Discover millions of ebooks, audiobooks, and so much more with a free trial

Only $11.99/month after trial. Cancel anytime.

De tijd voor de dood
De tijd voor de dood
De tijd voor de dood
Ebook171 pages2 hours

De tijd voor de dood

Rating: 0 out of 5 stars

()

Read preview

About this ebook

Een Deense politieagent, een Engelse bommenwerper, een twaalfjarig Duits meisje, een Duitse en een Russische soldaat zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden door de onvoorspelbaarheid van de Tweede Wereldoorlog. Ze voeren ieder een dappere strijd om te overleven in de chaos van de oorlog, maar uiteindelijk zijn het simpele toevalligheden die hun lot bepalen.-
LanguageNederlands
PublisherSAGA Egmont
Release dateOct 21, 2020
ISBN9788726524918

Related to De tijd voor de dood

Titles in the series (6)

View More

Related ebooks

Related categories

Reviews for De tijd voor de dood

Rating: 0 out of 5 stars
0 ratings

0 ratings0 reviews

What did you think?

Tap to rate

Review must be at least 10 words

    Book preview

    De tijd voor de dood - Jesper Bugge Kold

    De tijd voor de dood

    Original title:

    Tiden før døden

    Translated by Mariet Herlé

    Copyright © Jesper Bugge Kold, 2020 Saga Egmont, Copenhagen.

    All rights reserved

    ISBN 9788726524918

    1st ebook edition, 2020.

    Format: Epub 2.0

    No part of this publication may be reproduced, stored in a retrieval system, or transmitted, in any form or by any means without the prior written permission of the publisher, nor, be otherwise circulated in any form of binding or cover other than in which it is published and without a similar condition being imposed on the subsequent purchaser.

    www.sagaegmont.dk

    De tijd voor de dood - Deel 1

    Zacht en met kleine klapjes klotst het water tegen de romp van het schip. Normaal gesproken is dat geluid rustgevend voor Axel, maar vandaag niet.  Het herinnert hem aan de zomerzon, aan opa's bootje, aan hoe ze samen de netten uitgooiden en hoe ze naar de bergen op de zuidkust van Zweden keken, die je duidelijk kon zien. Hoe ze hun lunchpakkettjes opsmikkelden. En aan de citroenlimonade die ze erbij dronken. Maar in de toekomst zal hij aan iets anders denken als hij dit geluid hoort: onzekerheid en angst.     

    Hij had het kunnen weten. Poul, Keld en een paar anderen, die zo enthousiast waren over de Nazi's, waren kort voor het luchtalarm verdwenen uit het hoofdbureau van politie. Daarna bleken hun dienstopdrachten armzalige smoesjes te zijn.

    Toen de sirenes begonnen te huilen, hoorde Axel explosies, geschreeuw en schoten. Elk verzet was zinloos, de Duitsers hadden het hoofdbureau van de politie omsingeld en ze hadden machinegeweren en bazooka's.

    Zonder rekening te houden met hun politierang moesten ze zich in rijen opstellen. Axel stond achter inspecteur Ruggård, maar op dit moment waren ze gelijken. Deze inspecteur, die altijd zo bars was, leek een ander mens. Met een kromme rug stond hij als een in elkaar gezakte marionet, en toen een van de soldaten een waarschuwingsschot in de lucht afvuurde om stilte af te dwingen, kromp Ruggård als een bang kind in elkaar. Op dat moment begreep iedereen de ernst van de situatie.  

    Ze werden gefouilleerd en ontwapend, en urenlang moesten ze op het ronde binnenplein van het hoofdbureau wachten. Daarna werden ze naar de Otto Mønsteds Gade geduwd en op vrachtwagens geladen, die al klaar stonden.

    Op de laadkleppen stonden Duitse soldaten met machinegeweren in de aanslag.

    De vrachtwagens zetten zich in beweging, donderden door de straten van de Kopenhaagse binnenstad, over de Vestre Boulevard, de Nørre Voldgade, de Østre Voldgade, en langs de Zweedse kerk. Ze zagen de stad voorbijkomen. De poort naar de haven. Aan het eind van de Langelinjekais lag een schip, de M.S. Cometa, kon Axel ontcijferen op de achtersteven. Ze wachtten tot ze aan boord geladen konden worden. Zij waren de lading.

    *

    Ze zijn met veel teveel mensen daaronder in het ruim van het schip. Axel probeert een wat makkelijkere houding te vinden maar kan zich zo goed als niet bewegen. Als jutezakken zijn ze opgestapeld. In het vooronder is maar heel weinig plaats. Ze kunnen niet staan en niet zitten. Hun ruggen zijn tegen elkaar geduwd, hun benen zitten in de knoop. Al snel liggen ze bovenop elkaar.  

    Het schip ligt nog in de haven. Het is avond en ze zijn bang. Sommigen denken dat ze naar Bornholm gebracht worden, anderen denken naar Duitsland. En nog weer anderen geloven dat het schip op open zee tot zinken gebracht gaat worden, met lading en al. Met hun dus.

    Hij denkt dat de bodem van de zee nog beter is dan Duitsland. Ze hebben allemaal de geruchten over de concentratiekampen gehoord, en dat zijn er teveel om ze af te doen als horrorverhalen. Als ze daar eindigen, zal Axel waarschijnlijk nooit meer thuis komen.

    Hij ziet Kamma voor zich. Ze leunt tegen de keukentafel. Eén hand op haar steeds dikker wordende buik. Zijn hand op haar hand. Binnenkort is er gezinsuitbreiding in hun kleine huisje. Het idee dat hij vandaag niet thuiskomt uit zijn werk, dat hij niet op zijn gewone plek aan tafel zal zitten om te eten en dat Kamma zich niet meer tegen hem aan zal nestelen brandt als bijtend zuur in zijn maag. Wanneer zal hij haar weer zien? Zal zij horen wat er met hem gebeurd is? En wat gaan ze met hem doen?

    De luiken zitten potdicht. Het zal niet lang meer duren of de atmosfeer wordt verstikkend. Het stinkt naar diesel en op elkaar gepakte mensen. Axel houdt zijn armen voor mond en neus. Naast hem vecht Johannes om lucht. Er dringt geen frisse lucht door hier beneden. De lucht wordt steeds zwaarder en slechter. Er vallen een paar mensen flauw.  

    „Maak toch godverdomme die luiken open! Met al zijn kracht slaat Axel tegen de scheepswand.  „We krijgen geen lucht hier. Johannes steunt en hapt krampachtig naar lucht. „Help me", zegt Axel.

    Terwijl Erik Johannes ondersteunt, maakt Axel de stropdas van de oudere wachtmeester los en doet zijn overhemd open. Johannes' gezicht is vuurrood. Zijn handen gebaren alsof hij zich ergens aan vast wil houden. Hij haalt fluitend adem. Axel pakt zijn hand en Johannes grijpt die lang en stijf vast. Dat maakt hem wat rustiger. Maar plotseling volgt een harde, lange ademstoot, dan een kuchje, en dan beweegt het lichaam niet meer. Johannes is dood.  

    Zo zitten ze lange tijd, met de dode wachtmeester van de politie tussen hen in. Het zal wel één van de velen worden, denkt Axel. Wie zal de volgende zijn?

    Erik heeft zijn horloge nog. Het is nacht als een paar soldaten het lichaam van Johannes weghalen. De enkele momenten dat de luiken open zijn zuigen ze allemaal gretig de .lucht op. Bovenop het dek zijn kreten te horen en wordt er geschoten. Het schip botst tegen de kade. Ze vallen allemaal door elkaar en Axel wringt zich tussen Erik en een jongere collega. Het schip zet zich in beweging. De motor ploegt voort en een zware diesellucht verspreidt zich weer door het ruim.

    Stoïcijns stampt het schip door de nacht. Niemand slaapt en de nacht duurt oneindig lang. Pas de volgende ochtend krijgen ze wat te eten: brood, een beetje worst en water. In kleine groepjes mogen ze aan dek wat frisse lucht happen. Axel moet de hele dag wachten. Als hij aan de beurt is zinkt de zon alweer in zee. Dat is een mooi gezicht.

    Terug in het ruim probeert hij dat beeld voor ogen te houden. Plotseling worden de luiken gesloten. Om hem heen is alles stikdonker. Hij kan de ankerketting horen die rammelend naar beneden valt, en dan het anker, dat met een plons in het water zakt. Niet ver van hem vandaan probeert iemand een snik te onderdrukken.  

    Er gaat nog een slapeloze nacht voorbij, tergend langzaam. Dan klinkt het geluid van het ophalen van het anker en zet het schip zich weer in beweging.  Een paar uur later merkt hij hoe de romp tegen de kade aan komt. De luiken worden geopend en ze mogen naar boven in de buitenlucht.

    Axel tikt Erik op de schouder. Hij moet het vragen, want hij spreekt Duits. Erik wil het niet maar Axel overtuigt hem ervan dat ze echt moeten weten waar ze zijn. Met tegenzin wendt zijn collega zich tot een jonge matroos. „Waar zijn we?"

    „Lübeck", luidt het korte antwoord.

    Axels grootste angst is bewaarheid geworden. Ze zijn in Duitsland.  

    *

    De lichtkegels van de schijnwerpers boren grote gaten in het duister. Ze zijn aan de gebouwen op de kade bevestigd alsof het ogen zijn die ze bewaken. Dan treffen de lichten Axel en komen ze zó bij hem binnen dat het haast lichamelijk pijn doet. Ze weten hem te vinden en werpen zijn reusachtige schaduw op het dek van het schip.   

    De kade is afgesloten met meer rijen prikkeldraad. Er lopen paadjes en wegen tussendoor alsof het een doolhofachtig dorp is van scherp metaal. Als aan de grond genageld staat hij daar, verlamd door de ongastvrije ontvangst.

    Overal zijn soldaten en ze zien er allemaal hetzelfde uit: starende ogen vanonder de rand van een stalen helm. Machinegeweren op de heup, met een vinger op de trekker. De schijnwerpers werpen een glanzend licht op hun uniformen. Hun bewegingen zijn snel en koortsachtig, een ellenboog stoot Axel onnodig hard in zijn rug.  

    De gevangenen komen van de loopplank af. Een lange rij verwarde mannen. Axels benen trillen. Hij moet zich goed concentreren om te kunnen lopen. De stappen, die van kinds af aan het makkelijkst van de wereld leken, kosten hem nu grote inspanning. Maar de uniformen dwingen hem om te lopen. Ze brullen hem vooruit.   

    Een hond gromt tegen hem als hij aarzelt, een gemeen, gevaarlijk grommen, en hij struikelt en valt. Ontblote tanden waar het speeksel vanaf druipt, direct voor zijn gezicht, klaar om hem in stukken te scheuren. Op zijn knieën trekt hij zich terug. Een soldaat geeft een ruk aan de hondenriem en jankend verdwijnt de bek. De soldaat grijpt hem onder zijn arm en helpt hem overeind. Verrast door zoveel vriendelijkheid wil hij naar de soldaat glimlachen, maar de man is alweer te ver weg.

    De kade is één grote wirwar van soldaten en gevangenen die voorwaarts gedreven worden. De soldaten brullen bevelen naar links en naar rechts. „Los, los!" De gevangenen zwijgen.

    Zijn benen bewegen zich automatisch vooruit. Hij vermijdt elk oogcontact, kijkt strak naar de rug voor hem. Dat is de rug van Erik. Bij het zien van zijn collega stijgt zijn angst. Ze zijn hier allemaal. Thuis zitten hun vrouwen in onzekerheid. Misschien is er iets over in de krant verschenen of misschien weten ze helemaal niet wat er met hun mannen gebeurd is? Thuis wacht Kamma.  

    Een stuk verderop ziet hij onduidelijke silhouetten. Donkere rechthoeken. Het zijn wagons, een trein, waarnaar hij en de andere gevangenen gedreven worden. Eindelijk kan hij gaan zitten, misschien zijn hoofd tegen een wandje laten leunen en uitrusten. Hij zal aan Kamma denken. Aan hoe ze hem aanraakt, haar hand die over zijn wang streelt, haar vingertoppen die zijn oor kietelen. Hij zal haar zien. Een stapje terug doen en naar haar kijken. Haar ronde buik, de zachte trekken op haar gezicht, de ogen die hem aankijken zoals niemand anders dat kan.

    Zonder het te merken is hij blijven staan. Dat komt omdat hij zich dit beeld voor ogen haalt. Nog nooit eerder is hij zo van iets overtuigd geweest, nog nooit eerder was hij zo vastbesloten. Hij moet en zal terug naar huis. Dan voelt hij een heftige stoot van een geweerkolf in zijn rug. De pijn trekt als een elektrische schok tot in zijn hoofd door. Hij moet zich aan Erik vasthouden om niet te vallen. Een hese stem brult het enige woord in zijn oor dat hij tot nog toe gehoord heeft: „Los!"

    De wagons hebben geen ramen, alleen tralies, zoals in een gevangenis. Ze zijn niet gebouwd om mensen te vervoeren, maar dieren. Kort daarop klitten alle politiemensen bij elkaar in de veewagons, dicht op elkaar geperst zoals in het ruim van het schip. Ze zijn met teveel en de lucht is slecht. Van de vloer stijgt de sterke lucht van dierlijke uitwerpselen op. Een stinkende plas urine stroomt traag over de planken en wordt breder met elke gevangene die niets anders kan dan zelf een hoek op te zoeken om te plassen.

    Met hard gekraak worden de luiken gesloten. De wagon gaat op slot en in een gevangenis op wielen zetten ze zich in beweging.

    De  wanden zijn van hout. De wind fluit door de wagon en de gevangenen die vooraan staan vormen onvrijwillig een windscherm voor de anderen. Axel staat tegen een van de zijwanden gedrukt en kijkt door de spleten tussen de planken. Het landschap trekt voorbij, verwoest en verpest. De oorlog heeft Duitsland niet ongemoeid gelaten.  

    Plotseling ziet hij zichzelf, van buiten af, van buiten de wagon: een nieuwsgierig kind, dat niets of niemand kan zien. Hij voelt zich net zo hulpeloos als dat kind dat hij ziet. En weer gaan zijn gedachten op de loop, bewegen ze zich tegen de rijrichting van het voertuig in, terug naar Kamma en het kleintje dat nog niet geboren is.   

    Het is pas september, maar winters koud. Axels lichaam is stijf, in zijn benen zit een onaangename kriebel. Hij probeert zich te bewegen, maar dat gaat niet, ze staan

    Enjoying the preview?
    Page 1 of 1