen stoppen. Maar lukt het Jessica de moordenaar te ontmaskeren voordat zij zelf het doelwit van zijn kunsten wordt?
LanguageNederlands
Release dateJan 29, 2014
ISBN9789461091550
Illusie

Related to Illusie

Related ebooks

Related articles

Related categories

Reviews for Illusie

Rating: 0 out of 5 stars
0 ratings

0 ratings0 reviews

What did you think?

Tap to rate

Review must be at least 10 words

    Book preview

    Illusie - Andrew Mayne

    www.crimecompagnie.nl

    De Tovenaar

    ‘Je gaat sterven.’ Ik zeg haar dit niet uit wreedheid, maar uit medelijden. Het is de onzekerheid van de dingen die onze ziel kwelt. Ze heeft nog steeds het idee dat dit een droom is, maar haar ogen zijn nu gefocust. Mijn woorden dringen langzaam door in haar gebroken geest.

    In een gescheurde spijkerbroek en met vlekkerige make-up stond ze in de regen bij de afvalcontainer achter het wegrestaurant, een beklagenswaardig hoopje mens op zoek naar voldoende geld voor een shot dubieuze heroïne van een van die achterlijke dealers.

    Toen ze in mijn suv stapte moest ze weten dat zich in ten minste één realiteit iets als dit zou afspelen. Nou ja, niet helemaal als dit...

    De gloed van de dashboardverlichting werpt een oranje schijnsel over haar wangen. Ze heeft veel weg van een halloweenmasker, gesneden uit de laatste pompoen van het land: opgezwollen, treurig en – vooral – overbodig.

    Ik heb haar een doel gegeven, een rol. Wat er daarna gebeurt is een geheim dat alleen ik ken. Maar de rol die zij gaat spelen zal weergalmen door de eeuwigheid. Haar dood zal anderen houvast geven.

    Het knagen aan onze ziel door die kleine muizentanden van de twijfel zal erdoor verzacht worden. Het experiment zal me iets leren over dingen die ik weliswaar vermoed, maar waarover ik zekerheid wil hebben. Stoffelijke, natuurlijke dingen. Dingen van deze wereld.

    Wat ziet ze wanneer ze naar me kijkt? Een man. Maar het is niet de man die haar angst inboezemt. Het is het doel van de man. Een doel kan meeromvattend zijn dan een man. Wanneer de man sterft, kan het doel een oorzaak worden. En wanneer die oorzaak lang genoeg voortduurt, zal deze uitgroeien tot een geloof en vervolgens tot een religie.

    Zo worden goden gemaakt.

    Het begint met een doel dat anderen niet begrijpen.

    Een doel dat angst aanjaagt.

    Ik buig me naar opzij en klik haar veiligheidsgordel open. Ze kan me alleen volgen met haar ogen; haar armen en benen zijn verlamd van de schrik. Ze verstijft als ik haar aanraak.

    Ze denkt dat ik haar zal verkrachten. Maar ik ga haar bevrijden.

    Ik duw het portier open en de wind giert naar binnen. Haar kastanjebruine haar vliegt alle kanten op, als een uitslaande brand. Ze kijkt niet naar buiten. Ze beseft wat haar daar wacht.

    Ik geef haar een zet.

    Haar frêle lichaam valt uit de auto.

    Haar schouder raakt de spoiler en ze verdwijnt in de duisternis.

    Ik ben alleen met het geluid van de cardanas en de wind.

    Ik benijd haar.

    Haar reis.

    Haar zekerheid.

    Op een dag zal ook ík het weten. Maar nu nog niet.

    Ik heb een doel: Eternica.

    Hoofdstuk 1

    Moord is iets van een andere planeet, hier in het kinderziekenhuis. Ik zie hoe Elsies roze knuistje met de sponsbal erin zich samenknijpt. De littekens op haar hand worden vurig van de inspanning, maar ze besteedt geen aandacht aan de pijn. Wanneer ze haar hand weer opent, liggen er twee grote rode ballen in, die bijna van haar handpalm rollen. Haar ogen schitteren en op haar gezicht verschijnt een glimlach – een miljoen megawatt aan energie op een gezicht dat, voor de helft bedekt met een wasachtige huid, nog aan het genezen is van de transplantaties.

    Mijn grootvader had me die truc geleerd. Het was de allereerste die hij me voordeed. We bevonden ons achter de coulissen van een theater in een of ander gat in het Midwesten en keken toe hoe mijn vader een halfvolle zaal vermaakte. Ik herinner me het gloeien van opa’s sigaar in het donker en zijn hoofdschuddend gemopper.

    ‘De sukkel weet van de hoed noch de rand.’ Hij keek omlaag naar me en haalde twee sponsballen uit zijn jasje. ‘Zelfs jij kunt het al beter dan die ezel.’

    Ik keek toe en leerde. Vijf was ik.

    Opa gaf me een aai over mijn bol toen de twee rode ballen in mijn andere hand verschenen. En ik gaf hem een konijnachtige grijns.

    Hij schonk me een van zijn zeldzame glimlachjes. ‘Jij bent zó slim. Doodzonde dat het publiek niks ziet in vrouwelijke goochelaars.’

    Terwijl hij lurkte aan zijn sigaar leunde hij achterover tegen een transportkoffer; bij elke mislukte truc van mijn vader liet hij een vloek horen.

    Voor het publiek liep alles op rolletjes. Maar voor mijn opa was iedere gemiste subtiliteit, elke vingervlugheid die beter had gekund, een ware ramp. Kijkend naar zijn zoon, zijn erfgenaam, was het voor hem alsof het huis waaraan hij zijn hele leven had gebouwd steen voor steen werd afgebroken.

    Hij had een hang naar theatraliteit. En het was ook niet allemaal zíjn erfenis. Zijn vader, mijn overgrootvader, was de evenknie van Houdini geweest. In feite was hij het die de familie beroemd had gemaakt. En in mijn opa’s beleving kwam aan dit alles nu een abrupt en dramatisch einde.

    Weer laat Elsie de sponsballen verdwijnen en verschijnen, waarna ze me aankijkt, wachtend op bijval.

    ‘Knap hoor,’ zeg ik tegen haar.

    Ik had moeten leren hoe ik moest glimlachen, hoe ik mijn tranen moest bedwingen als ik haar gezicht zag. Ze was nog te verlegen om plezier te maken met de andere kinderen in de kliniek.

    Deze zaterdagmiddag hebben we de speelzaal voor onszelf. Ons enige gezelschap bestaat uit een verpleegster die in een hoek de administratie doet en een muur vol vrolijke Disney-prinsesjes die zich laten kussen door kikkers en ronddartelen met geinige dieren.

    Elsie nam me mee naar het deel van de speelzaal met de zeerovers, waar we gingen zitten. Een wandschildering achter haar toonde een heroïsche strijd tussen lost boys en een woeste groep piraten. De eerste keer dat we hier gingen zitten, dacht ik dat ze dat wilde omdat ze dan naar de muurschildering met de prinsesjes kon kijken. Maar na een aantal goochellessen besef ik dat ze in haar hart een avonturierster is.

    Zoveel mogelijkheden, tenietgedaan door de brandwonden... Ik moet mezelf een halt toeroepen. Ik loop vooruit op de rest van haar leven. Ik ben aan het bepalen wat ze wel en niet kan. Opa deed dat, en ook mijn vader. Zelfs mijn moeder, God hebbe haar ziel, had daar een handje van.

    ‘En wilt u me nu leren hoe het verdergaat?’ Kleine tanden bijten op de rand van haar lip en ze kijkt me vol verwachting aan. Een lok vuil blond haar valt voor haar ogen; ik moet de moederlijke drang weerstaan om die opzij te strijken. De huid is nog aan het genezen en gevoelig. Ik ruik de balsem waarmee de zuster hem voor mijn komst heeft ingewreven.

    ‘Natuurlijk, Elsie.’ Ik laat haar de handbewegingen zien. Ze neemt ieder detail in zich op.

    Ik denk er de laatste tijd steeds vaker aan hoe het zou zijn om zelf een kind te hebben. Dat gebeurt op deze leeftijd. Ik heb het moederschap afgezworen toen ik jonger was. Ik gunde niemand de gebroken jeugd die ik had gehad. Niet dat ik als kind geen liefde heb gekend, maar het was liefde van mensen die er moeite mee hadden om van zichzelf te houden.

    Elsie zit op het kleurige tapijt en worstelt met de goocheltruc. Ik voel me schuldig. Het verstoorde gezin waarin ik ben opgegroeid, is niet te vergelijken met het hare. Ik draag mijn littekens in me mee; zíj moet leven met littekens die voor iedereen zichtbaar zijn.

    Een moment later kan ze de truc al nadoen, weliswaar niet volmaakt, maar ze snapt het principe. Ze is pas acht, maar ze heeft het geduld van een veel ouder meisje. Ze heeft een wil die ik nooit eerder bij iemand heb gezien. Ik wou dat ik Elsie had ontmoet vóór haar moeder de ketel kokend water in haar gezicht gooide. Was ze toen al zo sterk?

    Mijn ontmoeting met Elsie dateert van twee maanden geleden, toen ik als vrijwilliger naar het kinderziekenhuis kwam om de patiëntjes goocheltrucs te leren als vorm van therapie. Het is iets wat ik sinds mijn afstuderen doe en gedurende mijn hele loopbaan bij de fbi ben blijven doen. Het is praktisch het enige wat mij bindt aan mijn familie en mijn geschiedenis als goochelaar.

    Ik help haar bij het uitvoeren van de truc en probeer niet te denken aan hoe ze hier terechtkwam op de brandwondenafdeling. De eerste twee lessen die ik haar gaf, moest ik onderbreken om een potje te janken op de wc. Ik voelde me er schuldig over; voor mijn medelijden koopt ze niets.

    Of dit meer soelaas biedt dan de fysiotherapie die ze krijgt, weet ik niet. Wat ik uit eigen ervaring weet, is dat goochelen kinderen iets geeft wat ze daarvoor niet hadden: zelfvertrouwen. Doordat ze minstens tien keer per dag geprikt, beluisterd en beklopt worden en er altijd op een kinderlijke toon met ze wordt gepraat, beginnen zieke kinderen regressief gedrag te vertonen en zich hulpeloos te voelen. Een goocheltruc, ook een heel eenvoudige als het in de ene hand laten verdwijnen van een rode bal om die vervolgens weer te laten verschijnen in de andere, stelt hen in staat om te interacteren met volwassenen en hun de loef af te steken.

    Voor een kind als Elsie, dat te bang is om in de spiegel te kijken, laat staan andere patiëntjes onder ogen te komen, is goochelen een speciaal talent dat andere kinderen niet hebben. Weliswaar is ze onbemind en met littekens bedekt, maar ze heeft toch maar magische gaven.

    ‘Denk erom dat je het geheimhoudt,’ druk ik haar op het hart. Ik vermijd de lange preek die mijn opa in zo’n geval ten beste gaf. Bij hem was het geen verzoek, maar een bevel. Zelfs het kleinste geheim, het soort dat je op de achterkant van een doos cornflakes aantrof, bezwoer hij je geheim te houden – zo niet, dan zou je ontijdig aan je eind komen, zoals een handjevol anderen was overkomen die het hadden gewaagd te onthullen hoe onze goochelwereld in elkaar zat. Hij noemde het ‘De Geheime Bibliotheek’.

    Elsie knikt. Ik heb haar het belang van die geheimhouding al uitgelegd. De werkelijke waarde van een truc is het mysterie. Verklap je je geheimen aan anderen, dan is het mysterie verdwenen en ben je weer net zo gewoon als zij.

    Het is beslist een machtskick. Maar ik denk dat Elsie elke machtskick die ze krijgen kan, kan gebruiken.

    Haar handen laten de ballen verdwijnen en weer verschijnen. ‘Ik wil dit aan mama laten zien!’

    Haar woorden treffen me als een trap in mijn maag. De drang om te vergeven is te sterk in Elsie. Het maakt de daad nog kwaadaardiger.

    Alle bijzonderheden van Elsies opname ken ik natuurlijk niet, maar ik ben een politievrouw. Wanneer ik een beschadigd klein meisje zie, komen allerlei instincten naar boven.

    Haar moeder hield het met de ene drugsdealer na de andere en is een loeder. Ze werd een aantal keren aangehouden voor het bezit van kleine hoeveelheden drugs; één aanklacht eindigde in vrijspraak. Ze werd nooit veroordeeld wegens het handelen in drugs, hoewel ze ongetwijfeld een dealer is. De rechtbank beschouwt haar als een problematische verslaafde en zal Elsie waarschijnlijk vroeg of laat herenigen met haar moeder. Haar verminking zal men afdoen als een ongelukkig incident. Niemand wil geloven dat een moeder haar kind zoiets kan aandoen. Allemaal zullen ze die leugen omarmen en haar weer terugsturen naar haar moeder.

    Dat God het arme meisje moge helpen!

    Wat zal Elsies moeder zien wanneer ze naar dit gezicht kijkt? Zal het haar schuld weerspiegelen? Zal het van haar een beter mens maken? Ik weet het antwoord al.

    ‘Ik heb een geheim,’ fluistert Elsie.

    ‘En dat is?’ vraag ik met gedempte stem.

    Ze buigt zich naar me toe. ‘Dokter Peter vroeg me dingen over u,’ zegt ze in mijn oor. ‘Ik denk dat hij u aardig vindt.’

    Dokter Peter? ‘Dat is een heel aardige man, Elsie. Volgens mij houdt hij van iedereen.’ Hij was een van Elsies kinderartsen. Ik had hem een keer of twee gesproken. Het was het type arts dat met kinderen kan praten zonder uit de hoogte te doen. Elsie strekt haar arm uit, grijpt een lok van mijn zwarte haar en drukt de strengen tussen haar vingers. ‘Ik wil hetzelfde worden als u wanneer ik groot ben.’

    ‘fbi-agent?’

    Elsie laat mijn haar los en schudt van nee. ‘Goochelaar,’ zegt ze. Mijn echte baan spreekt weinig tot haar verbeelding. De donkerharige vrouw die wonderen kan verrichten is boeiender dan de politievrouw. Af en toe kijkt ze naar een van de Disney-prinsesjes op de muur en daarna weer naar mij.

    Mijn bezoekjes zijn magische momenten voor haar. Ik kan haar moeilijk kwalijk nemen dat ze wil geloven dat goochelarij echt is, een klein meisje dat zo slecht behandeld is door de werkelijkheid.

    Ik pak haar hand. ‘Je kunt worden wie je wilt, later wanneer je groot bent.’

    Haar ogen beginnen te schitteren en ze bijt op haar lip. ‘Alles?’

    ‘Jazeker,’ zeg ik tegen haar.

    Ze spert haar ogen open, als in afwachting van een nieuwe goocheltruc. ‘Kan ik net zo mooi worden als u?’

    Mijn hart staat stil.

    De zuster in de hoek slaat haar blik naar me op. Ik merk nu pas dat ze aan het huilen was terwijl ze toekeek. Vanuit haar positie kan ze alleen de met littekens bedekte kant van Elsies gezicht zien. Onbewust ben ik zo gaan zitten dat ik naar de ongeschonden helft van haar gezicht kijk.

    Mijn telefoon gaat. Waarschijnlijk is het alleen maar aan mijn mobieltje te danken dat ze de blik in mijn ogen niet ziet. Ik heb mezelf plechtig beloofd dat ze me nooit zal zien huilen.

    Ik haal het toestel uit mijn tasje en kijk wie er belt. Het Bureau, op zaterdag nog wel. Een stem aan de andere kant van de lijn vraagt of ik daar binnen een halfuur kan zijn.

    Ik wil Elsie nu niet verlaten, maar ik zal wel moeten. Niet ter wille van mijn werk, maar ter wille van haar draai ik een knop om en concentreer ik me op praktische zaken, ver weg van mijn emoties.

    Het wordt een race tegen de klok. De tijd ontbreekt om nog naar huis te gaan. Ik ben casual gekleed: sportschoenen, jeans, een T-shirt en een hoody. Mijn rugzak bevat mijn yogakleding en een deodorant. Ik zie er niet uit zoals het een fbi-agent betaamt, maar ik heb het idee dat dit een uitzonderlijke situatie is.

    Toch heb ik geen benul van wat het kan zijn. De afgelopen vier maanden heb ik doorgebracht in mijn kleine afgescheiden plekje in de kantoortuin in Quantico, waar ik me bezighield met forensische accountancy en het beantwoorden van vragen van een chef met het charisma van een boekhouder.

    Ik zeg tegen de beambte dat ik er zal zijn. Hij geeft me de naam en het gebouw waar ik me moet melden. Ik vraag hem om de naam te herhalen, om er zeker van te zijn of ik het wel goed gehoord heb.

    Dr. Ailes.

    Zoals in Jeffrey Ailes, de Heksenziener.

    Hij is niet eens een fbi-agent, maar een computerdeskundige van het ministerie van Justitie, die met zijn team van computernerds werkt in een uithoek van het Hoofdbureau.

    Dit telefoontje voorspelt weinig goeds.

    De laatste keer dat ik zijn naam hoorde, was toen het gerucht ging dat hij het eigen profileringssysteem van de fbi had gebruikt om te onderzoeken of er bij de organisatie ook lekken waren. Ze hadden impertinente vragenlijsten laten rondgaan en allemaal hadden we het gevoel gehad te zijn beledigd door een pennenlikker die nooit een vuurwapen had vastgehouden.

    Ailes was een Afro-Amerikaanse hoogleraar in de wiskunde die de wetenschap voor het zakenleven had verruild. Voor Wall Street had hij computerprogramma’s ontworpen voor black-boxtrading, het voorspellen van de markt met behulp van algoritmen. Op een dag was hij tot de conclusie gekomen dat zijn eigenlijke kracht lag in het adviseren hoe mensen hun werk moesten doen. Zijn rijkdom en zijn invloedrijke vrienden hielpen hem om die wens in vervulling te laten gaan.

    God mag weten wat hij met me voorheeft. Het enige wat ik kan bedenken, is dat zijn computers melding hebben gemaakt van iets.

    Ik heb niets verkeerds gedaan. Niet in wettelijke zin.

    Gerust stelt me dit niet. Er zijn dingen die ik liever niet aan de grote klok hang. Ailes is het soort man dat ze vindt.

    Ik kijk naar Elsie tegenover mij en knijp even in haar hand. Ik voel de neiging om tegen de telefonist te zeggen dat ik nog een halfuur nodig heb. Om eerlijk te zijn, denk ik niet dat ik het nog een halve minuut volhoud.

    Ik geef Elsie de sponsballen cadeau. Ze reageert alsof ik haar zojuist heb gevraagd de Ark des Verbonds in bezit te nemen. Voordat ik ga, slaat ze haar armen om me heen en geeft me een knuffel. Ik kijk naar de zuster. Elsie heeft zoiets nooit eerder gedaan. De zuster trekt haar wenkbrauwen op boven haar rode ogen en glimlacht dan.

    Ik buig me naar haar over en laat haar haar armen om mijn hals slaan, waarbij ik contact met haar gevoelige huid vermijd.

    ‘Ik vind u de allerliefste van de wereld,’ fluistert ze met haar kleine mondje in mijn oor, iets te luid.

    Ik weet dat er, wat dit betreft, niets veranderlijker is dan een kind, maar het beurt me voldoende op om de confrontatie met de Heksenziener aan te gaan. Het gaat me lukken om met een glimlach te vertrekken. Pas in de auto mag ik huilen.

    Het laat me koud wat Ailes’ computers en zijn nerds van me denken. Ik heb zonet van de puurste ziel die ik ooit in mijn leven heb ontmoet te horen gekregen dat ik de beste van de wereld ben.

    Hoofdstuk 2

    Ailes is iemand die dwars door je heen kijkt, alsof je een spreadsheet bent met een rood vlaggetje dat verraadt dat je iets probeert te verbergen. De Heksenziener zou – als je zijn zwarte huidskleur wegdenkt – prima in een film passen waarin een middeleeuwse bisschop de persoon aanwijst die schuldig is aan euveldaden tegen de Kerk, waarna hij de onverlaat naar de binnenhof laat voeren om op een brandstapel verbrand te worden. Hij wordt gedreven door een intensiteit en zekerheid die intimideert.

    Mijn oom Darius heeft ook zo’n blik, de blik van een pure analyticus, alsof hij de werkwoorden telt als je praat en registreert hoe vaak je met je ogen knippert.

    Het hele gebouw geeft je het gevoel dat het een geheime rechtbank is in de krochten van het Vaticaan. Alleen is dit Quantico in Virginia en is het gebouw een overblijfsel van een voorbije eeuw van rechtshandhaving.

    De afdeling van dr. Ailes bevindt zich in een bijna verlaten gebouw aan de uiterste westzijde van een uitgestrekte groep omheinde, overheidsgrijze bouwwerken. Het bevindt zich buiten het gezichtsveld, maar ín de gedachten van degenen die zich afvragen wat hij daar doet. Bruine plastic deurbordjes van afdelingen die niet meer bestaan hangen naast elkaar in de spookachtige gangen.

    Enkele tientallen jaren geleden stonden er op een aantal verdiepingen nog computers ter grootte van een koelkast, waarin handmatig gegevens werden opgeslagen: nummerplaten, haarverf, tapijtvezels. Op dit moment is het een spookstad van hallen met kapotte tl-buizen en ontbrekende plafondtegels. De beheerder heeft meer computerkracht in zijn broekzak dan dit hele gebouw ooit bevatte.

    Het team van Ailes werkt verscholen op een verdieping waar vroeger duizenden mappen lagen opgeslagen over allerlei onderwerpen. Zo vond je er een map met sportschoenprofielen, met vermelding van het jaar van productie, het aantal dat er van elke maat was verkocht en de regionale verspreiding. De fbi is altijd welgevaren bij dit soort informatie. Een Puma-loopschoen uit 1983 kan een waslijst reduceren tot een lijstje met slechts een paar namen.

    Bijna al deze informatie is nu gedigitaliseerd. De afdeling bandenprofielen nam ooit een hele verdieping in beslag. Nu kun je alles kwijt in een e-mailbijlage. Op de fbi-academie vergastten de hoogleraren ons geregeld op verhalen over vroeger, over hoe ze soms weken naarstig zochten in staalkaarten met vezels om de makelij en het model van de koffer te achterhalen waarin men het slachtoffer verborgen had. Het was een ander soort recherchewerk, waarbij je nog fysiek contact had met het bewijsmateriaal.

    Bij het binnenkomen zie ik dat het linoleum diepe groeven vertoont op de plekken waar eens de dossierkasten met al die tastbare bronnen van informatie stonden. Provisorisch gerepareerde lampen bengelen aan het plafond van een zaal ter grootte van een tennisbaan. Aan het andere eind van de ruimte staan zes bureaus tegen elkaar aan, wat het geheel het aanzien van een kantoortuin geeft. Drie hoofden buigen zich voorover naar computerschermen. Twee jongemannen en een vrouw. Alle drie gaan ze gekleed in de correcte fbi-kleding: de vrouw draagt een poloshirt, de mannen hebben een stropdas om. Geen van hen lijkt op de hippie op blote voeten die ik me had voorgesteld of op de kardinaal met de rode mantel die ik had gevreesd.

    Ik weet niet wat ik precies verwachtte. Dit had meer weg van de redactie van een universiteitsblad.

    Een jonge vrouw – misschien een jaar of twee jonger dan ik – kijkt op van haar scherm. Ze ziet er weldoorvoed uit met haar korte kastanjebruine haar en grote jukbeenderen, maar heeft een atletisch figuur. Ze klikt een venster weg voor ik er een blik op kan werpen. Wat ik zag leek op het profiel van een agent.

    ‘Ik kom voor dr. Ailes.’

    Ze wijst naar de spreekkamer. ‘U vindt hem daar.’ Ze draait zich weer om naar haar computer voor ik de kans krijg te antwoorden.

    Toch bedank ik haar en loop naar de deur. Ik had een kantoor verwacht, maar realiseer me dat zijn bureau bij een van de terminals in de kantoortuin staat, naast die van zijn nerds.

    Van achter de deur, die op een kier staat, klinkt Ailes’ stem. ‘Neemt u plaats, agent Blackwood, en sluit de deur achter u.’

    Ik zit aan een tafel vol dossiermappen en kijk toe hoe mijn inquisiteur een taak beëindigt op zijn computer.

    Ailes steekt een vinger omhoog ten teken dat ik nog een ogenblik geduld moet hebben. Ook wanneer hij zit, zie ik dat hij lang is. Ondanks het grijs rond de slapen ziet hij er niet uit als een academicus. Als mijn geheugen me niet bedriegt, heeft hij in het leger gediend. Dat is nog steeds te merken aan zijn houding en gedrag. Oké, misschien ziet hij er niet uit als een bisschop. Hij zou een Moorse ridder kunnen zijn.

    Mijn ogen dwalen over de dossiermappen op de tafel. Ze hebben allemaal een nummer. Uit een ervan steekt de rand van een tijdschrift. Iets komt me bekend voor...

    Een paar centimeter van de omslag zijn genoeg om het tijdschrift meteen te herkennen.

    Ik voel hoe de moed me in de schoenen zinkt.

    ‘Waarom hebt u agent Miller niet gekend in de Hashimi-zaak?’

    ‘Sorry?’ Ik probeer het tijdschrift uit mijn gedachten te bannen.

    Ailes kijkt op van zijn scherm en zet zijn bril af. ‘Miller. Waarom hebt u hem er niet in gekend?’

    Mijn angst dat dit consequenties zou hebben, dreigt bewaarheid te worden. We probeerden een bende creditcarddieven op te sporen. Drie van hen werkten bij dezelfde restaurantketen. Ik werd belast met de taak om immense stapels creditcardafschriften door te spitten om mogelijke medeplichtigen op te sporen. Het soort eentonig politiewerk dat je nooit op televisie ziet.

    ‘Ik vond veertien verdachte betalingsopdrachten en markeerde ze. Miller schonk er geen aandacht aan,’ zeg ik op vlakke toon.

    Ailes fronst zijn wenkbrauwen. ‘En dus ging u uw gang zonder hem verder in het onderzoek te kennen?’

    Diplomatie is niet mijn sterkste kant. ‘Volgens mij was het de kortste klap. We zaten in tijdnood.’

    ‘Maar hij is uw chef. De fbi gaf hem de leiding in deze zaak, dus de beslissing over wat belangrijk was en wat niet lag bij hem. Vindt u uzelf slimmer dan hem?’ Ailes legt de nadruk op ‘slim’.

    Ik schud ontkennend mijn hoofd. ‘Hij leidde een tiental lopende zaken. Als hij de tijd had gehad om mijn memo te lezen en naar de feiten te kijken, was hij waarschijnlijk tot dezelfde conclusie gekomen. Zo is het en niet anders.’

    ‘Had u een vermoeden dat Hashimi de Groenland Killer was?’

    Even sta ik met mijn mond vol tanden. Bij mijn onderzoek naar de betalingsopdrachten waren me een paar merkwaardige aankopen opgevallen. Touw, bleekmiddel en een paar andere onbetekenende zaken die je niet zou verwachten bij een creditcardfraude. Ik werd nieuwsgierig en lokaliseerde ze op plaatsen waar de Groenland Killer minstens drie mensen op leeftijd had vermoord. De reden dat ik Miller niet in het onderzoek had gekend, had ten dele te maken met mijn verdenking. Ik heb het nooit iemand verteld. Nadat ze het huiszoekingsbevel hadden gekregen, vonden ze in Hashimi’s huis identiteitsbewijzen en documenten die hem in verband brachten met de moorden. Miller ging met de eer strijken vanwege de vangst; ik was alleen maar blij dat we hem hadden.

    Niemand had me dit ooit gevraagd. Ik had mijn mond stijf dichtgehouden en Miller gefeliciteerd met zijn eervolle vermelding.

    Ailes wacht op mijn antwoord. Ik zeg niets.

    ‘Ik zie...’ zegt hij.

    Wat ziet hij? Dat ik mijn chef heb gepasseerd? Miller heeft nooit iemand verteld dat ik tegen zijn orders ben in gegaan. Hij heeft er ook nooit tegen mij met een woord over gesproken. Ik denk dat hij weet waarom dat zo is, maar het niet wil toegeven.

    Ailes laat het onderwerp rusten. ‘Enig idee waarom u hier bent, agent Blackwood?’

    Ik begrijp de vraag niet. ‘De telefonist vroeg me om me bij u te vervoegen.’

    Hij kijkt naar mijn hoody en spijkerboek. ‘Zeker niet verwacht op zaterdag gebeld te worden?’

    ‘Nee, meneer.’

    ‘Enig idee waarom u hier bent?’

    Ik denk aan het tijdschrift. Het enige concrete stuk bewijs in het hele gebouw. Het is dwaas en gênant, maar het is niet iets om al die stennis over te maken. Misschien dat het gebeuren met Miller ineens een explosieve lading heeft gekregen. ‘Ik ben er niet zeker van of ik het wel weet.’

    Zijn ogen knijpen zich heel even tot spleetjes. Hij weet dat ik me niet zomaar gewonnen geef. ‘Wat hebt u gehoord over wat we hier doen?’

    ‘Alleen geruchten. Dat u en die getallenkrakers van u persoonsdossiers onderzoeken om lekken op te sporen.’

    Ailes knikt. ‘Maar dat is niet de hoofdzaak van ons werk. Meer een steuntje van onze kant voor interne zaken.’ Hij wijst naar de kantoortuin, die zichtbaar is door het raam. ‘Het meeste van wat we hier doen is tamelijk saai. Saaier nog dan het soort forensische accountancy waarmee u zich hebt beziggehouden. Jennifer daar onderzoekt hoe het aantal specificaties van een onkostendeclaratie met de helft verminderd kan worden. Doodsaai, maar tegelijkertijd opwindend. Als ze een manier kan vinden om twintig procent te besparen op de tijd die een agent besteedt aan het invullen van formulieren, dan staat dat gelijk aan het toevoegen van achthonderd agenten voor het eigenlijke politiewerk, omdat die zich niet meer bezig hoeven te houden met bureaucratische rompslomp.’

    Ailes zet zijn bril af en wrijft in zijn ogen. ‘Een van onze onderzoeken heeft aangetoond dat als je de kosten van de hoeveelheid tijd berekent die leidinggevenden besteden aan bijkomstigheden als telefoongesprekken en benzinekosten, je goedkoper uit bent als je de auto’s dan maar non-stop laat rijden en nooit een interlokaal gesprek verbreekt. Inefficiëntie is de sluipmoordenaar van de bureaucratie en van de verantwoordelijkheid. Daar is het Romeinse rijk aan te gronde gegaan. Terwijl de Romeinen rapporten schreven, bestormden de barbaren de poorten. Ik geef je op een briefje dat minstens één senator eerst een telling van het aantal indringers eiste voor hij besloot om al dan niet zijn steun te geven aan een actie om ze terug te drijven.’

    Ik zeg niets. Het is een onderwerp waar we allemaal vertrouwd mee zijn. Wanneer je in dienst treedt van de fbi denk je dat je leven bestaat uit het jacht maken op boeven. De realiteit is dat je tot de ontdekking komt dat steeds meer van je tijd in beslag genomen wordt door administratief werk. En het wordt er niet beter op. Zo had de Groenland Killer de dans kunnen ontspringen als ik me strikt gehouden had aan de hiërarchische structuur, en zou hij nog steeds op pad zijn om oude mensen te vermoorden.

    En het gaat van kwaad tot erger. Om de paar maanden ligt er een nieuw formulier omdat een manager heeft besloten dat alles beter wordt als we allemaal gewoon tien minuten extra besteden om het in te vullen, waarbij hij voorbijgaat aan het feit dat honderd genieën hem voorgingen met een formulier dat net even anders was.

    Ailes maakt een handgebaar. ‘Mijn doel hier is het bevorderen van efficiency. Ik wil jullie helpen je werk sneller te doen. Een van de manieren om dat te bewerkstelligen, is ervoor te zorgen dat de juiste persoon op de juiste plek zit. U schijnt zich niet veel gelegen te laten liggen aan de gezagsverhoudingen. Schat u zichzelf hoger in dan de fbi?’

    ‘Nee,’ zeg ik werktuigelijk.

    ‘Toch hebt u Miller niet van uw verdenking op de hoogte gebracht. U had het hem

    Enjoying the preview?
    Page 1 of 1