Discover millions of ebooks, audiobooks, and so much more with a free trial

Only $11.99/month after trial. Cancel anytime.

In plaats van bloemen
In plaats van bloemen
In plaats van bloemen
Ebook311 pages4 hours

In plaats van bloemen

Rating: 0 out of 5 stars

()

Read preview

About this ebook

Het duurt even voor Chris Wouters, freelance journalist, de werkelijkheid in zijn gedachtenwereld toelaat. Als hij een paar dagen later zijn oude liefde weer ontmoet, begint opnieuw de zoektocht naar het waarom van het bizarre einde van hun relatie twintig jaar daarvoor. Hij stelt dezelfde vragen, verzamelt nieuwe antwoorden en legt andere verbanden. Als hij uiteindelijk de enig mogelijke conclusie heeft getrokken, schrijft hij zijn verhaal op in een brief van honderd kantjes en bezorgt die op haar adres in Barcelona. Met het lezen van die brief, een halve dag later, begint haar zoektocht.

LanguageNederlands
Release dateJun 19, 2022
ISBN9789492319111
In plaats van bloemen

Related to In plaats van bloemen

Related ebooks

Related articles

Related categories

Reviews for In plaats van bloemen

Rating: 0 out of 5 stars
0 ratings

0 ratings0 reviews

What did you think?

Tap to rate

Review must be at least 10 words

    Book preview

    In plaats van bloemen - Cors van den Berg

    Wat doe je als iets niet anders kan, maar toch anders moet?

    Niets wijst er op dat er de komende tijd iets wezenlijk zal veranderen. De fles wijn die voor de laptop op de eettafel staat en nu nog half vol is, zal over een paar uur tot de bodem toe leeg zijn gedronken. Het artikel op het scherm zal, op een paar kleine wijzigingen na, niets zijn opgeschoten. De vier meiden boven zullen nog uren blijven praten en lachen voordat ze eindelijk in slaap zullen zijn gevallen.

    De bladeren en de takken aan de bomen rond het huisje op het bungalowpark in Noord-Limburg bewegen licht op de maat van de wind. De zon is tegen de avond langs de toppen en de bovenste takken ongemerkt afgedaald. Als de langgerekte, gele banen zonlicht zo nu en dan tussen de steeds veranderende openingen in het bladerdak door glippen, verklein ik mijn ogen of draai mijn gezicht zo dat de laagstaande zon me niet kan treffen. De hele dag had hij ongehinderd geschenen en was het warm en drukkend geweest.

    Mijn vingers rusten loom op het toetsenbord, de gedachten in mijn hoofd sjokken voorbij als een oude man. Het is de derde dag van een korte vakantie in augustus.

    Dan gaat de telefoon.

    ‘Wouters,’ zeg ik met een schorre stem. ‘Met Eva…’

    Eva?

    Het zou toch niet…

    Ik probeer ongeloof, onzekerheid, blijdschap en versleten verdriet achter een moment van zwijgen te verbergen als de werkelijkheid de fictie overstemt. Daarom zeg ik eerst niets. Ik orden alleen zo´n beetje die rommelzolder vol stoffige gedachten die me mee terug nemen in de tijd. Zeg dan struikelend over de woorden:

    ‘Jezus…, Eva…, jij…, hoe..?’

    Boven is het gegiechel opgehouden, hoor ik alleen af en toe een stem die schreeuwt: ‘Nu ben ik!’ Of een lach die van boven naar beneden tuimelt.

    Ik zie haar voor me, die middag in Barcelona. Hoewel het vol was in het restaurant sprak ze luid, soms zo luid dat enkele mensen geïrriteerd omkeken. Haar blik naar mij sprak boekdelen: Waag het niet me tegen te spreken. Heb het lef...

    Ze begeleidde haar woorden met heftige gebaren. De handen en de vingers smoorden elke tegenwerping in de kiem. Dat de mensen in het restaurant zich aan haar stoorden, leek haar niet te deren. En zomaar opeens, zonder aanwijsbare aanleiding, althans niet voor mij, zei ze: ‘Laten we er maar over ophouden. Vind je niet?’

    Zo was ze.

    Vol overgave kon ze iets vertellen, maar als ze plotseling de draad van haar verhaal kwijt was, durfde ze zelfs over alledaagse dingen geen standpunt meer in te nemen. Ze begon dan om de dingen heen te draaien. Haar ranke gestalte zo nietig, dat je bijna het gevoel kreeg dat een enkele windvlaag haar zo omver kon blazen. Dan weer helde haar hoofd iets opzij, keek ze je meewarig aan en krulden haar lippen licht.

    Waar was ik indertijd verliefd op geworden?

    De oude man die verderop over het voetpad loopt, het geluid van zijn voetstappen op de grijze tegels, zijn hondje dat meters voor hem uitrent en bij ieder bewegend object zijn scherpe gekef laat horen, het nieuws op de televisie, het overvliegende vliegtuig, worden onzichtbare beelden zonder geluid als ze zegt:

    ‘Ik ben in Nederland. Ik zou je graag willen zien.’

    ‘Dat meen je niet…, in Nederland…, waarom? Tuurlijk… wil ik je zien. Maar…,’ stamel ik.

    Vragen vervallen. Adem versnelt.

    Ik zwijg.

    Ondertussen denk ik: God, wat heb ik je gemist! Wat heb ik al die jaren naar je verlangd, gehoopt dat je zou bellen, dat je zou schrijven…

    Wanneer is iets grappig en wanneer niet?

    In het laatste jaar van de HBS, op een vrijdagmiddag ergens in september, hing ze haar jas aan de kapstok en bukte ze zich om haar tas op te pakken. Op dat moment vroeg ik haar mee te gaan naar een feestje, die zaterdag. Mijn hart bonkte in m’n keel.

    Zonder me aan te kijken zette ze haar tas neer, sloeg de klep open, stak haar hand erin en liet hem daar, alsof ze plotseling vergeten was wat hij daar deed. Toen draaide haar hoofd van de tas naar mij en keek ze me voor de allereerste keer op de haar zo eigen manier aan. God, wat was ik later van die manier gaan houden; haar mond een heel klein beetje open, het puntje van haar tong ertussen, ogen tot kleine spleetjes toegeknepen, een minuscule glinstering, alsof een glimlach op het punt stond door te breken. Ze wekte de indruk dat ze iets wist wat zij alleen wist, wat ik dolgraag wilde weten. Ze keek, kort gezegd, of ze een groot geheim bewaarde en me uitdaagde het haar te ontfutselen.

    Ze pakte haar agenda uit de tas en bladerde de dagen door. Met haar duim hield ze de zaterdag tegen. En zei toen zachtjes maar gedecideerd: ‘Ik kan niet. Mijn ouders gaan het weekend weg en ik moet op mijn kleine zusje passen. Sorry.’ Al die tijd was het pompen van m’n hartspier in versneld tempo doorgegaan, mijn adem zat klem in mijn lichaam. Ik voelde hoe het bloed naar mijn hoofd trok, waardoor ik vreesde dat de kleur van mijn gezicht mijn onzekerheid zou verraden. Na haar ‘sorry’ bleef ze me nog even aankijken die blik veranderde geen spatje zodat ik hoop bleef koesteren. Alsof ze een grapje maakte.

    Mijn hoop werd de bodem in geslagen toen ze haar agenda terugstopte, de klep resoluut sloot, de tas over haar schouder

    gooide en wegliep. Zomaar. Zonder verder iets te zeggen.

    Toen ze zich tussen de andere leerlingen in de gang voegde, veerde het donkere haar bij elke stap iets op. Even later zag ik haar tamelijk kleine gestalte met tas en al een klaslokaal in verdwijnen. Ik bleef achter met een wolk van waanzin in m’n lijf, in m’n hoofd, in mijn hart. Het maakte dat ik de eerste minuten geen voet kon verzetten, zodat ik gewoon daar bleef staan bij de kapstokken, tussen de jassen die naar warme regen roken, terwijl mijn hart alsmaar voort bonkte en klasgenoten mij ongezien passeerden.

    Dat was de eerste keer dat ze me in verwarring achterliet, een spelletje met me leek te spelen.

    De volgende dag kwam ze glimlachend naar me toe: ‘Ik heb aan m’n ouders gevraagd of je het weekend bij ons mag blijven slapen en ze vonden het goed.’

    De bitch! Wat een schat.

    Toen pas zag ik de humor er van in.

    Wat zie ik als ik mijn ogen sluit?

    ‘En jij? Hoe is het jou vergaan?’ vraag ik.

    Als de eerste schokgolf voorbij is, krijgt het gedempte geluid van voetstappen boven me, het zachte praten van de kinderen, de gebeurtenissen van buiten, zelfs de beelden op de televisie, weer een plaatsje in mijn wereld.

    ‘Na m’n eindexamen ben ik gaan werken,’ zegt ze. ‘Bij een vertaalbureau Duits, Spaans en Engels …’

    Af en toe opent het bladerdak zich om de zon vrije doorgang te verlenen. Dan sluit ik mijn ogen en voel de warmte op mijn gezicht.

    ‘En in de liefde?’ vraag ik.

    De vraag brandde al een tijdje op mijn lippen.

    ‘Hoe het mij in de liefde is vergaan wil je weten…,’ zegt ze langzaam, alsof ze de tijd zo ver uit wil rekken dat het antwoord op die vraag erin bedacht kan worden.

    Na een paar seconden zegt ze: ‘Wat zal ik zeggen? Ik heb op dit moment geen relatie als je dat bedoelt. Ik ben wel getrouwd geweest, een paar keer zelfs, maar dat is allemaal op niets uitgelopen. Daar kijk je zeker niet zo van op?’

    Dat laatste zegt ze zachtjes, alsof ze zich er voor schaamt en het eigenlijk niet wil vertellen.

    Ze vervolgt: ‘Hoe dan ook, sinds wij elkaar voor het laatst zagen, is er veel gebeurd.’

    Ik moet mijn best doen om het goed te verstaan. ‘Weinig gebeurd, eigenlijk’, zegt ze fluisterend.

    Mijn gedachten gaan terug naar die godvergeten klotedag in juni toen ze ’s avonds was thuisgekomen van een werkweek met school.

    ‘Het kan niet,’ had ze wel honderd keer gezegd. Hoezo, het kan niet?

    Van de uitleg had ik niets begrepen. Godverdomme!

    Maar ach, dat is twintig jaar geleden.

    Ze zegt: ‘Na die vertaalbaan heb ik nog een tijdje in een restaurant gewerkt. Als serveerster. Ja, lach maar.’

    Alsof ze mijn gedachten raadt. ‘Jij serveerster?’

    ‘Een vreemd idee hè?’

    ‘Zeg dat wel. Ik kan me er weinig bij voorstellen.’

    Ze stopt met haar verhaal. Ik wacht en zeg dan: ‘En toen?’ Me ondertussen afvragend: waarom belt ze? Hoe heeft ze me in godsnaam gevonden?

    Ze zegt: ‘Ik werd verliefd op een Griek.’

    Durf ik me te laten verrassen?

    Die duizelingwekkende vrijdagmiddag ging ik uit school met haar mee. Naast elkaar gingen we zwijgend die lange, eeuwigdurende weg van school naar haar huis, mijn handen in m’n zakken en mijn hoofd in de wolken. Een decimeter zat er tussen mijn en haar lichaam, geen millimeter tussen mijn gevoel en de werkelijkheid.

    De eerste minuten in het huis van haar ouders kwam het gesprek maar moeizaam op gang. Ik speelde met haar kleine zusje, deed een spelletje Mens-erger-je-niet, las voor uit een kinderboek, beantwoordde haar voortdurend vragen en keek ondertussen af en toe naar Eva. Ze was een met het kookboek, sneed met kracht de uien, wachtte tot het water kookte, staarde in de pan. Van opzij keek ik hoe ze haar ogen gericht hield op het water dat steeds heter werd. Spaghetti maakte ze. Het enige dat ze me met goed fatsoen durfde voor te zetten, zei ze. Toen we aan tafel zaten met het kind tussen ons in vroeg ze of ik het lekker vond.

    ‘Heerlijk,’ zei ik.

    Hoe kreeg ik wat ik wilde zeggen ooit uit mijn mond?

    Ze draaide minutenlang met haar vork in de slierten spaghetti op haar bord en kauwde met haar mond dicht.

    Later die avond brachten we samen haar zusje naar bed. Het kind staarde met grote ogen naar het plafond toen Eva een boek uit de kast pakte en het opensloeg. Na een eeuwigheid vielen de ogen van het kind langzaam dicht.

    Terwijl ik naar Eva keek, hield m’n hart op met tikken, mijn denken kwam stukje bij beetje tot stilstand en mijn lichaam werd zo zwaar van gevoelens dat ik bang was niet meer op te kunnen staan als zij op een gegeven moment het boek dicht zou doen, zachtjes, om het kind niet wakker te maken. Ik

    bedacht, terwijl haar stem het verhaal voorlas, hoe ik haar dan een lichte kus op het voorhoofd zou geven, op zou staan en zij me met haar handen, met haar lippen, zou wenken mee te gaan naar beneden.

    Toen dat gebeurde precies zoals ik me het had voorgesteld leek het alsof een onbekende kracht mijn benen in beweging zette en mijn hart slag voor slag opnieuw in werking trad. Op mijn denken, vanuit de verte weliswaar vaag zichtbaar, had ik totaal geen invloed meer.

    Op kousenvoeten sloop ik achter haar aan de slaapkamer uit. Zij trok de deur zachtjes achter me dicht en keek me nerveus aan in het schemerende licht. Haar gezicht kreeg door de lichtval iets wreeds. Met mijn hand in haar hand liep ik de trap af. Beneden zette ze de televisie aan.

    Daarna kwam ze naast me zitten op de bank en keek met haar armen om haar opgetrokken benen geslagen naar iets dat niemand anders zien kon. Even later liet ze zwijgend, schreeuwend haar hoofd op mijn schouder zakken.

    De rest van de avond voelde ik haar hoofd, haar haar dat soms kriebelde op mijn wang, de hartslag die zwaar was, de warmte die om me heen was gaan liggen, de blik in haar ogen. Tot ik de moed vond mijn gezicht naar haar toe te draaien en haar een lichte kus op haar mond te geven. Haar gezicht werd wazig toen ik voor het eerst in haar helblauwe ogen keek en verdronk in de zee erachter. Het geheim erin bleef verborgen. Voor hoelang nog?

    In die paar seconden veranderden mijn gevoelens een paar keer van gewicht. Alle scènes die zich in mijn hoofd afspeelden, de zenuwen die mijn lichaam op gang hielden, alle geluiden die mijn oor bereikten, vloeiden in elkaar over. Alles wat ik dacht, zag, hoorde en voelde werd kleverig. Ze keek me recht en meedogenloos aan, donker en van heel dichtbij. Alsof haar gevoelens van het ene op het andere moment honderdtachtig graden waren gedraaid en zij plotseling alle twijfel van

    zich af had geschud, ze zich met hart en ziel op me zou gaan storten en haar lippen op mijn mond zou drukken zonder haar ogen te sluiten.

    Ze deed het niet. In plaats daarvan pakte ze opnieuw mijn hand, draaide haar blik van mij naar de beelden op de televisie. Ik voelde alleen de warmte van de licht strelende vingers over de huid van mijn arm.

    Een paar seconden later gebeurde het toch. Haar hand verdween onder mijn T-shirt, gleed langs mijn nek, mijn kin, mijn wang, mijn haar.

    Alsof ze niet wilde zien wat er gebeurde, wat ze deed, sloot ze haar ogen toen ze me met volle kracht kuste. Haar tong verdween naar binnen en begon aan een wilde, ongeremde dans. In een paar minuten die uren leken te duren, schoven werkelijkheid en fantasie in elkaar. Even later toen zij haar hoofd had teruggedraaid naar de televisie en haar hand op m’n lichaam vergeten leek vroeg ik me af of het wel echt gebeurd was.

    De glimlach was van haar gezicht verdwenen. Dit moet ik onthouden dacht ik.

    Ik moet het opschrijven voordat ik het vergeet.

    Wat zeg ik niet?

    ‘Toe maar. Een Griek?’ zeg ik.

    Op dat moment komt een kluwen pubers de trap afstormen. In een ruk door rennen ze aan elkaar geplakt achter de bank langs, de badkamer in.

    ‘Wacht even,’ zeg ik en met de mobiel in mijn hand snel ik achter ze aan.

    ‘Wat is hier aan de hand?’

    Uit drie monden tegelijk komt het antwoord, een waaier van woorden waar ik geen touw aan vast kan knopen.

    ‘Ho ho, wacht even. Een voor een graag.’

    Op dat moment zie ik het bloed dat tussen het donkere haar van mijn oudste dochter opwelt.

    ‘Jezus!’ zeg ik. ‘Dat moet gehecht worden.’

    Achteraf blijkt het allemaal reuze mee te vallen. Een kleerhanger die van de kast was gevallen toen een van de vriendinnen de deur met een klap had dichtgegooid, had haar aan de zijkant van haar hoofd geraakt. Ik maak de schram schoon met een washandje en geef haar een kus op het voorhoofd. Opgelucht rennen ze weer naar boven.

    ‘Sorry,’ zeg ik tegen Eva. ‘Ayla, mijn oudste, kreeg een kleerhanger tegen haar hoofd. Een beetje bloed. Dat is alles. Godzijdank. Waar waren we ook al weer gebleven?’

    ‘Bij die Griek.’ ‘Oh ja, die Griek.’

    ‘Nou, om een lang verhaal kort te maken, daar ben ik mee getrouwd. Lachen hè?’

    Zo grappig vind ik het niet. Ik denk ondertussen: had me maar gebeld, had me godverdomme maar gebeld, maar besef tegelijk dat de kloof tussen ons waarschijnlijk nooit met een telefoontje overbrugd had kunnen worden.

    Hoe kan ik leven wat ik voel?

    Het deed pijn, het spel van strelen, glimlachen, vastpakken, aanhalen, wegkijken, loslaten, zachtjes spreken, zachtjes zwijgen. Het duurde de hele avond voort.

    De chaos in mijn hoofd werd sterker toen ik voor de tweede keer die avond achter haar de trap opliep. Bovenaan pakte ze mijn hand en trok me mee de slaapkamer van haar ouders in. Met de foto’s van haar en haar zusjes op het nachtkastje, het crucifix boven de deur en het maatpak van haar vader op het knaapje aan de kastdeur, voelde ik me tegelijk een indringer en een eregast. Ik kleedde me met bevende vingers uit, kroop loodzwaar onder het dekbed.

    Zij wachtte.

    Ik zag hoe ze met een zelfverzekerdheid die me verbaasde, haar kleren een voor een vanuit haar hand op de grond liet vallen. Langzaam en zwierig, waarbij ze schuin omhoog keek en neuriede. Met alleen een wit onderbroekje en een roze hemdje aan stapte ze in bed. De contouren van haar borsten tekenden zich duidelijk af onder de doorschijnende stof. Ze trok me naar zich toe, zodat haar ogen en mijn ogen nog maar een paar centimeter van elkaar verwijderd waren.

    Ik zag alleen haar ogen.

    Haar mond vond al snel de mijne. De onzekerheid verdween en ik liet mijn mond, mijn handen en mijn stem verder hun gang gaan, genoot van wat er vanbinnen gebeurde.

    Tot het licht werd en ik wakker werd van het getjilp en gekwetter van de vogels dat door het open raam naar binnen zweefde. Toen ik mijn ogen opende, namen de gevoelens van de avond ervoor me opnieuw in bezit.

    Ik dacht: Waar ben ik? Hoe kom ik hier?

    Al die tijd waren onze lichamen niet los van elkaar geweest.

    Waarom twijfelen aan mezelf?

    Toen ik wakker werd, sliep ze nog.

    Het morgenlicht sloop als een inbreker in een slapend huis door de dunne stof van de gordijnen en beschermde een klein deel van haar lichaam dat er kinderlijk en kwetsbaar bij lag. Haar benen opgetrokken, haar hand onder haar hoofd en haar ogen gesloten. Haar lichaam verborgen in het wijde T-shirt dat ze vlak voor het slapen gaan had aangetrokken en dat ophield aan de bovenkant van haar lichtgebruinde bovenbenen.

    Het zien van zoveel schoonheid hield het begin van de nieuwe dag nog even op afstand.

    Toen ze even later haar ogen opende, me vol tederheid aankeek en me zachtjes naar zich toetrok, was het of een onzichtbare hand de vloeibare verf steeds in andere vormen op het doek streek: ik die me naar haar toe liet trekken, ik die mijn gezicht steeds dichter bij het hare bracht en zei: ‘Goedemorgen lief.’

    Op dat moment begon mijn bloed te stromen en kwam mijn adem weer op gang. Ik kuste haar voorzichtig op haar mond. Glimlachend ving ze mijn kus met haar lippen op, sloeg haar armen om mijn nek en drukte me stevig tegen zich aan. Daarna liet ze me lachend los, zakte terug op de matras en rolde zich als een poes in mijn armen op.

    Terwijl de zon af en toe door de gordijnen kierde en haar donkere haar half over haar gezicht hing, bewoog haar mond alsof ze in haar slaap op een snoepje zoog. Af en toe voelde ik haar wijsvinger over mijn huid gaan, zodat ik eraan twijfelde of ze wel echt sliep. Ik liet de gebeurtenissen van de vorige avond en nacht aan me voorbij gaan, bekeek ze een voor een. Het kijken zette de tijd stil. Alsof de werkelijkheid een droom werd.

    Ik draaide mijn lichaam een kwartslag en zette mijn arm onder mijn hoofd dat zo een paar decimeter omhoog van het kussen kwam. Ik zag haar: met haar duim half in haar mond. Omgeven door het zachte morgenlicht was ze, zo concludeerde ik, inderdaad een kunstwerk, maar een dat nooit geschilderd zou kunnen worden. Geen enkele kunstenaar zou ooit zoiets levensechts kunnen verzinnen dacht ik. Een kunstwerk als een pasgeboren baby.

    De verf weer stil en opgedroogd op het doek.

    Het zien ervan maakte dat ik de omvang van het hele universum aannam en verdween in een wereld die ver daar buiten lag, die nooit eerder door een levend wezen was betreden. Dit keer ging het ademen heel gemakkelijk, maar probeerde ik het in te houden om haar niet te wekken.

    Door het open raam glipten ochtendgeluiden naar binnen: spelende kinderen, een stuiterende bal, een kerkklok die acht keer sloeg.

    Een dagboek, dacht ik, dat is het. Straks, na het ontbijt, ga ik het kopen.

    Is er verschil tussen gedachten en gevoelens?

    Zonder antwoord te geven op mijn vraag zegt ze: ‘Toen ik in dat restaurant werkte heb ik er heel vaak aan gedacht om je te bellen. Ik heb zelfs een paar keer met de hoorn in mijn handen gestaan.’

    ‘Had het maar gedaan,’ zeg ik.

    ‘Ja, achteraf had ik het misschien moeten doen. In ieder geval, lang heeft dat huwelijk niet geduurd. Daarna ben ik naar Barcelona vertrokken. Om Spaans te gaan studeren.’ Barcelona!? denk ik.

    ‘En jij? Vertel jij eens iets over jezelf. Ben je erg veranderd? Heb je nog dat lange haar? En die enorme snor?’

    ‘Dat lange haar is er afgegaan toen ik naar India vertrok. Vlak na

    Enjoying the preview?
    Page 1 of 1