Discover millions of ebooks, audiobooks, and so much more with a free trial

Only $11.99/month after trial. Cancel anytime.

Inspecteur Jörgensen of De dood komt vaak stilletjes: Misdaadroman
Inspecteur Jörgensen of De dood komt vaak stilletjes: Misdaadroman
Inspecteur Jörgensen of De dood komt vaak stilletjes: Misdaadroman
Ebook228 pages3 hours

Inspecteur Jörgensen of De dood komt vaak stilletjes: Misdaadroman

Rating: 0 out of 5 stars

()

Read preview

About this ebook

Misdaadthriller van Peter Haberl & Chris Heller



Daklozen lijken een gemakkelijke prooi te zijn voor een bijzonder macabere misdaad. Bij verschillende lichamen die gevonden zijn, ontbreken organen. De Hamburgse rechercheurs Uwe Jörgensen en Roy Müller onderzoeken nu de ziekenhuizen waar daklozen gratis organen krijgen.

worden behandeld. Maar er is geen succes. De twee onderzoekers doorzoeken vervolgens alle medische faciliteiten en patiëntendossiers in de stad. Uiteindelijk vinden ze wat ze zoeken. Een heet spoor brengt hen naar een privékliniek ...
LanguageNederlands
PublisherAlfredbooks
Release dateApr 18, 2024
ISBN9783745237429
Inspecteur Jörgensen of De dood komt vaak stilletjes: Misdaadroman

Read more from Peter Haberl

Related to Inspecteur Jörgensen of De dood komt vaak stilletjes

Related ebooks

Related articles

Related categories

Reviews for Inspecteur Jörgensen of De dood komt vaak stilletjes

Rating: 0 out of 5 stars
0 ratings

0 ratings0 reviews

What did you think?

Tap to rate

Review must be at least 10 words

    Book preview

    Inspecteur Jörgensen of De dood komt vaak stilletjes - Peter Haberl

    Copyright

    Een CassiopeiaPress-boek: CASSIOPEIAPRESS, UKSAK E-Books, Alfred Bekker, Alfred Bekker presents, Casssiopeia-XXX-press, Alfredbooks, Bathranor Books, Uksak Sonder-Edition, Cassiopeiapress Extra Edition, Cassiopeiapress/AlfredBooks en BEKKERpublishing zijn imprints van

    Alfred Bekker

    © Roman door Auteur

    © deze uitgave 2024 door AlfredBekker/CassiopeiaPress, Lengerich/Westfalen

    De fictieve personages hebben niets te maken met echte levende personen. Overeenkomsten tussen namen zijn toevallig en onbedoeld.

    Alle rechten voorbehouden.

    www.AlfredBekker.de

    postmaster@alfredbekker.de

    Volg ons op Facebook:

    https://www.facebook.com/alfred.bekker.758/

    Volg ons op Twitter:

    https://twitter.com/BekkerAlfred

    Naar de blog van de uitgever!

    Blijf op de hoogte van nieuwe releases en achtergrondinformatie!

    https://cassiopeia.press

    Alles wat met fictie te maken heeft!

    Proloog

    Ik liep door het smalle steegje. Het was donker en mistig. De straatlantaarns verspreidden een diffuus licht.

    Iemand schoot uit het raam van een afgekeurd huis. Er was een flits van de loop. Ik schoot onmiddellijk terug.

    Ik kon niet zien of ik iemand geraakt had. In ieder geval stopte het terugvuren. Ik zag dat als een goed teken.

    Maar daar kon je natuurlijk nooit zeker van zijn. En toen was het plotseling weer stil. Een gevaarlijke rust.

    Ik wist dat ik niet langer zou kunnen stoppen. Er was een geluid dat me irriteerde. Een kloppend geluid.

    Misschien druppelde er wel ergens water uit een defecte dakgoot. En raakte dan iets dat als een resonerend lichaam kon dienen. In elk geval irriteerde het me.

    Ik probeerde mijn gedachten te concentreren. Toen dook er plotseling iets op uit de mist. Ik zag contouren.

    Ik hield mijn pistool steviger vast, hief het op en wachtte. Het was een vrouw met een kinderwagen. Ik liet het pistool zakken.

    Een vergissing, zo bleek. Ten eerste was het geen vrouw en ten tweede was het geen kinderwagen. Tenminste niet in de conventionele betekenis van het woord kinderwagen.

    Als u hieronder een kinderwagen verstaat waarin een kind wordt gereden. Er zat een machinegeweer in deze kinderwagen. En de vrouw was eigenlijk een kerel.

    Hoe ik zijn bewegingen nu herkende. Bliksemsnelle bewegingen waarmee deze man het machinepistool uit de kinderwagen trok. En het op mij richtte.

    Hij grijnsde wrang. Zijn bewegingen waren die van een man. Het machinegeweer ratelde af.

    Er was een flits van de loop. Ik weet niet hoeveel kogels ik nam. U zou het ook zo kunnen samenvatten.

    Ik was helemaal doorzeefd.

    Uit, zei een stem, uit. Simulatie voorbij. Meneer Jörgensen, u bent dood. Heeft u dat al door?

    Natuurlijk had ik me dat gerealiseerd. Ik was niet dom.

    Mijn naam is trouwens Uwe Jürgensen. Ik ben hoofdinspecteur. Ik maak deel uit van een speciale eenheid genaamd de Federal Criminal Investigation Group.

    Wij houden ons bezig met georganiseerde misdaad, seriematige daders en het voorkomen van terroristische gewelddaden. Onze afdeling is hier in Hamburg gevestigd. Onze kantoren bevinden zich in het hoofdbureau van de politie in Hamburg.

    Mijn collega, hoofdinspecteur Roy Müller, en alle anderen op de afdeling proberen de straten van Hamburg elke dag een beetje veiliger te maken. Soms lukt dat beter en soms slechter. En daarom oefenen we.

    Daarom oefenen we kritieke situaties. Daar zijn simulators voor. En ik heb net in zo'n simulator getraind, natuurlijk niet met zoveel succes als ik had gewild.

    Laat u niet misleiden, meneer Jörgensen, zei de trainer. Hij had een vervelende, raspende stem. Het klonk niet goed.

    Maar de resultaten die ik vandaag had behaald, waren nog minder goed. Ik ben vandaag niet in vorm, zei ik.

    Je zou het kunnen zien, meneer Jörgensen.

    Het spijt me.

    Weet je wat? Jullie komen volgende week terug. En dan nemen we het hele programma weer vanaf het begin door. Wat denk je?

    Helemaal niets, zei ik. Omdat ik eigenlijk ergens anders nodig ben.

    Ja, dat zegt iedereen. En dan train je niet. En als u dan in een kritieke situatie terechtkomt, gebeurt er precies wat er net gebeurd is. Je schat iets verkeerd in en boem, je bent dood. Is dat wat u wilt, meneer Jörgensen? Is dat wat u echt wilt? Ik denk het niet.

    Wat dan ook. Ik realiseerde me dat ik de afspraak van de week erna niet zou kunnen ontlopen.

    Zo gaat dat soms. Je realiseert je iets in je hoofd. Bijvoorbeeld dat iets dat op een kinderwagen lijkt, niet per se een kinderwagen hoeft te zijn, maar misschien ook een transportmiddel voor een machinegeweer kan zijn.

    U moet zich het onmogelijke voorstellen. Pas dan bent u echt voorbereid op het kritieke moment. Ik moet toegeven dat ik dat slordig vond.

    We zullen zien, zei ik.

    Nee, we kijken niet eens. U komt volgende week terug, zei de trainer. Of moet ik met uw lijnmanager spreken?

    Doe wat je niet laten kunt, zei ik.

    Uw meerdere is toch Detective Director Bock?

    Ja, dat is hem.

    Ik ga regelmatig met hem bowlen.

    Ik hield er niet van als iemand zich baseerde op het feit dat ze relaties hadden. Als er iets is waar ik niet tegen kan, dan is het wel zoiets. Het maakt me echt uitdagend.

    Dus ik zei dat je mijn kont kon kussen en nam afscheid. Misschien niet helemaal op de beleefde manier, dat geef ik toe. Hoe dan ook, even later was ik weg.

    De volgende ochtend zat ik in het kantoor van onze baas. Directeur van Criminal Investigation Bock keek me met een ernstig gezicht aan. Hij besefte dat mijn resultaten niet goed waren geweest.

    Maar dat wist ik zelf ook wel. En toen droeg hij me op om volgende week op tijd naar de afspraak te komen om te oefenen. Ik vroeg hem of dat echt nodig was.

    Hij zei: "Ja, dat moet echt. Omdat het mijn leven zou kunnen redden. Was dat misschien niet een beetje overdreven? De baas zei nee.

    Ik haalde diep adem. Strafdirecteur Bock's woord was wet. Wat moest ik doen?

    Ik ben bij de recherche gaan werken omdat ik altijd al veel interesse heb gehad in het oplossen van misdaden. Als kind al hield ik van misdaadthrillers en wilde ik altijd ontdekken wie er achter de slechte daden zat. Mijn passie voor recherchewerk heeft er uiteindelijk toe geleid dat ik dit beroep ben gaan uitoefenen. Ik wil ervoor zorgen dat slachtoffers eerlijk worden behandeld en dat de daders voor het gerecht worden gebracht. Het is een veeleisende en soms stressvolle baan, maar ik kan me geen bevredigender baan voorstellen. Toen ik uiteindelijk afstudeerde, begon ik aan een spannende tijd vol uitdagingen en interessante zaken. Ik leerde al snel hoe belangrijk het is om nauwgezet te werken en alle aanwijzingen na te trekken om de waarheid aan het licht te brengen. Mijn team en ik werken dag en nacht om de criminelen te veroordelen en gerechtigheid te krijgen voor de slachtoffers. Ook al is het soms moeilijk en zijn de wreedheden hartverscheurend, er is niets bevredigender dan de zaak uiteindelijk op te lossen en ervoor te zorgen dat de schuldigen hun gerechte straf krijgen. Mijn motivatie groeit met elke zaak die ik oplos en ik voel een diep gevoel van voldoening als ik zie dat de slachtoffers en hun families eindelijk gerechtigheid krijgen. Elke dag brengt nieuwe uitdagingen met zich mee, of het nu gaat om het veiligstellen van bewijs op de plaats delict of het ondervragen van getuigen. Maar het is juist deze verscheidenheid aan taken die mijn baan zo boeiend en afwisselend maakt. Niets drijft mij meer dan de zekerheid dat elk opgelost onderzoek bijdraagt aan het veiliger maken van de samenleving. En dus sta ik elke dag klaar om de donkere kant van het leven onder ogen te zien en te vechten voor het licht van gerechtigheid. Mijn laatste zaak betrof een overval op een kleine juwelierszaak. De eigenaresse werd brutaal aangevallen en beroofd terwijl ze alleen in de winkel was. Het onderzoek leidde ons naar een verdachte die al enige tijd in het vizier van de politie was voor soortgelijke misdrijven. Het was een moeizaam proces om al het bewijs te verzamelen en uiteindelijk de dader te veroordelen. Maar toen we hem eindelijk konden arresteren, voelde ik weer dat gevoel van voldoening en tevredenheid. De eigenaar van de juwelierszaak kon eindelijk weer rustig slapen en er was gerechtigheid geschied. Het zijn dit soort momenten die mijn werk zo bevredigend maken en me elke dag weer stimuleren om voor de slachtoffers op te komen en voor een veiligere omgeving te vechten.

    Jens Heinmann zat bij de ingang van het hoofdstation te bedelen. Het was september. De dagen waren warm, maar 's nachts daalde de temperatuur tot onder de tien graden. De dakloze man had slierterig, donker haar. Op zijn ingevallen gezicht met holle wangen groeide een zwarte baard. De ogen van de man waren een beetje rood.

    Heinmann was op de grond gaan zitten en hield een bord vast waarop hij Ik heb honger had gekrabbeld. Zijn baseballpet lag op de grond. Een paar medelijdende leeftijdsgenoten hadden er een paar centen in gegooid. De meeste mensen liepen echter voorbij zonder enige aandacht aan de dakloze man te schenken.

    Het werd al avond. Het hoofdstation deed denken aan een mierenhoop. Stemmen zoemden rond, verwarde geluiden vulden de atmosfeer. Het was er hectisch. Iedereen leek haast te hebben. Het eerste grijs van de schemering daalde al neer in de straatkloven tussen hoogbouw en wolkenkrabbers. Alleen de daken van de wolkenkrabbers baadden nog in de felle zon.

    Jens Heinmann had honger en besloot om het voor gezien te houden en iets te gaan eten. Hij kende een café. De vuilnisbakken daar hadden altijd wel iets te eten. Hij leegde zijn pet, stopte het geld in de zak van zijn gescheurde spijkerbroek, zette de pet op zijn hoofd en liep in de richting van de Kabelstraße. De dakloze man sloeg de straat in, volgde deze een beetje naar het oosten en kwam uiteindelijk bij de Kirchenallee uit. Hij ging de binnenplaats van het restaurant op. Hier stonden zes vuilnisbakken. Dat was de bestemming van de dakloze man. Hij opende de eerste bak en rommelde erin.

    Jens Heinmann vond wat hij zocht. Eerst was er een hele plak pizza, die hij opat, toen vond hij een stuk gehaktbrood, dat ook in zijn maag belandde. De dakloze man besloot een fles wijn te halen en zich daarna terug te trekken in zijn huis, een afgekeurd huis in de Nordstraße.

    Hij ging een winkel binnen die onder andere sterke drank verkocht, kocht een goedkope fles wijn en ging op weg naar zijn schuilplaats. Het was een huis van vier verdiepingen dat al jaren niet meer bewoond was geweest en geen enkel intact raam had. Heinmann had voor zichzelf een slaapplaats gemaakt in de kelder van het gebouw. Er lag een oude matras op de grond met een deken met gaten erin. Er lag ook veel afval, voornamelijk lege flessen en blikjes en oude kranten en tijdschriften, die de dakloze man uit vuilnisbakken had gehaald.

    Heinmann ging op de matras zitten, draaide de dop van de wijnfles en nam een slok. Zijn strottenhoofd gleed op en neer. Hij tuitte zijn lippen, veegde zijn mond af met de rug van zijn hand en zei tegen zichzelf dat hij eigenlijk best tevreden kon zijn. Laatst was hij bij de dokter geweest en die had hem onderzocht. Hij was kerngezond. Zijn maag was gevuld, hij had wijn en een dak boven zijn hoofd. Wat wilde hij nog meer?

    Jens Heinmann was zijn vroegere leven al lang vergeten. Hij had als automonteur gewerkt en genoeg geld verdiend om zichzelf, zijn vrouw en hun twee zonen te onderhouden. Maar toen liep het huwelijk stuk. Hij verwaarloosde zijn baan en werd ontslagen. Al snel kon hij zijn huur niet meer betalen en belandde hij uiteindelijk op straat. Jens Heinmann werd een van de vele daklozen in Hamburg. Hij leefde al drie jaar op straat. Hij had zich erbij neergelegd en miste het leven dat hij vroeger leidde nauwelijks.

    Heinmann nam nog een slok. Daarna ging hij op de matras liggen en sloot zijn ogen. De dakloze man dacht niet aan de toekomst. Hij leefde uitsluitend in het heden. De dag die achter hem lag was niet slecht geweest. Hij had voor bijna tien euro gebedeld.

    Er was een klein raam in de kelderkamer, waar het grijs van de schemering voor hing. Het was al behoorlijk donker in de kamer. Het rook er doordringend. Maar Heinmann was eraan gewend. Hij dommelde in.

    Hij sprong op toen hij voetstappen op de trap hoorde. Rubberen zolen piepten. Twee mannen kwamen de kamer binnen. De ene was gekleed in een spijkerpak, de andere droeg een bruin leren jack bij zijn spijkerbroek. Geen van beiden was ouder dan vijfendertig.

    Jens Heinmann was rechtop gaan zitten. Hij bekeek de twee nieuwkomers, vragend en verwachtingsvol tegelijk. Wantrouwen flikkerde in zijn ogen. Er was iets aan die twee dat hem zorgen baarde en hem een ongemakkelijk gevoel gaf. Degene in het spijkerpak stopte bij de deur. De dakloze man kon het niet helpen te denken dat zijn vluchtroute geblokkeerd werd. De man in het leren jack stond voor Heinmann met zijn benen uit elkaar en zijn armen langs zijn zij. Hij had donker, kortgeknipt haar.

    U bent toch Heinmann?

    Ja, mompelde de dakloze man. Wat is er? Wie bent u?

    U bent bij ons aanbevolen.

    Aanbevolen? Waarvoor?

    Wilt u snel vijfhonderd euro verdienen?

    Vijfhonderd euro? herhaalde Heinmann bijna eerbiedig.

    Je hebt het goed gehoord. Vijfhonderd euro. U hoeft zich alleen maar beschikbaar te stellen voor een paar tests. Maakt u zich geen zorgen, er zal u niets overkomen.

    Wat voor soort testen zijn dit? vroeg Heinmann.

    Het gaat om het uitproberen van een medicijn. U staat onder medische observatie. Het medicijn is als veilig geclassificeerd door het BfArM ...

    BfArM?

    Federaal Instituut voor Geneesmiddelen en Medische Hulpmiddelen. Deze organisatie heeft als taak om de volksgezondheid in Duitsland te beschermen. U zou twee weken in het ziekenhuis moeten worden opgenomen. Drie maaltijden per dag, een fatsoenlijk bed, alles wat uw hart begeert. En daarbovenop nog eens vijfhonderd euro.

    Heinmann liet het puntje van zijn tong over zijn lippen gaan. Hij luisterde naar de woorden. De man leek te weten waar hij het over had. Maar er rezen twijfels in het hoofd van de dakloze man.

    Ik weet het niet...

    De jongen greep in de binnenzak van zijn leren jack, haalde zijn portemonnee tevoorschijn en haalde er wat bankbiljetten uit.

    Hier, dit is een voorschot van honderd euro. Hij boog zich over de dakloze man heen en hield hem de bankbiljetten voor.

    Heinmanns gelaatstrekken werkten. Hij kon geen beslissing nemen en leek te worstelen met zijn besluiteloosheid. Zijn hand ging omhoog, hij liet hem weer zakken, schraapte zijn keel en slikte. Is het echt zo veilig als u zegt?

    Absoluut. Het doel van de test is ... Oh nee! Ik zie dat u niet de juiste man voor ons bent. We zullen ergens anders zoeken. De donkerharige man trok zijn hand met de bankbiljetten terug en wilde zich omdraaien.

    Wacht, zei Heinmann haastig. De kerel pauzeerde in zijn beweging. Geef me het geld, kreunde Heinmann. Hebzucht was in hem ontwaakt. Hij strekte zijn rechterhand uit.

    De donkerharige man lachte.

    Ziezo. Waarom nu niet? Hij gaf Heinmann de honderd euro. Hij stopte het in de zak van zijn gehavende jas. Laten we gaan!

    Wat, wil je dat ik met je meega? Maar ...

    De donkerharige man knikte. Je hoeft je bij niemand af te melden. Of wel?

    Nee.

    Dat u zich onmiddellijk beschikbaar stelt, is bij de prijs inbegrepen, gromde de donkerharige man.

    U zei dat ik u was aanbevolen.

    We hebben rondgevraagd. U bent een tijdje geleden bij een dokter geweest en u bent kerngezond. We zijn op zoek naar mensen zoals u. Onze artsen willen graag de medicatie analyseren. Maar dat is nu genoeg. Of u staat nu op en komt met mij mee, of u geeft mij mijn geld terug en dan zoeken we iemand anders. U krijgt de nodige uitleg in het ziekenhuis. De mensen daar zijn veel bekwamer dan wij. De donkerharige man leek zijn geduld te verliezen.

    Nu was de dakloze man over zichzelf heen. Vijfhonderd euro was een overtuigend argument. Hij bukte zich weer, pakte de fles wijn en stond op het punt om een slok te nemen. De donkerharige man snauwde hem toe: Hou op, verdomme! Wil je dronken in het ziekenhuis aankomen?

    De wijn kostte me twee euro, klaagde Heinmann.

    Als de tests voorbij zijn, kunt u tweehonderdvijftig flessen van die drank kopen. Zet de fles neer en kom dan!

    Jens Heinmann gaf gehoor aan het bevel

    Enjoying the preview?
    Page 1 of 1