Discover millions of ebooks, audiobooks, and so much more with a free trial

Only $11.99/month after trial. Cancel anytime.

Kronieken van Nieuwe Aarde 3 Magische wetenschap
Kronieken van Nieuwe Aarde 3 Magische wetenschap
Kronieken van Nieuwe Aarde 3 Magische wetenschap
Ebook444 pages6 hours

Kronieken van Nieuwe Aarde 3 Magische wetenschap

Rating: 0 out of 5 stars

()

Read preview

About this ebook

Tmara en T'ork schieten de herrezen Nemsis te hulp als de Duivel des Doods haar bedreigt. Deandrea en Brocq gaan op zoek naar de Gulden Geest in Oval-Çita. De Horde wordt aangevallen door de Talpidaes en sluit een pact met de Zuloes.
Voormalige Discipelen van de LabSchepper mengen zich in de strijd als de machtige legers van het Pact der Waanzin en de Tovenaar van Carnishar het onneembaar geachte Maistro-Stad bestormen.
Is de vriendschap tussen de jonge Oval-Lathanen bestand tegen de offers die gebracht moeten worden?
En de LabSchepper ontwaakt, gereed voor zijn al meer dan een millennium geplande Zegening. En de Apocalyps voor de mensheid is daar...

Tekstfagment, Hoofdstuk 1

De herrijzenis van Nemsis
Ik voel de paniek oplaaien. Het is aardedonker en ik kan mij niet bewegen. Waar ben ik? De rillingen van kou lopen over mijn lijf. Ik probeer op te staan, maar mijn spieren reageren niet. Wat doe ik hier? Pijnscheuten trekken door mijn hoofd en mijn ogen branden. Mijn armen en benen voelen zwaar als lood. Een kramp schiet door mijn nek, mijn hoofd vliegt omhoog en bonst ergens tegenaan. Voor de pijn tot mij doordringt, lijkt het als of er een miljoen naalden in mijn lijf worden gestoken. Ik wil gillen, maar er komt geen geluid over mijn lippen. Mijn mond is uitgedroogd en mijn tong is vastgeplakt aan mijn gehemelte. Wie ben ik? Mijn lijf begint te schokken van de krampen en de pijnscheuten. De pijn is ondraaglijk en ik voel mij weg glijden in de vergetelheid.

Badend in het zweet kom ik door mijn eigen geschreeuw bij bewustzijn. Mijn lichaam vecht tegen krampen en pijn. Mijn rug trekt krom en strekt zich elke paar seconden. Mijn hoofd, armen en benen slaan heen en weer. Nieuwe pijnscheuten schieten door mijn hoofd als ik tracht mijn ogen te openen. Mijn oogleden lijken wel verkleefd aan mijn oogballen en verder dan een kier willen ze niet open. Het scherpe licht brandt in mijn pupillen en ik sla met mijn vuisten heen en weer. Overal om mij heen voel ik draden die aan mijn handen blijven haken. Ik probeer mij om te rollen en gil nog harder als daarbij stukken van mijn huid worden afgescheurd. Ik weet niet wat erger is, de angst of de pijn. Het kan me niet schelen ook, het is onhoudbaar.
Ik moet bijna braken van pijn en misselijkheid, mijn maag trekt samen en ik voel een brandende pijn van binnen, maar er komt niets omhoog. Ik heb geen idee wat meer pijn doet, de trekkende pijn in mijn ingewanden of de krampen in mijn spieren. Het kan me ook niet schelen, beiden zijn onverdraaglijk. De tijd lijkt stil te staan, terwijl de ene na de andere pijngolf door mijn lijf trekt en mijn hoofd lijkt te exploderen van het gehamer en gebeuk onder mijn schedeldak.
Ik dreig opnieuw het bewustzijn te verliezen, maar langzaam worden de stekende pijnen minder. Ik heb dit eerder meegemaakt, schiet het ineens door mijn hoofd, alleen veel minder heftig en maar kortdurend.

‘Gaat het weer een beetje?’ Ik herkende de stem van Rolauth. Ik sloeg mijn ogen open die ik, al de tijd dat de pijn door mijn lijf heen schoot, dichtgeknepen hield. Mijn lichaam trilde nog na van de spierkrampen en ik had een barstende hoofdpijn. Zou er iets zijn misgegaan, dat ik nu al uit mijn cryogene slaap werd gehaald? Dat zou goed kunnen natuurlijk. Nog nooit had een dergelijk groot ruimteschip geprobeerd door een wormgat te gaan.
Ondersteund door Rolauth en Neptus kwam ik overeind uit mijn cryogene capsule. De enorme ramen toonden de zwarte ruimte, onderbroken door het licht van de vele sterren. Het was een vertrouwd beeld voor mij. Jarenlang had ik onderzoek gedaan in het ruimtelaboratorium, terwijl de bouw gestaag vorderde van de armada van ruimteschepen, die ons van de Aarde naar onze nieuwe planeet moest gaan vervoeren
Dan viel mij iets op. Waar was de Aarde gebleven? Zag ik daar werkelijk een groengekleurde planeet en twee zonnen? Langzaam drong het tot mij door. Het was gelukt. We waren op onze eindbestemming.

LanguageNederlands
PublisherJack Broscie
Release dateDec 15, 2015
ISBN9781311333308
Kronieken van Nieuwe Aarde 3 Magische wetenschap
Author

Jack Broscie

Broscie is een originele Nederlandse Fantasy-schrijver. Zijn boeken en verhalen zijn al meer dan 50.000 keer gedownload en staan hoog in de internationale ranking van Kobo en Smashwords.Hij is o.a. bekend van:. De epische fantasy-serie ‘Kronieken van Nieuwe Aarde’, bestaande uit:. #1 ‘De Doembrenger’. #2 ‘Pact der Waanzin’. #3 ‘Magische wetenschap’. De verhalenbundel ‘Iezegrimmig’ (Engelse vertaling: ‘Berserkly’), bestaande uit:. ‘Het monster onder het bed’. ‘De hebzuchtige koning’. ‘De twee wensen van de Duivel’. Het adventure verhaal ‘Het vervloekte goud van Atlantis’. Het YA fantasy verhaal ‘Nachtmerrie in het Park’ (Engelse vertaling ‘Nightmare in Central Park’).. Het romantic adventure/SF, bestaande uit:#1 ‘Goudtrein van Riese’#2 ‘Hellebeest van Atlantis’ (verwacht in 202x). Het maatschappij-kritische verhaal Plof!SchrijfstijlDe fantasy-serie ‘Kronieken van Nieuwe Aarde’Dit epische werk van Broscie wordt gekenmerkt door zijn beeldende taal en suggestieve schrijftrant. Voor het oog van de lezer ontrolt zich het decor van de vertelling. Landschappen, klimatologische omstandigheden, flora en fauna, geuren en kleuren, nederzettingen en de bewoners ervan zijn als het ware uit te tekenen. Hij schetst de contouren en de lezer vult ze moeiteloos in. Zijn hoofdpersonen bestaan uit zowel mannen als vrouwen van diverse standen en leeftijden; daarbij geldt dat mannen en vrouwen gelijkwaardig zijn. Broscie schrijft geen fantasy met Orcs, Elven en Trollen, maar met zelfbedachte rassen op een nieuw geschapen wereld. Hij combineert omstandigheden die gevoelsmatig tegenstrijdig zijn. Zo worden samenlevingen beschreven waar uiterst primitieve transportmiddelen én geavanceerde communicatiemiddelen gemeengoed zijn.Nachtmerrie in het Park, Iezegrimmig, De demon in de spiegel, Het vervloekte goud van Atlantis, Plof!Jack schrijft regelmatig korte verhalen. Deze verhalen zijn veelal verrassend en grimmig van aard, en tonen de dark side van mensen. Een aantal verhalen zijn ook in het Engels gepubliceerd (Nightmare in Central Park, Berserkly).Goudtrein van Riese, Hellepoort van AtlantisRomantische SF thrillers met de avonturen van de geheimagenten Lasha Heyes en Mike Owen die de strijd aanbinden met Der Leiter en Doktor Teufele.

Read more from Jack Broscie

Related to Kronieken van Nieuwe Aarde 3 Magische wetenschap

Titles in the series (3)

View More

Related ebooks

Related articles

Reviews for Kronieken van Nieuwe Aarde 3 Magische wetenschap

Rating: 0 out of 5 stars
0 ratings

0 ratings0 reviews

What did you think?

Tap to rate

Review must be at least 10 words

    Book preview

    Kronieken van Nieuwe Aarde 3 Magische wetenschap - Jack Broscie

    De herrijzenis van Nemsis

    Het is aardedonker en ik kan mij niet bewegen. Ik voel paniek oplaaien. Waar ben ik?

    Rillingen van kou lopen over mijn lijf. Ik probeer op te staan, maar mijn benen reageren niet. Ik probeer mijn armen op te tillen. Vergeefs. Wat gebeurt er met me?

    Opkomende pijnscheuten trekken door mijn hoofd, mijn ogen branden en beginnen te tranen. Mijn armen en benen voelen zwaar als lood. Een plotselinge kramp schiet door mijn nek, mijn hoofd vliegt omhoog en bonst ergens tegenaan. Voor de pijn daarvan tot mij doordringt, lijkt het alsof er een miljoen naalden tegelijkertijd in mijn lijf worden gestoken. Ik wil gillen, maar er komt geen geluid over mijn lippen. Mijn mond is uitgedroogd en mijn tong plakt vast aan mijn gehemelte. Wie ben ik?

    Mijn lijf begint ineens te schokken van de krampen en de pijnscheuten. De pijn is ondraaglijk en ik voel mij weg glijden in de vergetelheid.

    Badend in het zweet kom ik door mijn eigen geschreeuw bij bewustzijn. Mijn lichaam vecht tegen krampen en pijn. Mijn rug trekt krom en strekt zich, elke seconde opnieuw. Mijn hoofd, armen en benen slaan heen en weer. Nieuwe pijnscheuten schieten door mijn hoofd als ik tracht mijn ogen te openen. Mijn oogleden lijken wel verkleefd aan mijn oogballen en verder dan een kier willen ze niet open. Het scherpe licht brandt in mijn pupillen en ik sla met mijn vuisten heen en weer om los te komen. Overal om mij heen voel ik draden die aan mijn handen blijven haken. Ik probeer mij om te rollen en gil nog harder als daarbij stukken van mijn huid worden afgescheurd. Ik weet niet wat erger is, de angst van wat er met me gebeurt of de afschuwelijke pijn. Het kan me niet schelen ook, het is onhoudbaar.

    Ik moet bijna braken van pijn en misselijkheid, mijn maag trekt samen en ik voel een brandende pijn van binnen, maar er komt niets omhoog. Ik heb geen idee wat meer pijn doet, de trekkende pijn in mijn ingewanden of de krampen in mijn spieren. Het antwoord boeit me ook niet, beiden zijn onverdraaglijk.

    De tijd lijkt stil te staan, terwijl de ene na de andere pijngolf door mijn lijf trekt en mijn hoofd lijkt te exploderen van het gehamer en gebeuk onder mijn schedeldak. Ik dreig opnieuw het bewustzijn te verliezen, maar heel langzaam worden de stekende pijnen minder. Ik heb dit eerder meegemaakt, schiet het ineens door mijn hoofd, alleen veel minder heftig en maar kortdurend.

    Gaat het weer een beetje?’ Ik herkende de stem van Rolauth. Ik sloeg mijn ogen open die ik, al de tijd dat de pijn door mijn lijf heen schoot, dichtgeknepen hield. Mijn lichaam trilde nog na van de spierkrampen en ik had een barstende hoofdpijn. Zou er iets zijn misgegaan, dat ik nu al uit mijn cryogene slaap werd gehaald? Dat zou goed kunnen natuurlijk. Nog nooit had een dergelijk groot ruimteschip geprobeerd door een wormgat te gaan.

    Ondersteund door Rolauth en Neptus kwam ik overeind uit mijn cryogene capsule. De enorme ramen toonden de zwarte ruimte, onderbroken door het licht van de vele sterren. Het was een vertrouwd beeld voor mij. Jarenlang had ik onderzoek gedaan in het ruimtelaboratorium, terwijl de bouw gestaag vorderde van de armada van ruimteschepen, die ons van de Aarde naar onze nieuwe planeet moest gaan vervoeren

    Dan viel mij iets op. Waar was de Aarde gebleven? Zag ik daar werkelijk een groengekleurde planeet en twee zonnen? Langzaam drong het tot mij door. Het was gelukt. We waren op onze eindbestemming.

    Ik schud de herinnering van mij af. Hoe kan het dat de pijn zo hevig is en zolang aanhoudt? Heb ik een nieuwe ruimtereis gemaakt, nog langer durend? Waarom kan ik mij dat niet herinneren? Tranen van pijn rollen over mijn wangen en ik slaag er eindelijk in om mijn ogen verder te openen. Ik lig op iets zachts, vlak om mij heen staan wanden die verhinderen dat ik kan zien waar ik ben. Het deksel van de capsule staat omhoog en toont mij alleen een rotsachtig plafond. Vanuit de wanden van mijn capsule lopen tal van draden en buizen naar mijn lichaam, waarvan er meerdere draden zijn losgeraakt door mijn strijd tegen de pijn. Door buizen zie ik een rode vloeistof naar mijn lichaam lopen, terwijl in andere buizen een bijna kleurloze vloeistof wordt afgevoerd.

    Mijn hand gaat naar mijn hoofd en vindt plukken grijs haar, die voor mijn ogen uit elkaar vallen wanneer ik ze beetpak. Mijn schedel is kaal en voelt gerimpeld en uitgedroogd aan, net als mijn gezicht.

    De pijn lijkt langzaam minder te worden. Het prikken van de miljoenen naalden ebt langzaam weg en de krampen worden iets minder. Ik hoor metaal klikken en zie dat de banden die mij grotendeels vastgeketend hebben gehouden, automatisch losschieten.

    Ik probeer mijn lijf omhoog te duwen, maar mijn nog krachteloze spieren werken niet mee. Ik rust even uit en probeer krachten te vergaren. Uiteindelijk op mijn onderarmen steunend, lukt het mij om een paar decimeter omhoog te komen. Ternauwernood kan ik over de rechterrand heen kijken.

    De schaarsverlichte zaal is groot. In rijen staan tientallen van dezelfde cryogene capsules als die waaruit ik mij verhef. Er is één uitzondering met de andere capsules. De mijne staat open.

    Na heel veel moeite en met de nodige tussenpozen weet ik mij in een zittende houding te wurmen. Door de strijd tegen mijn eigen lichaam overwin ik steeds meer de pijn die mij zo gefolterd heeft. Zonder er over na te hoeven denken, maak ik langzaam maar routineus alle infusen, pleisters en elektroden los die aan mijn lichaam vastzitten. Heb ik dat vaker gedaan? De krampen van mijn spieren worden langzaam minder, alhoewel mijn hoofd nog heftig bonst. De naalden steken niet meer zo erg nu mijn bloedsomloop weer op gang is gekomen.

    Nu ik bij kennis ben en wat rustiger kan rondkijken, zie ik dat de linkermuur van de zaal is ingestort en een deel van de zaal heeft bedolven met puin. Een paar capsules steken half uit de ravage. Nieuwe beelden drijven langzaam omhoog uit mijn geheugen. De slachtpartij door de Scytharen onder de burgerbevolking. De raketaanval van de LabSchepper op Delta, één van de grootste metropolen van Nieuwe Aarde. Langzaam beginnen meer herinneringen te ontwaken.

    Ik ril opnieuw, maar nu niet van de kou. De gruwelijke experimenten op mijn twee kinderen. De onderlinge strijd tussen de Discipelen. Het maniakale doel van de LabSchepper. Mijn- Ik schud mijn hoofd in een poging de vreselijke herinneringen te onderdrukken.

    In deze schuilkelder ligt mijn laboratorium dat ik verborgen heb gehouden voor de LabSchepper. Hier moest ik overleven, terwijl computers het langdurige en moeizame rekenwerk moesten doen dat ik had geprogrammeerd.

    De wanden van de capsule klappen omlaag als ik op de knop druk die ik daarvoor heb ingebouwd. Moeizaam duw ik mijn benen over de rand en ga ik staan. Althans, dat is mijn bedoeling. Zodra mijn voeten de grond raken zak ik door mijn knieën en smak ik recht voorover op de grond. De pijn schiet opnieuw door mijn lijf. Ik gil en verlies opnieuw het bewustzijn.

    Heb ik minuten op de grond gelegen? Uren? Ik weet het niet, het kan me niet schelen, wat maakt het ook uit? Tranen wellen op als ik terugdenk aan het lot van de inwoners van Delta. Verdriet maakt ineens plaats voor blinde woede en ik sla al gillend met mijn vuisten op de grond tot mijn palmen branden van de pijn. Verbeten rol ik op mijn buik, trek mijn benen op en probeer opnieuw te gaan staan. Alleen mijn rechterbeen werkt mee. Ik voel mijn linkerbeen, maar kan er nauwelijks enige kracht opzetten. Ik grijp de capsule beet en trek me steunend op een been overeind. Bijna val ik weer als de capsule in beweging komt. Hinkend kom ik tot stilstand en kijk van de wieltjes eronder naar de zuil in het midden van de zaal.

    Met moeite mij overeind houdend weet ik voet voor voet, de capsule als steun voor mij uitduwend, bij de console te komen dat in de zuil is ingebouwd. Ik schrik als ik mijzelf weerspiegeld zie in het glazen raam in de zuil waar een computer informatie op begint te projecteren bij mijn nadering. De vrouw in het glas is bijna onherkenbaar. Ze is gerimpeld, kaal en kromgetrokken. Haar huid hangt in plooien om haar graatmagere lijf. Wat is er met mij gebeurd? Wat is er misgegaan met het cryogene proces? Waarom toon ik zo oud? Dit is anders dan de vorige keer toen ik in cryogene slaap van de Aarde naar Nieuwe Aarde reisde. Het voelt ook anders.

    Ik staar naar de informatie op het scherm. Het dringt eerst maar langzaam tot mij door wat er staat, tot de schrik mij om het hart slaat als ik de systeemdatum onderin het raam zie. Is de computer ontregeld, of ben ik echt zolang ingevroren geweest? Bijna achthonderd jaar… Hebben mijn berekeningen ruim twaalf keer langer geduurd dan ik had gedacht? Is het proces dat mij moest doen ontwaken verstoord geraakt? Wat als de LabSchepper ondertussen zijn doel al heeft bereikt? Ben ik te laat?

    Ik pak de elektroden op die aan de zuil hangen, verwijder met moeite de strips, plak ze op mijn schedel en sluit ze routineus aan. In een waas inspecteer ik de informatie die de computer mij op maat geeft. Zeker tien procent van de inhoud van de andere cryogene capsules leeft niet meer. Opnieuw rollen de tranen over mijn wangen, nu van intens verdriet. De inslag van de raketten is zo hevig geweest, dat zelfs mijn schuilkelder niet volledig en afdoende beschermd is geweest. Het puin heeft een deel van de cryogene capsules vernietigd en de uitgang geblokkeerd.

    Ook een deel van de serieel geschakelde neurocomputers is beschadigd geraakt en heeft nooit kunnen bijdragen aan de taken die ik had geprogrammeerd. Het verbaast mij nu niet langer dat daardoor de berekeningen langer hebben geduurd dan ik had gedacht. Ondanks dat, inspecteer ik tevreden het resultaat. Wie had ooit gedacht dat het mogelijk zou zijn om het volledige DNA van een mens in kaart te krijgen, inclusief de volgorde en zo op het eerste oog bijna alle functies van alle chromosomen? Al die getallen, dat ben ik dus, teruggebracht tot de essentie. Lang is er gerekend om te komen tot mijn oorsprong en dan terug naar het meest optimale punt waar ik in de kracht van mijn leven ben geweest. Het langst heeft het geduurd om de nanobots te programmeren met de meer dan gedetailleerde instructies die nodig zijn om mijn lichaam te herstellen, of beter gezegd, opnieuw op te bouwen. Bijna achthonderd jaar met de meest geavanceerde computers ooit heeft het geduurd om de schepping van miljoenen jaren evolutie te evenaren. Vol ontzag voor de grootsheid van de schepping buig ik even mijn hoofd. Dit deel van mijn missie is geslaagd.

    Geavanceerde satellietsystemen die, de voorbije eeuwen trotserend, verbonden zijn met mijn neurocomputers, tonen beelden van Nieuwe Aarde, aangevuld met geanalyseerde informatie van de afgelopen acht eeuwen. Een gevoel van onrust bekruipt mij. Niet alles is gelopen zoals simulaties hadden voorspeld. Wel wordt mij duidelijk dat de LabSchepper zijn doel nog niet verwezenlijkt heeft. Ik schrik echter pas echt, als de computer de puinhoop boven mijn hoofd toont. De eens zo trotse metropolis is bijna tot de grond toe verwoest en sluit mijn schuilkelder hermetisch af.

    Nog meer informatie wordt aan mijn hersens gevoed. Ook de andere taken zijn door de neurocomputers uitgevoerd en ook deze hebben het beoogde resultaat behaald. Vroeger zou ik gejuicht hebben, lang geleden, toen ik nog een gevierd wetenschapper was op de Aarde. Ik zou hebben gepubliceerd in gerenommeerde wetenschappelijke tijdschriften en zou belangrijke prijzen hebben gewonnen. Collega-wetenschappers zouden mij hebben bewonderd en in de rij hebben gestaan om met mij samen te werken.

    Maar ik juich niet. Wat ik hier heb gerealiseerd, is wat de LabSchepper wil hebben. Dit is waarom hij mij opnam in zijn selecte gezelschap van topgeleerden. Dit is wat hij nodig heeft om zijn doel te verwezenlijken. Ironisch genoeg is het ook wat mij gaat helpen om hem te stoppen bij de ten uitvoerlegging van zijn gruwelijke plan. Tenminste, als ik weet vrij te komen uit mijn schuilplaats, die tegelijkertijd mijn gevangenis is geworden. Mijn handen grijpen in elkaar en ik knijp zo hard dat mijn knokkels wit worden. Dit kan toch niet waar zijn? Kan ik de LabSchepper nog wel stoppen als hij zoveel meer tijd heeft gehad om te werken aan zijn plannen? Hoe kan ik hem überhaupt stoppen nu ik gevangen zit in mijn eigen schuilkelder? Hoe kom ik hieruit zonder hulp? Hoe kan ik wraak nemen op de LabSchepper? Ik, zijn Nemsis? Hoe kan ik ook, diep begraven onder de grond, verhinderen dat zijn wens, zijn profetie, uitkomt? Sinds ik achter zijn ware bedoelingen ben gekomen, moet ik, zelfs nu nog, huiveren als ik terugdenk aan die regel tekst die hij altijd glimlachend citeerde na elk geslaagd experiment.

    ‘En ik zegen de wetenschap en zijn geleerden, en laat de meest briljante en sterkste zich vermenigvuldigen op Nieuwe Aarde.’

    Hoe moet ik zijn plannen verhinderen? Hoe kan ik ervoor zorgen dat hij niet alle bewoners van Nieuwe Aarde opoffert voor zijn eigen doeleinden terwijl ik hier diep onder de grond gevangenzit? Ik ken het antwoord, besef het enorme risico, maar heb geen andere keus. Met moeite hijs ik mij terug in de capsule en sluit de buisjes weer aan. Ik programmeer de instructies die het proces dat ik te snel heb afgebroken om mij te voeden weer op gang brengt. Na mijn onwaarschijnlijk lange cryogene slaap moet ik weer op krachten komen. Het residu dat gedurende die tijd automatisch is ontwikkeld op basis van mijn in kaart gebrachte DNA maakt onderdeel uit van de sondevoeding, evenals de nanobots.

    Er is maar een manier om te ontsnappen uit mijn schuilkalender. Ik doe mijn ogen dicht en concentreer mij.

    Beneden mij ligt een oude vrouw doodstil in haar cryogene capsule. Ze is kaal en gerimpeld. Via buisjes wordt haar voeding ingebracht. Reeds nu al zie ik haar veranderen. Langzaam, maar het gebeurt wel. Rimpels lijken glad te trekken als de huid zich vult met vocht. Ze lijkt wat langer te worden, minder krom. Stoppels haar verschijnen op haar hoofd.

    Ik kan niet langer blijven om het gehele proces te aanschouwen. Is het wonderlijk of een wonder wat er gebeurt met het lichaam van de oude vrouw? Wat er gebeurt met mij? Er is nu geen tijd om lang stil te staan bij dit vraagstuk. Dat komt later nog wel, als ik terugkom en weer bezit neem van mijn dan herstelde en verjongde lichaam.

    De liftkoker ligt vol puin en van de noodtrap is zelfs geen spoor terug te vinden. In astrale vorm kost het mij geen enkele inspanning uit de schuilkelder te komen. Moeiteloos ga ik door puin en vele betonnen vloeren tot ik zweef boven wat eens Delta is geweest. Niet dat ik ook maar iets terug herken in het puin van die eens zo glorieuze metropolis die overwoekerd is door struiken en zelfs bomen. In een tijdloze zucht verken ik de puinhopen op zoek naar een teken van leven dat mij misschien kan helpen. Wat ik aantref is erger dan ik had verwacht. Het zou zelfs een bedreiging kunnen zijn voor hen die mij misschien wel kunnen helpen. Hoe hebben zulke groteske mutaties kunnen plaatsvinden? Hebben de raketten meer bevat dan alleen explosieven?

    Ik verspil verder geen tijd aan vragen die ik toch niet kan beantwoorden en verlaat Delta terwijl ik grotere afstanden afleg dan ik ooit eerder in deze vorm heb gedaan. Het risico dat ik niet tijdig, of helemaal niet, terug kan keren naar mijn sterfelijke lichaam neem ik bewust. Als ik in mijn lichaam zou hebben gezeten, zou ik gegrimast hebben over dat sterfelijke lichaam. Ik heb geen idee waar ik hulp kan krijgen, zoveel jaren na mijn cryogene slaap. Noch ben ik mij bewust wat er kan zijn gebeurd met de andere metropolissen en de eens zo jonge beschaving op Nieuwe Aarde. Wat ik wel weet, is welke stad ik moet mijden als SaÆvanès. Angstvallig blijf ik uit de buurt van Maistro-Stad, bang als ik ben op de een of andere manier de aandacht van de LabSchepper te trekken. Het is nog te vroeg, ik ben nog niet klaar voor de confrontatie die zeker gaat komen.

    Torintië heb ik snel gevonden. Mijn rivale dacht dat ik haar geheim niet kende, niet wist wat ze hier aan het opzetten was, niet op de hoogte was van haar verraad. Zou ze in haar opzet zijn geslaagd, zou ook dit puzzelstukje zijn gelegd? Bewondering, afgunst en angst buitelen over elkaar heen als ik zie wat Noa bereikt heeft in haar Broedplaats, in haar laboratorium. Zij heeft een andere weg bewandeld dan ik, maar het resultaat is niet veel anders en met sommige dingen zelfs beter. Slechts één ding is haar niet gelukt, waarin ik wel geslaagd ben. Het is dus nog niet te laat. Overal bespeur ik haar aanwezigheid maar zijzelf is er niet. Het stelt mij voor een raadsel dat nog lang in mijn achterhoofd zal doorzeuren zonder dat ik het antwoord weet.

    Ik verlaat de Broedplaats. Het is meer dan interessant wat Noa gedaan heeft, maar ik moet verder, ik moet mijzelf bevrijden en mijn taak uitvoeren. Walging en schrik vechten om wat ik aantref als ik de stad bovengronds verken en moeiteloos maar huiverend de gedachten van willekeurige inwoners lees. Is dit werkelijk mogelijk? Heeft de geschiedenis van de Aarde zich hier daadwerkelijk herhaald? Opnieuw hebben gruwelijkheden zich voltrokken, weer is een machtswellusteling opgestaan, alweer staat een ecologische ramp op het punt van uitbreken. In een moment weet ik voldoende en laat ik de stad zonder spijt achter mij.

    Mijn zoektocht over Nieuwe Aarde gaat verder. Her en der tref ik kleine woongemeenschappen en dorpen aan. Sommigen welvarend, de meesten geteisterd door armoede, honger en ziekten. Mijn Aarde, wat is er hier veel werk te doen als ik mijn taak verricht heb en het weet te overleven.

    In het volgende stuk gebied waar ik overheen zweef, valt mij iets op. Een ovalen muur sluit een stuk land hermetisch af van de buitenwereld. Erbinnen tref ik voor het eerst een sirene rust en totale vreedzaamheid aan. De mensen en dieren leven naast elkaar in een harmonie die ik nooit heb gekend en voor het eerst voel ik een tevredenheid over mijn beladen geest komen. Nu ik weet waar ik op moet lette, tref ik meer van dit soort door een ovalen muur omsloten landen aan. Mijn aandacht focust zich als ik een patroon begin te herkennen in de gedragingen van de inwoners van de verschillende landen. Langzaam dringt het tot mij door wat hier gebeurt, welk doel hier wordt nagestreefd. Wat ik onmiddellijk weet, is welke genius hier achter zit en welk spel hij speelt. Het jaagt mij de stuipen op het lijf en tegelijk geeft het mij moed. Er is nog tijd, er is nog hoop voor de mensheid. Ondanks al deze ontdekkingen verstrijkt de tijd zonder dat ik bespeur wie of wat mij zou kunnen helpen.

    Na de verkenning van wat vroeger Patago heette, passeer ik opnieuw Torintië. Niet ver daarvandaan wordt mijn aandacht getrokken door rookpluimen. Voorzichtig nader ik de vlakte waar het krioelt van de mensen in oorlogsuitrusting. Niet omdat ik bang ben voor hen, maar omdat ik in mijn huidige vorm kwetsbaar ben voor mijn aartsvijand en zijn Discipelen, waarvan ik de nabijheid aanvoel.

    De boerderijen, waar het leger langs is getrokken, branden nog en op sommige plaatsen liggen de afgeslachte bewoners in groteske houding op de grond. Ze zijn door een zieke geest op zo’n wanstaltige manier onder handen genomen, dat ik huiverend van schrik snel verder ga. Heel even strijk ik langs het leger om direct daarna te verdwijnen. Het is niet vanwege de krankzinnigheid van de Sacten en de waanzin van hun aanvoerder, noch de meedogenloosheid van de Torintische soldaten en hun leider. Nee, het is vanwege de aanwezigheid van mijn rivale die ik bespeur zodra ik de gedachten raak van de massa merkwaardige reptielen die de achterhoede van de krijgsmacht vormen. In dat ene moment ken ik het doel van dit leger dat denkt machtig genoeg te zijn om op te trekken tegen Maistro-Stad en haar machthebber. Ondanks al het machtsvertoon en de meedogenloosheid van dit leger, kan ik alleen maar medelijden voelen met de ten dode opgeschreven manschappen en de afvallige Discipel die denken het op te kunnen nemen tegen de LabSchepper.

    Ik ijl verder en tref overal hetzelfde beeld aan. Landen, omringt met ovalen muren, elk met hun eigen bijzonderheid. Daarbuiten armzalige dorpen, zwervende jagersstammen en rovende barbaren. In een enkel land tref ik een Discipel aan die vereerd wordt als een godheid en daar toeziet op wat de LabSchepper met de inwoners voor heeft.

    Heel even heb ik contact met Neptus, de afvallige Discipel met zoveel macht dat zelfs de LabSchepper hem met rust lijkt te laten. Een sprankje hoop ontspringt bij mij als ik over de Oval-Lathanen hoor die hem hebben bezocht in Oval-Lantis. Neptus vertelt mij meer details over de vier jongelingen uit Oval-Lath die zijn volk belangeloos hielpen toen de commandant van de Maistro’s, Strang, Oval-Lantis aanviel om een hogere schatting af te dwingen.

    De wijze waarop zij de Doembrenger hebben verslagen, hun doorzettingsvermogen om elkaar te helpen, de gevaren die zij hebben getrotseerd en bovenal hun vriendschap met de onverwoestbare Rolauth en de Vealcqen geven mij vertrouwen. De manier waarop zij de Oval-Lantisanen belangeloos hebben geholpen, sterkt mij in mijn verwachtingen. Zijn dit degenen die ik zoek, zijn zij het die mij kunnen helpen?

    Ik beloof Neptus terug te keren als ik daar klaar voor ben. Hij heeft mijn vertrouwen en we kunnen elkaar helpen in onze gemeenschappelijke strijd.

    Het spoor van de Oval-Lathanen volgend, beland ik in Oval-Magis. Ik lees de gedachten van Yarta, de prinses van Yildiç. Vervolgens weet ik zelfs contact te krijgen met Lucinda, de voormalige Hoftovenares van Yildiç en nu Opperste Magiër. Zij staat open voor mijn toenadering, is niet bang voor mij, heeft mij zelfs op een magische wijze verwacht. Van haar hoor ik van de moed en het doorzettingsvermogen van het gezelschap waar Neptus mij al deels over heeft ingelicht. Lucinda bevestigt mij in wat ik al vermoedde, over de bijzondere krachten die enigen in dit gezelschap bezitten zonder dat ze het zelf beseffen. Dan weet ik het zeker, deze Oval-Lathanen zijn degenen die mij kunnen helpen. Onmiddellijk begeef ik mij op weg naar hen.

    De Holle Aarde

    Wat zijn dagelijkse aandacht opeiste, waren de laboratoria. Tientallen laboratoria, diep onder de grond en bijna niet toegankelijk voor wie dan ook. Niet voor Maistro’s en zelfs niet voor de Raad. Alleen hijzelf kon vrijelijk naar binnen en naar buiten. Anderen die naar binnen gingen, kwamen nooit meer naar buiten. Althans, niet levend. De tijd dat hij om dit soort dingen moest huilen of lachen, lag ver achter hem. Zijn doel, daar ging het om, dat was zijn drijfveer.

    Barbaars, gruwelijk, mensonterend, waren woorden die anderen op zijn werk zouden plakken als ze er vanaf zouden weten. Maar bijna niemand, behalve hij en een paar vertrouwelingen, wist het. Althans, één ander iemand wist het ook, maar die was onvindbaar, al acht honderd jaar. Toch was dat zelfs nu nog steeds een punt van zorg voor hem. Hij hield niet van onzekerheden, hij nam geen risico’s, zijn karakter was berekenend van aard. Zijn doel, daar ging het om. Alles was geoorloofd en iedereen mocht daarvoor worden geofferd.

    Hij verliet de controlekamer, tevreden maar ongedurig met de gestage voortgang in de Oval landen en vergenoegt met de afhandeling van de gewone gang van zaken. Het was tijd om zijn werk in de laboratoria zelf voort te zetten. Zijn onderzoeken, zijn doel, zijn queeste, daar ging het om. Tijd speelde voor hem geen rol, net zo min als de vele levens van mensen en dieren die stierven onder zijn handen. Niemand die hem zag gaan en komen in de controlekamer. Niemand die hem zag in de Laboratoria, ook niet de honderden mensen die daar onafgebroken aan het werk waren zonder ooit te rusten en daar ook geen behoefte aan hadden. Ze hadden geen idee van hun lot, noch interesseerde het hen. Er was maar één ding belangrijk, het doen wat de LabSchepper hen had opgedragen. Een langdurig onderzoek met eindeloos durende experimenten. Het verwezenlijken van het doel van de LabSchepper was hun levensdoel en bestaansrecht, letterlijk en figuurlijk.

    De LabSchepper drong diep door in het neurale netwerk dat zijn laboratoria aan elkaar verbond. Zijn geest nooit rustend, zijn ziel diep in slaap in het sterfelijk omhulsel dat hij nog steeds nodig had en in stand hield. Ondanks de afstand voelde zijn geest hoe zijn lichaam heel even schokte, diep in slaap, bijna in coma. Een droom, een herinnering diep vanuit zijn ziel. Zijn geest negeerde het, liet zijn ziel en de droom voor wat het was en ging verder met het onderzoek dat zijn voltooiing naderde.

    Badend in het zweet schrok Carl wakker uit de nachtmerrie die hem al jaren achtervolgde. Door het grote raam van zijn luxueuze penthouse zag hij de maan net naast het Empire State building schijnen. Rossig rood van kleur. De luchtvervuiling op Aarde was de laatste decennia zo erg toegenomen dat hij zich amper meer kon herinneren dat de maan ooit melkachtig van kleur leek te zijn.

    Hij bleef stil liggen, wachtend tot zijn bonzende hart weer gekalmeerd zou zijn. Hij paste zijn bekende remedie toe en overdacht genoegzaam zijn leven zoals een narcist in de spiegel kijkt.

    Hij was jong en schathemelrijk dankzij de erfenis van zijn ouders die waren omgekomen tijdens een vliegtuigongeluk toen hij nog een kleuter was. Ondanks dat of misschien wel juist daardoor was hij ambitieus. Gedragen door zijn onwaarschijnlijke hoge IQ en zijn gebrek aan geweten had hij het ver geschopt in de wetenschappelijke wereld. Op twintigjarige leeftijd had hij al vier titels op zijn naam, tientallen wetenschappelijke onderzoeken uitgevoerd en honderden artikelen geschreven op scheikundig, natuurkundig en biologisch gebied. Op zijn drieëntwintigste kreeg hij als jongste geleerde ooit de Nobelproces voor de doorbraak die hij had bereikt in onderzoek naar het afsterven van telomeren. In de afgelopen zes jaar had hij fanatiek onderzoek gedaan hoe hij het afsterven zou kunnen rekken en liefst stoppen. Aan regeneratie durfde hij nauwelijks te denken. Voor het eerst in zijn leven was hij tegen problemen aangelopen die hij niet opgelost kreeg. Zijn geërfde kapitaal had hij in een onderzoekslaboratorium gestoken aangevuld met subsidies die hij won met behaalde prijzen en met investeringskapitaal van zowel multinationals als durfkapitalisten. Zijn onderzoeken leverden spectaculaire resultaten op. Medicijnen waarmee de veroudering van de huid stopte leverden hem in de mondiale hoofdsteden nog meer kapitaal op voor nog meer onderzoek. Maar wat hij zocht vond hij niet.

    Het wakkerde zijn nachtmerrie aan. Hoe hij verouderde en uiteindelijk stierf. Nutteloos, slechts een zandkorrel in de geschiedenis van de mensheid. In het universum niet eens waarneembaar. Wat was leven? Waarom leefde hij? Waar kwam hij vandaan? Waar kwam het leven vandaan? Wat was het nut ervan? Hoe had het kunnen ontstaan? Wat was er voor het ontstaan van het universum? Wat zou er komen nadat het universum weer zou verdwijnen? Wat lag er buiten de zonnestelsels? De vragen achtervolgden hem dag en nacht en hij kon ze niet beantwoorden.

    Geholpen door talloze medicamenten werkte hij bijna twintig uur per dag alle dagen van het jaar. Tijd voor ontspanning en vakantie nam hij niet. Eten vond hij verspilling van zijn tijd, hij slikte pasta’s en pillen met daarin alles wat noodzakelijk was voor zijn fysieke gesteldheid. Zijn kennis bereikte een duizelingwekkende hoogte in vergelijking met andere geleerden, niet in de laatste plaats door de enorme hoeveelheid tijd en geld die hij investeerde. Zijn frustratie werd alleen maar groter. Hoe meer hij leerde, hoe meer hij besefte hoe weinig hij wist. Hij zou sterven en zijn onderzoeken zouden geen antwoord vinden op zijn vragen. Hij zou nooit lang genoeg leven om het uit te kunnen zoeken. De vragen werden zijn obsessie en zijn nachtmerrie. Voor de antwoorden zou hij alles opofferen.

    Zijn hart kalmeerde weer maar in zijn geest namen zijn frustraties niet af. Hij rolde uit bed en onmiddellijk verscheen automatisch het manshoge hologram midden in zijn kamer. Het toonde direct de data die hij dagelijks wilde weten.

    Bovenin het hologram de datum: 18 augustus 2062 en de waarde van zijn bezittingen: 389 biljard dollar (+4%).

    Links het nieuws: een reeks actualiteiten flitste voorbij en werd tegelijkertijd gefilterd en draadloos geüpload in zijn brein dat in verbinding stond met het immense serverpark dat letterlijk de wereld bewaakte..

    Rechts in het hologram werden de lopende onderzoeken getoond: rapporten en voortgangen van door hem geclassificeerde onderzoeken werden in hoog tempo gepresenteerd en door zijn brein verslonden.

    Vanuit het midden ontstond een nieuwe beeltenis dat uitwaaierde en het gehele hologram overdekte. Carl veerde overeind van de fauteuil waar hij zich net in had laten wegzinken terwijl hij de rapporten in zich opnam. Er was maar een handjevol, dat hem op deze manier altijd mocht storen. Verrast keek hij naar de beeltenis van Noa. De schoonheid van de donkere vrouw werd wereldwijd geroemd door nagenoeg alle bekende glossybladen. De vele artikelen en glamourfoto’s konden echter niet tippen aan de enorme hoeveelheid onderzoeken waaraan zij had meegewerkt noch aan de overstelpende hoeveelheid publicaties die zij had gepubliceerd en waarmee zij Carl naar de kroon stak.

    Aan de manier waarop haar ogen heen en weer schoten en zij de zijnen ontweken kon hij zien dat zij iets moest hebben ontdekt dat haar hevig had geschokt. Hij kende haar bijna evengoed als zijn eigen vrouw die nog slapend achter hem in bed lag, moe als ze was van een bijna voldragen baby. Zijn eerste kind, zijn nazaat. Op de een of andere manier had dat zijn nachtmerrie verergerd alsof deze normale menselijke cyclus hem extra herinnerde aan de sterfelijkheid van het menselijk ras. Zijn eigen sterfelijkheid.

    ‘Noa. Zeg het maar.’ Hij nam nooit de tijd voor lange zinnen of beleefdheden. Overbodigheden wat hem betrof die alleen maar tijd en energie kosten die hij beter kon benutten.

    Hem kennende viel ze met de deur in huis. Ze wist dat hij altijd elk rapport las van de onderzoeken die hij liet uitvoeren in zijn nimmer opdrogende dorst naar kennis. Toen zij weken terug haar onderzoek was gestart nadat een geheim rapport van de Amerikaanse Defence Intelligence Agency onder haar ogen was gekomen, was hij direct geïnteresseerd geweest. Ook Noa was geobsedeerd in eeuwig leven. Haar obsessie had niet de oorsprong of de doelstelling van de zijne maar was niet minder sterk. Op zoek naar alles wat leven op wat voor manier dan ook kon verlengen, liet zij op elke mogelijke manier archieven uitkammen van overheidsdiensten waar de grootst mogelijke geheimhouding werd betracht. Haar achterdochtige geest kon zich niet vereenzelvigen met de gedachte dat de vele honderden miljarden die Amerika, Rusland en andere grootmachten hadden besteed aan onderzoek niets hadden opgeleverd op het gebied van levensverlenging. Ze had hem een samenvatting gestuurd van het geheime rapport waar ze bij toeval op was gestuit en dat in zijn geheugen was gegriefd.

    12 januari 1947, Operatie Highjump geland nabij Queen Maud land. Geleid door admiraal Byrd. Zogenaamd onderzoek van de Zuidpool door de marine naar aanleiding van een tip over de aanwezigheid van Nazi’s. 4.700 manschappen, 13 schepen, 4 helikopters en 6 vliegtuigen.

    21 februari 1947, bij toeval geheime basis ontdekt van onbekende mogendheid. Toegang loopt via een dode vulkaan.

    18 februari 1947, metingen wijzen op de aanwezigheid van een enorme holle ruimte onder de vulkaan.

    20 februari 1947, onverwachte aanval op onze troepen. Meerdere schepen en vliegtuigen zijn vernietigd door onbekende vliegende objecten die factoren sneller zijn dan onze vliegtuigen.

    23 februari 1947, basis vijand gebombardeerd na misleidende actie. Vulkaan ingestort en bedekt door verschoven ijsmassa. Resultaat niet bekend.

    24 februari 1947, overhaastte terugtocht op bevel van DIA uit angst voor nieuwe aanval door oppermachtige onbekende vijand.

    Maart 1947, alle overlevenden zijn gehersenspoeld via MK-Ultra door het Directorate of Science & Technology van de CIA nadat rapport is opgemaakt. Bevel van Truman om Antarctica 10 jaar te mijden, vliegverkeer niet toegestaan.

    Juli 1957, verkenningen kunnen geen spoor van de vernietigde basis vinden. Gevaar geweken. Bevel opgeheven.

    Noa had hem verteld wat haar had getriggerd om door te zoeken; het kattenbelletje dat later aan het rapport was toegevoegd.

    15 augustus 2043, poolijs smelt steeds sneller, binnen afzienbare tijd nieuw onderzoek uitvoeren naar sporen van de onbekende vijand.

    Het dossier was daarna niet meer aangevuld en verdwenen in de enorme archieven van de DIA waar het uit het oog was verloren tot het bij Noa was beland. Zij had het aangevuld en naar hem doorgezet.

    28 juli 2062, poolijs grotendeels gesmolten. Basis moet toegankelijk zijn geworden. Als een onbekende macht beschikt over objecten die factoren sneller waren dan de onze, dan is die macht mogelijk ook op andere vlakken verder ontwikkeld, ook op gebied van levensverlenging? Expeditie wordt direct uitgerust, vertrek binnen enige dagen.

    12 augustus 2062, Queen Maud Land, bij opgegeven locatie geen spoor van vulkaan of gebergte, slechts een dunne ijslaag. Zoeken wordt voortgezet, weinig hoop. Was dit een misleiding door Project Blue Book?

    Ze wachtte niet en stak direct van wal. ‘Die ratten van DIA hadden ons bijna belazerd. Of het is Byrd zelf geweest die met de geografische plaatsaanduiding heeft geknoeid. We hebben dagen op de verkeerde locatie gezocht. Ik dacht het al want er was geen spoor van rotsblokken of een bombardement te vinden terwijl er bijna geen ijs meer over is. Het enige wat we vonden waren een paar vliegtuigwrakken en een gezonken boot. Het is puur toeval dat we restanten van de vernietigde basis hebben gevonden bij een van de verkenningsvluchten.’

    ‘Restanten? Wat voor restanten? Is er nog wat over van die basis of hebben die verrekte mariniers indertijd alles opgeblazen?’

    De lach op haar gezicht deed haar witte tanden afsteken tegen haar zwarte huid. ‘Je moet het zien om te geloven.’ Ze gebaarde met haar hand en een opname werd aan het hologram toegevoegd. ‘Kijk,’ riep ze triomfantelijk. ‘Dit zagen we als eerste vanuit de lucht.’

    Carl hapte naar adem toen hij de beelden zag die klaarblijkelijk vanuit het verkenningsvliegtuig waren gemaakt. Het poollandschap was allang niet meer zo maagdelijk wit als een halve eeuw geleden. Stenen bedekt met mos staken door het ijs heen. Overal lagen plassen water, vol drab van de gore neerslag die de hele Aarde teisterde. Uit het ijs stak een enorm massief gesteente omhoog. Terwijl het vliegtuig naderde zoomde de camera in waardoor in snelle vaart zich een imponerend beeld voor Carl ontvouwde. ‘Verrek, het is geen berg. Het is een oude vulkaan,’ riep hij verbaasd toen hij de kegelvormige top zag.

    ‘Precies,’ vulde Noa hem aan. ‘En niet zomaar een vulkaan. We hebben het gemeten. Hij is meer

    Enjoying the preview?
    Page 1 of 1