Discover millions of ebooks, audiobooks, and so much more with a free trial

Only $11.99/month after trial. Cancel anytime.

Een baanbreker - Deel 2
Een baanbreker - Deel 2
Een baanbreker - Deel 2
Ebook168 pages2 hours

Een baanbreker - Deel 2

Rating: 0 out of 5 stars

()

Read preview

About this ebook

Een baanbreker (1907) is een dystopische roman op twee sporen. Allereerst is er het verhaal van Avis Everhard, de vrouw van een socialistische leider. Op aangrijpende wijze beschrijft zij de ongelijke verdeling van verlammende armoede en weelderige rijkdom, de opkomst van fascisme en dictatorschap en de wanhopige strijd van de revolutionairen tegen de opkomst van de oligarchie in de jaren twintig en dertig in Amerika. Jack London schreef de roman in 1907, maar veel van zijn ideeën bleken voorspellingen.Avis Everhards manuscript wordt enkele eeuwen later gevonden, zo'n 2600 jaar na Christus, en door de student Anthony Meredith voorzien van vele voetnoten. George Orwell noemde Een baanbreker 'een waarachtiger voorspelling van de toekomst dan 'Brave New World', en inderdaad: de roman leest als zowel een dystopische sciencefictie als een socialistisch traktaat dat feilloos de klassenstrijd, de opkomst van fascisme en terrorisme en de ontwikkeling van overheidstoezicht voorspelt. -
LanguageNederlands
PublisherSAGA Egmont
Release dateJan 6, 2020
ISBN9788726192339
Een baanbreker - Deel 2
Author

Jack London

Jack London (1876-1916) was an American novelist and journalist. Born in San Francisco to Florence Wellman, a spiritualist, and William Chaney, an astrologer, London was raised by his mother and her husband, John London, in Oakland. An intelligent boy, Jack went on to study at the University of California, Berkeley before leaving school to join the Klondike Gold Rush. His experiences in the Klondike—hard labor, life in a hostile environment, and bouts of scurvy—both shaped his sociopolitical outlook and served as powerful material for such works as “To Build a Fire” (1902), The Call of the Wild (1903), and White Fang (1906). When he returned to Oakland, London embarked on a career as a professional writer, finding success with novels and short fiction. In 1904, London worked as a war correspondent covering the Russo-Japanese War and was arrested several times by Japanese authorities. Upon returning to California, he joined the famous Bohemian Club, befriending such members as Ambrose Bierce and John Muir. London married Charmian Kittredge in 1905, the same year he purchased the thousand-acre Beauty Ranch in Sonoma County, California. London, who suffered from numerous illnesses throughout his life, died on his ranch at the age of 40. A lifelong advocate for socialism and animal rights, London is recognized as a pioneer of science fiction and an important figure in twentieth century American literature.

Related to Een baanbreker - Deel 2

Related ebooks

Related categories

Reviews for Een baanbreker - Deel 2

Rating: 0 out of 5 stars
0 ratings

0 ratings0 reviews

What did you think?

Tap to rate

Review must be at least 10 words

    Book preview

    Een baanbreker - Deel 2 - Jack London

    Jack London

    Een baanbreker - Deel 2

    Saga

    Een baanbreker - Deel 2

    Translated by

    Joanna Petronella Wesselink-van Rossum

    Copyright © 1907, 2019 Jack London and SAGA Egmont

    All rights reserved

    ISBN: 9788726192339

    1. e-book edition, 2019

    Format: EPUB 2.0

    All rights reserved. No part of this publication may be reproduced, stored in a retrievial system, or transmitted, in any form or by any means without the prior written permission of the publisher, nor, be otherwise circulated in any form of binding or cover other than in which it is published and without a similar condition being imposed on the subsequent purchaser.

    SAGA Egmont www.saga-books.com – a part of Egmont, www.egmont.com

    HOOFDSTUK XI

    HET GROOTE AVONTUUR.

    De heer Wickson liet Vader niet bij zich roepen. Toevallig ontmoetten zij elkaar op de veerboot naar San Francisco, zoodat de waarschuwing die hij Vader gaf, niet van te voren overlegd was. Hadden zij elkaar niet bij toeval ontmoet, dan was er van een waarschuwing ook geen sprake geweest. Niet, dat het resultaat dan anders zou geweest zijn. Vader was van het oude, stoere, Amerikaansche ras, een echte afstammeling van de „Mayflowers". ¹

    „Ernest had gelijk," zei hijtot mij, zoodra hij weer thuis gekomen was. „Ernest is een zeer merkwaardig man, en ik zou liever zien dat ge zijn vrouw werd, dan de vrouw van Rockefeller zelf, of van den koning van Engeland."

    „Wat was er dan toch gaande?" vroeg ik verontrust.

    „De oligarchie is gereed ons te trappen, Wickson heeft het mij zelf verteld. Hij was zeer vriendelijk — voor een oligarch. Hij bood aan, mij weer in mijn vroegere positie aan de Universiteit te herstellen. Hoe vindt je dat nu? Hij, Wickson, een vrekkige geldwolf heeft macht te bepalen, of ik al of niet aan de Staatsuniversiteit les zal geven. Maar hij bood me nog meer aan dan dit — hij stelde voor, mij tot president te benoemen van een groot natuurkundig College, dat men bezig is op te richten — de oligarchie moet immers op een of andere manier haar surplus zien kwijt te raken, begrijp je."

    „Herinnert ge u, wat ik tot dien socialistischen minnaar van uw dochter zei? vroeg hij. „Ik voorspelde hem, dat wij de arbeiders onder onzen voet zouden vertrappen. En dat zal ook gebeuren. Wat u betreft, ik heb een diep respect voor u als scientist; maar als ge uw fortuin vergooit door u bij de arbeiders aan te sluiten, welnu; pas dan op, dat u hun lot niet deelt; dat is alles, wat ik u te zeggen heb.

    Toen keerde hij zich om, en liet mij alleen.

    „Dat beteekent, dat we eer zullen moeten trouwen, dan eerst ons plan was," was Ernest’s commentaar, toen we hem dit mededeelden.

    Ik begreep van die conclusie niet veel, maar zou het weldra leeren begrijpen. Het was nu de tijd, dat het driemaandelijksche dividend van de Sierra Mills zou uitbetaald worden, doch vader ontving zijn deel niet. Na verscheidene dagen gewacht te hebben, schreef vader naar den secretaris. Er volgde een vormelijk antwoord, dat de boeken niet aanwezen, dat vader eenig aandeel bezat; en een beleefd verzoek om meer uitvoerige inlichtingen.

    „Ik zal het hem duidelijk genoeg maken, voor den duivel," zei Vader, en ging naar de Bank, om het bewuste stuk uit zijn safe te halen.

    „Ernest is een buitengewoon man, zei hij, toen hij terug kwam, en terwijl ik hem hielp, zijn overjas uit te trekken, „Ik zeg nog eens, mijn dochter, je aanstaande is een merkwaardig man.

    Ik was al gewoon een of andere ramp te verwachten, als hij Ernest op die manier prees.

    „Ze beginnen al mij te vertrappen, zei vader. „Er was geen aandeel, de box was leeg. Jelui zult wel gauw moeten trouwen.

    Vader hield van de laboratorium-methode. Hij ging procedeeren tegen de Sierra Mills, maar kon natuurlijk de boeken van de Sierra Mills niet toonen. Hij had geen invloed op de rechtbanken, de Sierra Mills wel. Dit verklaarde alles. Hij werd geheel in het ongelijk gesteld, en de onbeschaamde rooverij bleef ongestraft.

    Het komt me nu belachelijk voor, als ik aan dien tijd terug denk, hoe vader verslagen werd. Hij antmoette Wickson toevallig in een straat te San Francisco en zei tot hem, dat hij een vervloekte schurk was. Vader werd toen gearresteerd voor opzettelijke beleediging; door de politierechtbank beboet, en aangemaand zich rustig te houden. Het was zoo bespottelijk, dat hij er zelf om lachen moest, toen hij thuis kwam, maar welk een ophef werd er van de zaak gemaakt in de plaatselijke bladen! Daar werden boomen opgezet over de bacil van het geweld, die alle menschen aantastte, die het socialisme omhelsden; vader, die zoolang in vrede geleefd had, werd aangehaald als een schitterend voorbeeld, hoe de bacil van het geweld werkte. Ook werd door meer dan één blad beweerd, dat vader’s geest verzwakt was door zijn inspannende studiën, en sommigen raadden zelfs opneming in een rijkskrankzinnigengesticht aan. Maar bij deze krantenpraatjes bleef het niet. Er dreigde voortdurend gevaar. Vader was echter verstandig genoeg, om dat in te zien. De ervaring met den Bisschop was voor hem waarschuwing genoeg geweest. Welk een onrecht men hem ook aangedaan had, hij hield zich rustig en verbaasde daardoor, denk ik, zijn vijanden.

    Dan was er die geschiedenis met ons huis. Ons huis werd met een hypotheek bezwaard, en we moesten van ons eigendomsrecht afzien. Natuurlijk was er nooit van eenige hypotheek sprake geweest. De grond was eenvoudig gekocht en het huis was betaald, onmiddellijk, toen het gebouwd was. Huis en hof waren altijd vrij, en onbezwaard geweest.

    Ondanks dit alles kwam er toch een hypotheek, opgemaakt en geteekend, zooals de wet dat eischt, met een register van interestbetalingen voor een zeker aantal jaren. Vader maakte zich niet druk. Zooals hij van zijn geld beroofd was, werd hem nu zijn huis ontnomen. Hij kon nergens uitredding vinden. De macht in de maatschappij was in handen van degenen, die het op z’n ondergang gemunt hadden. Vader was een philosoof in hart en nieren, en maakte zich dan ook niet eens boos.

    „Ik ben gedoemd ten onder te gaan, zei hij tot mij. „Maar dat is geen reden, dat ik niet zou trachten, er zoo min mogelijk onder te lijden. Die oude botten van mij zijn broos, en ik heb leergeld betaald. Ik zou liever mijn laatste dagen in een gekkenhuis doorbrengen dan toe te geven.

    Dit doet me weer aan bisschop Morehouse terug denken, van wien ik in lang niets verteld heb. Maar laat ik u eerst van mijn trouwen vertellen. In die reeks van gebeurtenissen zonk mijn huwelijk in het niet.

    „Nu zullen we eerst echte proletariërs worden, zei vader, toen we ons huis moesten verlaten. „Ik heb dien man van jou dikwijls benijd om zijn feitelijke kennis van het proletariaat. Nu zal ik het zelf leeren kennen.

    Vader moest wel den zin voor avontuur in zijn bloed hebben. Hij nam de catastrophen in ons leven op, alsof het een avontuurtje was. Toorn of bitterheid was hem volmaakt vreemd. Hij was te wijsgeerig, en te eenvoudig van aanleg, om naar wraak uit te zien, en hij leefde te veel een geestelijk leven, dan dat hij alle gemakken, die wij opgeven moesten, erg zou missen. Toen wij dan ook naar San Francisco verhuisden, en een huisje met vier kamers in een achterbuurt, iets ten zuiden van de Market-Street, huurden, nam hij dit met kinderlijke geestdrift, en tevens met het heldere inzicht van een buitengewoon intellect, als een avontuur op. Inderdaad, zijn geest bleef altijd even frisch. Hij had niet, zooals zoovelen, een verkeerd denkbeeld van wat het leven werkelijk waarde gaf. Conventioneele waarden hadden geen beteekenis voor hem. Alleen wetenschappelijk vastgestelde feiten waren voor hem van belang. Mijn vader was een man van beteekenis; hij had een groote ziel. In sommige opzichten was hij zelfs grooter van geest dan Ernest —. Ik zelf kon mij ook vrijwel in de veranderde levenswijze schikken al was het alleen maar, door dat ik verlost was van de georganiseerde vervolging in de universiteitsstad, waarmede wij gekweld werden, sedert wij ons de vijandschap van de komende oligarchie op den hals hadden gehaald. De verandering was voor mij eveneens een avontuur en voor mij het meest van al, want het was een liefdesavontuur. De vermindering van ons fortuin had ons huwelijk verhaast, en ik deed mijn intrede als getrouwde vrouw in de vier kamers in de Pell-street, in een achterbuurt van San-Francisco.

    Ik maakte Ernest gelukkig. Ik kwam in zijn stormachtig leven niet als een, die stoornis bracht; maar als een, die naar rust en vrede streefde. Ik gaf hem werkelijk rust. Dat was de belooning voor mijn liefde tot hem. Het was voor mij een onfeilbaar teeken, dat ik niet gedwaald had. Vergetelheid, of het licht der blijdschap te brengen in die arme, vermoeide oogen — kon ik ooit door grooter vreugde gezegend zijn?

    Die lieve, moede oogen! Hij zwoegde als weinigen ooit gezwoegd hebben, en hij deed dat zijn geheele leven lang voor anderen. Hij, met zijn geïncarneerden strijdgeest, zijn lichaam als van een gladiator, en zijn arendsgeest — hij was voor mij zoo vol liefde en en teerheid als een dichter. Hij was een dichter. Een zanger in daden. Zijn heele leven door zong hij het „menschenlied." En hij zong het uit zuivere liefde tot de menschheid; voor de menschen gaf hij zijn leven; voor de menschheid werd hij gekruisigd.

    En dit alles deed hij zonder hoop op belooning in de toekomst. Volgens zijn wereldbeschouwing was er geen toekomstig leven. Hij, die de onsterfelijkheid zelve was, ontkende, Onsterfelijk te zijn — dit was het paradoxale. Hij, zoo warm van geestdrift, werd beheerscht door die koude en terugstootende wijsbegeerte: het materialistisch monisme. Gewoonlijk bestreed ik hem en zei hem, dat ik zijn onsterfelijkheid mat met de vleugels van zijn ziel, en dat ik nog eindelooze aeonen zou moeten doorleven, om zijn onsterfelijkheid te kunnen peilen. Dan lachte hij gewoonlijk, sloeg zijn armen om mij heen, en noemde mij zijn „lieve metaphysicus," en de matheid verdween dan uit zijn oogen om plaats te maken voor het licht van liefde en geluk, dat in zichzelf een nieuw, en afdoend bewijs was voor zijn onsterfelijkheid.

    Ook noemde hij mij dikwijls zijn „dualist" en verklaarde hij hoe Kant, door middel van de zuivere rede, de rede had afgeschaft, om God te kunnen aanbidden. Hij trok dan de parallel, en achtte mij tot iets dergelijks in staat. En als ik dan bekende, doch het als zeer redelijk verdedigde, drukte hij mij nog dichter aan zich en lachte, zooals alleen een van Gods kinderen lachen kan. Ik ontkende steeds, dat erfelijkheid en omgeving zijn eigen originaliteit en genie kon verklaren evenmin als de koude, zoekende hand der wetenschap het leven zelf kon grijpen en verklaren.

    Ik beweerde, dat ruimte een verschijning van God was; en dat de ziel een projectie was van Gods persoonlijkheid; en als hij mij zijn „lieve metaphysicus noemde, noemde ik hem mijn „onsterfelijken materialist.

    Zoo waren wij gelukkig in onze liefde; ik vergaf hem zijn materialisme om zijn geduchten arbeid in de wereld, volbracht zonder eenige bijgedachte van zielewinst; en om zijn buitengewone bescheidenheid van geest, die hem bewaarde voor trotsche zelfingenomenheid.

    Toch was hij trotsch; daarvoor was hij een adelaar. Hij beweerde, dat het mooier was voor een mensch zich een God te voelen voor een beperkten tijd, dan voor een God het geval was. Zoo voerde hij zijn sterfelijkheidsidee hooger op. Hij haalde graag een fragment van zeker gedicht aan. Het geheele gedicht had hij nog nooit gezien en hij had tevergeefs getracht, den naam van den dichter te leeren kennen. Ik laat hier het fragment volgen; niet alleen, omdat hij er zooveel van hield, maar ook omdat het zijn opvatting van zijn geest nader uitwerkte; want hoe kan een man, trillend van geestdrift, de volgende versregels zeggen, en desondanks een gewone, aardsche, vluchtig verdwijnende verschijning zijn? Het luidt, als volgt:

    "Joy upon joy, and gain upon gain

    Are the destined rights of mij birth,

    And I shout the praise of my endless days

    To the echoing edge of the earth.

    Though I suffer all deaths that a man can die

    To the uttermost end of time,

    I have deep-drained this, my cup of bliss,

    In every age and clime —

    The froth of Pride, the tang of Power,

    The sweet of Womanhood.

    I drain the lees, upon my knees,

    For oh, the draught is good;

    I drink to Life, I drink to Death,

    And smack my lips with song,

    For when I die. another ’I’ shall pass the cup along.

    "The man you drove, from Eden’s grove

    Was I, my Lord, was I,

    And I shall be there when the earth and the air

    Are rent from sea to sky;

    For it

    Enjoying the preview?
    Page 1 of 1