Discover millions of ebooks, audiobooks, and so much more with a free trial

Only $11.99/month after trial. Cancel anytime.

Het Zilveren Spoor III: Fundament
Het Zilveren Spoor III: Fundament
Het Zilveren Spoor III: Fundament
Ebook744 pages12 hours

Het Zilveren Spoor III: Fundament

Rating: 0 out of 5 stars

()

Read preview

About this ebook

Als Paul op een voor hem onbegrijpelijke reden in zijn vlucht in het huis van Carolien van Raven belandt, wordt hij zich steeds meer bewust van de vreemde situatie waarin hij zich bevindt.
Voor- en tegenstanders van de Koningin jagen op hem. Het net sluit zich langzaam steeds dichter om Paul, maar het waarom is hem nog steeds niet duidelijk. Net als hij geen enkele uitweg meer ziet, wordt hij toch weer geholpen door een van de vele Federale Agenten.
Op de vlucht voor zijn vijanden, stuit hij op een aankondiging van een boekpresentatie van de Koningin. Op geraffineerde wijze brengt zij haar boek onder ogen waardoor hij haar levensverhaal stukje bij beetje begint te begrijpen.
Het mysterie rond deze vrouw wordt echter nog raadselachtiger en is zij wel de werkelijke Koningin...

LanguageNederlands
Release dateFeb 10, 2021
ISBN9781005540999
Het Zilveren Spoor III: Fundament
Author

Michel Vallier

Michel Vallier (pseudoniem van Michel van der Linden) werkte al op jonge leeftijd zijn onbegrensde verbeelding uit tot verhalen met complexe personages, scenes en anekdotes. Hij studeerde aan de Academie van Beeldende Kunsten, richtte zich op realisme en portretten, en begon na het werk als Illustrator aan de verbeeldingsliteratuur. De eerste roman groeide uit tot het negen delen grote ‘Het Zilveren Spoor’-verhaal. Deze delen zullen binnenkort allemaal beschikbaar zijn.Onder ‘Wireless World’ schreef hij de ‘Raven’ verhalen. Andere boeken: ‘Gilberts laatste reis’, ‘The Queens Portrait’, ‘Bard’, ‘De Parel van het Roze Konijn’ en ‘Queen Esther’, ontstonden uit dezelfde fictieve wereld.De laatste reeks volgt het trieste verhaal van Marina Kay Walters, die op jonge leeftijd op een gruwelijke wijze wordt misbruikt en vermoord (wordt verwacht).Voor meer informatie mail naar: Michel-Vallier@outlook.comMichel Vallier (pseudonym of Michel van der Linden) developed his limitless imagination at a young age into stories with complex characters, scenes and anecdotes. He studied at the Academy of Visual Arts, focused on realism and portraits, and after working as an Illustrator started working on imaginative literature. The first novel grew into the nine-part 'Het Zilveren Spoor' story. These parts will all be available soon.Under "Wireless World" he wrote the "Raven" stories. Other books: "Gilberts last journey", "The Queens Portrait", "Bard", "The Pearl of the Pink Rabbit" and "Queen Esther" were all from the same fictional world.The final series follows the sad story of Marina Kay Walters, who is horribly abused and murdered at a young age (expected).For more information mail to: Michel-Vallier@outlook.com

Read more from Michel Vallier

Related to Het Zilveren Spoor III

Related ebooks

Related categories

Reviews for Het Zilveren Spoor III

Rating: 0 out of 5 stars
0 ratings

0 ratings0 reviews

What did you think?

Tap to rate

Review must be at least 10 words

    Book preview

    Het Zilveren Spoor III - Michel Vallier

    Het Zilveren Spoor III

    Het Fundament

    By Michel Vallier

    Copyright ©2021 Michel Vallier

    Cover: Michel Vallier

    Alle rechten voorbehouden.

    Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand en/of openbaar gemaakt in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of op enige andere manier zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

    All rights reserved.

    No part of this publication may be reproduced, stored in an automated database and / or made public in any form or by any means, whether electronic, mechanical, by photocopying, recording or in any other way without prior written permission. from the publisher.

    Legitimatiebewijs verplicht

    Het beeld was wazig en onvast. Paul knipperde met zijn ogen en zag niet ver van hem vandaan een stijlvolle stoel, en op het eerste gezicht ongebruikt en praktisch nieuw. Eikenhout met leer. Paul keek traag een slecht verlichte kamer in. Paarsblauwe gordijnen sloten het licht buiten voor een raam dat gelijk zijn aandacht trok. Het waren de gordijnen. De kleur en het zwakke licht dat er doorheen kwam. De kamer waadde in een zacht paars licht. Hij hield hiervan. Wat toevallig. Hij voelde of alles nog op zijn plaats zat met het idee dat er misschien wat achter gebleven was, en zag de vervormer staan met niets anders dan zichzelf in een ruime, denkbeeldige cirkel. En verder is het muisstil. Een stilte van een wereld die niet bestaat? De wereld die niet bestond had wel een herkenbare muffe huislucht. Hij had het niet zo op slecht geventileerde ruimtes en kreeg onmiddellijk moeite met ademhalen. Als ik nou dat raam een tikkeltje openzet…

    Wacht nou even, je weet helemaal niet waar je bent. Misschien val je wel van de maan. De stoel leek trouwens verdacht veel op waar Sarcasme regelmatig in zat.

    Hij telde een enkel raam links van hem. Verder dan dat kon hij geen lichtbron ontdekken, dus het is overdag. Dat is in ieder geval wat. Hij zou zijn gezichtsveld wat moeten verbreden. Je weet helemaal niet of dat verstandig is. Met een enkele gedachte vermaande hij de stem te zwijgen; hij kon niet eeuwig zo blijven zitten.

    Paul kwam moeizaam overeind en keek zorgvuldiger de kamer rond. Achter hem stond een opzichtig bureau met geen enkele lege plek meer. Alles wat mogelijk op een bureau thuishoorde, stond er. Alles stond keurig netjes gerangschikt en vooral heel precies geplaatst. Op de een of andere manier kwam dat griezelig op hem over. Ik ben in het huis van Sarcasme beland, O Christus. Er kwam een lachstuip naar boven waar hij onmiddellijk een symbolische trompetdemper op drukte. Paul produceerde een bekend piepend keelgeluid en keek verder rond.\De kamer was niet erg groot met een saai bloemetjes behang dat hier en daar loshing. Er hing ook een lijst waarin een prent ontbrak. Het was eenzelfde als hij gebruikte, met het reclame vel er nog in. Tenzij iemand dit mooi vond, sloeg het werkelijk helemaal nergens op. De kast ernaast was van dezelfde makelij als de rest van het meubilair, en in de stijl van begin jaren tachtig.

    En hier was ook iets mis mee. Het deed gekunsteld aan alsof er haast gemaakt was om snel een meubellandschap te creëren. Het landschap klopte alleen niet. Dat lag niet alleen aan het merkwaardige perspectief, in zoverre, dat het wat krap was. De elementen die een landschap dragen waren op zijn zachtst gezegd door elkaar gehusseld. Als je van een klassieke landschappen hield was er iets drastisch mis met de tijdgeest daarvan.

    Voor de rest kon hij niets opmerkelijks vinden buiten de lege lijst na dan. En dat het er muf en klam rook. Paul werd bang dat hij inderdaad in een vreemde wereld terecht was gekomen. Dan was het op zijn minst opmerkelijk dat Carolien hem had laten gaan. Dat was zo na te gaan.

    Hij begaf zich naar het enige raam dat de kamer telde, en tuurde behoedzaam langs het gordijn. Begane grond. Een slecht onderhouden tuin vulde de grenzen van zijn gezichtsveld en aan de rand een paar mooie dennen met daarachter een weg. En hij dacht vaag een stel bungalows te zien. Paul glimlachte bij wat hij dacht. Dit was een sjieke buitenwijk en hij vermoedde de naam van de stad te weten. Paul liep naar de enige deur van het vertrek en liet de vervormer achter. Een houten deur met een elegante hendel die soepel uit het slot zonder weerstand veerde. Paul opende de deur en dat deed hij heel voorzichtig. Geen luchtverplaatsing van een raam dat open staat. Dan moet er hier toch ook een raam open staan, zei de stem. Het kan ook een deur zijn, merkte weer een ander op. Er ging geen alarm af maar dat kon natuurlijk ergens anders wel het geval zijn. En als zijn ideeën klopten, was dat niet nodig.

    Hij liet de deur open en keek naar wat op het oog een voorkamer moest zijn – weer dezelfde eikenhouten spullen. Een eettafel met… twee stoelen. Dat was vreemd. Een eettafel had er meestal vier. De bewoner kreeg weinig bezoek en had de andere stoelen weggezet. Of de bewoner wil geen bezoek, net als jij.

    Dat was natuurlijk ook mogelijk en in zijn geval ging het om een combinatie van die twee. Er waren zelfs mensen met één enkele stoel. Paul zuchtte een lachje en schrok van zijn eigen geluid. Hij was alleen en dat voelde net zo vertrouwd als zijn voeten aan het einde van zijn benen. Hij keek toch even naar beneden of er inmiddels niet iets anders te zien was. Het was ook mogelijk dat hij het verschil niet opmerkte; door het reizen via de vervormer was er misschien wel wat verloren gegaan wat in zijn hoofd hoorde te zitten. Of aan je hoofd.

    Hij grinnikte: een soort omzetter, dan had hij nu de hersens van een ander. Daar kon hij nog weinig van merken trouwens. Iemand vertelde dat hij dat nooit zelf kon weten. Paul keek beduusd naar de tafel. Hij was hier alleen dus kon hij het onmogelijk vragen. Voorlopig.

    Hij verwachtte nu nog geen gezelschap. Als zijn vermoeden klopte, dan had hij een aardig idee waar hij nu was. Hij had twee namen op zijn lijstje staan en ze leidden beiden een geïsoleerd leventje. Die balans kon hij ondertussen wel opmaken. Een geïsoleerd leventje? Toch had hij met enige verbazing naar de twee stoelen gekeken. Het zei helemaal niets. Dat moest nog blijken. Hij kon evengoed in een achterhuis van een kinderdagverblijf terechtgekomen zijn. Daar was het wel wat drukker, maar minstens even chaotisch ingericht. De mufheid was hier aanmerkelijk minder. Hij rook een bekende lucht, maar wat? Paul verwonderde zich over zijn eigen rust en daar had hij zich eerder over verbaasd. Op de vlucht en weer vrij waren belangrijke drijfveren. De lichte spanning die dat met zich meebracht, werkte in een zekere zin kalmerend en kon zo het wegglijden naar een volgende depressie buiten de deur houden.

    Hij snoof opnieuw. Wat het ook was, hij werd er zeker niet nerveus van. Tegenover hem was een tweede houten deur en hij nam aan dat deze naar de voordeur leidde. De hal dus, met misschien een trap naar boven. Nee, want de aangrenzende deur aan zijn rechterzijde stond op een kier, en liet een begin van een trap zien. Paul staarde weer naar de tafel. Wat ‘s hier nou mis mee?

    Hij was rond.

    Ja en?

    Een ronde tafel zet je niet tegen een muur aan. Ook niet met twee stoelen. Paul huiverde. Er was meer.

    De aangrenzende muur achter de tafel had ook een raam en daarvan waren de gordijnen, die het formaat hadden om een theatervoorstelling mee af te sluiten, opengeschoven. Op zich nog niets aan de hand. Je zou paars verwachten maar ze waren zwart. Paul vond de metafoor van een theaterstuk zo gek nog niet. Zwart was opvallend tegen een lichte muur, zeker de grote ervan. Het enige wat nog ontbrak was een rij stoelen. En daarvan waren er maar twee.

    Het raam had luxaflex dat tot aan de bovenkant opgetrokken was. Althans, dat was de bedoeling, nam hij op grond van ervaring aan. Aan een kant hing het scheef waardoor het raam diagonaal werd gesplitst, alsof iemand haast had gehad, of het niet kon schelen.

    Paul keek naar buiten. De voorstelling bleek niet meer te zijn dan een grote conifeer. Dat kan in sommige gevallen heel boeiend zijn.

    Er was meer.

    Op de vensterbank verwacht je toch iets van een decoratief prulletje. Wat er lag was een spons. Dat kon. Nog niets aan de hand, maar wat ernaast lag accepteerden zijn hersenen niet. Een klein hamertje. Precies ernaast. Gerangschikt, op maat gesneden. Misschien was diegene net de ramen aan het zemen en zat er wat los.

    Het klopte gewoon niet, net als de rest hier niet klopte. En ramen zemen doe je doorgaans met een zeem. Ja, maar daarvoor maak je eerst schoon, ging de stem er hulpeloos tegen in. En het hamertje dan? vroeg hij terug. Hij kreeg een stilte als antwoord. Paul bleef staan en probeerde de afstand met zijn ogen te overbruggen. Dat hamertje kwam heel dicht bij hem. Hij kende dit model zeer goed: klein, rond aan de ene kant. De andere kant om… te timmeren.

    Hamertje tik…

    Schei nou toch uit, zie je niet wat hier aan de hand is? Iemand is zijn huis aan het inrichten, je vindt strakjes ergens spijkers en een zaag. Die zou hij niet vinden, dat wist hij nu al. Daarnaast een gigant van een boekenkast, tot in de hoek.

    Er stond alleen geen boek in. Zie je wel, gewoon een tijdelijke leegte, de boeken zitten nog in dozen. De stem rende een gelopen wedstrijd. Bovendien waren er geen dozen.

    Paul ging naar rechts en kwam zo in een grotere ruimte dat de woonkamer moest zijn. En waar hij al bang voor was gebeurde ook hier weer. Als er nog hoop was dat het hier anders zou zijn, was die bij de eerste aanblik onmiddellijk verkeken. De salontafel bleek van dezelfde makelij te zijn dan de rest. Dat kon, overigens erg mooi, maar het ging om de bank die weer uit een andere fabriek afkomstig was en evenwijdig in de lengterichting ervoor stond.

    Het was een model slaapbank, maar ook een verhaal apart. En er werd voor het eerst overduidelijk gebruik van gemaakt. Geleefd. Uitgeleefd, kon je beter zeggen. Er was geen plek te zien waar de stof niet door zijn beste tijd heen was, en op zijn minst geplooid.

    Paul vermoedde dat ze er ook sliep. De stoelen aan weerszijden van de bank stonden losjes opgesteld en waren minder stijfjes – hadden minder autoriteit en werden duidelijk gebruikt, in ieder geval een daarvan. De stof was versleten tot op het bot. De andere had een minder begrijpelijke functie. Weer dat vreemde contrast, waar had hij dat eerder gezien. En het werd nog eens versterkt door waar hij nu bedenkelijk naar keek. Een derde stoel aan de andere kant van de salontafel die weggeschoven was, zo de hoek in. Alsof hij straf had. Zo van: jij mag niet meer meedoen, ga jij de hoek maar in. Te weinig bezoek misschien?

    Paul betwijfelde dat ten zeerste, omdat de stoel verder opviel door een torenhoge kledinghoop. Wat hem bekend voorkwam overigens. Alleen was het bij hem thuis overal zo. Maar hier werkt het zelfregulerend systeem wat minder. Vergeleken hierbij was Paul rijp om ontslag aan te vragen na jarenlange opname in een inrichting. Hier zou je het met plezier verzoeken.

    Paul stond bij de eerste stoel die de bank vergezelde, en ongeveer midden in de ruimte stond. Hier zit ze vaak. Niet erg handig, hij stond in de weg vanwege de loopruimte die je hier nodig had. Paul staarde naar de versleten stof vlak onder hem. Tegenover de stoel stond een ouderwetse televisie. Achter hem was een open keuken met een bar met vier krukken... Paul haalde verbaasd zijn schouders op en schudde zijn hoofd. Waar slaat dit op? Misschien houdt ze van surrealistische, huiselijke landschappen.

    ‘Ik dacht dat ik vreemd was,’ zei hij in de stille kamer. Nee, jullie zijn gemaakt voor elkaar – allebei zielig, meelijwekkend en gestoord, zei Sarcasme. Kennelijk wist hij over wie we het hier hadden. Daar was hijzelf nog niet zo zeker van.

    Dit waren vreemde tegenstellingen die minstens drie stijlen door elkaar kende. In ieder geval kon je het bij hem thuis direct benoemen, dat werd hier lastig. Hij nam de krukken nog eens op. Wedden dat er op elke kruk een dikke laag stof ligt? Op een kruk misschien niet. Alhoewel. Het leefgebied hield waarschijnlijk op zo ongeveer waar hij nu stond. Hij liet zijn vinger langs de bovenkant van een kruk gaan waarvan hij vermoedde dat ze daar wel zou gaan zitten. Hangend over de bar met een bord eten. Niet dus. Geen stof.

    Paul nam de bank met drie kussens en een deken nog eens op. Ze waren keurig gegroepeerd in het midden en in de hoeken alsof ze vooral niet te hard wilde liggen op zere plekken. Onzin, op elke bank liggen kussens niks aan de hand, zei de stem weer.

    Waar, maar dit waren hoofdkussens om te slapen. Dit wekte op zijn minst de indruk dat het anders in elkaar zat.

    In een van de kussens zag hij een pasvorm van een menselijk hoofd. Dat was normaal. Ze sliep hier. Oké, maar dan de deken… Daar leek op het eerste gezicht niets mee aan de hand te zijn tot je de realiteit onder ogen kreeg want die was er namelijk niet. Hij lag er niet op, maar onder de kussens en was gewoonweg te klein om er onder te slapen – nog niks aan de hand zou je denken, gewoon decoratief, maar… het klopte niet, alsof je een vaas op een tafel omgekeerd plaatste omdat het hoorde. Waar hij echt van begon te huiverden kwam van de deken zelf.

    Het was een lappendeken. Precies zo een als hij had.

    Ik vind dit niet leuk meer, ik wil hier weg, waarom drukte ik nou die knop van die vervormer in, verdomme. Ik ook weer met m’n grote bek. Hij dacht terug aan het gesprek dat hij met Carolien had gehad over wat hij precies gezien had begin deze week bij de schuur, waarbij hij opgemerkt had dat er misschien een vervormer in de grond zat waar hij het bord heksenjacht had zien staan - en of ze die opgegraven had. En een soort tijdlus had veroorzaakt. Dat was op dat moment een grapje.

    Paul keek naar buiten waar hij Goddank niks anders zag dan een tuin. Misschien waren de planten van buitenaardse afkomst Het raam nam de hele achterwand in beslag. Tussen de bank en de bar was er toegang naar een schuifpui in het wand brede raam. Paul stapte ernaartoe om de hendel te proberen. Je denkt toch niet… hij dacht van wel en het klopte ook. De hendel veerde makkelijk omlaag en Paul zette de schuifpui een stukje open. Een warm windje stroomde langs zijn gezicht en deed zijn huid prettig tintelen. Hij pikte nog net een glimp op van de zon die net onder een vale streep laag aan de hemel stond. Voor het eerst keek hij verbaasd naar zijn horloge. Tenzij de wijzers hem bedrogen, was het halfzes. De tuin was goed onderhouden met een zee aan klokvormige bloemen in alle kleuren die maar mogelijk waren. Nou daar zie ik nou niks ongewoons in. Nee, behalve dan dat het daardoor juist zo opviel. Er was ook een uitbouw aan zijn linkerkant. Hij vermoedde een werkruimte. Paul liep terug naar de stoel en draaide nog een keer in het rond. Er was geen alarm afgegaan. Dat had hij ook niet verwacht, er viel hier niets te halen. ‘Buiten de op zichzelf nietszeggende spullen na dan,’ zei hij.

    De tv stond op een lage plank en trok opnieuw zijn aandacht. Ondersteund door drie natuurstenen en besloeg zo de hele muur. Het ging hem vooral wat hij er onder zag staan. Onder een platte moderne tv, stond een vreemd apparaat. Het zag eruit als een hoekige doos van een zilverachtig metaal. Geen knoppen, geen lijnen die verwezen naar een opening, niets. De doos van Pandora natuurlijk, daar heb je hem. Het kon ook een futuristische schoenendoos zijn. Of iets waar je maar beter vanaf kunt blijven. Paul besloot voor de verandering deze raad voor lief te nemen, en hield zich weer bezig met de stoel die er links naast stond met de kledinghoop, en die een belangrijke vraag kon beantwoorden. Paul ging eropaf en pakte zomaar onwillekeurig een trui van de hoop. Hij knikte, maar het kussen op de bank moest de doorslag geven. Paul deed een verwoede poging om de trui terug in fatsoen te brengen, faalde en gaf het na drie keer doodsimpel op.

    Hij stapte richting de bank waar hij ternauwernood een botsing kon voorkomen met de salontafel en nam het kussen aandachtig onder ogen. ‘Zie je wel, net wat ik dacht.’ Net wat jij dacht? Sarcasme had plaatsgenomen in de versleten leren stoel en zat hoogmoedig ontsteld aan zijn sigaar te lurken.

    ‘Ja, krijg wat man,’ zei Paul en keek weer naar het kussen. ‘Carolien, dus.’ Hij telde vier lange donkere haren.

    Dit was het huis van Carolien Victoria Raven.

    Fijn, nu dat je dat weet, kun je even gaan zitten, dacht hij moe. Dat deed hij naast het middelste kussen en dacht na over wat hij nu ging doen. Niks, wist hij zichzelf doelbewust te vertellen. Hij wist waar hij was, en ergens in de toekomst kon hij Esther verwachten die toevallig een ring als vervormer had. En die ze incidenteel opgeraapt had op een al even incidentele vreemde planeet. Heel handig. Paul vond het je reinste lariekoek. Het verhaal klonk te absurd om waar te zijn. Desondanks had ze hem wel, en maakte er dankbaar gebruik van en ondertussen kon Mevrouw Raven haar gewoon op de hoogte brengen waar hij zat als ze dat zelf al niet wist.

    Hij vermoedde dat Esther een handje had geholpen. Dat nam niet weg dat hij voorzichtig wilde zijn met wat zijn volgende stap werd, vooral niets doelbewust.

    Esther had hem laten gaan. Precies, en hoe wil je dat nou rijmen met elkaar? Hij had geen flauw idee en nergens doelbewust aan denken bleek nog niet zo lang geleden een onmogelijke opgave. De conclusie was dus dat ze op zijn acties voortreffelijk anticipeerde. Dat had ze niet gezegd overigens. Paul kwam weer uit bij dat vreemde begrip, bereidheidpotentiaal. Dan was er nog wat dat dit vermoeden dat ze hielp bevestigde. Carolien zou toch nooit de vervormer zo achterlaten zonder een vergrendeling toe te passen? Er was een mogelijkheid dat het niet kon maar dat wierp gelijk tien nieuwe vragen op. Er was zelfs een moment geweest dat hij zat te klooien met dat ding vlak voor zijn vertrek. Misschien had Carolien hem toch geblokkeerd en maakte Esther dat ongedaan op het laatste moment. Dat verklaarde wel waarom ze geen haast had en haar ogen sloot toen ze het wist. Het kwam niet goed tussen die twee meiden.

    Esther had gezegd dat hij wat leuks moest gaan doen. Waarlijk.

    En er was natuurlijk geen haar op haar hoofd te vinden die dit plannetje door had. Dan had zijn geestelijke camouflage toch gewerkt.

    Wat zie ik hier nou niet? Na nog eens vijf minuten was hij nergens nog zeker van.

    Hij moest plassen, er zat bloed op zijn hoofd, hij had honger en hij had een spiegel nodig. Paul stond op en liep naar de enige trap die hij had gezien, trok de zwaar houten deur open en keek vooral kalm naar boven. Ga nou maar.

    De eerste tree ging makkelijk, de volgende ook en Paul kwam zonder gekraak op de overloop uit waar hij in een oogopslag niets bijzonders waarnam. Er waren drie deuren. Paul koos de middelste, deed hem snel open en stond in een goed verlichte badkamer. Een gedrongen raampje liet de late gouden zon voorzichtig naar binnen, door banen van doodgewoon luxaflex. Een ligbad en een douche met een wasbak waar een spiegel boven hing. Ook heel gewoon. En Goddank een wc. Paul deed de bril omhoog en deed zijn plas dat een verademing was. Een houten wc-bril. Ja maar niet van eiken. Hij wist eigenlijk niet of die er wel waren en als ze er waren zou hij ze hier wel aantreffen in deze onbegrijpelijke inrichting. Zover hij kon waarnemen was hier alles normaal. Dat was ook een verademing.

    ‘Ik zou even wachten met conclusies trekken,’ hoorde hij zichzelf zeggen. In ieder geval stond er geen boekenkast op zijn kop. Paul was klaar en probeerde alles weer in dezelfde staat terug te brengen. Het resultaat was zoals het altijd was. Een lang ogenblik deed hij eigenlijk niets tot hij zich naar de wasbak begaf om zijn gezicht te bekijken. Het viel mee. Een vuurrode streep van oost naar west. Paul fronste zijn wenkbrauwen wat pijn deed en raakte voorzichtig de plek aan. Wat is daar in vredesnaam langs gegaan?

    Wat denk je? Deze keer had Sarcasme in plaats van een boek, een kogel in zijn hand. Hij heeft een remspoor achtergelaten, vriend. Hij had geluk gehad. Paul liet zijn ogen langs de badkuip glijden, naar de douche en weer terug. We zijn nu toch gek aan het doen, waarom ook niet, dacht hij. Paul ontdeed zich van zijn kleren en draaide de douchekraan open, stelde hem juist in en dook eronder. De deur liet hij openstaan. De badkamer was schoon, keurig verzorgd en zelfs stijlvol te noemen. Na een minuut of wat, smeerde hij zich in met een stuk zeep dat naar Carolien rook, dwong zichzelf om even te gaan zitten en keek naar een wit douchegordijn met een vlindermotief. Hij voelde zich zweverig worden wat het sterkst werd als hij zijn kop onder de straal duwde. Vlinders? Voor de rest werkte het ontspannend waar hij hard aan toe was en probeerde aan niets te denken, tot hij met gesloten ogen zich realiseerde dat, ondanks de smaakvolle inrichting, het wel wat aan de lege kant was. Er is toch weer wat. Zeker voor een mooie vrouw. Wat weet jij nou van mooie vrouwen af, zei een stem hatelijk nauwkeurig. Ze is gewoon mooi. Toch had hij moeite met die indicatie. Hij vond haar mooi. Er was geen tussenweg; je vond haar prachtig of afschuwelijk. Om je zo uit te drukken was ook twijfelachtig.

    Onder de indruk was je in ieder geval.

    ‘En ze draagt geen make-up.’ De zin weerklonk een tikkeltje eng door de ruimte. Paul tuurde benieuwd langs het douchegordijn. Een medicijnkastje. Hiervandaan had het iets weg van een elektriciteit opbergmeubel. Leuk woord.

    Een beetje leeg? Het ding was groot. De badkamer was niet leeg, dit beest slokte onopvallend alles op. Waarom het hem nou niet eerder was opgevallen bleef een raadsel. Aan de linkerkant stond een commode. Nu zag hij wat er niet aan deugde. Er stond niets op. Zelfs voor een vrouw als Carolien was dat toch vreemd. De handdoeken liggen erin. Misschien ja, maar er hing er ook een naast hem. Hij draaide de kraan dicht en trok dezelfde handdoek, die er doodnormaal uit zag, van een stang. Paul kreeg ineens een fout idee om het ondergoed van Carolien ‘s eventjes stiekem te bekijken in een van de kamers. Dat was heel erg fout.

    Maar zeer verleidelijk.

    En je hoefde niet aan elke verleiding toe te geven. Nee, dat hoeft ook niet maar het was wel lastig. Stel dat ze meekijkt met hele kleine cameraatjes zo groot als je pink? Paul keek naar beneden. Dan zat hij nu sowieso in de problemen. Het idee was absurd. Dit huis was nep, behalve dan een klein stukje van de woonkamer en een vreemde doos. Dit huis was niet normaal. Het mocht dan nep zijn, maar het idee dat ze hier woonde, al was het maar voor een deel, vond hij tamelijk griezelig. Misschien is het koninkrijk Mahony in verval en wordt er bezuinigd. Het viel allemaal wel mee, zei weer een andere stem gemoedelijk. ‘Ze is wat in de war, dat is alles’.

    Dit was niet haar huis. Het was nep. Ze woonde hier wel maar… haar bolwerk lag ergens anders. Natuurlijk was dat hier niet, dan zou hij verder moeten reizen dan een enkele vervormer- ping.

    Paul trok zijn kleren aan en trok een van de deurtjes van het medicijnkastje open. Het zat volgepropt. Hij deed de andere kant open. Net zo.

    Pijnstillers, jodium soorten, verband en andere medicamenten waarvan hij het bestaan niet eens wist. En een zakje maandverband. Paul wist niet wat hij hierbij moest denken. Misschien het gewone. Fantastisch, het eerste bewijs dat ze een maandelijkse cyclus heeft. Het bewees helemaal niets.

    Net als de rest kon het bedrog zijn. Het had iets weg van een mini dokter shop. Wie bedroog je dan? Verder was alles heel normaal. Christus nog aan toe, dat mens is knettergek. Ze heeft wat vaak ongelukjes. Paul dacht terug aan de bank met de slaapkussens, en dacht verder terug. Ze had een verwonding gehad aan haar borst bij de tent. En je voelde iemand op je tent vallen in je droom, eikel. ‘Godsamme. Wat heeft die gedaan die nacht?’ Mensen bij je tent weggehouden, weet je nog?

    Ik blijf graag bij je vannacht … had ze gezegd. Hij moest even zitten en nam de rand van de badkuip als zit, en keek weer op. Geen wonder dat deze badkamer er goed uitziet, de enige reden dat ze hier komt is om zichzelf op te knappen en dan gaat ze beneden op de bank liggen – voor de televisie hangen om bij te komen. Zodra ze opgeknapt is neemt ze de stoel. Paul stond op, sloot beide deurtjes en deed er een weer open. Hij haalde er pijnstillers, jodium, en verband uit. Op een van de pakjes las hij een herkenbaar opschrift, en het ontsloot een even herkenbare bijsluiter. Het waren aardse medicijnen die hij kende. Tenzij dat ook weer nep was. Hij deed ze in zijn broekzakken wat rechts lukte maar aan de andere kant voor geen meter en trok er een prop papier uit. Met trillende vingers vouwde hij hem open.

    Teken voor me, je vriendin

    Paul maakte er een mooi vierkantje van en deed hem in zijn kontzak. Daar zat nog wat. Hij trok zijn mond in een verontwaardigde grijns en haalde er een plastic zakje uit. Toch nog een diepvries zakje, oké. Alles werd weer terug gestopt, ondertussen kreeg hij een idee. Hij stapte de badkamer uit en probeerde de rechterdeur die gemakkelijk openging. Een warme luchtstroom streek langs zijn gezicht toen hij de kamer binnen liep. Een kamer die niets opvallends liet zien. Er stond een kast en een eenpersoonsbed. Verder een raam dat uitzicht bood op haar tuin en daarop aansluitend een weiland. Paul draaide om en gooide alles wat er in zijn zakken zat op het bed. Vervolgens liep hij naar de kledingkast en trok hem open. Niets. Hij had op zijn minst schoenen verwacht. Niets, geen pest. Wat is dit in Godsnaam voor een huis?

    Hij cirkelde om het bed heen en kwam zo bij een ledikant. Ik wil hier een boek zien met een bril, of iets dergelijks… Paul schoof een van de laatjes open. Niets.

    De andere laatjes volgden elkaar op - steeds dezelfde uitslag. Leegte. Niet eens een pistool. Het was toch al krankzinnig, dan leek hem dat opeens heel normaal. Paul verliet de kamer en haastte zich naar de andere kamer. Voor de deur stond hij doodstil, starend naar een ronde deurknop. Hij stond op een kiertje. Wedden dat ze daar zit. Onmiddellijk begon hij te dubben wie het zou zijn, die ene of de andere. Voorzichtig pakte hij de knop en duwde hem open...

    Geen van de twee vrouwen. Deze kamer was sfeervoller en leek, los van dat hij koeler was, vol in gebruik te zijn. Een paarsblauw gordijn hing losjes voor een groot raam. De ander zat gehaakt met een lus vast. Nu kon hij er niet omheen, in de andere kamer viel het eenvoudig niet op omdat ze weggemoffeld waren. Weer een eenpersoonsbed en op een leuke manier ingebouwd, en op een herkenbare manier. Dit heb ik thuis ook, verdomme…

    ‘Wat is hier aan de hand.’ Geen antwoord. De muffe lucht zweeg. Buiten reed een auto voorbij. Paul was bijna opgelucht er een te horen. Oké, conclusie: hier sliep ze af en toe… Wat moest hij hier nou weer van maken. Zijn inbouw bed was gestoffeerd en van spaanplaat en soms iets lager maar hier…

    Zijn voeten schoven over een dik tapijt en stootten opzettelijk tegen een houten verhoging. Bij hem was de stof lichtgrijs. Hier wit. Dit is ook spaanplaat, wedden? Hij zag nergens een naad waar hij dat kon controleren. Geen lappendeken, maar wel één die er op leek. Dit was toch weer vreemd. Waarom sliep ze niet gewoon onder een dekbed? Omdat ze hier niet slaapt, zei een stem ziekelijk vermoeid. Dat deed ze beneden. Op een bank met drie kussens op een lappendeken die te klein was. Misschien wisselt ze af, zei een ander. Hier lag een kussen en zo te zien niet recentelijk gebruikt. Maar daarachter was net als bij hem, een liniaal lengte ruimte tot de wand van zachtgeel met een plank daarboven en zonder boeken natuurlijk. Daar was hij nu wel aan gewend.

    Stomverbaasd nam Paul de radio achter haar kussen op. Ongeveer zo groot als zijn eigen radio, die als het goed was nog voor de tent stond. Alleen deze is een tikkeltje ingewikkelder. Die hij had, had een aan- en uitknop en wat druktoetsen. Heel gewoon. Deze had er wat meer, de hele voorkant was er mee bezaaid. Geen antenne. Paul boog naar voren, zonder een volgende stap te zetten om de speaker te achterhalen. Die zat aan de achterkant met een rare transparante snuit. Ik wil nu weg, ik heb het helemaal gehad hier…

    Paul ging weer rechtop staan en vond dat hij weer moest gaan zitten nadat hij wankelde van misselijkheid. Dat deed hij op de rand en keek zo uit op twee gangbare kledingkasten. Daar ging je normaal vanuit. Dat was hier gevaarlijk. Naast hem stond een ledikant. Ga nou niet… Hij deed het al. Leeg. De rest liet hij maar en keek weer naar de kasten. Ze waren van verschillend formaat… Is dat niet een beetje veel? Twee klerenkasten in een slaapkamer… Paul koos de grootste.

    De kast had twee deuren, elk met een sleuteltje. Paul pakte de linker vast en wachtte. Wat kom ik tegen? Alles was mogelijk. Ze moest toch ergens kleding bewaren? Hij draaide het sleuteltje om en deed de deur open.

    Eindelijk kleding. En… ondergoed, jawel. Doe dat nou niet… daar komt gedonder van… Met zweethanden pakte hij voorzichtig een wit onderbroekje van de stapel. Voorzichtig vouwde hij hem open en voelde zich een viespeuk waar wel enig begrip voor bestond. Paul vond hem prachtig, hoog ingesneden en eenvoudig van katoen. In een gedachteflits zag hij een lichte verhoging in het broekje en dacht terug aan vannacht. Hij had veel gezien in dat zwakke licht van de tent. Dat beeld klopte wel. Hij kreeg het warm met een maag die weer een kwartslag wegdraaide – geen albatrossen, maar meer zwierige zwaluwen. Paul keek voorzichtig naar zijn kruis. Daaronder gebeurde niets. Dat was hij wel gewend. De voorkant van het broekje was strak maar de lichte verruiming was er wel degelijk. Het was ook een beetje geplooid op die plaats. Met de achterkant was dat evenzeer het geval maar dan anders. Paul glunderde. Ja, die heeft een kontje hoor. Strak en klein. Hij was weer vannacht in de tent en keek weer achterlangs tegen haar ronde billen aan die samen een Griekse ij vormden. Billen die tegen elkaar klemden met de twee hanen van de Griekse y als glijbaan en zo… naar beneden… Hij zag de lichte werveling tussen haar benen. Er begon nu wel iets te werken. Ze boog wat voorover… Paul staarde wezenloos apathisch voor zich uit met een mond open waar speeksel de overhand kreeg. Plotseling keek hij met een ruk naar links en zag zijn tante in de deuropening staan. Ze had het gezicht zoals ze opgebaard lag – lijkwit met een dun streepje onder haar neus dat in de hoeken verticale groefjes liet zien. Haar opgebolde ogen dicht en zonder wimpers. Geen wenkbrauwen.

    Hij schrok nauwelijks. Dit had hij eerder gezien, nee eigenlijk vaak. Wat er daarna volgde, wist hij ook. Paul sloot zijn ogen en opende ze weer. Haar stem klonk van ver. Stouterd. Paul slaakte een zucht en keek terug naar het broekje. Zijn bloed stroomde prettig en werkte als opium, en hij werd er suffig van. Zijn verbeelding sloeg op hol, dat beeld van dat glooiende landschap maakte hem gek. Wat deed ze verdomme met mijn neus? Wat denk je, zei Sarcasme, haar lichaam maakt bepaalde stofjes aan die ze onder je neus wrijft, letterlijk en figuurlijk.

    Daar had hij over gelezen, maar wat hem hieraan fascineerde was dat haar lichaam stoffen aanmaakte met een bedwelmende werking. Moest hij dat zien als een wapen? Ja natuurlijk. Wat moet je er dan mee. Hij vroeg zich wel af wat er zou gebeuren als ze het onder haar eigen neus zou duwen. Vervolgens probeerde Paul, kijkend naar het onderbroekje, zich voor te stellen hoe zacht ze van binnen was.

    Zijn tante stond weer in de deuropening. Ze had haar handen kwaadaardig in haar zij gestoken en ze had haar lievelingsjurk aan. Hij staarde vol weemoed terug. Ze was al weg. Van het een op het andere moment sloeg de somberheid toe. Alles was weg. Hij staarde naar de deuropening. ‘Kreng.’ Een serieuze poging om het onderbroekje netjes op te vouwen liep op niets uit. De rest waar dat bij mislukt was, dat was ongeveer het hele huis, kon hem eigenlijk niet veel meer schelen. Met iemand als Carolien schoot je daar sowieso niets mee op. Om te beginnen lag het voor de hand dat ze wist dat hij hier was en anders rook ze het wel. Maar hier wilde hij toch niet graag op betrapt worden. Toch ontstond er nu een probleemgeval waar hij niets van wilde weten. Het was al te laat. Een naderende inspectie van een ander broekje, hoe het in hemelsnaam gevouwen zat, leverde alleen nog maar verdere ellende op en die moest dan ook weer opgevouwen worden. Dan had hij er twee. En ruiken zou ze het uiteindelijk toch. ‘Verdomme.’ Hij deed nog eenmaal zijn uiterste best en legde hem na een pijnlijke minuut terug boven op de stapel. De kast werd gesloten en Paul begaf zich weer naar de eerste kamer, boos op zichzelf dat hij toegegeven had aan een zinloze dwaze verleiding.

    Eigenlijk was het prettig vertoeven met niets anders dan handen in je broekzak, dacht Paul toen hij de rommel op nam dat verspreid op bed lag.

    De opbrengst van vier dagen welgetelde ellende. De oogst uit zijn achterzakken werd er ook bij gelegd. Wat denk je nou precies dat je aan het doen bent? vroeg Sarcasme. Hij had geen flauw idee. ‘Ik ga de zaak een beetje rangschikken,’ zei hij in het wilde weg. Allereerst werd het briefje van Esther onder de loep genomen. Hang hem straks boven je bed. Geen slecht idee, als je de rest erbij optelt. Eigenlijk kon het er best mee door, als je erbij optelde dat hij bezig was om gek te worden. De medicijnen waren verreweg in het voordeel als het om zwarte humor ging, vooral de morfine, als een voorbereiding op wat nog komen moest.

    Kapanol, las hij en een ander pakje bevatte Vilan. Beiden waren van de zwaarste soort en niet legaal te krijgen. Paul pakte een van de pakjes op. Dertig stuks. Er speelde een sinister lachje over zijn gezicht. Hij legde het bij de rest wat hij bij elkaar schraapte, en staarde naar zijn huis- en autosleutels, heel gebruikelijk op de mesjes na dan. En los geld dat handig los in zijn zakken zat. Nou en. Dit lijkt op een soort puzzel. Exact. Paul husselde het door elkaar en voelde zich een foute waarzegster. Het lukte niet. Niet op dit … dekbed.

    Stomverbaasd staarde hij naar het blauwe omhulsel. Net geen paars. Word je hier nou niet moe van?

    Ja, maar… Paul ging verder met een gevoel dat het hem allemaal heel goed afging. De sleutels werden geselecteerd op belang wat je spoed kon noemen samen met de pakjes, en hij zag met een schok wat hem dwars zat. Niet alleen het dekbed, maar het ontbreken van zakdoeken. Natuurlijk, hoe kon iemand door het leven gaan zonder zakdoeken. Jij niet, maar jij hebt ook geen leven. Die stem was vertrouwd, maar daarom niet minder onplezierig. In de hoek waar de stem van zijn engeltje sprak, was het verdacht stil. Al een tijdje, zoveel sprak ze niet. En toch, zonder dat hij het wist, had hij Esther een engeltje genoemd. Over ironie gesproken. Een engel van welke soort dan ook, als een spook uit het laatste gesprek met haar. O, alsjeblieft, ik ben zeker geen duivel Paul, geloof me.

    Hij had haar engeltje genoemd en ze had mensen vermoord. Dat wilde hij graag vergeten. Hij staarde naar het raam. Hij had een rugzak nodig. Dat was belachelijk en toch weer niet. Als hij nog meer ping -sprongen ging maken, ervan uitgaand dat dat ging lukken, kon hij wel een reistas gebruiken. Ja, geweldig en waar haal je die vandaan? Een rugzak van een liter of vijf. Paul nam de rommel nog eens op. Tien zou beter zijn. Carolien had er misschien een.

    Maar om nou het hele huis af te gaan struinen, bovendien was hij moe en had honger, en om eerlijk te zijn geloofde hij niet dat hij wat zou vinden wat ook maar in de buurt zou komen van een rugzak. Niks mee te maken, je bent nu een eenzame tijdreiziger aan het worden, zei een dwaze stem. Het woordje tijd beviel hem niet zo. Paul nam de tijd op. De warme gouden gloed in de kamer vertelde hem genoeg. Geen tijdlus. Misschien dat hij het nog werd maar voorlopig zat hij nog als een reiziger in deze tijd en of dat nog niet genoeg was.

    Wat hij nodig had was een rugzak van vijftien liter. Thuis had hij een rugzak van vijftien liter. Hij was vrijwel zeker in Mánt. Dan moest hij gewoon de deur uitlopen en vervoer zoeken. En dat leek op een dwaas plan, zelfs met geld.

    Maar er was meer. Zolang hij die vervormer meenam, lag het voor de hand dat ze hem konden vinden. Daar mocht hij toch vanuit gaan; dat ding zond op zijn minst een signaal uit. Of misschien was door de techniek van de vervormer het ding helemaal niet te traceren. Nog een probleem dat elke keer weer een mijlpaal bleek te zijn: hij stond te denken wat hij ging doen waarvan hij kort hiervoor nog gezegd had dat dat niet zo’n goed idee was, en daar kwam hij steeds op uit. Het was om moedeloos van te worden.

    En Esther was er nog steeds niet.

    Nee, natuurlijk niet, die grijpt je in je nekvel zodra ze weet wat je gaat doen.

    Waarom had ze hem dan laten gaan? Misschien klopte zijn redenering niet en moest hij van het idee af dat ze dit allemaal opgezet had.

    Paul zuchtte en ging weer op het bed zitten. Hij draaide weer rondjes. Je mag niet plannen, niet nadenken. Als hij dat deed leidde dat tot ellende. Hij was terug bij het zweefvliegtuig. Loslaten op je gevoel. Bereidheidpotentiaal. Daar gaan we weer. Dat was een foutje waar Esther nog lang over na zou denken. Dat weet je niet, hier zijn we eerder op uitgekomen. Voorlopig had hij niets beters.

    Hij stond op en hoopte dat dit gepieker geen akelige gevolgen zou hebben. Alles verdween voorlopig in zijn zakken terug. Het geld ging als laatste – vond dat ook te voor de hand liggend en drukte het verder naar beneden. Het briefje van zijn nieuwe vriendin stopte hij weer in de achterzak. Paul kreeg een dol idee om snel een tekening van haar te maken en hem achter te laten. Dan word je linea recta verstoft.

    ‘Nou en, we gaan allemaal terug naar stof.’

    Hij luisterde scherp, maar hoorde niets meer dan buitengeluiden. Af en toe een auto, niets aan de hand. Geen zorgen. Behalve dan dat dit huis nog een verrassing had, waren lange mannen met corduroy broeken die naar binnen wilden er ook wel een. Of erger.

    Die Bionic zat hem dwars. Hij zag dat mes weer uit haar kop steken. Dat deed hem overigens niets.

    Paul haalde zijn schouders op en keek nog eenmaal vluchtig rond. Hij sloop de trap af en kwam onderweg geen Esther tegen. In zijn fantasie zag hij haar vermakelijk lachen en ging ze de uitdaging van deze puzzel maar al te graag aan. De winnaar zou wel ‘s heel verrassend kunnen zijn, dacht Paul opeens zeker. Ze was hooghartig en dat vond hij geen sterk punt van haar, je werd er al gauw door verblind. Ze was ook voortdurend aan het twijfelen, dat zag je ook.

    Paul bleef op de laatste tree staan. Maar verstoppertje spelen en het onverwachte doen was ook leuk. Toch een beetje plagen, hè. Dan had hij het probleem van de Bionic nog niet besproken, en daar zou het niet bij blijven helaas. Hij was waardevol. Schei uit met piekeren. Bij dezelfde stoel in de woonkamer stond hij weer stil en staarde nieuwsgierig naar de doos onder de tv.

    Heb je er rekening mee gehouden dat ze de vervormer meegenomen heeft? De stem was pesterig en ijzig koud. Ja. ‘Maar dat doet ze niet,’ zei hij terug. Hij wilde zijn pet overtuigd recht zetten, maar graaide in de lucht. En in de hoek van de badkamer lag hij niet. Hij had hem al niet meer op gehad toen hij hier aankwam.

    Nog geen twee tellen later zat hij op zijn knieën voor dat vreemde apparaat onder de tv, heel bedenkelijk te kijken. Doe dat nou niet. Zo ver hij kon zien waren de randen overal afgerond. Paul liet zijn vingertoppen erlangs glijden en voelde niets ongewoons. Geen stroom of alarmbellen. Nee, wat zegt dat nou - hier niet zo veel. Hij tikte er tegenaan met een knokkel, wat een dof geluid maakte, en schatte het ding zwaar in. Na een halve minuut peinzen schoof hij hem wat van zijn plaats. Eerst opzij, en toen maar gewoon naar voren. Dat ging maar ten dele. Het ding was, zoals hij verwacht had, loodzwaar en bleef ergens aan hangen. Paul klom gedeeltelijk achter de tv om te kijken wat erachter gebeurde. Een dikke kabel boog weg van de tv en verdween onder de plank.

    Zo weet ik nog niks. Hij merkte dat hij de tv verplaatst had en zette hem weer recht. Bij benadering dan. Schei hier nou in Godsnaam mee uit. Paul kreeg een idee en kwam twee tellen later terug met het hamertje uit de lege vensterbank. Hij zag Sarcasme op de bank zitten kijken met zijn handen over elkaar gevouwen en een geduldige, moedeloze uitdrukking. Paul grijnsde terug en gaf onverwachts een tik op het zwarte apparaat. Hij probeerde de ijzeren kop weer op de steel te plaatsen en legde hem na een pijnlijke minuut snel weer terug op de vensterbank. Dat gedaan, schoof hij het apparaat weer op zijn plek en keek bijtend op zijn lip naar de deuk in het metaal. Sarcasme zat onverschillig weer in zijn adviezen te lezen.

    Met wat meer opgewektheid die als goed beschouwd gestoord kon worden genoemd, begaf hij zich naar de keuken en trok daar de koelkast lukraak open. Carolien zat er niet in. Er stond helemaal niets in. Natuurlijk niet. Toch was het krankzinnig, een bank waar geslapen werd met een koelkast waar niks in zat.

    Hij ging op de bank zitten en dacht aan Tim. Geheel in gedachten, staarde hij wazig naar de salontafel waarnaast een fruitmandje een pakje zakdoeken lag en daar weer naast een mueslireep. Paul liet zijn kin zakken en lachte tot het punt dat hij pijn in zijn buik kreeg. Ik rol zo van de bank af en kan beginnen aan een bestseller. Hij wreef over zijn ogen tot zijn gelach overging in een hikkerig gesnuif. Ten slotte werd hij stil en bleef zwaarmoedig naar de reep kijken. Het was onmogelijk om deze vrouw te slim af te zijn, zelfs met zijn chaotische karakter. Ze had een paar zintuigen extra en ze vuurde ze af als een precisie bommenwerper. En die ring maakte haar zo goed als ongrijpbaar. Toch moest er een antwoord liggen in de verrassing. Op het juiste moment loslaten.

    Het was dezelfde soort reep als eerder. Ze had voor hem een voorraadje klaarliggen. De reep kon er natuurlijk al liggen, maar… die zakdoeken, het kwam allemaal uiteindelijk op hetzelfde neer. Paul pakte de reep, trok het papier dat aangenaam scheurde, er af, en hapte er vrolijk fronsend op los.

    ‘Mmm dankjewel, Esther!’ Het papiertje gooide hij keurig in de keuken weg en keek rond. Een magnetron, natuurlijk. Dat past goed in dit verhaal. Hij vroeg zich wel meteen af of er borden waren. Volgens de logica hier niet. Hij nam nog een hap en vertikte het om nog langer op onderzoek uit te gaan. Kokkerellen met Carolien. Ondanks haar eerdergenoemde handigheid waarbij ze handig in de keuken zou zijn, kon je er inderdaad op rekenen dat de keuken in gaan met haar, ja werkelijk? Nou ja, wat meer opleverde dan witte bonen en cornedbeef. O ja ongetwijfeld, gewoon magnetron voedsel dus. Ja oké, maar de handigheid zat hem hierin dat het snel gebeurde. Een vleessalade bijvoorbeeld. Hij dacht terug aan Sally het serveerstertje die met hem flirtte, en wat hooguit tien minuten duurde. ‘Een absoluut record,’ zei Paul en nam weer een hap. Sally die naar een kat trapte.

    Hij trok onverwachts een kastdeurtje boven de aanrecht open en zag twee borden. En vijf barkrukken. Waar sloeg dit op. Hij vrat de reep helemaal op. Een vleessalade zou prettig zijn. Hij had honger en de reep schoot te kort. En hij had geen keukenprinses. Carolien en haar magnetron. Een agent had een magnetron nodig. Een suikerrijk dieet.

    Nou bolussen vind je lekker, hè.’ Paul stopte zijn handen weg in keek weer rond. In de hoek van het aanrecht stond onder een langwerpig tafelblad, een pot met theezakjes. Paul werd nieuwsgierig en schoof hem naar voren.

    Carolien houdt van thee! Daar heb ik niets van gemerkt.’ Hij zweeg en luisterde. Niemand die reageerde. Hij tilde hem op en hield hem bedenkelijk voor zijn neus. ‘Mmm, Earl gray thee. Ha, die gekke Carolien.’ Waarschijnlijk voor onverwacht bezoek. Paul grinnikte. ‘Bezoek bij de rechterhand van de Koningin, jij krijgt geen bezoek, tuttenbol. Nu heb je bezoek. Maar of je daar nou zo blij mee moet zijn.’

    Paul kauwde nog wat na en liet de helft uit zijn mond vallen. Er viel hem wat in.

    We passen bij elkaar Carolien, we eten dezelfde troep, we krijgen geen bezoek, worden uitgekotst, we…’ Hij liet de pot vallen.

    Hij stuiterde een paar keer zonder te breken. Op gevoel loslaten. Paul pakte hem op en zette hem terug waar hij hoorde. Al had hij geen flauw vermoeden waar dat nou precies was. Ik zie geen ketel. Van het fornuis staarde hij weer terug naar de pot. En van de pot naar de grond. Er lag een stuk glas voor zijn voeten. ‘O jee.’ Paul stak zijn hoofd de woonkamer in. ‘Zie je dat, Esther?

    Geen antwoord. Hij trok een verontwaardigd gezicht, staarde belangstellend naar de kroonluchter en zwaaide. Buiten stopte een auto. Dat is snel. Paul schoffelde met zijn voet de kruimeltroep en glas wegen versteende. Het voelde aan alsof de telefoon thuis ging. De auto reed weer weg. Wat hem rustig stemde, was het gejubel van mensen dat daarna volgde. Zelfs de meest negatieve gedachte kon je daarmee weghonen. Tenzij het om een truc ging natuurlijk.

    Paul keek weer naar de vloer. Een deel van het glas was afgebroken, meer niet. ‘Vinyl, laminaat, of een ander kunststof, weet ik veel… mompelde hij. Het had in ieder geval de resterende pot gered. ‘De vloer heeft de val gered Ester,’ zei hij opkijkend. Zijn irritante opgewektheid daalde nu snel. Nog even en hij zat weer helemaal aan de andere kant.

    Het stuk glas belandde in een afvalbak die naast dat hij uitzonderlijk groot was er normaal uitzag en geen vreemde draad die er achter verdween. De wiebelende klep trok zijn aandacht. Hij drukte hem voorzichtig open en keek erin. Ze weet in elk geval dat er iemand geweest is, driemaal raden wie dat geweest kan zijn. Carolien had genoeg aan eenmaal raden. Zeker de afgelopen week. Hij staarde de kamer weer in. ‘Ben je daar? Ik heb nog steeds honger, Esther.’

    ‘Bitch,’ kwam er over zijn lippen. Paul fronste zijn voorhoofd en wachtte op een respons. Die bleef uit. Hij staarde naar de salontafel en had daar een vier gangen menu verwacht. In plaats daarvan stond er een zwart metalen klassieke fruitschaal. Zonder fruit. Paul had er op zijn minst bollussen in verwacht. In plaats daarvan lag er een papiertje in. Paul gleed zo ongeveer uit toen hij naar voren de kamer in vloog. Bij de stoel bleef hij staan. Het papiertje was vierkant en dichtgevouwen. De rest van de afstand overbrugde hij sluipend en graaide naar het papiertje. Met bevende vingers vouwde hij het open.

    Niets. Leeg. Er werd op dit moment een spelletje met hem gespeeld.

    Onder in de fruitmand lag een pen. Die had eronder gelegen. Die lag er net ook al, zei een nerveus stemmetje. Dat was nou juist het vervelende, dat kon hij niet zeggen. Misschien moet je je wensen bekend maken, een soort menukaart. Hij kreeg een ingeving, pakte de pen, en begon te schrijven. Hij las: frietje oorlog met Pepsi

    Hij overwoog om er nog wat bij te schrijven zoiets als: ‘en bedankt’. Hij vouwde het dicht en deed het terug in de mand.

    Twee tellen later pakte hij het weer op, schreef zijn naam eronder en legde het weer terug.

    Jij wilt spelen, ik speel mee. Hij stond op en liep naar de enige kamer die hij nog niet gezien had. Naast de bank een soortgelijke deur als alle andere, alleen… Deze deur had behoorlijk wat schade opgelopen. Hij stond ervoor en liet zijn vingers over het middelste deel gaan. Krassen. Nee, groeven en diep.

    Het hout was donker en liet lichtere lange sporen zien – verticaal, geklauwd zou je kunnen zeggen. Zeg maar gerust klauwensporen. O God, wat is dit nou weer. Dat wil je niet weten, het wordt nu echt tijd om te gaan.

    Paul deed een paar stappen terug om het wat groter op te nemen en plofte bijna in een stoel. Klauwen? Ja, maar iemand had ook moeite gedaan om ze weg te schuren. Het hout had een vale tint gekregen. Waarschijnlijk door schuurwerk. In ieder geval had iemand moeite gedaan om de sporen weg te krijgen. Volslagen onzinnig. Dat wijf is gek. Paul ging weer naar voren en liet zijn vingertoppen er onderzoekend langs gaan. Ze heeft een kat rondlopen.

    De stem was genadeloos. Paul rilde en bekeek de kamer met nieuwe ogen voor een zoveelste keer en met toenemende onrust. De hoop dat hij buiten speelde kreeg een vurig karakter met het zien van al die hoeken. Die zit in dat halletje, wedden? Daar hoefde hij niet om te wedden. Het betrof de tweede plek in dit gekkenhuis waar hij nog niet geweest was. Dat wilde hij graag zo laten.

    Deze kamer waar hij nu voor stond was er natuurlijk ook nog.

    Paul probeerde de draaiknop die gemakkelijk open veerde. Hij duwde door zonder tegenstribbeling en staarde naar binnen. Een warme wind streek langs zijn gezicht waarin hij een vage geur van bloeiende bloemen herkende.

    Het ging inderdaad om een werkkamer. Het eerste wat hem opviel was een raam dat naar buiten opengedraaid stond. Heel normaal, dat heb je wel vaker. De glasgordijnen die er voor de verandering opvallend goed uitzagen, speelden zacht in een zuchtje wind dat door de kamer ging. Paul deed een laatste poging om dit nieuwtje te plaatsen, gaf niet waar. Geen schijn van kans, dit was te absurd voor woorden, dit deed je niet: je liet niet onbeheerd zo een raam open staan. Wat dacht je van een inbreker? Die opmerking sloeg hard in zijn gezicht. Dit is Esthers werk, bracht hij er tegenin.

    Het zat hem toch niet lekker. Het spelletje met de ‘Majesteit’ begon een vervelende wending te krijgen. Het kon iemand anders zijn namelijk. Misschien moest het hier een beetje luchten en had Carolien dat haar gevraagd: Gooi jij even een raampje open?

    En dat doet ze dan alleen hier. Prima verklaring. En het stond niet een beetje open: wagenwijd open.

    Dit beviel hem niks. Maar een werkkamer was het inderdaad; afgezien van het raam, werd hier geleefd en gewerkt – een grote tafel stond met de smalle kant tegen de muur. Het lag vol met wat je kon verwachten; rapporten, documenten en een pc, met een flinke display waarmee je gemakkelijk met zijn vieren film kon kijken. Het hele Federale netwerk werd hierop ontvangen. Dit ziet er toch vrij normaal uit? Ja. Hij stond alleen een slag weggedraaid. En het raam stond gewoon open. Heel gewoon.

    Verder een bureaustoel die zo uit zijn eigen werkkamer gerold kon zijn. Weer die eigenaardige herkenning – die toevalligheid, vreemd. Toch zou hij hier best kunnen werken, het had een eigenaardigheid dat hem wel aanstond. Met wat aanpassingen kon je hier een leuk atelier maken. Maar dat raam mag dicht. Hij dacht nog waar zijn eventuele volgende ping-trip naartoe ging, het zou hem niets verbazen als het de verloren stad Babylon werd. Veel gekker kon het niet worden. Een volgende gedachte bracht hem op het idee om dat ding te ontcijferen en hem zo te coderen dat hij naast een friettent uitkwam. Eén Ping-trip. Voorlopig stond hij hier.

    De achterwand werd in zijn geheel in beslag genomen door een boekenkast en deze zat voor de verandering wel propvol. En van hieruit zag het er niet luchtig uit. De filosoof, Nietze natuurlijk. Dan zal er aan de binnenkant van de boeken wel iets niet deugen. Dat viel hiervandaan niet te zien. Boeken van een verre planeet was ook nog een mogelijkheid. Ze gebruikt een klein deel van het huis, dat is alles, de rest is een beetje vreemd. Maar dat kleine beetje wat ze gebruikt was ook tamelijk vreemd. Eigenlijk was er niets bijzonders aan deze kamer, buiten dat raam dan. Misschien is hij opengewaaid. Dat was ook een mogelijkheid. Esther speelde geen spelletjes, hij had een idee wat ze wilde en dit paste daar toch niet in. Klaar. Ze beschermde hem, en Paul had het idee dat ze op tien fronten tegelijk aan het knokken was, alleen… hij mocht zo min mogelijk weten. Nee, je moet gewoon je bek houden weet je nog? Wat denk je nou werkelijk? Dat je daar in de duinen zo ongestraft kan gaan zitten kwebbelen? Met een godswonder wat ze hier op aarde nog maar nauwelijks iets van begrijpen?

    Wat hem dwars zat kwam erop neer dat hij maar niet begreep waarom ze hem nog niet in zijn nekvel hadden gegrepen. Natuurlijk was dat niet het enige, een huisdiertje met klauwen.

    Hij zou achter die tafel kunnen liggen. Daar was inderdaad ruimte. Een ruimte die hij niet kon overzien. Een soort dode hoek, waar je alleen kan kijken als je uitschuifbare spiegels gebruikt. Die had hij niet bij zich. Jammer. Hij kon in zijn zakken gaan graaien. Als dit om een kat ging, wat moest hij zich daar dan bij voorstellen? Het ging hier misschien om een kruising tussen een Siamese poes met een tijger van buitenaardse afkomst.

    Paul staarde weer naar dat platte scherm waar hij toch nieuwsgierig naar werd. Dan zal je er toch naar toe moeten lopen, jongen. Dat was ook de plek waar hij besprongen kon worden door de Siamese tweekoppige kat van buitenaardse afkomst. Het hoefde natuurlijk helemaal niet zo te zijn dat hij aanwezig was – door dat openstaande raam kon hij buiten aan het spelen zijn. Prima. En als hij zijn arm uitstrekte kon hij dat scherm zijn kant opdraaien. Een stem waarschuwde hem om dat niet te doen – gewoon de drie stappen naar voren te nemen. Dit is toch ook weer vreemd; een scherm weggedraaid van de zitplaats. Behalve dan als je achter de tafel staat en net naar binnen bent geglipt, dacht Paul zuur. En waar was hij dan? Zijn lens aan het zoeken? Paul had het, en het was zo klaar als een klontje. Hij stond hier te lezen, hoorde hem de trap af komen en had de benen genomen door het raam te openen. Klaar. Hij kon zo gauw geen tegenargumenten bedenken, geen commentaar in zijn hoofd. Het klonk ook zeer aannemelijk. Jammer alleen dat zijn voeten dienstweigerden. Regelkamer had weer overlast met uitvoerende centra. Er was nog een dringend probleem. Hij moest nodig naar de wc. Zijn darmen hadden een perfect moment uitgekozen. Paul gluurde over zijn schouder de woonkamer in, en keek weer voor zich uit. Hij kwam in beweging, mooi. Langzaam sloop hij drie vier stappen vooruit en bleef onrustig kijken tot hij zicht had op het scherm. Hij staarde naar een donkergrijs vlak. De pc stond ook uit, dat hoorde hij al. Tenzij dit in dezelfde categorie apparaten thuishoorde als die metalen doos, was dit heel gebruikelijk en vooral normaal. Die hint was vals en was gewoon een ander uitbraaksel van zijn eigen fantasie, zoals ook de angst voor het openstaande raam vals was. De kamer was leeg. Paul staarde achter de tafel. Daar was niemand en ook geen tweekoppige Siamese tweeling. Het sloeg ook helemaal nergens op. Hij was boven geweest zeker, maar waarom zou zijn belager zo ingewikkeld doen? Omdat er geen belager is?

    Paul dacht erover om het raam te sluiten om een einde te maken aan dit gezemel, toen hij weer wat hoorde. Een auto… stopte… en weer gejoel. Fijn voor haar, Carolien heeft hier in haar straatje ook de truttenbrigade. Dat kon nooit goed samengaan. En nu gaan ze toeteren, let op. Deuren die dichtsloegen. Hé, ze toeteren niet. Paul hoorde een stem zeggen dat Carolien dan verdomd veel mazzel had.

    Hiernaast is een trutfeestje aan de gang. Zou kunnen. Wedden dat ze het prettiger hebben dan jij? Zei een andere stem. Dat was ontegenzeglijk juist. Nou ja, daar zat ook een hoop nep bij. Bovendien was op gevoel loslaten zonder voorgedachte, er niet bij. Er werd geleefd als een boodschappenlijstje nalopen en vooral bijhouden dacht ik zo. Schei nou ‘s uit met piekeren! In deze opmerking zat inmiddels ook iets berekenend. Toen werd het stil.

    De weerklank van weidevogels kwetterden door het openstaande raam de kamer in. Ze houden een feestje om… De wijzers van zijn horloge gaven net voor zevenen aan. Geen tijdstip om te vertrekken. Paul zocht onverhoeds naar een ander klokje, maar vond er geen. Geen klok in een werkkamer. Wel een telefoon. Uit deze hoek zag hij er oud en versleten uit, model tachtiger jaren met een draaischijf. Jawel. Zo één als hij er thuis had. Natuurlijk. Nu hij wat bevreemd voor het eerst het bureau overzag, viel zijn oog, naast de hopen documenten, op een kladje. Het stak net onder de telefoon uit. Paul boog naar voren en zag dat erop geschreven was. Hanenpoten, o Jezus… Hij voelde zijn adrenaline toenemen met het staren. Paul deed schuifelend een stapje naar voren, strekte zijn arm uit en greep ernaar. Er gebeurde niets vreemds, Hij loste niet op. Paul

    Enjoying the preview?
    Page 1 of 1