Discover millions of ebooks, audiobooks, and so much more with a free trial

Only $11.99/month after trial. Cancel anytime.

Huwelijksgeluk
Huwelijksgeluk
Huwelijksgeluk
Ebook121 pages2 hours

Huwelijksgeluk

Rating: 0 out of 5 stars

()

Read preview

About this ebook

De novelle "Huwelijksgeluk" (1859) verhaalt de liefdesgeschiedenis tussen de zeventienjarige Masha en de zesendertigjarige Sergej. Masha vertelt het verhaal. Masha is stapelverliefd op Sergej en die liefde blijkt wederzijds, al blijft Sergej bang dat, gezien hun leeftijdsverschil, zij het snel gezien zal hebben. Hij wil een rustig leven leiden, vertelt hij haar, terwijl zij de wereld wil ontdekken. Desalniettemin trouwen ze. Zoals verwacht begint Masha al snel verveeld te raken op het landgoed van Sergej. Toch blijft hun wederzijdse liefde en begrip sterk.-
LanguageNederlands
PublisherSAGA Egmont
Release dateDec 21, 2018
ISBN9788726128802
Huwelijksgeluk
Author

Leo Tolstoy

Leo Tolstoy grew up in Russia, raised by a elderly aunt and educated by French tutors while studying at Kazen University before giving up on his education and volunteering for military duty. When writing his greatest works, War and Peace and Anna Karenina, Tolstoy drew upon his diaries for material. At eighty-two, while away from home, he suffered from declining health and died in Astapovo, Riazan in 1910.

Related to Huwelijksgeluk

Titles in the series (100)

View More

Related ebooks

Related articles

Reviews for Huwelijksgeluk

Rating: 0 out of 5 stars
0 ratings

0 ratings0 reviews

What did you think?

Tap to rate

Review must be at least 10 words

    Book preview

    Huwelijksgeluk - Leo Tolstoy

    Huwelijksgeluk

    Original title

    Семейное счастие

    Translated by P.M. Wink

    Copyright © 1859, 2018 Lev Tolstoj and SAGA Egmont

    All rights reserved

    ISBN: 9788726128802

    1. e-book edition, 2018

    Format: EPUB 2.0

    All rights reserved. No part of this publication may be reproduced, stored in a retrievial system, or transmitted, in any form or by any means without the prior written permission of the publisher, nor, be otherwise circulated in any form of binding or cover other than in which it is published and without a similar condition being imposed on the subsequent purchaser.

    SAGA Egmont www.saga-books.com – a part of Egmont, www.egmont.com

    EERSTE DEEL.

    I.

    Wij treurden om mijn moeder, die in den herfst was gestorven, en leefden — Katja, Sonja en ik — den geheelen winter alleen op het land.

    Katja was een oude vriendin des huizes, onze goevernante, die ons allen grootgebracht had, en die ik, zoolang mij heugt, gekend en liefgehad heb. Sonja was mijn jongere zuster. De winter, dien wij in Pokrowskoje, ons oude landhuis, doorbrachten, was donker en treurig. ’t Was koud, de wind joeg de sneeuw in dichte hoopen hoog tegen de vensters op; de vensters bleven gewoonlijk dichtgevroren, en wij gingen of reden haast nergens heen. Bezoek kregen wij zelden, en de weinigen, die kwamen, brachten noch vroolijkheid, noch gezelligheid in huis. Allen trokken treurige gezichten, spraken zoo zacht, of ze vreesden iemand wakker te maken, lachten nooit, maar zuchtten en weenden dikwijls, als zij mij, en vooral als zij de kleine Sonja in haar zwarte jurkje aankeken. Het was, of nog steeds de dood werd gevoeld in huis, alsof de treurnis en verschrikking des doods nog immer de lucht vervulden. De kamer mijner moeder was gesloten, maar zoo dikwijls als ik er voorbij ging, naar mijn slaapkamer, was het mij te moede, of mij iets naar binnen trok in dat kale, leege vertrek.

    Toen ter tijde was ik zeventien jaar, en mijne moeder wilde juist in ’t zelfde jaar, dat zij stierf, naar de stad verhuizen, om mij in de wereld te brengen. Het verlies van moeder, was een groot ongeluk voor mij, maar ik moet erkennen, dat ik, onder alle verdriet om haar, ook nog het treurige gevoel had, jong, en — als allen zeiden — knap te zijn, en nu reeds den tweeden winter in doodelijke eenzaamheid op ’t land door te moeten brengen.Langzamerhand bereikte dat gevoel van ergernis, eenzaamheid en gewone verveling, zulk een hoogtepunt, dat ik de kamer niet meer verliet, de piano niet meer opende, en geen boek meer ter hand nam. Als Katja mij overreden wou mij met ’teen of ander bezig te houden, gaf ik ten antwoord:

    — Ik heb geen lust — ik kan niet! en in mijn hart vroeg een stem: Waarom? . . . Waarom wat te doen, als de beste tijd van mijn leven zoo nutteloos voorbijgaat? waarom ... En op dit „Waarom?" had ik geen ander antwoord dan tranen. Ik hoorde de menschen zeggen, dat ik mager werd, en in mijn nadeel veranderde, maar ook dit liet mij onverschillig. Wat had dat te beteekenen? wie bekommerde zich daarover? Het was mij, of mijn heele leven vergaan moest in deze troostelooze leegte, deze onoverkomelijke verveling, en om deze te ontvlieden had ik niet alleen geen kracht, zelfs niet eenmaal de wensch. Tegen ’t eind van den winter begon Katja zich over mij ongerust te maken, en besloot, mij zoo gauw mogelijk naar ’t buitenland te brengen. Maar daarvoor was geld noodig, en daar wij niet goed wisten wat ons, na den dood van moeder, was overgebleven, wachtten wij, van dag op dag, op onzen voogd, die onze zaken zou regelen.

    In Maart kwam onze voogd.

    — God zij dank, zei Katja op een dag, dat ik weer zonder bezigheid, zonder gedachten of wenschen, als een schaduw van den eenen hoek naar den anderen sloop, Sergej Michajlowitsch is gekomen. Hij heeft iemand hierheen gezonden, om naar ons te vragen en zal met het middageten hier zijn.

    — Wees een beetje flink, lieve Maschetschka, voegde zij erbij, wat moet hij wel van je denken? Hij heeft u zoo lief! hij heeft ons alleen zoo lief!

    Sergej Michajlowitsch was een onzer buren en een vriend van mijn overleden vader, hoewel veel jonger dan deze. Afgescheiden daaraan, dat zijn aankomst ons leven een ander aanzien gaf en ons waarschijnlijk in de gelegenheid stelde het landgoed te kunnen verlaten, was ik nog van kindsbeen af gewoon, hem te achten en lief te hebben, en Katja wenschte, dat ik flink zou zijn, daar zij vermoedde, dat het mij, onder alle bekenden, het smartelijkste zou zijn geweest, tegenover Sergej Michajlowitsch in een ongunstig licht te verschijnen.

    En niet alleen, dat ik hem, zooals iedereen in huis, van Katja en Sonja af tot den minsten paardenknecht toe, liefhad; ik zag in hem nog iets bijzonders, door een uiting, die mijn moeder eens in mijn tegenwoordigheid gedaan had . . . Zij zeide namelijk, dat zij zulk een man voor mij zou wenschen. Toen kwam het mij vreemd voor, vond ik het zelfs heel onaangenaam, mijn ideaal zag er heel anders uit. Mijn ideaal was jong, slank, bleek en zwaarmoedig. Sergej Wichajlo-witsch daarentegen was geen jongeling meer, groot, sterk en, na het mij toescheen, altijd opgeruimd. Niettegenstaande dat, kwamen mij moeders woorden telkens in ’t geheugen en zes jaar geleden al, toen ik pas elf jaar was, hij nog jij en jou tegen mij zeide, met met mij speelde en mij „Viooltje" noemde, vroeg ik mij soms met een soort angst af, wat ik doen zou, als hij mij plotseling huwen wilde?

    Kort voor ’t middageten, waaraan Katja een meelspijs, crême en spinaziesaus toegevoegd had, kwam Sergej Michajlowitsch. Ik zag door ’t raam, hoe hij in eene kleine slee het huis naderde, rende, zoodra hij den hoek omkwam, ’t salon in, en wilde mij houden, of ik niet op hem gewacht had. Toen ik echter in de voorkamer het dreunen zijner voetstappen, zijn luidestem, en Katja’s schreden hoorde, hield ik het niet uit en ging hem tegemoet. Hij hield Katja’s hand vast, sprak luide en lachte; zoodra hij mij zag, zweeg hij, bleef staan en keek mij strak aan, zonder te groeten. Ik voelde mij onbehagelijk, en ik voelde, dat ik een kleur kreeg.

    — Ach, is ’t mogelijk! — zijt gij het? zei hij toen, op zijn eenvoudige, hartelijke manier, terwijl hij met uituitgestrekte handen op mij toekwam. — Is het mogelijk, zoo te veranderen? Wat zijt gij gegroeid! — Kan dat ons Viooltje zijn? — Het is een volle roos geworden.

    Hij greep met zijn groote hand de mijne en drukte die zòò stevig, zòò hartelijk, dat het bijna pijn deed. Ik meende, dat hij mij de hand zou kussen, en had me reeds tot hem overgebogen, maar hij drukte mij nog eens de hand en keek mij met zijn vasten, vroolijken blik recht in de oogen. Sinds zes jaar had ik hem niet gezien en ik vond hem zeer veranderd. Hij was ouder, donkerder geworden, en droeg een dichten baard, die hem niet goed stond ; maar hij zag er nog even eenvoudig, open en eerlijk uit als vroeger; hetzelfde gezicht met de ferme trekken, de verstandige, schitterende oogen, en den vriendelijken, bijna kinderlijken lach.

    Na vijf minuten had hij opgehouden onze gast te zijn, en was hij voor ons allen een familielid, zelfs voor het dienstpersoneel, wier ijver bewees, hoezeer ook zij zich over zijn komst verheugden. Hij gedroeg zich niet als onze andere buren, die, toen zij, na den dood onzer moeder, kwamen, het voor gepast en noodig hielden te zwijgen en te schreien, zoolang zij bij ons bleven; hij was integendeel spraakzaam, vroolijk, en maakte met geen enkel woord gewag van moeder, zoodat ik in ’t begin deze onverschilligheid vreemd vond, en zelfs ongepast van een ons zoo nabijstaanden vriend. Later echter zag ik in, dat het geen onverschilligheid, maar oprechtheid was, en dankte hem daarvoor. ’s Avonds ging Katja thee schenken op de oude plaats in den salon, zooals het bij mama altijd gebeurde; Sonja en ik zetten ons naast haar; de oude Grigory bracht Sergej Michajlowitsch een van vaders pijpen, en even als vroeger begon hij de kamer op en neer te loopen.

    — Als ik naga, wat een treurige veranderingen hier in huis hebben plaats gegrepen .... merkte hij op, onderwijl staan blijvend.

    — Ja, antwoordde Katja zuchtend, dekte den samowar toe, en zette een gezicht, of zij onmiddellijk zou beginnen te weenen.

    — Hebt gij nog herinnering van uw vader? vroeg hij, zich tot mij keerend.

    — Weinig, gaf ik ten antwoord.

    — ’t Zou nu goed voor u zijn als gij hem nog hadt, zei hij nadenkend, terwijl hij op mij neerzag. Ik heb veel van uw vader gehouden, voegde hij er nog zachter bij, en een vochtige glans kwam in zijn oogen.

    — De lieve God heeft hem van ons weggenomen, riep Katja, legde het servet op de theekan en begon te schreien.

    — Ja, vreeselijke veranderingen hebben hier plaats gegrepen, hernam hij, en keerde zich af. Sonja, laat mij je speelgoed eens bekijken, zei hij na een korte pauze en ging met haar de zaal in. Met oogen vol tranen zag ik Katja aan, toen hij de deur uitging.

    — Dat is een trouw vriend, zeide zij. En werkelijk werd het mij eigenaardig wèl te moede, bij het medelijden van dezen vreemden, goeden mensch. Uit de zaal klonk Sonja’s stemmetje en zijn schertsen tot ons over. Ik zond hem zijn thee, en we hoorden daarna, dat hij zich aan de piano zette en met Sonja’s handje op de toetsen sloeg. —

    — Maria Alexandrowna, riep hij, na een tijdje, kom als ’t u belieft eens hier en speel wat.

    Het deed me plezier, dat hij zoo gewoon vriendschappelijk met mij omging; ik stond op en ging naar hem toe. — Speelt u dit, zei hij, terwijl hij in een muziekalbum het adagio uit Beethoven’s sanate „quasi una fantasia" opsloeg, er bijvoegend: — Laat eens hooren, hoe gij speelt, waarna hij zich met zijn theeglas in een ander eind van de zaal terugtrok.

    Ik weet niet hoe het kwam, maar ik voelde het als een

    Enjoying the preview?
    Page 1 of 1