Discover millions of ebooks, audiobooks, and so much more with a free trial

Only $11.99/month after trial. Cancel anytime.

Bard I De Sleutelbewaarder
Bard I De Sleutelbewaarder
Bard I De Sleutelbewaarder
Ebook237 pages3 hours

Bard I De Sleutelbewaarder

Rating: 0 out of 5 stars

()

Read preview

About this ebook

Let op: dit boek kan aanstootgevende scenes bevatten.

Sinds begin jaren zeventig worden in de Westduinen op Goeree Overflakkee kinderen vermist.
Als in de zomer van 1984 op een camping aan de rand van de hei opnieuw een jongetje verdwijnt wordt de nuchtere Dick Jaziel op de zaak gezet. Tijdens zijn onderzoek komt hij in aanraking met de fameuze rolstoelman als 'de sleutelbewaarder' en ondervindt Jaziel de kracht van de poppenkring van Dina litz...
Wordt het verdwenen kind ooit nog gevonden en wat is de rol van de rolstoelman hierin? Voor Jaziel een schijnbaar onmogelijke opdracht om het raadsel te ontrafelen, zonder meegezogen te worden in de gekte en wreedheden van Bard de rolstoelman.

LanguageNederlands
Release dateAug 10, 2021
ISBN9781005790158
Bard I De Sleutelbewaarder
Author

Michel Vallier

Michel Vallier (pseudoniem van Michel van der Linden) werkte al op jonge leeftijd zijn onbegrensde verbeelding uit tot verhalen met complexe personages, scenes en anekdotes. Hij studeerde aan de Academie van Beeldende Kunsten, richtte zich op realisme en portretten, en begon na het werk als Illustrator aan de verbeeldingsliteratuur. De eerste roman groeide uit tot het negen delen grote ‘Het Zilveren Spoor’-verhaal. Deze delen zullen binnenkort allemaal beschikbaar zijn.Onder ‘Wireless World’ schreef hij de ‘Raven’ verhalen. Andere boeken: ‘Gilberts laatste reis’, ‘The Queens Portrait’, ‘Bard’, ‘De Parel van het Roze Konijn’ en ‘Queen Esther’, ontstonden uit dezelfde fictieve wereld.De laatste reeks volgt het trieste verhaal van Marina Kay Walters, die op jonge leeftijd op een gruwelijke wijze wordt misbruikt en vermoord (wordt verwacht).Voor meer informatie mail naar: Michel-Vallier@outlook.comMichel Vallier (pseudonym of Michel van der Linden) developed his limitless imagination at a young age into stories with complex characters, scenes and anecdotes. He studied at the Academy of Visual Arts, focused on realism and portraits, and after working as an Illustrator started working on imaginative literature. The first novel grew into the nine-part 'Het Zilveren Spoor' story. These parts will all be available soon.Under "Wireless World" he wrote the "Raven" stories. Other books: "Gilberts last journey", "The Queens Portrait", "Bard", "The Pearl of the Pink Rabbit" and "Queen Esther" were all from the same fictional world.The final series follows the sad story of Marina Kay Walters, who is horribly abused and murdered at a young age (expected).For more information mail to: Michel-Vallier@outlook.com

Read more from Michel Vallier

Related to Bard I De Sleutelbewaarder

Related ebooks

Related categories

Reviews for Bard I De Sleutelbewaarder

Rating: 0 out of 5 stars
0 ratings

0 ratings0 reviews

What did you think?

Tap to rate

Review must be at least 10 words

    Book preview

    Bard I De Sleutelbewaarder - Michel Vallier

    Bard

    De sleutelbewaarder

    By Michel Vallier

    Copyright ©2021 Michel Vallier

    Cover: Michel Vallier

    Published by Smashwords

    Other books from Michel Vallier click here

    Alle rechten voorbehouden.

    Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand en/of openbaar gemaakt in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of op enige andere manier zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Smashwords.

    All rights reserved.

    No part of this publication may be reproduced, stored in an automated database and/ or made public in any form or by any means, whether electronic, mechanical, by photocopying, recording or in any other way without prior written permission from Smashwords.

    Het konijnenhol

    ‘Daar, zie je hem?’

    ‘Nee, ik zie niks,’ zei het jongetje en drukte zich weer terug uit het gat. Zijn kleine handen zaten onder het zand die hij aan zijn shirt afveegde. De man voelde woede opkomen maar slikte het op tijd weg. ‘Weet je hoeveel konijnenholen er zijn van dit formaat?’

    Het jongetje schudde zijn hoofd. Een sliert donker haar kleefde vast, net boven zijn snotterige neus.

    ‘Hier in dit puike stukkie geen. Alleen in dit rovershol, jochie, maar…’ De man wuifde een paar vliegen weg en trok vriendelijk zijn wenkbrauwen op. Zijn droge strakke mond krulde in een scherpe hoek mee.

    ‘Ik weet het, jochie, daar zitten hele grote, ik heb ze gezien vanaf de rand.’ Hij wees met zijn duim naar het enige stuk waar de glooiende hei overging in de dik begroeide rand van de camping. Een paar witte caravans staken verspreid door de warrige takken heen.

    ‘Daar stond ik gisteren te ouwehoeren,’ zei hij en glimlachte opnieuw.

    Het jongetje vond het een beetje griezelig, vooral zijn ogen die in de laagstaande zon schitterden. Hij veegde een snottebel onder zijn kleine neus weg en keek de man afwachtend aan.

    ‘Kijk,’ zei de man, ‘die kleintjes hebben een hoop ruimte nodig, ze zitten daaronder zeg ik je. Ik heb jammer genoeg geen zaklamp bij me, anders zou ik het je laten zien.’ De man knikte herhaaldelijk.

    Het jongetje keek weer met de man mee naar het gat en sjorde een van zijn bretels goed. ‘Hij is zo groot omdat er kleintjes in zitten,’ zei de man en keek voor een moment naar de vlierdennen. Ze zuchtten en verspreidden een scherpe harsgeur in de warme avondlucht.

    ‘Hoe weet je dat ze jonkies hebben?’ vroeg het jongetje en keek de man, onder het wegvegen van een nieuwe snottebel, vragend aan

    ‘Omdat ik ze gezien heb,’ zei de man. Eén van zijn pezige armen verdween achter de rugleuning van zijn rolstoel. De man rommelde tot de steel van de schep goed lag en keek het jongetje ondertussen onderzoekend aan.

    ‘Je hebt mannetjes - en vrouwtjes konijnen,’ zei hij en wierp het jongetje een vertrouwelijke blik toe. Het jongetje glimlachte en verschoof enigszins zodat hij goed kwam te zitten en tuurde weer naar het gat dat niet veel kleiner was dan een autowiel. Het zonlicht streek door de takken over zijn wangen.

    De man boog voorover.

    ‘Ze zitten daar, ik heb ze gezien, een heel konijnengezin.’ Met zijn gebruinde armen zette hij zijn wielen rechter zodat hij een beter zicht had over de plek waar het gat wegviel in de zanderige grond. Verder kon hij niet. Hij wees met een lange vinger naar het poederige zand vlak voor het gapende gat.

    ‘Zie je die konijnendrollen?’

    ‘Uh-huh,’ knikte het jongetje en keek van het zand naar hem, en weer terug. Een cirkelvormige hoop lag naast zijn knie.

    ‘Kijk,’ zei de man en wees opnieuw naar een paar dropachtige hoopjes die vlak voor het gat lagen.

    ‘Mot je 's goed kijken, ze gaan naar binnen en ze zijn verschillend.’ De man boog zijn pezige ontblote lijf naar voren en wees. ‘Dat zijn de kleintjes.’

    Het jongetje kon hem ruiken - een zware zweetlucht en hij rook bier. Dat had hij vaker geroken bij zijn vader.

    ‘Ja, dat geloof ik ook,’ zei hij, ‘en ze zijn naar binnen gegaan?’

    De man keek even weg.

    ‘Ja, jochie,’ zei de man en stak een sigaret op. ‘Ja, wat denk je.’ Hij wreef over zijn gemillimeterde haar en wees met een hoofdknikje opnieuw naar het gat.

    ‘Ga nou maar kijken.’

    ‘Waarom zit u in een rolstoel?’

    De man vertrok zijn gezicht in een pijnlijke grimas en liet uiteindelijk een ongedurig lachje zien. Hij rommelde achter de leuning met de ijzeren steel en draaide een van zijn wielen zodat hij rechter kwam te staan.

    ‘Ik heb lang geleden een ongeluk gehad. Een halve zool reed over mijn poten heen, ver-domme, en nog wel tijdens een ceremonie van oud-oorlogsveteranen. Weet je wat dat zijn?’

    ‘Ik… ik denk het.’ Het jongetje keek naar één van de chromen wielen waar de man zijn rechterhand op hield. Aan zijn ringvinger schitterde een gouden ring.

    ‘Je denkt het.’

    Het jongetje schrok van de toon waar de man mee sprak en keek de hei op toen het herhaaldelijk tikken van de ring op de rand van het wiel klonk.

    ‘Ik heb het vaderland gediend jongen, samen met de Britten.’ De man leunde voorover met een grijns.

    ‘Heb je dat Rolls-Royce motorblok gezien bij het hoofdpad van de camping?’

    ‘Die in de struiken staat met die propellers!’ zei het jongetje enthousiast en ging op zijn knieën zitten.

    ‘Hij zit helemaal onder de roest, maar mama heeft gezegd dat ze hem helemaal schoon gaan maken. Het jongetje lachte. ‘Met een schrobmachine.’

    De man lachte en rolde de rolstoel dichterbij. Met zijn hand waar de gouden ring aan schitterde wreef hij over zijn verkleurde harige borst.

    ‘Dat was uit een kist van één van de jongens van de Royal Air Force.’ De man keek een ogenblik weg en draaide met een venijnige grijns terug.

    ‘Je had macho’s bij de Britten, jochie.’

    Voor een moment nam de man peinzend zijn vingers op die het jongetje een beetje eng vond, en pinkte de smeulende sigaret weg. Onder één van zijn nagels dacht het jongetje een rood randje te zien.

    Een lang ogenblik bleef het stil. Toen het jongetje weer opkeek, zag hij dat de man een vinger naar hem uitstak en weer over zijn harige borst streek.

    ‘Toen ze mijn poten platwalsten, kreeg die lul die dat deed er net geen lintje voor, maar veel scheelde het niet, verdomme.’ De man keek weg.

    De stilte kwam met een zuchtje wind. Het jongetje keek dromerig de hei op en dacht na over waarom hij deze man eng vond. Eén van de dennen aan de rand van de hei stond scheef naast een oude stenen paal waar verroest prikkeldraad omheen gewikkeld zat. Plotseling begon de man weer te praten.

    ‘… En ik kon oprotten. En weet je wat ze zeiden? Dát ik kon oprotten, en dat ik er nooit over mocht praten.’ De man streek met zijn hand langs zijn witgrijze slaap. Zijn andere hand, die het jongetje niet kon zien, hing gedraaid over de leuning. Dat vond het jongetje vreemd en keek weer terug naar de hei, toen hij weer dat metalen geluid opving dat vanachter de leuning van de rolstoel kwam.

    ‘Waar denk je aan, jongen?’

    ‘Of de konijnenbaby’s ‘s nachts naar buiten komen.’

    ‘Nee, maar misschien kun jij ze vertellen dat ze dat maar beter wel kunnen doen, hoe heet je mammie?’

    ‘Sara,’ zei Dickie Morgan. ‘Wij staan op het laatste veld, op plekje tweehonderd en… ellef. En mijn vader heet Dean Morgan. Hij werkt bij de zeilbootwinkel. Soms maakt hij ook bungalows hier in Ouddorp en hij heeft naast de vuurtoren er ook een gemaakt, kent u die?’

    ‘Zomerhuizen, villa’s in de duinen, o ja, of ik die ken.’

    ‘Kent u mijn vader?’

    ‘Ja die ken ik wel.’

    Het jongetje keek het gat weer in en pakte een handvol zand dat hij naar binnen wierp.

    ‘Niet doen, daar jaag je ze mee weg. Ze zitten daar, jongen...’

    Het jongetje bleef met grote ogen het gat in kijken en zei:

    ‘Waarom moeten ze overdag binnenblijven? En ‘s nachts naar buiten? Voor de baby’s is het toch veel gevaarlijker?’

    ‘Dan kunnen ze nog meer ongezien neuken,’ mompelde de man buiten gehoorafstand.

    ‘Omdat ze dan niet doodgeschoten worden, jochie, ze schieten hier ook.’ De man trok zijn mond weer in een scherpe hoek op waardoor zijn tanden vrijkwamen. Een kuiltje viel in de punt van zijn kin.

    Opnieuw klonk het getik van een ring op metaal. Het jongetje zocht naar de man zijn linkerarm die buiten zijn gezichtsveld nog steeds achter de leuning hing.

    ‘Ze zitten daar,’ zei de man met een hoog stemmetje. ‘Echt. Wat als ik zeg dat er een zit met een roze kleur vacht, heb je wel eens een konijn gezien met een roze kleur vacht?’

    Het jongetje trok zijn ogen wijd open.

    ‘Een babykonijn met een roze vacht!’ zei hij opgewonden en zag hoe de man de rolstoel weer een stukje dichterbij zette.

    ‘Roze konijnen bestaan niet,’ zei het jongetje voorzichtig.

    ‘Wedden?’ De man boog naar voren en staarde wijzend het gat in. ‘Ik zie hem zitten, daar.’

    Tik tik tik…

    De man hield zijn hand op het chromen wiel stil en wenkte het jongetje om mee te kijken. Met een weifelende blik in zijn ogen keek hij mee.

    ‘Ze kunnen geen kant op, als je er een wilt hebben, die roze zou ik zeggen, ga dan dat hol in en neem die moeder voor mij mee, wil je?’ De man lachte kort en knikte naar het gat.

    ‘Eet je hem dan op?’ vroeg het jongetje.

    ‘De moeder is geen hem,’ zei de man.

    ‘O nee,’ zei het jongetje en kroop naar het gat toe en stopte zijn hoofd naar binnen. Barderi-aan Kozak rolde zijn rolstoel langszij.

    Dat lukte. Rechts zakte hij ietsjes weg, maar niet noemenswaardig. Over de rugleuning heen, greep hij de steel vast die uit de draagband stak. Het jongetje kwam met zijn hoofd terug uit het gat. Dat deed hij heel snel. Te snel. Bard liet de houten steel weer los.

    ‘Ik zie niks,’ zei het jongetje en keek langs het wiel op naar de het glimlachende gezicht van de man.

    ‘Je kijkt niet goed, jongen.’

    De bovenrand van het konijnenhol leek te bezwijken onder de drukkende hand van het jongetje.

    Bard schrok,

    ‘Niet te hard drukken, zo meteen druk je het hele zakie in elkaar jochie.’

    ‘O sorry, ja, want dan kunnen ze er niet meer uit, hè.’

    ‘Nee, dan kunnen ze er niet meer uit. Doe me een plezier en kijk er effe in. Ben je bang?’

    Het jongetje schudde nee en keek twijfelend het gat weer in.

    ‘Zijn alle konijnenholen zo groot? Want er zijn ook vosjesholen.’

    ‘Ja, maar die heb je hier niet, die zitten veel meer beschut. Dit is een gezinnetjeskonijnen-hol, die zijn altijd groot.’

    Bard speurde de rand van de hei af. Alles ging goed. Toen hij weer omlaag keek, en net wilde zeggen dat hij nou maar eens beter kon opschieten, zag hij hem omlaag kruipen, dat gat in. Het jochie lulde wat, wat kon het hem schelen. Zijn kleine achterwerk was het enige nog dat zichtbaar was.

    Bard knikte. Zijn legerschep, model rugzak, lag al op zijn schoot toen hij de korte steel van een bezem met een mooi puntje, achter de leuning vandaan haalde. Het jochie lulde nog wat toen Bard met een vloeiende beweging de stok vast sloeg in de uitstekende richel boven het hol. Als een tentpaal bleef de stok rechtop voor zijn grijnzende gezicht staan.

    ‘Alvast een stormlijntje,’ gniffelde hij en zag tot zijn schrik de grond scheuren. ‘Godskolere. Nog niet.’ De grond brokkelde af en viel maar niet op dat jong, dat was het voornaamste. Niet op hem verdomme.

    Het jong klaagde en begon omhoog terug te schuifelen. Bard boog over zijn eigen buik heen en greep met een armzwaai het jongetje zijn achterwerk vast wat een gedempt geluid opleverde.

    Het droge zand was perfect. Dit had hij in zijn stoutste dromen niet verwacht. Bard duwde met zijn tweeënzestig jaar oude handen het jongetje verder het hol in wat weer een gesmoorde kreet opleverde.

    ‘Ga je mammie pakken als ik klaar ben met jou!’ riep Bard voorovergebogen.

    ‘Shit.’

    Hij viel bijna uit zijn stoel van enthousiasme.

    ‘Knaapie boy!’ krijste hij en keek snel naar de grens van de hei.

    ‘Niks,’ zei hij en veegde kwijl van zijn kin weg.

    ‘Da’s nou pech hebben, hè.’

    Bard snoof lachend en wisselde van hand, pakte de korte bezemstok met rechts en mikte al stotend omlaag waar de punt precies tussen dat jong zijn benen de grond in verdween.

    ‘Een soort verzekeringspolis, knaapie!’

    Dat jong zijn benen begonnen te schoppen. Bard keek toe toen het schoppen overging in zwembewegingen. De zwembewegingen waren prachtig, mooier kon niet. Hij dwong zichzelf kalm te blijven en te genieten van dit schitterende plaatje. Eén van de armen van het jongetje probeerde zich te bevrijden maar zat genadeloos klem, net als de ander die vooruitgestoken dieper in het hol zat. De schoolslag werd minder. Vermoeidheid, dacht Bard. Het jong stelde zich aan, er was genoeg zuurstof voor minstens een uur. Op een hoogte van vier mijl, daar had je pas lucht te kort, dacht Bard en keek met een verheugde blik naar een volgend rondje droogzwemmen.

    Van onder de grond kwamen nieuwe jankgeluiden dat meer aan piepen deed denken dan aan wensen.

    Bard pakte de legerschep vast terwijl hij hysterisch lachte en gaf na een dreun op zijn billen, zijn ogen een extraatje door een been te grijpen en op te tillen. Zomaar, om eens te kijken wat er gebeurde. Het jong begon onmiddellijk hoopvol spartelen. Bij de vierde keer heen en weer pompen van dat jong zijn poot, schrok Bard op.

    Een paar bomen maakten herrie bij een opstekende wind. Uiterst vervelend nou. Hij hoorde geen pest meer van wat dat jong nou allemaal lulde daaronder. Met het wegsterven van de wind hoorde hij het jong naar zijn mama schreeuwen. Bard boog voorover.

    ‘Zie je nou wel, genoeg lucht daaronder bij die kleine roze ettertjes, zie je ze al?’

    De schep daalde weer neer maar raakte in plaats van zijn billen, de korte bezemstok die meteen losschoot.

    ‘Krijg de kolere, mijn tentstok raakt los, verdomme, we krijgen storm, jong.’

    Kennelijk voelde dat knaapie wat er ging gebeuren en begon vervelend naar achteren te zwemmen.

    ‘Kolere.’

    Bard zette net de stok tussen dat jong zijn benen terug toen hij hard begon te gillen, hard genoeg om de grijns van Bard voor even te laten verdwijnen.

    ‘Dit komt goed.’

    Hij had eens met een open wond in zijn been in een bos gelegen - achtergelaten, geen water, niks. Kwam ook goed. Het ging al beter, met twee handen gaat het altijd beter. De stok boorde zich dieper vast en werd een uitstekend scharnierpunt.

    ‘Pompen, maatje.’

    Met een houw kreeg hij wel dat jong zijn arm weer stil, maar nu begon dat ettertje te schoppen door zijn onderbeen omhoog te knikken. Bard kreeg een volle laag zand te verwerken. Als het in zijn ogen terecht was gekomen, had dat jong op een verrassing kunnen rekenen.

    Hij haalde toch maar uit.

    Dinggg… Precies op zijn poot. Een schok ging door dat jong zijn lichaam. Het was jammer maar hij kon niet langer wachten. Een lang ogenblik keek hij naar de rand boven het hol. Hij lag tot onder aan zijn rug in het gat, best ver eigenlijk, verder dan hij had verwacht. Het was mooier geweest als hij hem er helemaal in had kunnen proppen.

    Bard sloeg de legerschep in de rand en drukte. Een grote droge homp viel op zijn billen. Een volgende schep haalde hij onder de rand vandaan. Dat ging nog beter… weer een homp. Het zand was droog en gulpte het gat in, zo tussen zijn benen en ernaast waar de grond begon te klimmen. De kom werd zichtbaar platter.

    Bard pakte de stok beet en duwde deze met onverwachts succes naar voren. Het jong schoof minstens een handlengte naar binnen. Hij trok grijnzend de stok uit de grond en drukte hem weer langs zijn kruis het mulle zand in. Het geïmproviseerde hendeltje schoot los. Bard vloekte. Hij moest dichterbij zien te komen en stak de schep in het zand terwijl hij zijn handen om de hoepels van de wielen heensloeg. Veel had hij niet nodig, een beetje maar. Het rechterwiel kwam in beweging en stond stil naast dat jong zijn knie die nog steeds bewoog toen hij drie slagen had gemaakt, weliswaar korte, maar het werkte.

    Bard keek hijgend naar zijn werk, pakte de stok beet en drukte weer naar voren als een hendel om te pompen, tot hij niet meer verder ging en bleef haken in de bovenkant van het hol. Maar met wat voor een resultaat: dat jong zijn achterwerk was bijna verdwenen. Bard liet de stok staan die als een vergeten tentstok omhoogstak en hakte met de schep in de rand erboven.

    De wind kwam weer opzetten. Hij wachtte even.

    Bard richtte zich op een kleine bochel, net boven dat jong zijn kont en trok daar een hele emmer zand los. Het viel als een klont pudding boven op het jong zijn gat. Vervolgens begon hij te harken en haalde nog een hap uit de rand die hij scheef zittend bij zijn schoen liet vallen. Zwemmen deed dat jong niet meer, hij was overgegaan op watertrappelen. Bard giechelde. Bij zijn schoenen werd het lastig; die staken uit en het ontbrak hem inmiddels aan los zand, maar een klein konijnenhol niet ver van hem vandaan bood genoeg aan. Die had hij al eerder gezien, maar dan moest hij er wel naartoe karren en daar had hij nou net effe geen zin in. Hij duwde zijn rolstoel net boven het konijnenhol uit waar hij ruzie kreeg met een tak en kon zich net inhouden om de tak niet af te breken, dat zou dom zijn. Bard keek om. Waar hij naar keek was te kunstmatig. Het leek wel een vers gemaakt graf.

    Bard grinnikte en bekeek de grond met nieuwe aandacht. Als hij zijn stoel verder aan de rand van het gat parkeerde, riskeerde hij instortingsgevaar. ‘En da motte we nie hebbe, hè, jong.’

    Hij kon hier scheppen… na een ogenblik stopte hij. Dat werd niks, hij zat vast in de wortels. Toch die andere plek aan de andere kant dan maar, dacht hij en schepte drie keer tot hij gek werd. De vermoeidheid sprak een woordje mee; het ging om het zand goed te werpen. Met die gedachte ging hij verder. Van de drie worpen was er één raak. Het leek helemaal nergens op. Hij kreeg een beter idee. Bard zette zijn wielen evenwijdig aan dat jong zijn schoenen die nog uitstaken, en schepte daar een gat onder. ‘Jong draagt Nikes. Kolere, een verwend babyjong.’ Hij hoorde wat.

    In een reflex draaide hij de rolstoel om en reed een stukje van de plek weg tot hij zicht had op de hei.

    Het leek verdomd veel op gekrijs van een trutje dat haar jong zoekt, dacht Bard en zwenkte na een minuut zijn Olympia rolstoel naast het prikkeldraad met een beter zicht op de hei. Onder de late rode zon zag hij niets; glooiende half verdorde grasheuvels, met verspreid een pluk hei; nog niet eens een roze konijn. Hij grijnsde en keek in de verte naar het houten hekwerk om de zendmasten van de marine. Die konden wat hem betrof niet ver genoeg staan. ‘Die godvergeten klote dingen.’ Bard hoorde zijn eigen stem en tuurde opnieuw de hei over. Net toen hij terugdacht aan het leger, ving hij weer dat geluid op. ‘Zie je wel, verdomme.’

    Bard rolde snel terug om zijn werk af te maken en terwijl hij bezig was kwam het idee bij hem op om nog iets extra’s aan te brengen hier, maar wat. Hij keek op zijn Zwitsers uurwerk dat op het frame van zijn rolstoel gemonteerd zat. Tien voor negen. Een bak koffie ging er wel in.

    Hij moest hier weg: hij hoorde dat trutje weer schreeuwen. Ze kwam dichterbij. Waarschijnlijk liep

    Enjoying the preview?
    Page 1 of 1