Discover millions of ebooks, audiobooks, and so much more with a free trial

Only $11.99/month after trial. Cancel anytime.

In de schaduw van het Keezending
In de schaduw van het Keezending
In de schaduw van het Keezending
Ebook162 pages2 hours

In de schaduw van het Keezending

Rating: 0 out of 5 stars

()

Read preview

About this ebook

In deze bloemlezing vindt u zeer gevarieerde verhalen van nederlandstalige auteurs. De verhalen hebben gemeen dat ze in het steampunk-genre vallen, maar elk doet dat op zijn eigen manier. Steampunk is immers wat je er zelf van maakt. In deze bloemlezing zijn opgenomen:
Op vlinderjacht - Boukje Balder
De Zwarte Zon - Pieter Van de Walle
Pokeren om Meijers Verschiller en Kooske de KLeMhoer - Dirk Bontes
Mina Milenec, voor mijn lief - Astrid Marijn
Waar is Dolf? - Fred Rabouw
De held van Hunzelo - Jack Schlimazlnik
Leercurve - Kelly van der Laan
De tandwielen van fortuin - Dankaert Lexicon
Witkop op het randje van de echte dood - Terrence Lauerhohn

LanguageNederlands
PublisherBeckevaert
Release dateJul 30, 2014
ISBN9781310317620
In de schaduw van het Keezending
Author

Beckevaert

Beckevaert is een uitgeverij voor oorspronkelijk Nederlandstalige e-Books op Smashwords. Wij willen een brug slaan tussen enerzijds diverse schrijvers die samen een boek schrijven en dit niet individueel willen of kunnen publiceren, en anderzijds tussen de verzamelde schrijvers en de lezers.Contact: beckevaert@xs4all.nl

Related to In de schaduw van het Keezending

Related ebooks

Reviews for In de schaduw van het Keezending

Rating: 0 out of 5 stars
0 ratings

0 ratings0 reviews

What did you think?

Tap to rate

Review must be at least 10 words

    Book preview

    In de schaduw van het Keezending - Beckevaert

    Het Nederlandse taalgebied kan bogen op een rijke historie. Een literair genre dat op zijn geheel eigen wijze gebruik maakt van de geschiedenis, zoals steampunk dat doet, heeft dan ook een rijke voedingsbodem in de Lage Landen. Het is daarom ook niet vreemd dat nederlandstalige schrijvers van verbeeldingsliteratuur zich zowel door de historie als steampunk laten beïnvloeden en hun eigen steampunk-verhalen schrijven.

    Nederland kende het eerste industriegebied ter wereld. Tegenwoordig is dit wereldberoemd als De Zaanse Schans. De beroemde Hollandse molens vormden al eeuwen een bekend verschijnsel in de polders, maar in 1786 verschijnt het eerste stoomgemaal en daarmee een van de eerste stoommachines van Nederland. Dit stoomgemaal stond in de polder Blijdorp in Rotterdam en werd Keezending genoemd - de Keezen waren de patriotten van Rotterdam in die tijd, die het stoomgemaal betaalden.

    In 1835 reed de eerste stoomtrein op het vaste land van Europa: locomotief De Pijl reed van Brussel naar Mechelen. Een jaar later volgde de eerste stoomtrein in Nederland. De grootste stoommachine ter wereld werd in 1849 gebouwd om de Haarlemmermeer droog te leggen, de naam van het gemaal is de Cruquius.

    In de negentiende eeuw was Nederland nog een wereldrijk waarin de invloed van de in 1800 volledig opgeheven V.O.C. nog duidelijk te merken was. Het doet daarin zeker niet onder voor het Britse rijk, waar de zon evenmin ooit onder ging.

    De Victoriaanse tijd, de tijd van idustrialisatie, romantiek en gothic horror, werpt in de Lage Landen zo zijn eigen schaduw als voorbeeld van de steampunk.

    In de schaduw van het Keezending is een zeer gevarieerde bloemlezing van oorspronkelijke Nederlandstalige steampunkverhalen, een keuze uit het vele werk dat er is - maar vaak nog niet ontdekt is. Het is hiermee duidelijk dat steampunk in Nederland alle kanten uitvloeit: van harde sciencefiction tot romantiek, van sandalpunk tot futurisme, van heroiek tot erotiek: voor elck wat wils.

    U kunt kennis maken met de schrijvers en hun verhalen, misschien is het ook een verrassende, hernieuwde kennismaking met enkele schrijvers.

    Mijn dank gaat uit naar alle schrijvers die voor deze bundel hun verhaal belangenloos ter beschikking hebben gesteld.

    Jack Schlimazlnik

    Samensteller

    Op Vlinderjacht

    Boukje Balder

    Balthasar navigeerde de vélocipède om een gat in de weg terwijl hij langs het huis van Fräulein Edith reed. Hij wilde niets liever dan een glimp opvangen van haar silhouet achter de gordijnen, maar dwong zich om niet naar de ramen te kijken. Het grote wiel wiebelde toen hij teveel stuurde.

    Een prikkeling van angst sloeg door zijn ledematen. Zijn lichaam herinnerde zich maar al te goed de sensatie van vallen, terwijl alles extreem langzaam leek te gebeuren. Zijn handen en zijn hersens hadden te traag gereageerd op de val toen de rails die zijn kleine achterwiel hadden gegrepen. Zijn schouder had de kinderkopjes eerst geraakt, zijn dubbelgevouwen arm was in zijn maag geslagen, zijn knieën op de grond geklapt en uiteindelijk schraapte zijn gezicht over het grind. Een been had gedraaid gezeten in de onhandelbare vélocipède, gevangen door de gesp van zijn plusfours. De trein was voorbij gedenderd met gillende remmen, de stoom kwam uit alle gaten. Het geluid had nog meer pijn gedaan dan de wielen. In eerste instantie.

    Zijn nieuwe been rinkelde op de keien buiten en stampte te hard over het dunne lopertje in de gang van zijn hospita. Als hij er gewicht op zette, siste het met een genante zucht van stoom als de pneumatische zuigers samengedrukt werden en piepte zodra die weer uitzetten. Het was zwaarder dan zijn oude been en zijn rug deed de hele tijd zeer.

    Zelfs op de fiets, zijn favoriete manier om de stad te ontsnappen, had hij nog steeds niet geleerd om goed te compenseren voor het grote gewicht van het stoombeen. Ook vandaag was de stad vol drukkende aroma's en roet, de schittering van machineonderdelen en telegraaflijnen op de hoge daken. Zijn wielen beschreven onregelmatige golfbewegingen over Unter den Linden.

    Hij keek over de toppen van de bloeiende bomen naar het dak van de Reichstag. Soms werd het dak open gedraaid en spoten er raadselachtige stoomwolken uit, maar vandaag was de lentelucht zo schoon als je in Berlijn maar kon verwachten.

    Buiten de stad, voorbij de door klaprozen blozende korenvelden, hield het jachthuis van Prins Frederik zich schuil in het bos. Zijn beschermheer had toestemming voor Balthasar geregeld om daar op vlinders te jagen. Vlinders zoals de duizenden die Fräulein Edith had verzameld en opgezet op kleine wit kartonnen vierkantjes met een speld door hun tere lijfjes, hun vleugels op hun breedst gespreid. Ze had het heerlijk gevonden als hij vlinders voor haar meenam, zelfs doodgewone zoals koolwitjes, vosjes of citroentjes.

    Maar na het ongeluk had ze keurig zes maanden gewacht en toen de verloving verbroken. Ze had voor hem gestaan in haar ritselende rokken, terwijl haar vingers aan haar grijze geitenleren handschoentjes plukten zodat de vingertoppen gekreukt en vies werden.

    'Het gaat echt niet om de verminking, Balthasar. Ik bedoel, Herr Schmetterlinck, nu. Het gaat om de schuld. Hoe kunnen we ooit een normaal leven lijden als we gaan trouwen, met zesduizend Reichsmark om af te betalen? We zouden ons nooit een eigen huis kunnen veroorloven, of dienstmeisjes.'

    Hoewel ze geen lang meisje was stak ze hoog boven Balthasar uit, omdat hij vast zat in zijn stoel. Hij kon niet opstaan zonder het been, dat discreet onder een theedoek op de tafel achter haar lag. Hij kon zijn ogen niet van haar afhouden, hoe haar zachte boezem op en neer rees in het grijze wandelkostuum met een rij sierknoopjes van boven tot onder. Nu zou hij die nooit meer los mogen maken, nooit meer van haar huid zien dan gezicht en handen, en de stralende herinnering aan haar decolleté die ene avond.

    'Edith…' stamelde hij.

    'Je moet me nu echt Fräulein Bollmann noemen,' antwoordde ze.

    De herinneringen trilden mee op de maat van zijn klapperende tanden terwijl hij over de steeds slechter wordende wegen reed. Het lange lage vierkant van jachthuis Glienicke kwam in het zicht, schoon en fris tegen de achtergrond van het glinsterde meer. Hij ging langzamer fietsen. Hij greep het midden van het stuur met één hand stevig vast, zodat hij zijn pet kon aftzetten voor de prins of zijn beschermheer als die toevallig uitkeken naar de passerende fietser.

    Toen de smalle wielen van de vélocipède nauwelijks meer door het rulle zand kwamen, stopte hij naast een dikke haagbeuk. Hij leunde tegen de boom terwijl hij de stam omarmde, zette het nieuwe been op een lage tak en zwaaide zijn andere been over de stang. De vélocipède wankelde en viel om. Een klein eikje ving het halverwege de val op.

    Balthasar klauterde naar beneden. De vlindernetten zaten veilig in leren hoezen op zijn rug. Hij hing zijn tweed jasje over het stuur, zodat het niet zou kreuken en maakte zijn das en gesteven kraag los. Hij rolde zijn overhemdsmouwen op en maakte ze zorgvuldig vast met de rubber bandjes, die hij als klerk gebruikt had om zijn mouwen vrij van inkt te houden. Zijn hospita vroeg 50 pfennig om een overhemd te wassen en strijken.

    Hij pakte de jampotten, met gaten in de deksels om zijn vangst in te kunnen bewaren, uit en deed de kleinste in zijn broekzak. Hij had een keer een professor in Lepidoptera uit Leipzig een special gemaakte leren gordel zien dragen, met gespen en haken om instrumenten aan te hangen, maar hij durfde niet eens te gissen naar de kosten.

    Met het reservenet op zijn rug, het beste mousseline net in zijn hand, liep Balthasar de oever van het meer, waar de bomen meer verspreid werden, en allerlei bloemen hun gezichten naar de zon hieven. De ochtend was jong, met een lichte nevel die nog over het meer hing. Zakformaat weitjes tussen de bomen zoemden van bijen en vlinders, voornamelijk gewone. Het beeld van een citroengele vlinder die boven een paarse kattenstaart zweefde gaf hem een blij gevoel.

    Dat vervloog toen het nieuwe been met zijn spitse ijzeren punt diep in een moerassig stuk grond zakte. Hij struikelde, zinloos naar gras en rusjes graaiend om steun. Zijn rechterknie raakte doorweekt en het goede net ook, zodat hij er geen vlinders mee kon vangen en het oude net moest inzetten.

    Tegen de middag was de natte wol die tegen zijn knie schuurde bijna droog en hij vond dat hij wel een moment kon nemen voor zijn middagmaal. Hij ging zitten op een knoestige boomwortel en pakte het in kranten en een zakdoek gewikkelde maal van aardappels en zelfs een worstje. Zijn hospita moest in een goede bui zijn geweest. Het eten was koud, het sap van de zuurkool had de aardappels vochtig gemaakt en het worstje slap. Maar met de zon in zijn nek en koel water uit de Wannsee, voelde Balthasar dat het nog steeds goed kon komen met zijn leven. Hij zou een bijzondere vlinder vangen voor Edith, zelfs met zijn oude vlindernet. Zijn wens was om voor Edith een zwaluwstaartje te vangen, een vlinder die al zeldzaam was in Italië, en nog maar één keer ten noorden van de Alpen was gesignaleerd. Ze zou alsnog met hem trouwen en samen zouden ze zijn schuld aflossen.

    Een karper spetterde in de golfjes, een turkooizen libel zweefde boven het glinsterende water. Het gezoem van de insecten werd sterker, en Balthasar stond op het punt in te dommelen toen de toon van het insectengeluid veranderde. Het kraste alsof iemand met een nagel over een schoolbord ging. Hij schoot rechtop. De boomwortel had een geheime boodschap in zijn rug gekerfd en hij nam even tijd om de knopen uit te zwaaien.

    Het zonlicht brak in een miljoen stukjes uiteen op het wateroppervlak en veranderde het in gekreukelde, stomende tinnen folie. Daaruit rees een wezen van regenbogen en geslepen juwelen omhoog. Zijn adem stokte. De schoonheid van dit gevleugelde wezen met haar smaragden en robijnen ogen deed de handgreep van het net uit zijn handen glippen, maar het kon hem niet schelen. Het was een genot om hier alleen maar te staan en haar statige gang omhoog naar de zon te observeren. Balthasar hoopte dat haar vleugels niet met was waren vastgezet, want dat zou de extase van de omhelzing met de zon niet overleven.

    Vreemd genoeg kwam het vervelende gekras uit de zelfde richting als de goddelijke vlinder. Het gekerm brak af tot een stotterend geratel. Dee zwevende baan van het wezen verviel tot een tomeloze duikeling. Toen het lager en dichterbij kwam, zag hij dat haar vleugels glommen met de olieachtige glans van staal, hoe ze snorden en klikten in plaats van op en neer klapten. Haar ogen waren van glas en haar lichaam bestond uit in fluweel gehulde buizen rondom een met helium gevulde ballon. Dat het licht rondom haar tot een halo weerkaatste kwam door de stoomwolkjes die ze uitpufte.

    Zijn vlinder was een miniatuur zeppelin.

    Ze was een wonderbaarlijk wezen, maar toch was ze een vlinder. Balthasars handen grepen het versleten houten handvat van zijn één na beste vlindernet steviger vast. De toekomst verloor zijn troosteloosheid en veranderende in gemak en lichtheid, een paar bedienden, een eigen rijtuig en kinderen met gezonde appelwangen. Het wezen was misschien een wonder, of iemands levenswerk, maar ze was nog steeds een vlinder en hij ging haar vangen.

    Hij hief zijn net om het vast te haken aan een antenne of een poot, realiseerde zich dat het zou scheuren, en berustte erin. Als hij deze schoonheid aan een verzamelaar kon aanbieden, zou hij een rijk man zijn. Hij wierp het net, een moment verblind toen de witte mousseline tussen hem en de vlinder zweefde. Hij miste.

    De koers van de vlinder werd nog onberekenbaarder toen het lawaai van de vleugels steeds minder regelmatig werd. Balthasar balanceerde op de rand van het meer, een arm om een elzenboompje heen, een been uitgestoken om zijn evenwicht te kunnen bewaren.

    Hij sloeg het net naar beneden, zeker dat hij haar had. Het smoezelige mousseline bolde op tot zijn maximale omvang, maar schampte net over de neus van de mechanische vlinder. Het net klapte hard neer op het water, zodat hij bijna van zijn glibberige plek tuimelde. Hij zwaaide met zijn armen en moest het net laten gaan om niet te vallen.

    Uiteindelijk kon hij zijn neerwaartse beweging niet tegenhouden en eindigde kniediep in het meer. Zijn schoen. Het nieuwe been dat niet nat mocht worden. Hij klauterde zo haastig op de kant dat hij eventjes

    Enjoying the preview?
    Page 1 of 1