Discover millions of ebooks, audiobooks, and so much more with a free trial

Only $11.99/month after trial. Cancel anytime.

Reizen en lotgevallen van kapitein Hatteras - De IJswoestijn
Reizen en lotgevallen van kapitein Hatteras - De IJswoestijn
Reizen en lotgevallen van kapitein Hatteras - De IJswoestijn
Ebook288 pages4 hours

Reizen en lotgevallen van kapitein Hatteras - De IJswoestijn

Rating: 0 out of 5 stars

()

Read preview

About this ebook

Waarom zou de kapitein de krater van een vulkaan induiken? En zal hij er nog levend uitkomen?'De IJwoestein' is het tweede deel van Jule Vernes roman 'De avonturen van kapitein Hatteras' uit 1864. Kapitein Hatteras en zijn bemanning hebben de lange winter op een eiland overleefd en zetten hun expeditie naar de Noordpool voort. Ze ontdekken een eiland met een actieve vulkaan en het blijkt dat de exacte locatie van de Noordpool zich in de vulkaankrater bevindt. Is dit het eind van een lange, moeilijke en gevaarlijke expeditie? Als niemand het overleeft, hoe komt de rest van de wereld dan te weten over hun ontdekking? Is het mogelijk dat de kapitein het overleeft, en is de informatie die hij heeft ontdekt belangrijker en waardevoller dan zijn gezondheid en welzijn? -
LanguageNederlands
PublisherSAGA Egmont
Release dateJul 28, 2022
ISBN9788728134337
Reizen en lotgevallen van kapitein Hatteras - De IJswoestijn
Author

Jules Verne

Jules Verne (1828-1905) was a French novelist, poet and playwright. Verne is considered a major French and European author, as he has a wide influence on avant-garde and surrealist literary movements, and is also credited as one of the primary inspirations for the steampunk genre. However, his influence does not stop in the literary sphere. Verne’s work has also provided invaluable impact on scientific fields as well. Verne is best known for his series of bestselling adventure novels, which earned him such an immense popularity that he is one of the world’s most translated authors.

Related to Reizen en lotgevallen van kapitein Hatteras - De IJswoestijn

Related ebooks

Related categories

Reviews for Reizen en lotgevallen van kapitein Hatteras - De IJswoestijn

Rating: 0 out of 5 stars
0 ratings

0 ratings0 reviews

What did you think?

Tap to rate

Review must be at least 10 words

    Book preview

    Reizen en lotgevallen van kapitein Hatteras - De IJswoestijn - Jules Verne

    Reizen en lotgevallen van kapitein Hatteras - De IJswoestijn

    Translated by Unknown

    Original title: Voyages et aventures du capitaine Hatteras

    Original language: French

    Omslag: Shutterstock

    Copyright © 1864, 2022 SAGA Egmont

    All rights reserved

    ISBN: 9788728134337

    1st ebook edition

    Format: EPUB 3.0

    No part of this publication may be reproduced, stored in a retrievial system, or transmitted, in any form or by any means without the prior written permission of the publisher, nor, be otherwise circulated in any form of binding or cover other than in which it is published and without a similar condition being imposed on the subsequent purchaser.

    This work is republished as a historical document. It contains contemporary use of language.

    www.sagaegmont.com

    Saga is a subsidiary of Egmont. Egmont is Denmark’s largest media company and fully owned by the Egmont Foundation, which donates almost 13,4 million euros annually to children in difficult circumstances.

    I.

    DE INVENTARIS VAN DEN DOKTER.

    Wel mocht het een stout plan heeten, dat kapitein Hatteras gevormd had, om noordwaarts te stevenen, en voor Engeland, zijn vaderland, den roem te verwerven de noordpool der aarde te ontdekken. Deze vermetele zeeman had alles gedaan, wat binnen het bereik der menschelijke krachten lag. Na eenige maanden lang geworsteld te hebben tegen stroomen en stormen, na ijsbergen uit den weg geruimd en ijsbanken verbrijzeld te hebben, na gestreden te hebben tegen een zelfs in die hoog noordelijke streken onbekende winterkoude, na op zijn tocht al den arbeid zijner voorgangers samengevat en de geschiedenis der poolreizen om zoo te zeggen onderzocht en omgewerkt te hebben, na met zijn brik de Forward in tot nog toe onbekende zeeën doorgedrongen te zijn, kortom, na de helft zijner taak te hebben volbracht, zag hij zijn grootsche plannen op eens verijdeld! Het verraad of liever de moedeloosheid zijner door ontberingen uitgeputte matrozen, de misdadige onbezonnenheid van eenige drijvers, brachten hem in een verschrikkelijken toestand: van de achttien koppen, waaruit de bemanning der brik had bestaan, waren er vier over, die hulpeloos, zonder schip, meer dan twee duizend vijf honderd mijlen van hun land verwijderd waren!

    Het in de lucht springen der Forward beroofde hen van de laatste middelen tot behoud huns levens.

    Toch bezweek de moed van Hatteras niet bij zulk een vreeselijke ramp. De makkers, die hem nog omringden, waren de beste van zijn scheepsvolk, moedige mannen. Hij had een beroep gedaan op de geestkracht en de kunde van dokter Clawbonny, op de verkochtheid van Johnson en Bell, op zijn eigen vertrouwen in zijn onderneming; in dezen hopeloozen toestand durfde hij toch nog van hoop spreken, zijn wakkere reisgezellen verstonden hem en het verledene van zulke vastberaden mannen was een waarborg voor hun moed in de toekomst.

    Na de krachtige toespraak van den kapitein wilde de dokter nauwkeurig met den staat van zaken bekend worden, en zijn makkers verlatende, die vijf honderd schreden van het schip afstonden, begaf hij zich naar het tooneel van de ramp.

    Niets was er meer over van de Forward, van dat met zooveel zorg gebouwde schip, van die dierbare brik; gespleten ijsschotsen, onkenbare, zwarte, verkoolde overblijfselen, stukken kabeltouw, die nog brandden, als waren het lonten, en verderop enkele krinkelende rookwolkjes, die hier en daar over het ijsveld dreven, verkondigden hoe geweldig de uitbarsting was geweest. Het kanon van de voorplecht, dat verscheidene vademen ver weggeslingerd was, lag op een ijsschots als op een affuit. Honderd vademen in het rond was de grond bezaaid met brokken van allerlei aard; de kiel van de brik lag onder een hoop ijs; de ijsbergen, die gedeeltelijk gesmolten waren door de hitte van den brand, waren reeds weder zoo hard geworden als graniet.

    Nu begon de dokter te denken aan zijn verwoeste hut, aan zijn verdwenen verzamelingen, aan zijn kostbare gebroken werktuigen, aan zijn verscheurde en verbrande boeken. Wat al rijkdommen waren daar vernield! Met een vochtig oog zag hij op die ontzettende ramp neder, niet denkende aan de toekomst, maar aan dat onherstelbaar ongeluk, dat hem zoo rechtstreeks trof.

    Weldra kwam Johnson bij hem; het gelaat van den ouden zeeman droeg de sporen van het doorgestane lijden, hij had tegen zijn oproerige makkers moeten strijden tot verdediging van het aan zijn bewaking toevertrouwde schip.

    De dokter stak hem de hand toe, die de bedroefde schipper drukte.

    »Wat zal er van ons worden, mijn vriend?" sprak de dokter.

    »Dat kan niemand zeggen," antwoordde Johnson.

    »Voor alles, hernam de dokter, »moeten we niet wanhopen, maar toonen, dat we mannen zijn!

    »Ja, mijnheer Clawbonny! antwoordde de oude zeeman, »u hebt gelijk; bij groote rampen moet men groote besluiten nemen; we verkeeren in een leelijk geval en moeten op middelen bedacht zijn er uit te raken.

    »Arm schip! zeide de dokter met een zucht; »ik was er aan gehecht geworden; ik had het lief, gelijk men zijn huiselijken haard, gelijk men het huis lief heeft, waarin men zijn gansche leven heeft gesleten, en er is geen kenbaar stuk meer van over!

    »Zou men wel willen gelooven, mijnheer Clawbonny! dat die verzameling van balken en planken ons zoo na aan het harte kon liggen!"

    «En de sloep? hernam de dokter, terwijl hij rond zag, »is zij niet eens aan de vernieling ontkomen!

    »Ja wel, mijnheer Clambonny! Shandon en de zijnen, hebben ze, toen zij ons verlieten, medegenomen!"

    »En de prauw?"

    »Die is aan duizend stukken! Zie, die weinige, nog heete platen blik is alles, wat er van over is."

    »Dan hebben we niets meer dan de Halkett-boot ¹ ?"

    »Ja, en dat hebben we nog aan u te denken, daar u op de gedachte gekomen zijt om ze op uw uitstap mede te nemen."

    »Dat beduidt niet veel," zeide de dokter.

    »Die ellendige verraders, die de vlucht hebben genomen! riep Johnson; »moge de Hemel hen naar verdienste straffen!

    »Johnson! antwoordde de dokter op zachtzinnigen toon, »we mogen niet vergeten, dat het lijden hen op een harde proef heeft gesteld! Alleen de besten kunnen in het goede volharden wanneer ongelukken hen treffen, waaronder de zwakken bezwijken! Wij mogen onze lotgenooten wel beklagen, maar niet vloeken!

    Dit gezegd hebbende, bewaarde de dokter eenige oogenblikken het stilzwijgen, en zag met onrustige blikken rond.

    »Waar is de slede gebleven?" vroeg Johnson.

    »Die is een mijl van hier."

    »Onder de bewaking van Simpson?"

    »Neen, mijn vriend! Simpson, de arme Simpson is onder de vermoeienis bezweken."

    »Dood!" riep de schipper.

    »Dood!" antwoordde de dokter.

    »Die ongelukkige! zeide Johnson, »en wie weet toch of het met ons niet spoedig zoo ver zal komen, dat we zijn lot benijden!

    »Maar voor een doode, dien wij achter gelaten hebben, hernam de dokter, »brengen wij een stervende terug.

    »Een stervende?"

    »Ja, kapitein Altamont."

    Met korte woorden vertelde de dokter den schipper hun ontmoeting.

    »Een Amerikaan!" zeide Johnson peinzende.

    »Ja, alles loopt samen om ons te doen denken, dat die man een burger der Unie is. Maar wat voor een schip is die Porpoise, die stellig vergaan is, en wat kwam ze in deze streken doen?"

    »Ze kwam hier om te vergaan, antwoordde Johnson, »ze sleepte haar bemanning ten grave, zooals allen, die vermetel genoeg zijn deze luchtstreek te bezoeken! Maar het doel van uw tocht hebt ge toch zeker wel bereikt, mijnheer Clawbonny?

    »Die bergplaats van steenkolen?"

    »Ja!" zeide Johnson.

    De dokter schudde treurig het hoofd.

    »Niets?" vroeg de oude zeeman.

    Niets! de levensmiddelen raakten op, de vermoeienis heeft ons uitgeput! We hebben niet eens de kust bereikt, die Edward Belcher heeft aangewezen!"

    »Dus geen brandstof?" hernam de oude zeeman.

    »Neen!"

    »En ook geen schip meer om naar Engeland terug te keeren!"

    De dokter en Johnson zwegen; wel was er een bovenmenschelijke moed noodig om dien verschrikkelijken toestand onder de oogen te zien.

    »In allen gevalle, hernam de zieke, »is onze toestand bekend! we weten, waaraan we ons te houden hebben! Maar het is hoog noodig, dat we iets doen; ’t is vriezend weer, we moeten een ijshut bouwen.

    »Ja, antwoordde de dokter, »dat zal gemakkelijk gaan met behulp van Bell, dan gaan we de slede halen, brengen den Amerikaan mede, en houden raad met Hatteras."

    »Arme kapitein! zeide Johnson, die zijn eigen lijden vergat, »hij moet vreeselijk lijden!

    De dokter en de schipper keerden naar hun makkers terug.

    Hatteras stond onbeweeglijk, met de armen als naar gewoonte over elkander geslagen; hij sprak geen woord en staarde in het grenzenloos verschiet. Zijn gelaat teekende weder zijn gewone standvastigheid. Waaraan dacht die buitengewone man? Peinsde hij over zijn wanhopigen toestand of over zijn vernietigde plannen? Dacht hij eindelijk aan den terugkeer, daar menschen, elementen, ja alles tegen hem samenspande?

    Niemand zou kunnen zeggen, waaraan hij dacht. Zijn uiterlijk verried niet wat in hem omging. Zijn getrouwe Duk stond bij hem en trotseerde aan zijn zijde een temperatuur, die tot 32 graden onder nul was gedaald ( — 36° Cels.).

    Bell lag bewegingloos op het ijs; hij scheen levenloos, zijn ongevoeligheid kon hem het leven kosten; hij liep gevaar geheel dood te vriezen.

    Johnson schudde hem hevig, wreef hem met sneeuw, en slaagde er na veel moeite in om hem uit zijn verdooving op te wekken.

    »Komaan Bell! vat moed! zeide hij hem; laat u niet ter nederslaan; sta op; we moeten samen over onzen toestand spreken en hebben behoefte aan een schuilplaats! Hebt ge vergeten, hoe men een ijshut bouwt? Kom me helpen, Bell! Daar is een ijsberg, die wij maar behoeven uit te hollen. Aan het werk! Zoodoende zullen we weer krijgen, wat we hier niet kunnen missen, moed en kracht!

    Door die woorden een beetje bijgekomen, liet Bell zich door den ouden zeeman medenemen.

    »In dien tijd, hernam deze, »zal mijnheer Clawbonny wel daar de slede willen gaan en ze met de honden hier brengen.

    »Ik ga terstond, antwoordde de dokter; »binnen een uur ben ik terug.

    »Gaat u met hem mede, kapitein?" voegde Johnson er bij, het woord tot Hatteras richtende.

    Hoewel in nadenken verzonken, had deze toch het voorstel van den schipper gehoord, want hij antwoorde met een zachte stem:

    »Neen, mijn vriend! als de dokter zoo goed wil zijn.... Voor het einde van den dag moet er een besluit genomen zijn, en ik moet alleen zijn om na te denken. Gaat. Doet, wat ge vooreerst noodig oordeelt. Ik denk aan de toekomst."

    Johnson ging weder naar den dokter.

    »’t Is vreemd, zeide hij, »de kapitein schijnt allen toorn vergeten te hebben, nooit klonk zijn stem zoo vriendelijk.

    »Goed zoo! antwoordde de dokter; »hij heeft zijn koelbloedigheid teruggekregen. Geloof me, Johnson! die man kan ons redden.

    Dit gezegd hebbende trok de dokter zijn kap zoo dicht mogelijk over het hoofd, en met den stok in de hand ging hij naar de slede terug, te midden van een nevel, dien de maan bijna lichtgevend maakte.

    Johnson en Bell gingen onmiddellijk aan het werk; de oude zeerob moedigde door zijn toespraak den timmerman aan, die zwijgend doorwerkte; er behoefde niet gebouwd te worden, er was niets te doen dan een groot blok uit te hakken; het ijs was zoo hard, dat het mes het bijna niet bewerken kon, maar tot vergoeding verzekerde die hardheid de stevigheid van het gebouw; weldra konden Johnson en Bell binnen in het hol werken, en wierpen zij het uitgegraven ijs naar buiten.

    Hatteras liep nu eens heen en weer en bleef dan weer plotseling stilstaan; het was duidelijk, dat hij niet naar de plaats wilde gaan, waar zijn ongelukkige brik had gelegen.

    Zooals hij beloofd had, was de dokter weldra terug; hij bracht Altamont mede, die in het doek van de tent gewikkeld op de slede lag; de Groenlandsche honden, die vermagerd, uitgeput en uitgehongerd waren, sleepten ze met moeite voort en kauwden op hun riemen; het was hoog tijd, dat die geheele troep, menschen en dieren, voedsel en rust nam.

    Terwijl de hut hoe langer hoe wijder werd gemaakt, had de dokter, die overal rondsnuffelde, het geluk een kacheltje te vinden, dat de uitbarsting eenigszins gespaard had, en welks gedeukte pijp gemakkelijk in orde kon worden gebracht; de dokter kwam er in zegepraal mede aanloopen. Na verloop van drie uren was de ijshut bewoonbaar; de kachel werd er in gezet en met houtspaanders volgestopt; zij snorde spoedig en verspreidde een weldadige warmte.

    De Amerikaan werd in de woning gebracht en op dekens op den grond gelegd; de vier Engelschen schaarden zich rondom het vuur. De laatste levensmiddelen van de slede, een weinig beschuit en wat thee, verkwikten hen min of meer; Hatteras sprak geen woord; allen eerbiedigden zijn stilzwijgen.

    Toen het maal afgeloopen was, gaf de dokter aan Johnson een teeken om hem naar buiten te volgen.

    »Nu moeten we, zeide hij hem, »een inventaris opmaken van wat er overgebleven is. We moeten juist weten, hoe rijk we zijn; onze schatten liggen overal verspreid; we moeten ze bijeenzoeken; ieder oogenblik kan het gaan sneeuwen, en dan zou het ons onmogelijk zijn om het geringste stukje van het schip terug te vinden.

    »Dan moeten we geen minuut verloren laten gaan, antwoordde Johnson; »levensmiddelen en hout zijn voor ons een allereerste behoefte.

    »Welnu, dan moeten we maar aan het zoeken, antwoordde de dokter, »in den geheelen omtrek van de uitbarsting; we zullen bij het middelpunt beginnen en geregeld verder gaan.

    De beide mannen gingen terstond naar de plek, waar de Forward gelegen had; bij het flauwe maanlicht onderzochten zij nauwkeurig de overblijfselen van het schip. Het was een ware jacht; de dokter gaf er zich aan over met de hartstocht, om niet te zeggen het vermaak van een jager, en zijn hart klopte sterk, wanneer hij een min of meer onbeschadigde kist ontdekte; maar de meeste waren ledig en het ijsveld was met de brokken bezaaid.

    Het geweld van de ontploffing was zeer groot geweest; een groot aantal voorwerpen waren niets meer dan dan asch en stof; de groote stukken der machine lagen ineengedraaid of verbrijzeld in het rond; de gebroken schroefbladen, die wel twintig vademen ver van het schip waren geslingerd, waren diep in de bevroren sneeuw gedrongen; de omgebogen cilinders waren uit hun tappen gerukt; de schoorsteen, die over zijn geheele lengte gescheurd was en waaraan nog stukken van kettingen hingen, stak half verpletterd onder een verbazend ijsblok uit; de bouten, haken, juffers, het beslag van het roer, de bladen van de buitenhuid, al het metaal van de brik was, als ware het schroot, ver uiteengeslagen.

    Maar dat ijzer, dat een heele stam Eskimo’s rijk zou gemaakt hebben, was in de gegeven omstandigheden geheel nutteloos; vóór alles moesten er levensmiddelen worden gezocht, en in dit opzicht vond de dokter bitter weinig.

    »Dat gaat slecht, zeide hij bij zich zelven; »’t is duidelijk, dat de kombuis, die vlak bij de kruitkamer was, geheel vernield moet zijn door de ontploffing; wat niet verbrand is, moet tot gruis zijn. ’t Is erg genoeg, en als Johnson geen betere jacht maakt dan ik, weet ik niet, wat er van ons worden moet.

    Zijn nasporingen voortzettende, had de dokter toch nog het geluk omtrent vijftien pond pemmican ² en vier steenen flesschen te vinden, die heel waren gebleven, omdat de sneeuw, waarin zij neerkwamen, nog los was, en die vijf of zes pinten brandewijn bevatten.

    Wat verder raapte hij twee pakjes met lepelbladzaad op, dat goed pas te kwam om het verlies van het citroensap te vergoeden, dat goede middel tegen de scheurbuik.

    Na verloop van twee uren kwamen de dokter en Johnson weder bij elkander. Zij vertelden elkander wat zij gevonden hadden; de levensmiddelen beteekenden ongelukkig heel weinig; de geheele voorraad bestond uit eenige stukken pekelvleesch omstreeks vijftig pond pemmican, drie zakken beschuit, een beetje chocolade en brandewijn, en omtrent twee pond koffie, boontje voor boontje van het ijs opgeraapt.

    Geen dekens, hangmatten noch kleeren waren meer te vinden; de vlam had ze zeker verteerd.

    De levensmiddelen, die de dokter en de schipper hadden bijeengezocht, konden bij de grootste zuinigheid hoogstens drie weken strekken; dat beteekende niet veel om uitgeputte menschen te herstellen. Door een samenloop van ongelukkige omstandigheden was dus Hatteras, na eerst te vergeefs kolen gezocht te hebben, op het punt van gebrek te krijgen aan voedsel.

    De brandstoffen, die het wrak opleverde, de stukken der masten en van de kiel, konden ongeveer drie weken duren; maar voor ze te gebruiken om de ijshut te verwarmen, wilde de dokter van Johnson weten, of hij van die vormelooze brokken geen scheepje of althans geen sloep kon bouwen.

    »Neen, mijnheer Clawbonny! antwoordde hem de schipper, »daar is geen denken aan; het is alleen goed om ons eenige dagen lang te verwarmen, en dan....

    »Dan?" vroeg de dokter.

    »Dan moeten wij ons in Gods genade aanbevelen!" antwoordde de oude zeeman.

    Toen die inventaris opgemaakt was, gingen de dokter en Johnson de slede halen; de arme vermoeide honden werden er weder voorgespannen; zij keerden naar het tooneel der ontploffing terug, laadden de weinige, maar kostbare overblijfselen der lading op de slede, en brachten ze naar de ijshut, waarna zij half bevrozen plaats namen bij hun makkers in het ongeluk.

    ____________

    II.

    DE EERSTE WOORDEN VAN ALTAMONT.

    ’s Avonds tegen acht ure helderde de lucht voor eenige oogenblikken op; de sterrebeelden fonkelden met helderen glans aan den onbewolkten hemel.

    Hatteras maakte van die verandering gebruik om de hoogte van eenige sterren te nemen; hij ging heen zonder een woord te zeggen en nam zijn instrumenten mede. Hij wilde den stand van zaken onderzoeken en zien of het ijsveld nog niet afgedreven was.

    Na een half uur kwam hij terug, ging in een hoek liggen en bleef, hoewel het de rust van den slaap niet was, daar onbeweeglijk in dezelfde houding.

    ’s Anderen daags begon het weder hard te sneeuwen; de dokter mocht dus blijde zijn, dat hij reeds den vorigen dag aan het zoeken was gegaan, want het ijsveld was spoedig met een groot wit laken bedekt, en elk spoor der ontploffing verdween onder een lijkkleed van drie voet dikte.

    Den geheelen dag was het onmogelijk om een voet buiten de hut te zetten; gelukkig was de woning zeer geriefelijk, althans in het oog van die afgematte reizigers. Het kacheltje brandde goed, al sloeg het soms uit door hevige valwinden; het vuur verschafte bovendien kokende thee of koffie, die zoo weldadig werken bij de in die gewesten heerschende koude.

    De schipbreukelingen, dien naam kan men hun terecht geven, hadden een gevoel van behaaglijkheid, dat hun sinds lang onbekend was; zij dachten dan ook alleen aan het tegenwoordige, aan die koesterende warmte, aan die rust van het oogenblik, en vergaten de toekomst, die hen binnen kort dreigde te dooden.

    De Amerikaan leed minder en het leven keerde langzaam in hem terug; hij opende de oogen, maar sprak nog niet; zijn lippen droegen de sporen van scheurbuik en konden geen geluid voortbrengen; hij kon echter hooren, en werd aangaande hun toestand ingelicht. Hij knikte met het hoofd om zijn erkentelijkheid uit te drukken; hij was van het gevaar gered onder de sneeuw begraven te worden, en de dokter was zoo verstandig voor hem te verzwijgen voor hoe korten tijd zijn leven daardoor verlengd was, want over twee, hoogstens drie weken zou al de voorraad verteerd zijn.

    Tegen den middag kwam er weer leven in Hatteras; hij naderde den dokter, Johnson en Bell.

    »Mijne vrienden! zoo sprak hij hun aan, »we moeten eindelijk een bepaald besluit nemen aangaande wat ons te doen staat. Vooraf verzoek ik Johnson me te zeggen onder welke omstandigheden dat verraad, dat ons in het verderf stort, volbracht is.

    »Wat baat het, of ge dat al weet? vroeg de dokter; »er is toch niets meer aan te veranderen, ge moest er maar niet meer aan denken.

    »Ik kan het toch niet vergeten, antwoordde Hatteras. »Maar na het verhaal van Johnson zal ik er niet meer aan denken.

    »De zaak heeft zich aldus toegedragen, begon de schipper. »Ik heb alles gedaan wat ik kon, om de misdaad te voorkomen ....

    »Daarvan ben ik overtuigd, Johnson! en ik voeg er bij, dat de aanstokers reeds lang het plan daartoe gevormd hadden."

    »Dat geloof ik ook," zeide de dokter.

    »En ik ook," hernam Johnson, »want bijna terstond na uw vertrek, kapitein! reeds den volgenden dag nam Shandon, die verstoord op u was, Shandon, die slecht was geworden en bovendien door de anderen ondersteund werd, het bevel over het schip op zich; ik wilde me verzetten, maar te vergeefs. Van nu af aan deed bijna ieder wat hij wilde, Shandon liet ze begaan; hij wilde aan het scheepsvolk toonen, dat de tijd der vermoeienissen en ontberingen voorbij was; het was

    Enjoying the preview?
    Page 1 of 1