Discover millions of ebooks, audiobooks, and so much more with a free trial

Only $11.99/month after trial. Cancel anytime.

Het Zilveren Spoor I: Zwarthout
Het Zilveren Spoor I: Zwarthout
Het Zilveren Spoor I: Zwarthout
Ebook184 pages3 hours

Het Zilveren Spoor I: Zwarthout

Rating: 0 out of 5 stars

()

Read preview

About this ebook

Paul Michael Duncan komt in de wereld van de mysterieuze Breathless Mahony en ontdekt dat hij van grote waarde voor haar is. Hij wordt al snel onderdeel van een ingewikkeld schaakspel in een gevecht om haar buitenaardse kennis en de macht van haar ring.

De locaties zijn voor een deel authentiek, zo ook de personages, waarvan, om voor de hand liggende redenen, de namen veranderd zijn.
Dit is in eerste instantie beslist geen standaard science fiction. Slechts een deel daarvan, evenals magie, of zelfs poëzie. De menselijke moraal is terug te vinden in de hoog ontwikkelde wetenschap en vooral de gen- technologie en de daaruit voortvloeiende zin en onzin in de verbeterde mens.
Voor het overgrote deel is Paul Michael Duncan de klassieke sukkel, maar blijkt in de ontwikkeling van zijn heilige missie een gedreven ridder te zijn in de moderne tijd.

LanguageNederlands
Release dateDec 16, 2020
ISBN9781005542160
Het Zilveren Spoor I: Zwarthout
Author

Michel Vallier

Michel Vallier (pseudoniem van Michel van der Linden) werkte al op jonge leeftijd zijn onbegrensde verbeelding uit tot verhalen met complexe personages, scenes en anekdotes. Hij studeerde aan de Academie van Beeldende Kunsten, richtte zich op realisme en portretten, en begon na het werk als Illustrator aan de verbeeldingsliteratuur. De eerste roman groeide uit tot het negen delen grote ‘Het Zilveren Spoor’-verhaal. Deze delen zullen binnenkort allemaal beschikbaar zijn.Onder ‘Wireless World’ schreef hij de ‘Raven’ verhalen. Andere boeken: ‘Gilberts laatste reis’, ‘The Queens Portrait’, ‘Bard’, ‘De Parel van het Roze Konijn’ en ‘Queen Esther’, ontstonden uit dezelfde fictieve wereld.De laatste reeks volgt het trieste verhaal van Marina Kay Walters, die op jonge leeftijd op een gruwelijke wijze wordt misbruikt en vermoord (wordt verwacht).Voor meer informatie mail naar: Michel-Vallier@outlook.comMichel Vallier (pseudonym of Michel van der Linden) developed his limitless imagination at a young age into stories with complex characters, scenes and anecdotes. He studied at the Academy of Visual Arts, focused on realism and portraits, and after working as an Illustrator started working on imaginative literature. The first novel grew into the nine-part 'Het Zilveren Spoor' story. These parts will all be available soon.Under "Wireless World" he wrote the "Raven" stories. Other books: "Gilberts last journey", "The Queens Portrait", "Bard", "The Pearl of the Pink Rabbit" and "Queen Esther" were all from the same fictional world.The final series follows the sad story of Marina Kay Walters, who is horribly abused and murdered at a young age (expected).For more information mail to: Michel-Vallier@outlook.com

Read more from Michel Vallier

Related to Het Zilveren Spoor I

Related ebooks

Related articles

Related categories

Reviews for Het Zilveren Spoor I

Rating: 0 out of 5 stars
0 ratings

0 ratings0 reviews

What did you think?

Tap to rate

Review must be at least 10 words

    Book preview

    Het Zilveren Spoor I - Michel Vallier

    Het Zilveren Spoor I

    Zwarthout

    By Michel Vallier

    Copyright ©2020 Michel Vallier

    Cover: Michel Vallier

    Alle rechten voorbehouden.

    Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand en/of openbaar gemaakt in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of op enige andere manier zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

    All rights reserved.

    No part of this publication may be reproduced, stored in an automated database and / or made public in any form or by any means, whether electronic, mechanical, by photocopying, recording or in any other way without prior written permission. from the publisher.

    Vreemd

    Hij aarzelde. Voor hem bevond zich een splitsing waarvan de linkerkant bekend was. Die route leidde tot de vertrouwde wandeling van twintig minuten. Wat de rechterkant betrof, die keuze zou hem een onzekere middag bieden. Een aantal keren eerder had hij hier gestaan en met hetzelfde dilemma geworsteld en had toen in beide gevallen gekozen voor wat voor hem vertrouwd was. Dat was ook doorslaggevend geweest ergens in augustus vorig jaar. Paul herinnerde zich de laatste zware onweersbuien van die zomer. De horizontale bliksemschichten waren ronduit griezelig. Een bui waar je nachtmerries van had, waar je over bleef praten als de avond zwoel en oud was. Zo ging dat. Misschien was op deze dag een andere keuze wat hij wilde. Bovendien herinnerde hij zich van een overzichtskaart dat er na een paar honderd meter aan de rechterkant een smalle weg was. Verder dan dat ging zijn herinnering niet. Hij herinnerde zich de depressies, dat wel.

    Paul Michael Duncan nam een besluit en sloeg na enkele ogenblikken de rechterweg in. In zijn haast op weg naar de haven vanochtend was hij zijn pet vergeten. De opgevouwen variant was nu een welkome voorzienigheid. Dit model had een rand van doorzichtig plastic en bood voldoende bescherming tegen de eerste lentezon, dacht hij en liep met zijn handen in zijn broekzakken verder en werd hij zich meer en meer bewust van de stilte. Voor een doorsnee zaterdagmiddag, dicht bij een kleine haven met voornamelijk plezierboten was dat uitzonderlijk te noemen. Op de een of andere manier was de stilte voelbaar anders. Hij kneep zijn ogen samen en tuurde omhoog naar de zon. Het gaat ver over de voorspelde vijftien graden vandaag. Rechts van hem begon het volgende pad. Niet meer dan drie meter breed en oud. Paul ving het geluid op van een schreeuw en draaide zich om. Met een gevoel van onrust bleef hij staan luisteren maar er was niets meer.

    Voor hem uit slingerde de weg sierlijk door weilanden en bossen met daarboven de blauwwitte, nog jonge middaglucht. Twee reusachtige sparren markeerden het begin van het pad en achter een van de bomen stond een oud hek dat onmiddellijk zijn aandacht trok. Op een van de planken stond met zwarte letters het woord Heksenjacht geschreven. Daaronder: Geen wandeling mogelijk. Zijn oog viel op een plank erboven met een bloedkleurige rode pijl. De pijl wees naar beneden, naar de tekst. Een naam voor wat? Voor het pad natuurlijk, want aan de andere kant, amper vijf meter verder, zat op de stam van een spar een naambord met het woord Heksenjacht.

    Terwijl hij verder liep over een ingesleten spoor verbeelde hij zich een oude huifkar met griezelige oude heksen en vond het hele idee maar niks. Na een kwartier wandelen zag hij rechts tussen de sparren een schuur opgetrokken uit zwarthouten planken. Een van de twee grote deuren hing half aan de scharnieren, de andere lag nog net zichtbaar overwoekerd voor een voorzichtig pad. Paul bewoog na enkele ogenblikken met het pad mee en gluurde niet lang daarna de schuur in. Zijn oog viel op een kleine rechthoekige zwarte steen die opvallend midden in de schuur op de grond geplaatst was. De schuur was aan alle kanten bedekt door een tapijt van lage begroeiing en wekte de indruk nauwelijks te worden onderhouden. Bloemen waarvan een enkele kronkelend, haalden een smerig rieten dak en reusachtige sparren maakten op de achtergrond om de schuur een gesloten boog. Het plaatje was prachtig en gaf het aanzicht onbedoeld een nostalgisch tintje. Een typische prent op een ansichtkaart.

    Paul liep een paar meter verder tot hij voor een tweede, half in de schaduw verscholen ingang stond. Van hieruit was de steen beter zichtbaar en hij meende symbolen in verticale lijnen te zien. Hij keek nog eenmaal om en ging voorzichtig de schuur in. Binnen was het aangenaam koel en ook de grootte van de ruimte viel hem meteen op. De achterwand werd geheel in beslag genomen door opgestapelde hooibalen en Paul onderdrukte een niesbui. Een deel van hem protesteerde dat hij weg moest gaan, iets klopte hier niet. Lichtbundels prikten door kieren en verlichtten de stoffige ruimte met een goudkleurige gloed. Voor de laatste keer keek hij over zijn schouder en liep voorzichtig naar het voorwerp. Nieuwsgierig bekeek hij het onder diverse hoeken en zag nog een opvallend detail. Behalve symbolen, die sterk deden denken aan Egyptische tekens, waren dunne lijnen zichtbaar als verticale geplaatste druktoetsen.

    Hij was niet langer alleen. Paul draaide zich om, zijn hart bonsde in zijn keel. In de opening van de schuur stond een vrouw. Na een ogenblik kwam ze de schuur in. Paul schatte haar van middelbare leeftijd, had een amberkleurige huid en slagen donker haar sierden haar slapen en verdween op haar rug uit het zicht. Die vergelijking met een beeldhouwwerk kwam vreemd genoeg bij hem op. Deze vrouw op een eigenzinnige manier een kunstwerk, verfijnd en tot een eigenzinnig pronkwerk uitgewerkt.

    In het zacht goudkleurige licht knielde ze neer, pakte het voorwerp op en liep weg. Verdwaasd keek Paul haar na en hoorde zichzelf hallo zeggen. Vanuit het duister groette ze hem met een enkel woord en verdween. Zodra Paul buiten stond vroeg hij zich af hoe ze zo snel kon verdwijnen. Paul nam de omgeving op, zocht naar antwoorden en voelde zijn hartslag terugvallen in een normaal ritme. Besluiteloos bleef hij staan. De mentale afgesloten ballon van somberheid waar hij al jaren in gevangen zat leek uiteen gespat door deze vreemde gebeurtenis.

    Enige tijd later toen hij op het terras van de haven zijn zeilboot in de schittering van het meer bekeek, dacht hij na over wat hem was overkomen. De spanning die hij had gevoeld was op dit moment in zijn leven meer dan welkom. Paul boog zich over zijn glas en vroeg zich af wanneer hij een dergelijk gevoel voor het laatst had ervaren. Zijn leven was tot nog toe een chaos van mislukkingen. Hij leefde een teruggetrokken bestaan, kende weinig mensen, had weinig of geen vrienden en zijn jeugd was een verschrikking geweest. Misschien was hij zelf de mislukking en niet het leven. Paul lachte wat voor zich uit. Zelfspot lag hem wel. Maar dat nam niet weg dat er een paar dingen echt mis waren gegaan buiten zijn schuld. Hij had nauwelijks een opleiding gevolgd of afgemaakt en met relaties was het ook niet al te best verlopen. Die overpeinzing bracht hem terug naar de vreemde situatie van vanmiddag, die eerder aan een droom dan aan de realiteit deed denken, toen Tim Parker onverwacht het terras opkwam. Hij groette Paul met een hoofdknikje en vertrok na een kort gesprek met Jan Vermond die hem een aantal papieren overhandigde. Bewijs voor de aanlegplaats, dacht Paul die Tim somber nakeek. Een aantal jaren geleden had Tim Parker hem geholpen met aanmeren. Paul mocht hem meteen en er ontstond al snel een oprechte vriendschap die duidelijk meer ging om karakterovereenkomsten dan om opgelegde gezelligheid. Ze troffen elkaar regelmatig op de kade en kletsten dan over misvattingen en kwalijke irritaties. Later begreep hij dat Tim Parker aan eenzaamheid leed.

    Zijn gedachten dwaalden al gauw weer af naar die zwarte schuur. Inmiddels kon hij zich ook wat meer herinneren. De soepelheid waarmee de vrouw bewoog, de diepe gecontroleerde toonzetting van haar groet, het kwam op hem over als een surrealistische droom waar op de een of andere manier ook iets heel onwerkelijks aan was.

    Als hij vanochtend niet in zijn auto was gestapt, zou vrijwel zeker aan het einde van de dag de neerslachtigheid in al zijn hevigheid hebben toegeslagen, het mannetje met de mokerslag dus. Hij had dit eigenaardige kereltje door de jaren heen aardig leren kennen. Maar de sfeer van de haven redde hem regelmatig en ook nu was er nog geen reden voor bezorgdheid. Telde daar de gebeurtenis van vanmiddag bij op, dan kon het wel eens meevallen.

    Paul kneep zijn ogen samen tegen de schittering en tuurde naar de witte oppervlakte van zijn zeilboot. Elf meter wit polyester lag kalm in het water en Paul voelde een zweem van ontroering opkomen. Zijn leven was de laatste jaren eenzaam en doelloos geweest; hij voelde zich omgeven door een reusachtig vacuüm – opgesloten in een luchtledige ballon waarin hij langzaam stikte. En vanmiddag was die ballon ontploft. Hij dronk zijn glas leeg, rekende af en liep het terras af.

    De serene rust van het vroege seizoen was voelbaar, de invallende avond met een purperkleurige zon, had diepe, warme kleuren en gaf een zachte schittering op het water. Paul zou die avond blijven. Met een voorraad blikvoedsel en drinken en nog een paar eetbare dingen waarvan hij de naam al niet meer wist, kwam hij de dagen wel door. Met zijn handen in zijn zakken stapte hij de steiger op en groette een paar mensen. ‘Je bent vroeg dit jaar, Paul.’ Hij draaide om en keek nauwelijks verbaasd. Hij hield niet van sociale praatjes en al helemaal niet met deze dame.

    ‘Dag, mevrouw Hefkens.’ Het drong tot hem door dat hij de aandrang om weg te lopen nog maar net kon onderdrukken. Bovendien stond ze zowat boven op zijn lip. ‘Inderdaad.’

    De stervende zon liet haar voorhoofd rood opgloeien, waardoor het onbedoeld veel weg had van een stoplicht. In dit speciale geval zou dat zeer nuttig zijn geweest. Had je haar maar op tijd moeten waarnemen, zei een bekend stemmetje in zijn hoofd.

    ‘Ga je nog varen?’

    Dit was een rare vraag, hij zeilde bijna nooit. ‘O nee, maar ik blijf vannacht wel hier.’ Door de schittering van haar idioot grote brillenglazen raakte Paul nog meer van streek en hij kreeg het koud.

    ‘Meen je dat nou?’ Paul trok zijn schouders op. ‘Nou, misschien ook wel niet. Ik kijk wel wat ik doe.’

    Dat klonk ook niet al te best. Opeens zag hij haar veranderen in een menselijke combinatietang met een uitstulping als regelcentrum vanwaar bevelen werden gegeven om mensen tegen beter weten in bij elkaar te houden – omdat dat moest, omdat dat ergens geschreven stond, vooral in haar eigen Bijbel die met zorgvuldigheid door de jaren was samengesteld.

    ‘Ik zou als ik jou was rekening houden met de kou vannacht,’ zei ze. Daar dacht Paul over na. Het klonk om meerdere redenen heel fout, maar was wel waar. Wacht even, wat zei ze nou? Als ik jou was? ‘Ik heb een goede slaapzak,’ zei hij.

    De uitdrukking die op haar gezicht verscheen moest vooral duidelijk maken dat hij een volmaakte idioot was en nooit begrepen ging worden. Daar zat hij niet mee. ‘Maar weet u, ik ga maar weer eens verder…’

    ‘Je lijkt me een moeilijke jongen…’

    Paul fronste zijn voorhoofd. ‘Er zijn momenten dat de halve wereld dreigt gek te worden, maar dat heeft niets te maken met een nachtje slapen op de zeilboot, mevrouw Hefkens.’ Paul knikte voldaan. Ze knikte zo kalm terug dat duidelijk werd dat ze inmiddels geen twijfels meer had. Eigenlijk wist hij zelf ook niet waar hij het over had. Misschien was hij inderdaad gek.

    Terwijl hij even later met een blik bonen stond te knoeien, dacht hij na over de reden waarom hij hier was. De depressies waren dit jaar extremer geworden en hij kon zich niet onttrekken aan het idee dat de oorzaak misschien lag in het ouder worden. Hij was tot die conclusie gekomen omdat er gewoon minder tijd was om er nog wat van te maken. Dat was voor hem een harde confrontatie met zichzelf. Paul kieperde de inhoud van het blik op een bord, lepelde de rode bonen in tomatensaus zijn mond in en kreeg het geweldige idee om te gaan vissen niet uit zijn hoofd. Hij bekeek twijfelend de hengels die hij die ochtend al had klaar gelegd. Uiteindelijk verwierp hij het idee en besloot om een eind te gaan lopen.

    Zeilboten lagen aan elkaar geritst alsof het niemand kon schelen dat er grenzen waren aan het toe eigenen van ruimte. Paul kuierde langs de boten, zag de chaos als een teken van de verloedering in een samenleving die in stress verkeerde en dacht dat halvering van de hoeveelheid mensen op aarde het overgrote deel zou kunnen oplossen.

    Twee oudere mensen groetten hem beleefd bij het passeren. Een vrolijk hondje met oren als twee draaiende schotelantennes waggelde mee. De opmerking van Hefkens als ik jou was, schoot weer door zijn hoofd. Hij grinnikte. Dat leek hem onmogelijk. Zijn gedachten dwaalden weer af. Al die boten, zoveel diverse namen. Ze waren verschillend. Binnen bepaalde grenzen dan. Met de namen leken die grenzen wat opgeschoven te worden. Dat bracht hem bij zijn eigen zeilboot die hij om een onduidelijke reden gewoon boot noemde. De werkelijke naam, ‘De President’, kon hij maar niet uit zijn mond krijgen.

    Een stel omstanders nam hem nieuwsgierig op. Dat betekende meestal dat hij te hard tegen zichzelf aan het praten was. De President. Destijds had hij het een bespottelijke naam gevonden en overwogen om de boot opnieuw te dopen met een veel mooiere naam: ‘De Mary Seleste’. Het was een van de vele boten geweest die op een raadselachtige manier in de Bermudadriehoek was verdwenen, althans, de bemanning was verdwenen, niet het schip. Om de een of andere reden had hij dat altijd fascinerend gevonden. Niet het schip, wel de mensen. Maar een nieuwe doop voor zijn boot was er nooit van gekomen. ‘De Boot’ voldeed prima en als er iemand over begon had hij een pasklaar antwoord. Namelijk geen.

    Paul was op een hoek van de steiger aangekomen. Precies waar de steiger een draai naar rechts maakte, bleef zijn voet achter een touw haken. Met een vloek vervolgde Paul zijn wandeling langs de pronkende jachten. Peinzend wierp hij zo nu en dan een blik op het meer dat geleidelijk aan strak trok. De wind was weg en er viel een serene rust over het water. Voor hem maakte de steiger een voorzichtige knik terug naar de kade en na een meter of twintig stond Paul voor een stenen trap die hem naar één van de witgekalkte zijkanten van het Havenzicht zou brengen. Ooit een oud klooster, nu een verzamelpunt voor alles wat hier rondliep. Paul keek neer op de eerste halfvergane stenen tree. Hier had hij geen zin meer in. Met zijn kin op zijn borst liep hij via de kade terug naar de eerste steiger en dacht verder na over het idee dat zijn boot door hem als toevluchtsoord werd gebruikt bij aankomende neerslachtigheid. Hij was hier ook ‘s-winters regelmatig te vinden, maar dat was iets van de laatste jaren. Wegkruipen in een ijskoude boot was niet bepaald aantrekkelijk, maar de sfeer van de haven kon vreemd genoeg wel helpen. Het paste goed bij de gevoelens waarmee hij zijn hele leven al worstelde en die hij steeds meer begon te zien als een karaktereigenschap dan als een niet te bestrijden ziekte. Maar het vluchten naar de haven was niet altijd de oplossing; als het mannetje met de mokerslag eenmaal thuis voor zijn deur stond en hem genadeloos voor een paar dagen probeerde neer te meppen, wilde hij weg, liefst zo ver mogelijk. Tegen de

    Enjoying the preview?
    Page 1 of 1