Discover millions of ebooks, audiobooks, and so much more with a free trial

Only $11.99/month after trial. Cancel anytime.

Hogere Kringen
Hogere Kringen
Hogere Kringen
Ebook443 pages5 hours

Hogere Kringen

Rating: 0 out of 5 stars

()

Read preview

About this ebook

Deel 2 in De Sandhamn-reeks, de ijzersterke Zweedse thrillerserie met wereldwijd meer dan 5,5 miljoen verkochte exemplaren, bekend van de tv-serie.De jaarlijkse zeilwedstrijd van het eiland Gotland staat op het punt te beginnen als het lichaam van Oscar Juliander wordt aangetroffen, een gerenommeerde advocaat én vicepreseident van de Koninklijke Zweedse Zeilbond. Doodgeschoten op zijn eigen jacht. In hun zoektocht naar wat er gebeurd is krijgen rechercheur Thomas Andreasson en advocaat Nora Linde te maken met een elitaire wereld waar macht en reputatie belangrijker zijn dan de waarheid. Als er vervolgens nog een lid van de zeilbond wordt vermoord, wordt het een race tegen de klok. Zal de moordenaar gevonden worden voor er nog iemand uit hogere kringen de dood vindt?-
LanguageNederlands
PublisherSAGA Egmont
Release dateMay 18, 2020
ISBN9788726355307

Related to Hogere Kringen

Titles in the series (6)

View More

Related ebooks

Related categories

Reviews for Hogere Kringen

Rating: 0 out of 5 stars
0 ratings

0 ratings0 reviews

What did you think?

Tap to rate

Review must be at least 10 words

    Book preview

    Hogere Kringen - Viveca Sten

    Hogere Kringen

    Translated by

    Tineke Jorissen-Wedzinga

    Original title

    I den innersta kretsen

    © 2009 Viveca Sten

    First published by Bokförlaget Forum, Sweden.

    Published by arrangement with Nordin Agency AB, Sweden.

    Copyright © 2009, 2019 Viveca Sten and SAGA Egmont

    All rights reserved

    ISBN: 9788726355307

    1. e-book edition, 2019

    Format: EPUB 2.0

    All rights reserved. No part of this publication may be reproduced, stored in a retrievial system, or transmitted, in any form or by any means without the prior written permission of the publisher, nor, be otherwise circulated in any form of binding or cover other than in which it is published and without a similar condition being imposed on the subsequent purchaser.

    SAGA Egmont www.saga-books.com – a part of Egmont, www.egmont.com

    Voor de liefste Alexander van de hele wereld

    Hoofdstuk 1

    Zondag

    De vrouwelijke stem op kanaal 16 van de communicatieradio telde langzaam af.

    ‘Tien, negen, acht…’

    Op zee krioelde het van de boten. De grote wedstrijdzeilschepen met hun enorme zeilen en hun glanzende rompen verdrongen zich aan de startlijn, op een paar zeemijlen van Sandhamn. Buiten het gebied waar de race begon manoeuvreerden de toeschouwers hun boten om alles het beste te kunnen zien. Met een kijker in de hand volgden ze gespannen het schouwspel dat zich voor hun ogen afspeelde.

    Het grote schip dat het vertrek moest aankondigen, een mijnenveger die door de marine was uitgeleend, lag aan stuurboord van de startlijn. De grote zeilen bolden op als ballonnen om de zwakke bries ten volle te benutten.

    De voorwaarden voor een spannende wedstrijd waren optimaal.

    De stem vervolgde het aftellen tot het startsein.

    ‘Zeven, zes…’

    De wedstrijdboten navigeerden bekwaam om zich te positioneren. Het was een wonder dat ze niet tegen elkaar botsten. Het scheelde soms maar een haar in de strijd om de beste plaats, zo dicht mogelijk bij de oranje vlag aan de loefzijde.

    ‘Vijf, vier…’

    Als er nog drie seconden over waren, moest het startschot worden gegeven. Het duurde namelijk een paar seconden voor het geluid de zeilers bereikte.

    De eerste vicevoorzitter van de Koninklijke Zweedse Zeilbond – de ksss – advocaat Oscar Juliander, stond wijdbeens en zelfverzekerd achter het roer van zijn mooie witte boot van het merk Swan, een elegante schoonheid genaamd Emerald Gin. Ze was eenenzestig voet lang en kon een bemanning van vijftien personen herbergen. Ze had een lieve duit gekost toen hij haar bij de Nautors-werf in Finland had gekocht: meer dan twaalf miljoen kronen.

    Maar ze was elke kroon waard, dacht Oscar Juliander. Het moest toch gek lopen als ze vandaag niet als eerste over de startlijn zou gaan. Deze zomer zou hij koste wat het kost de totale overwinning behalen van de grote zeilwedstrijd, de Gotland Runt.

    De adrenaline pompte door zijn aderen. Jezus, wat was hij toch gek op zeilen!

    Hij wierp een snelle blik op zee en bespeurde voldaan de televisiehelikopter die boven het gebied cirkelde. Het zouden fraaie plaatjes worden als de Emerald Gin als eerste over de startlijn ging.

    Zoals gewoonlijk had hij er geen bezwaar tegen om in de media te worden gezien, en de media hadden er niets op tegen hem in beeld te brengen. Het was gewoon zaak de felbegeerde positie – hoog aan de wind – waar iedereen om streed, zo lang mogelijk te behouden.

    Hij wreef in zijn handen. Snel, heel snel zouden ze op weg zijn naar Gotland.

    Het water schuimde om de kiel op de plek waar ze door het water bewogen, op slechts een paar meter van de startlijn. Die mochten ze niet van tevoren kruisen; dan zou het een valse start zijn en moest hun boot helemaal opnieuw beginnen. Een vernedering waarbij je kostbare minuten verloor en die de hele wedstrijd kon bepalen.

    Hij hield zijn adem in terwijl de laatste seconden werden afgeteld. Nu waren ze zo dichtbij dat hij de boei bijna kon aanraken.

    De rookpluim van het startpistool was aan de hemel te zien en het volgende ogenblik weerklonk het schot over het water.

    Eerste vicevoorzitter Oscar Juliander viel langzaam voorover. Zijn handen lieten het roer los terwijl het bloed uit de wond op zijn borst gutste. Zijn nietsziende ogen hadden niet meer kunnen registreren dat de wedstrijd was begonnen. Al voordat zijn lichaam zwaar op de bodem neerkwam, was hij bewusteloos.

    Het schot dat Oscar Juliander doodde, viel perfect samen met het schot dat aangaf dat de deelnemers konden vertrekken.

    De Emerald Gin doorkliefde de startlijn als eerste boot in haar klasse.

    Hoofdstuk 2

    ‘Wat zijn ze in godsnaam aan het doen?’ riep inspecteur Thomas Andreasson.

    Samen met Peter Lagerlöf, zijn beste vriend bij de Dienst Waterpolitie, bevond hij zich aan boord van een Strids-boot 90, een van de mooiste boten uit de vloot: een klein patrouilleschip van bijna zestien meter lang die een snelheid had van veertig knopen.

    Thomas was bevelvoerder van de boot geweest in de tijd dat hij bij de Dienst Waterpolitie werkte, maar nu stond Peter aan het roer, aangezien Thomas inmiddels al jaren werkzaam was bij de afdeling recherche op het politiebureau van Nacka.

    Toen Peter had gevraagd of hij mee wilde om naar de start van de Gotland Runt te kijken, had hij niet lang hoeven nadenken over zijn antwoord. Een dag op zee, daar zei je geen nee tegen. Zeker niet als het een van de grootste zeezeilraces van Europa betrof.

    Nu merkte zijn geoefende politieoog op dat er bij de startlijn iets aan de hand was. Een magnifieke Swan 601 die als eerste in haar klasse had gelegen, week plotseling af en voer buiten het startgebied. Een zonderlinge en opmerkelijke manoeuvre op het moment dat ze op weg naar Gotland juist een stramme koers naar Almagrundet zou moeten aanhouden.

    ‘Geef mij de kijker eens,’ zei hij en hij stak zijn hand uit om hem aan te pakken. Hij hield de zwarte Zeiss-kijker voor zijn ogen terwijl hij zich in zijn volle lengte – een meter vierennegentig – oprichtte om het beter te kunnen zien.

    De Swan was helemaal buiten de startlijn tegen de wind op gaan zeilen. Ze had al een paar honderd meter op de baan moeten varen. In plaats daarvan lag ze als laatste in het startveld, terwijl de anderen zich snel verwijderden.

    Een van de bemanningsleden ging op het voordek staan en zwaaide met zijn armen hoog boven zijn hoofd.

    Een klassiek noodsignaal op zee.

    Thomas kon door de lens heen zijn vertwijfelde gezicht zien. Hij kreeg een naar gevoel vanbinnen. Er was daar aan boord iets goed mis.

    ‘Zie je wat?’ vroeg Peter, terwijl hij zijn ogen tot spleetjes kneep tegen de felle zon.

    ‘Het lijkt wel of er iets is gebeurd in de kuip. Er staan diverse mensen naast het roer.’ Thomas stelde de kijker bij om het scherper te kunnen zien. ‘Ik heb het idee,’ zei hij langzaam, ‘dat er iemand roerloos voorover op de bodem ligt. Maar het is lastig te zeggen. Het zicht wordt belemmerd.’

    Peter wendde zich vlug tot de politieman die nu aan het roer stond.

    ‘Vaar eens naar die Swan.’

    De collega maakte een snelle manoeuvre en gierde in de richting van de zeilboot.

    ‘De schipper is neergeschoten!’ riep de jongeman op het voordek toen ze dichterbij kwamen. Hij gebaarde wild met zijn handen. ‘We worden verdomme beschoten!’

    Hij zweeg, alsof hij zojuist had ingezien dat er meer schoten konden komen. Hij ging angstig op zijn hurken zitten en perste zijn lichaam zo dicht mogelijk tegen de hoge mast aan. Uit zijn wijd opengesperde ogen sprak schrik en verwarring.

    Thomas keek om zich heen zonder precies te weten waar hij naar zocht. Het was onmogelijk iets dreigends te onderscheiden in de wirwar van boten die zich op zee verdrongen.

    De grote schare toeschouwers leek niet door te hebben wat er aan de hand was. De meeste mensen keken naar de wedstrijdzeilers die op weg waren. De weerspiegeling van de zon danste op het wateroppervlak en daarachter torende het grote startschip hoog boven hen uit. Verder weg waren de contouren van Sandhamn en Korsö Torn zichtbaar.

    Thomas zag onmiddellijk de ernst van de situatie in.

    Er was vlak voor zijn ogen een moord gepleegd. In het zicht van honderden toeschouwers en wedstrijdzeilers. Tijdens een van de belangrijkste evenementen van de zeilsport.

    Dit zou een ongeëvenaarde mediahype worden.

    Een enorm jacht, een Storebro 500, kwam aanvaren. Het was bijna zeventien meter lang en had verscheidene verdiepingen. Het mooi gepoetste mahoniehout glansde. Helemaal bovenop was een grote flybridge, een terras met een commandobrug van waaraf de boot gemanoeuvreerd kon worden. Door de sterke warmtenevel heen kon hij een groep mannen en vrouwen onderscheiden die naar hen omlaagkeken.

    Een man van middelbare leeftijd met een kapiteinspet en een trui met het embleem van de ksss stond aan het roer. Toen de boot nog slechts zo’n tien meter van het politievaartuig verwijderd was, boog hij zich voorover.

    ‘Is er iets gebeurd?’ riep hij.

    ‘Blijf op afstand!’ riep Peter automatisch terug.

    Het was niet eenvoudig om zo te manoeuvreren dat ze niet te dicht bij de Swan kwamen of in de richting van het jacht dreven. Een aanvaring was op dit moment wel het laatste waar ze op zaten te wachten.

    ‘We hebben Julianders vrouw aan boord. Hoe is het met haar man?’

    Een man van rond de vijfenvijftig met zilverkleurig haar en een bril kwam plotseling uit de kuip van de witte zeilboot overeind. Hij leek versuft en geschokt, alsof hij niet kon geloven wat hij zojuist had gezien. Op zijn trui zaten rode spetters.

    ‘Iemand heeft Oscar neergeschoten!’ riep hij tegen de man met de kapiteinspet. ‘Oscar is dood.’

    Thomas registreerde op afstand dat een vrouw met lichtbruine haren haar handen voor haar gezicht sloeg, waarna ze uit het zicht verdween. Daarna gingen alle pogingen om te communiceren verloren in het lawaai van de tv-helikopter.

    Hoofdstuk 3

    Nora Linde legde haar hand op de gietijzeren kruk en drukte hem voorzichtig omlaag. Het ouderwetse witte hek gaf onmiddellijk mee en gleed open naar de mooie, maar inmiddels enigszins verwilderde tuin.

    Ze bleef staan bij het bordes naar de voordeur van Villa Brand, wellicht het mooiste huis van Sandhamn. Het lag boven op Kvarnberget, precies bij de toegang naar het eiland, met uitzicht naar alle windstreken. Verderop bij de zeestraat zag ze een van de witte veerboten van rederij Waxholmsbolaget, die op weg was naar de steiger van de stoomboot. Vol toeristen uiteraard; het was immers hoogseizoen. Ze zag hoe de verwachtingsvolle passagiers tegen de reling hingen en in de richting van Sandhamn tuurden.

    Haar lichte haar, dat in de winter flink was gegroeid en nu tot haar schouders kwam, waaide op in het briesje. Met een vertrouwd gebaar bond ze het tot een paardenstaart, die ze met een elastiekje vastzette.

    Op afstand zag ze eruit als een tienermeisje, met haar jongensachtige figuur en haar lange bruine benen. Pas als je dichterbij kwam zag je dat ze een volwassen vrouw was die twee kinderen op de wereld had gezet. Toch viel haar lichtblauwe hemdje losjes over haar taille.

    Ze was net negenendertig en had een paar kraaienpootjes rond haar ogen. Er waren wat grijze haren te zien tussen de roodblonde, en op haar platte neus getuigden sproeten van de zomerzon. Haar gekwelde grijze ogen stonden donker.

    Ze had hier de hele dag tegen opgezien. Ze had Henrik afgesnauwd en was tegen de jongens tekeergegaan. Uiteindelijk had Simon, die pas zeven was, haar gevraagd of er iemand gemeen tegen haar was geweest, omdat ze zo boos was. Adam had ernaast gestaan en instemmend geknikt.

    Dat deed pijn.

    Ze had diep ademgehaald en zichzelf beloofd zich niet zo te laten beïnvloeden. Of de spanning in elk geval niet af te reageren op haar gezin.

    Nora’s verbazing over het feit dat Signe Brand de villa aan haar had nagelaten, was afgenomen. Maar het verdriet over alles waaraan haar extra-oma zich schuldig had gemaakt, was nog steeds vers en allerminst afgezwakt.

    Vorige zomer was duidelijk geworden dat Signe zowel de zoon van haar broer als diens nicht had gedood toen zij hun aandeel in de grote villa waren komen opeisen. Nora was zelf bijna bezweken aan een insulineshock toen Signe haar, zonder het gevaar in te zien, in de vuurtoren van Grönskär had opgesloten. Als Henrik en haar beste vriend Thomas Nora niet op het laatste moment hadden gevonden, had ook zij het leven gelaten.

    Nora huiverde onwillekeurig.

    Ze haalde diep adem en probeerde zich te vermannen. De pijn in haar buik wilde niet wijken, maar het was tijd om naar binnen te gaan. Ze moest beslissen wat ze met het huis zou doen. Het moest gewoon een keer gebeuren.

    Langzaam liep ze de paar traptreden op en stak de sleutel in het slot. Dat ging een beetje stroef – niet zo vreemd bij een oud huis. Maar toen gleed de deur open en onthulde de vertrouwde aanblik van het huis dat Nora al van kindsbeen af had bezocht.

    De ruime entree leidde naar een grote eetkamer die uitkeek op zee; het water was zo dichtbij dat je het kon ruiken. De hoge ramen werden omlijst door mooie oude gordijnen met kantwerk. In de ene hoek stond een enorme tegelkachel, bekleed met donkergroene tegels met sierlijke goudkleurige ranken.

    Naast de eetkamer lag een grote salon met een ouderwets bankstel. Er was bovendien een klassieke veranda met ramen met roedeverdeling. Daar had Signe gezeten een paar uur voordat ze was overleden. Nadat ze zichzelf morfine had toegediend en een grote hoeveelheid pijnstillers had geslikt.

    Het was helemaal stil in het huis. Te stil.

    Nora begreep wat er ontbrak: de oude staande klok in de eetkamer tikte niet meer. Signe was altijd heel precies geweest met het opwinden van het uurwerk dat haar opa Alarik Brand eind negentiende eeuw naar het eiland had laten verschepen.

    Nora liep naar het grijze buffet dat in de hoek stond en pakte de sleutel. Ze wist heel goed waar Signe die altijd bewaarde: in de bovenste la links. Voorzichtig deed ze het glas open en wond ze de klok op. Het bekende tikken deed haar glimlachen, hoewel ook de tranen in haar ogen sprongen.

    Ze knipperde ze snel weg. Dit moest gewoon gebeuren.

    Henrik en zij waren elkaar gisteravond bijna in de haren gevlogen. Hij vond dat ze Villa Brand in de verkoop moesten doen. Het huis zo snel mogelijk verkopen, zodat ze verder konden gaan.

    Ze hadden in bed liggen praten. De jongens waren al uren in slaap. Ze had met haar kin op haar elleboog geleund terwijl ze naar hem had geluisterd. Alleen het ene bedlampje was aan geweest en er hadden zich lange schaduwen op het behang met het blauwe dessin gevormd. Beide ramen stonden wijd open vanwege de warmte. Toch was het benauwd in de slaapkamer.

    Henriks knappe gezicht had ernstig gestaan en zijn bruine ogen waren bezorgd. Toen ze zo naar hem lag te kijken, bedacht ze hoe goed hij er nog uitzag. Zijn dikke donkere haar, met hier en daar wat grijze haren, was nog niet dunner geworden, zoals bij veel van hun kennissen. De scheiding in het midden paste goed bij zijn karakteristieke gelaatstrekken.

    Nora kon zich er nog steeds over verbazen dat een dergelijk aantrekkelijk en extravert iemand als Henrik ooit verliefd op haar was geworden.

    Zelf was ze aanzienlijk teruggetrokkener en verlegener. Ze had helemaal niet dezelfde flair als hij, en ze bewonderde zijn vermogen om zich in elke situatie op zijn gemak te voelen. Hij vormde ongedwongen het middelpunt van het feest, terwijl zij er vaak genoegen mee nam naar de levendige discussies te luisteren. Maar ze vond het heerlijk om naast hem te staan en te zien hoe hun vrienden om zijn grapjes en amusante opmerkingen lachten.

    Terwijl hij aan het woord was had ze met haar vingers langs zijn arm gestreken. De bekende geur opgesnoven die ze al vijftien jaar inademde.

    ‘Je was er bijna geweest, Nora,’ had hij gezegd. ‘Als wij die vuurtoren niet in waren gekomen, had je het niet gered. Je had wel ernstig hersenletsel kunnen oplopen. Hoe kun je na zoiets in haar huis willen wonen?’

    Was het maar zo eenvoudig, dacht Nora met een zucht.

    Ze verliet de eetkamer en liep de trap op. De vier grote slaapkamers namen bijna de hele bovenverdieping in beslag. De oorspronkelijke vijfde slaapkamer was al vroeg verbouwd tot een badkamer met een grote badkuip op klauwpoten.

    Omdat Signe zo lang alleen in het huis had gewoond, had ze alleen de slaapkamer op het zuiden gebruikt. De andere slaapkamers hadden leeggestaan zo lang Nora zich kon herinneren en waren nog steeds zo ingericht als aan het begin van de twintigste eeuw, toen Signe jong was. Het waren weliswaar ouderwetse zware meubels die er stonden, maar ze pasten in die entourage. Vele ervan waren bovendien ware kunstwerken en waren handgemaakt.

    In een van de kamers stond een fantastische oude slaapbank met houtsnijwerk. Hij was gestoffeerd met zwart fluweel. Signe had verteld dat haar broer eens bijna gestikt was in de slaapbank. Hij had op de bank liggen slapen toen die per ongeluk was ingeklapt. Hun moeder had op het laatste moment het verschrikte geschreeuw van het jongetje gehoord en was binnen komen rennen. Daarna had Helge geweigerd nog langer op de slaapbank te slapen. Het hele gezin had naar Gustavsberg gemoeten om een nieuw bed voor hem te kopen.

    Nora bleef staan voor een portret van Signes ouders. Ze keken op ouderwetse wijze recht in de camera. Signes moeder was helemaal in het zwart gekleed en zat in een fauteuil. Achter haar stond de vader met een autoritair gezicht. Achter het paar zag je de mooie tegelkachel van de eetkamer.

    Nu kon Nora haar tranen niet langer in bedwang houden. Het was een ondraaglijke gedachte dat Signe dood was. De aanleiding was eveneens ondraaglijk.

    Het gemis lag als een zwaar gevoel op haar borst. Ze moest besluiten wat ze met het huis zou doen. Het was tijd om een beslissing te nemen.

    Hoofdstuk 4

    ‘De start van de Gotland Runt stond in het teken van de moord op een van de deelnemers, advocaat Oscar Juliander, die tevens vicevoorzitter van de Koninklijke Zweedse Zeilbond was.’

    De nieuwslezer op tv beschreef met zachte stem wat er was gebeurd. In de tussentijd scheerde de camera over de glinsterende zee, waar de zeilboten op weg waren naar Gotland.

    ‘Oscar Juliander was een bekende vennoot van Advocatenkantoor Kalling, een van de grootste advocatenkantoren van Zweden. Hij was jarenlang een van de meest geraadpleegde curatoren van het land.’

    De camera zoomde in op een man van in de zestig die met een ernstig gezicht door zijn bril in de lens staarde. Hij was gekleed in een donkerblauw poloshirt. Zijn roodglanzende voorhoofd verried dat hij in de brandende zon op zee was geweest.

    ‘We zijn uiteraard bijzonder geschokt,’ zei de man, die volgens het tekstblok onder in beeld Hans Rosensjöö, de voorzitter van de ksss was. ‘Onze gedachten gaan in deze moeilijke periode in de eerste plaats uit naar zijn echtgenote Sylvia en de kinderen.’

    ‘Wat kunt u vertellen over de overledene?’ vroeg de verslaggever terwijl hij de microfoon gevaarlijk dicht bij de neus van de voorzitter hield.

    Hans Rosensjöö keek gegriefd, alsof hij die vraag ongepast vond.

    ‘Oscar was een ware wedstrijdzeiler en een zeer gewaardeerde kameraad. We betreuren het binnen de ksss enorm dat hij niet langer in ons midden is.’

    ‘Hebt u enig idee wie hem kan hebben vermoord?’ vervolgde de verslaggever.

    ‘Het is de zaak van de politie om daar antwoord op te geven,’ probeerde Rosensjöö het gesprek te beëindigen.

    Hij deed een stap achteruit, alsof hij zich probeerde te verdedigen.

    ‘Wordt de wedstrijd nu afgeblazen?’ vroeg de verslaggever op opgewonden toon. ‘Durven jullie onder deze omstandigheden door te gaan – als er een moordenaar rondvaart op zee?’

    ‘De wedstrijd gaat door zoals gepland. Dat zou Oscar zo hebben gewild. Verder heb ik niets meer te zeggen,’ zei Hans Rosensjöö zonder zijn irritatie onder stoelen of banken te steken.

    De verslaggever wees over de haven, waar de motor- en zeilboten zij aan zij langs de aanlegsteigers lagen.

    ‘Hier, midden in het scherenkustparadijs, vragen leden en zeilers zich af of ze met gevaar voor eigen leven verder durven zeilen. De politie tast nog volledig in het duister over de toedracht van de moord, maar Sandhamn is een eiland in shock en de golven van de speculaties zijn hoog.’

    De camera gleed over het water en bleef even hangen bij Lökholmen, het grote havencomplex tegenover Sandhamn. Aan de linkerkant doemde Telegrafholmen op, dat de haven omlijstte en de luwte bood waar de zeilmetropool beroemd om was. De camera vervolgde zijn weg naar Oscar Julianders Swan, die moederziel alleen aan het eind van een van de pontons dobberde. De groene romp glom in het zonlicht. De boot zag er verdwaald en verlaten uit, als een renpaard dat in de stal was achtergebleven net op het moment dat de koers zou beginnen.

    Het laatste stuk van de steiger was afgezet met blauw-wit politietape. verboden toegang, stond er op een geel-rood papier met een verwijzing naar het wetsartikel dat nieuwsgierigen verbood dichterbij te komen. Helemaal aan het eind was een politieboot zichtbaar die licht op de golven deinde.

    Met een laatste panoramabeeld over het Zweeds-rode clubhuis, waar de vlaggen halfstok hingen, werd het nieuwsitem afgerond.

    ‘Heb je het gehoord, Ingmar?’ vroeg Isabelle von Hahne aan haar man. Ze wendde zich af van het televisietoestel in hun suite in het Seglar Hotel. ‘Dat ging hem niet zo best af, die arme Hans. Die ouwe zeur mag wel eens een mediatraining volgen.’

    Ze wierp een terloopse blik op het uitzicht door de balkondeur, waarna ze de tv met de afstandsbediening uitzette.

    Zoals gewoonlijk zat haar blonde haar in een perfect pagekapsel; er waren op aantrekkelijke en discrete wijze lichtere plukken in verwerkt. Aan haar linkerpink droeg ze haar goudmet-blauwe zegelring met het symbool van haar Baltische adellijke familie. Ze merkte verstrooid op dat hij gepoetst moest worden. Haar met diamanten versierde trouwring eveneens. Vervolgens haalde ze haar schouders op en begon rusteloos in een tijdschrift te bladeren.

    Ingmar von Hahne schudde afwerend zijn hoofd.

    ‘Wat verwacht je dan van een dag als deze? Na zo’n gebeurtenis?’ Hij liep naar de minibar en pakte een miniflesje whisky.

    ‘Moet je nu drinken?’ vroeg Isabelle, terwijl ze een grimas trok.

    Ingmar keek naar de vrouw met wie hij al bijna dertig jaar getrouwd was, maar zag af van commentaar op haar retorische vraag.

    ‘We hebben later op de avond een extra bestuursvergadering,’ zei hij. ‘Hans vroeg me iedereen te bellen om zo veel mogelijk mensen op te trommelen. We moeten een persbericht laten uitgaan en bespreken hoe we met deze trieste situatie omgaan’.

    ‘Heeft hij geen secretaresse die dat kan doen?’

    ‘Ik ben de secretaris van de bond,’ bracht Ingmar zijn vrouw in herinnering. ‘Zulke dingen behoren tot mijn taken, zeker in zo’n crisissituatie.’

    Hij maakte het flesje whisky open en schonk de inhoud in een glas.

    ‘We hebben om acht uur afgesproken. In de kamer van de leden. Je moet dus alleen eten vanavond, maar ik was toch geen leuk gezelschap geweest. Misschien kun je samen met Britta eten.’

    Isabelle zuchtte en zette demonstratief de tv weer aan.

    ‘Het enige waar Britta Rosensjöö over wil praten, zijn haar kleinkinderen.’

    Ingmar nam een slok whisky.

    ‘Is er trouwens iemand die met Sylvia heeft gesproken sinds ze aan land is gekomen?’ vroeg ze.

    Haar man schudde zijn hoofd. ‘Niet dat ik weet,’ zei hij. ‘Maar ik vermoed dat Hans ervoor heeft gezorgd dat ze iets kalmerends heeft gekregen. Hij zou de kinderen bellen. Die zijn vast onderweg, als ze al niet zijn gearriveerd.’

    ‘In elk geval de kinderen die ze kenden,’ mompelde Isabelle.

    Ingmar keek haar kort aan. ‘Ik weet dat Oscar bepaald geen heilig boontje was, maar dit heeft hij niet verdiend.’

    Hij zag zijn vriend voor zich, de laatste keer dat ze elkaar hadden gesproken. Dat was gisteravond geweest, op de Schippersvergadering – de zaterdagavond voor de wedstrijd om achttien uur. Dan kwamen alle zeilers bij elkaar voor een laatste briefing over de wedstrijdcondities.

    Oscar had bij de vlaggenmast bij de grote steiger gestaan, een brede glimlach om zijn lippen. Hij was net zo bruin als altijd. Zijn dikke blonde haar, dat nog niet helemaal grijs was, was al door de zon verbleekt. Net zo verbleekt als zijn zeilshort, waarvan de kleur was veranderd van het oorspronkelijke helderrood in lichtroze. Hij was in een stralend humeur geweest. Krachtig en energiek. Hij had gelachen en grapjes gemaakt met de bemanning.

    Ingmar von Hahne liep weer naar de minibar.

    ‘Nora, heb je gehoord wat er is gebeurd?’ Henrik kwam met een getergde uitdrukking op zijn gezicht binnen. Nora had op de bank liggen doezelen. De stress van het bezoek aan het huis van Signe had veel van haar krachten gevergd.

    Ze keek hem slaapdronken aan.

    ‘Wat dan?’

    ‘Iemand heeft Oscar Juliander doodgeschoten.’

    ‘Hè?’

    ‘Die advocaat. De vicevoorzitter van de ksss. Hij werd vermoord op het moment dat het startschot werd gegeven.’

    ‘Echt waar?’

    ‘Weet je nog dat we gisteren naar zijn boot hebben staan kijken? De Emerald Gin. Dat was die Swan die aan de grote steiger in de haven lag.’

    ‘Die groene?’

    ‘Ja, die.’

    Nora moest onmiddellijk denken aan de gebeurtenissen van vorige zomer. Nóg een moord op Sandhamn. Haar maag trok samen. Ze wilde dat Henrik ongelijk had.

    ‘Weet je het zeker?’

    ‘Ja, dat zeg ik toch? Het is vast op het nieuws.’ Hij pakte de afstandsbediening en zette teletekst op. ‘Kijk maar.’

    De groene letters lichtten op tegen de zwarte achtergrond. Er werd zakelijk beschreven wat er die dag was gebeurd.

    Nora voelde dat tranen haar het zicht belemmerden. Alle vreselijke herinneringen stortten zich over haar heen.

    ‘Jezus, wat een verschrikkelige toestand,’ vervolgde Henrik zonder haar reactie op te merken. Hij pakte de telefoon. ‘Ik moet mijn ouders bellen. Julianders zomerhuis ligt vlak naast dat van hen op Ingarö.’

    Hij verdween naar de keuken en Nora hoorde dat hij begon te praten.

    Ze zakte weer achterover op de bank. Ze wilde niet geloven dat het waar was.

    Hoofdstuk 5

    ‘Wat is er toch mis met de mensen op dat eiland?’

    Göran Persson, het hoofd van de afdeling recherche in Nacka, beter bekend onder de naam ‘de Ouwe’, kon zijn woede niet bedwingen.

    Het was zondagavond half zeven en Thomas was teruggekeerd naar het vasteland. Hij was in gezelschap van zijn jongere collega’s Kalle Lidwall en Erik Blom, die in allerijl voor de meeting waren opgeroepen. Naast hen zat Carina Persson, de dochter van de Ouwe, die de laatste twee jaar als administratief assistente werkte en ondertussen probeerde te worden toegelaten tot de politieacademie. Dit najaar zou het dan eindelijk zover zijn.

    ‘Vorige zomer hadden we een gestoord mens dat links en rechts mensen om zeep hielp vanwege een oud huis. Deze zomer worden wedstrijdzeilers op open zee doodgeschoten. De journalisten zijn door het dolle heen. Weten jullie hoeveel er al hebben gebeld?’

    De Ouwe was rood aangelopen en zweet parelde op zijn voorhoofd. Zijn enorme lichaam puilde uit over de bureaustoel. Ver weg was onweer hoorbaar. De lucht was bedekt met grijsblauwe wolken, die het zonnige weer hadden verdreven.

    ‘Nog een zomer die naar de kloten gaat vanwege een of andere schietgrage eikel die zijn vingers niet in bedwang kan houden.’

    Jouw zomer is anders mooi niet naar de kloten gegaan, dacht inspecteur Margit Grankvist chagrijnig terwijl ze een slok nam van het bocht dat ze zojuist uit de koffieautomaat had gehaald.

    Ze had de mislukte zomervakantie van vorig jaar nog vers in haar geheugen. Toen had ze haar man en tienerdochters aan de Zweedse westkust moeten achterlaten om mee te werken aan het onderzoek naar de moorden op Sandhamn.

    Dit jaar had ze, door schade en schande wijs geworden, een huis gehuurd op Djurö, op drie kwartier rijden van het politiebureau. Dat haar dochters op die manier ook niet meer in contact kwamen met de groep hangjongeren op scooters die ze in de provincie Halland hadden leren kennen, had ook bijgedragen aan het besluit.

    Na drie weken vakantie had ze nu een gezond bruin kleurtje dat haar magere gelaatstrekken deed oplichten. Een gezicht waarop vele jaren politiewerk en onregelmatige werktijden hun sporen hadden achtergelaten. Haar diepliggende ogen stonden waakzaam. Het was amper de verdienste van de Ouwe dat ze haar zomer dit jaar beter had gepland.

    ‘Thomas, jij was op de plaats delict. Wat kun je vertellen?’ vroeg de Ouwe.

    Thomas keek op van zijn aantekeningen en blikte om zich heen.

    Hij had ook wat kleur gekregen. Het haar bij zijn slapen was bijna witblond. Rond zijn ogen zaten lichtere plooitjes in zijn gebruinde huid. Hij droeg een lichtblauw shirt met opgestroopte mouwen en een spijkerbroek waarvan aan de achterzak duidelijk te zien was dat daar altijd een portemonnee zat. Hoewel de moord een ontspannen dagje op zee had veranderd in intensief politiewerk, zag hij er fris en uitgerust uit.

    Hij rekte zich uit en probeerde samen te vatten wat er zich eerder die dag had afgespeeld.

    Toen de Swan eenmaal in de haven lag en er een arts en een technisch rechercheur waren gekomen, was de halve dag al voorbij. Het stoffelijk overschot van Juliander was uiteindelijk naar het gerechtelijk laboratorium in Solna gebracht voor sectie en nader onderzoek. De boot lag nog in de haven van Sandhamn en zou in beslag worden genomen en naar de politiewerf worden gesleept voor een verdere inspectie dan ter plekke mogelijk was geweest.

    Thomas en Peter hadden een vergaderkamer in het hotel geleend en snel korte, inleidende verhoren gehouden met de ooggetuigen die zich aan boord van de Emerald Gin hadden bevonden.

    ‘Niemand schijnt iets

    Enjoying the preview?
    Page 1 of 1