Discover millions of ebooks, audiobooks, and so much more with a free trial

Only $11.99/month after trial. Cancel anytime.

Ulf en het Zwaard van Thor
Ulf en het Zwaard van Thor
Ulf en het Zwaard van Thor
Ebook202 pages2 hours

Ulf en het Zwaard van Thor

Rating: 0 out of 5 stars

()

Read preview

About this ebook

‘Ulf en het Zwaard van Thor’ speelt zich af in een welvarend Vikingdorp aan de rand van een Noorse fjord. De mannen van het dorp trekken regelmatig op rooftocht naar de Engelse kustdorpen en Ulf, een dertienjarige jongen verheugt zich op de dag dat ook hij op de drakkars zal meevaren.
Iedereen in de wijde omtrek kent de jonge Viking en weet dat Ulf een bijzondere jongen is. Knap en sterk, maar ook moedig en rechtvaardig zet hij op alle gebieden zijn leeftijdsgenoten in de schaduw. Omdat er op de nacht van zijn geboorte twee raven neerstreken op zijn bed, zou hij volgens de dorpelingen gezegend zijn door Odin, de oppergod van de Vikingen.
Wanneer Ulfs vader sterft in een gevecht, wordt de jonge Viking meester van zijn huis en krijgt hij een zwaard dat hij Thyrfing noemt. Tijdens een ritueel waarbij het wapen wordt gezegend, verschijnen er geheimzinnige runen op de kling van het zwaard die de sleutel zullen zijn naar Ulfs buitengewone afkomst.
Ulf vecht niet alleen met het geheim over zijn afkomst, maar ook met zijn geweten. Zijn grootvader, die doodziek in bed ligt, wil zijn laatste wens in vervulling zien gaan en het Walhalla betreden. Maar enkel krijgers die in een gevecht sterven, komen hiervoor in aanmerking. Steinar hoopt dat Ulf hem wil doden in een gevecht, maar Ulf voelt er weinig voor om het bloed van zijn grootvader te doen vloeien. Anderzijds, om de eer van zijn grootvader te redden is hij tot veel bereidt.
Tenslotte worstelt Ulf met zijn eerste verliefdheid op het Engelse slavinnetje Gwen. Ulf probeert het meisje te winnen in de Midzomernachtspelen, maar tot zijn grote verbazing wordt hij verraden door zijn beste vriend waardoor Ulf een dramatische beslissing neemt met het hele dorp als getuige.

LanguageNederlands
Release dateJun 12, 2014
ISBN9781311765680
Ulf en het Zwaard van Thor
Author

Sophie Swerts Knudsen

Sophie Swerts Knudsen was born in Belgium but currently lives in Copenhagen, Denmark with her Danish husband and two daughters. Sophie studied Translation Studies in English, Italian and Dutch at the University of Antwerp/Leuven in Belgium. After graduation, she worked as a tour director in the USA and Canada for two years.Today, Sophie teaches English at the University of Copenhagen and she writes books in her spare time. The inspiration for her books derives from her many travels in the USA and Canada, but also her immediate surroundings in Scandinavia.

Related to Ulf en het Zwaard van Thor

Related ebooks

Reviews for Ulf en het Zwaard van Thor

Rating: 0 out of 5 stars
0 ratings

0 ratings0 reviews

What did you think?

Tap to rate

Review must be at least 10 words

    Book preview

    Ulf en het Zwaard van Thor - Sophie Swerts Knudsen

    hoofdstuk 1

    In totale duisternis kliefde het Vikingschip door de Noordzee. De wind beukte op de romp van de drakkar en blies het zeil bol. Met woeste blik en de muil wijd opengesperd, zweefde het houten drakenhoofd op de voorsteven boven de golven, boze geesten afwerend op zijn reis over het water. Met vereende krachten trokken de Vikingen aan de roeispanen, gromden en beten ze hun kiezen aan stukken van de inspanning terwijl de regen en het zeewater voortdurend over hun gezicht striemden. Het schip kraakte in al zijn voegen door de druk van miljoenen tonnen water, maar de drakkar gleed gestaag doorheen het Noordzeewater op weg naar het noorden. 

    Achteraan stuurboord staarde Harald met zijn hand aan het roer en met pijn in zijn hart naar het lijk van zijn beste vriend dat was vastgesjord aan de drakkarmast. Sinds hun prille jeugd al waren Erik en hij samen eropuitgetrokken om Engelse kustdorpen te plunderen. Altijd hadden ze rug aan rug gestreden en elkaar dekking gegeven in gevechten tegen de laffe Engelsen. Het was altijd zo makkelijk geweest! Hun lading slaven en goud die ze telkens naar hun thuisland hadden gevoerd, had van hen en de andere krijgers welstellende mannen gemaakt. Met een moedeloze zucht draaide hij zich weg van Erik Steinarssons dode lichaam en keek naar de rijke buit die ze ook deze keer weer hadden veroverd. Hoewel de inhoud van de zorgvuldig dichtgebonden zakken de komende winter een stuk gemakkelijker zou maken voor de inwoners van zijn dorp, vond Harald het leven van zijn vriend toch een dure prijs voor die buit. 

    Aan weerszijden van het schip waren de lederen zakken met eten, stoffen, goud en zilver kundig vastgebonden aan de roeibanken van de mannen om te voorkomen dat ze gingen rollen op het dek of overboord zouden vallen. Aan de andere kant van het schip, als een hoopje ellende, zaten de geboeide slaven die troost en warmte zochten bij elkaar. Hun gejammer en gehuil begon op Haralds zenuwen te werken en hij wist niet hoe lang hij het nog zou uithouden voor hij één van die lafaards overboord gooide. 

    Hij draaide zijn hoofd in de richting van de slaven en ving een blik op van twee blauwe ogen vol haat. Harald vroeg zich af hoe oud de jongen was. De kracht in zijn spichtige lichaam was die van een volwassen man, maar op zijn knokige armen en benen afgaande, wist de Viking dat het Engelse joch nog niet zo lang geleden een kind was geweest. Harald negeerde hem en voor de zoveelste keer die dag trachtte hij zich de gebeurtenissen in het dorp nog een keer voor te stellen, terwijl hij zich afvroeg of hij het drama had kunnen voorkomen en hij de familie van zijn dode vriend dit leed had kunnen besparen. 

    Zoals altijd was de aanval gesmeerd verlopen. In de ochtendmist waren ze onzichtbaar voor de kustwachters en geruisloos aangemeerd op het zandstrand. De Vikingen sprongen in de ondiepe golven waarna ze in totale stilte naar het dorpscentrum slopen. Van daaruit hadden ze zich verspreid en waren de huisjes binnengevallen. De inwoners van het dorpje die, op de priester na, allemaal boeren waren, werden volkomen verrast in hun slaap en gemakkelijk overmeesterd. Elke weerstand werd bloedig in de kiem gesmoord waardoor de bewoners zich snel overgaven, bij elkaar gedreven, geboeid en gekneveld werden. Vervolgens werd het vee gedood, alles van waarde gestolen en in de drakkar geladen. Hutten, schuren, huizen en de kerk werden onverbiddelijk in brand gestoken en de gevangenen dreven ze met geweld het schip op. De Engelsen schreeuwden om genade en wierpen zich jammerend aan de voeten van de Noormannen, maar zij hoonden slechts hun lafheid en lachten hen in hun gezicht uit. 

    Harald was echter niet zoals sommige andere Vikingleiders die er hun hand niet voor omdraaiden om moeiteloos een heel dorp Engelse mannen, vrouwen en kinderen af te slachten. Hij zag er het nut niet van in om potentiële koopwaar te doden of verminken en bovendien was het tegen zijn principes om zonder reden te moorden; het was een menselijke waarde die hem al vaak de hoon van menig Viking en in het Noorden de bijnaam Harald de Zachte had opgeleverd. 

    Ook deze keer had hij het bevel gegeven zo weinig mogelijk Engelsen te doden zodat de overlevenden later als slaven konden werken op de akkers of verkocht konden worden op de slavenmarkt. En misschien lag daar nu net de fout; een grove vergissing waarvoor hij ongetwijfeld op een dag verantwoordelijk zou worden gesteld. Wellicht hadden ze net als andere drakkarbemanningen geen genade moeten tonen, iedereen over de kling moeten jagen en tevreden moeten zijn met wat ze konden roven. Harald had moeten weten dat er een dag zou komen waarop een enkeling moedig genoeg zou zijn om terug te vechten. En die enkeling was deze keer uit de massa opgestaan en bij Thors baard, het was niet eens een volwassen man geweest.

    Harald probeerde zich het hele drama weer voor de geest te halen. Ergens in een uithoek van het dorp, uit het zicht van de andere Vikingen, waren hij en Erik en Harald samen op zoek gegaan naar buit die de dorpelingen vaak verstopt hadden in afgelegen hutten of kelders onder de grond. Ze hadden de leegstaande huizen en stallen doorzocht en daarna alles met een toorts in brand gestoken. Toen ze er zeker van waren dat alles van waarde was gevonden, had Harald aanstalten gemaakt om zich terug bij de anderen te voegen. Hij had Erik geroepen die zijn brandende toorts op het strooien dak van een hut had gegooid. 

    Onmiddellijk vatte het dak vuur. De vlammen likten om zich heen en in een oogwenk was het huis in een helse vuurzee veranderd. 

    Vanuit de rook die uit het deurgat walmde, sprong plots een magere Engelsman tevoorschijn, klaar om het onrecht te wreken dat hem werd aangedaan. Het spichtige mannetje hield dreigend een schop voor zich uit, maar tegen Erik, die tweemaal zo groot en breed was, kon de boer niet op. Met een paar bijlslagen doodde hij de man, keek toen verbaasd naar het bloedende lijk en vroeg zich af wat de man had bezield om op deze manier met open ogen een wrede dood tegemoet te lopen. 

    De bijl was blijven steken in de borst van de man en omdat Erik zich voorover boog om het wapen uit het lichaam van de man te trekken, had hij even zijn waakzaamheid verloren en stond hij met zijn rug naar de deur van de hut gedraaid. 

    Muisstil slopen een zwaar verbrand meisje en een jongen met rood haar en een gezicht vol sproeten uit het brandende huis. Met ogen vol haat stak de jongen een riek voor zich uit, grimaste zijn tanden bloot als een roofdier en liep op Erik af, die verrast door de aanval op zijn rug viel. Voordat Erik of Harald van de verrassing bekomen waren, stak hij met een enorme schreeuw en uit alle macht de riek in Eriks borst. 

    Zodra hij van de eerste verbazing was bekomen, rende Harald naar de jongen die vol afschuw naar het stuiptrekkende lichaam staarde. Met een tik tegen zijn hoofd maakte Harald het kind onschadelijk en viel op zijn knieën in het bloedrode gras. Hij greep het gevest van de riek en met één ruk trok hij het wapen uit het vlees van zijn vriend.  

    Met horten en stoten kreunde Erik: ‘Harald! Dit is geen roemrijk einde. Walhalla…de Walkuren.’

    ‘Shht Erik, spaar je krachten. Ik breng je naar de Zeeslang. Je zal genezen!’

    ‘Nee vriend…te laat voor mij. Niflheim[1] wacht op me....’ 

    Erik hoestte wild waardoor zijn lichaam schokte en er slijmerige proppen bloed uit zijn mond vlogen; een teken dat zijn longen doorboord waren en Erik in zijn eigen bloed zou stikken.

    ‘Harald,’ met piepende adem greep hij de armen van zijn vriend en trok hem naar zich toe. Harald boog zich voorover naar de lippen van zijn vriend om zijn laatste woorden te horen.

    ‘Begraaf me... mijn boot, onze fjord.’ 

    Een brok in zijn keel verhinderde Harald te antwoorden maar hij vermande zich kort en stamelde: 

    ‘Natuurlijk Erik. Ik laat je hier niet achter. Je gaat met ons mee terug!’

    Daarop had Erik geglimlacht en was het licht uit zijn ogen verdwenen. Harald had zijn vriend bij de schouders gegrepen en getracht om opnieuw leven in hem te schudden, maar het had niet mogen baten. De Nornen[2] hadden Erik Steinarsons levensdraad overgesneden. 

    Met zijn vuist veegde Harald een enkele traan ruw weg. Hij sloot de ogen van zijn vriend, schoof zijn armen onder het lichaam en tilde Erik op. Vol eerbied droeg Harald het lichaam van de gevallen Viking tussen de brandende huizen van het dorp en langsheen de groep slaven naar de drakkar. De andere mannen stopten onmiddellijk met het inladen van de buit en keken verbijsterd naar Harald de Zachte, die Erik als een pluimpje naar de Zeeslang droeg. Op hun gezichten stond één vraag te lezen: ‘Hoe was dit in Odins naam gebeurd’. 

    Nooit tevoren was er op hun rooftochten één van hen gedood. 

    Harald liep het strand op en de koude zee in, terwijl hij diepe voetsporen naliet in het zand. Bij het schip hief hij het lichaam boven zich uit zodat de mannen aan boord Erik over de rand konden hijsen. Met veel eerbied werd de dode Viking vastgesjord aan de mast. Het laatste wat Harald wilde, was hem in de golven van de Noordzee zien verdwijnen. Hij zou de laatste wil van zijn vriend respecteren.

    Harald rilde en trok zijn wollen jas dichter tegen zich aan. Met zijn vrije hand veegde hij het zeewater uit zijn gezicht en tuurde door het duister van de nacht op zoek naar sterren die hem de weg toonden naar het thuisland. Ze hadden nog een paar moeilijke uren roeien voor de boeg. Als de storm ging liggen en er geen mist zou opkomen, rekende Harald erop om tegen de middag hun fjord te bereiken.

    hoofdstuk 2

    ‘Je moet me doden, Ulf! Je bent er sterk genoeg voor. Ik zal je een zwaard geven! Geef me je woord dat je me zal doden!’ 

    Wild hoestend greep de oude Viking de arm van de jongen en trok zijn kleinzoon tot vlak voor zijn groezelige gezicht. Zijn ogen glansden waanzinnig: de blik van een wanhopige, stervende man. Ulf kon de ziek stinkende adem van zijn grootvader ruiken en probeerde zijn arm los te rukken, maar Steinar bleef aandringen.

    ‘Luister naar me Ulf Erikson! Ik ben je grootvader, mijn bloed vloeit door jouw aderen. Je bent het aan de eer van onze familie verschuldigd om mij een roemrijke dood te laten sterven.’

    Hij hoestte opnieuw, zo erg dat er kleine druppels bloed op Ulfs hemd spatten. Met zijn hand veegde Ulf de vlekken weg.

    ‘Als ik voor eeuwig in het Walhalla met Odin aan tafel wil zitten, dan moet ik als een echte man sterven in een gevecht en niet als een lafaard in mijn bed. Je weet Ulf, het lot van mannen die de strooien dood sterven, is Niflheim, het land van de Eeuwige Mist!’ 

    Daarop liet hij zich uitgeput achterover vallen op het bed. 

    Ulf protesteerde.

    ‘Maar Afi[3], jij bent helemaal geen lafaard. Je bent een beroemd krijger. En ik kan je toch niet zomaar doden! Dat wil ik niet. Kan mijn vader je niet helpen?’ 

    De jongen kreeg tranen in zijn ogen die hij beschaamd wegveegde met zijn mouw.

    ‘Jouw vader is op rooftocht en ik heb geen tijd meer om te wachten op zijn terugkeer. Mijn dagen zijn geteld, Ulf. En hou op met dat flauwe meisjesgedrag, daar ben je te oud voor geworden!’

    Zijn adem rochelde en, iets milder gestemd door het verdriet van de jongen, vervolgde hij: ‘Begrijp je dan niet dat ik de Walkuren wil zien als ik sterf. Ik heb mijn hele leven gevochten voor ons dorp en buit geroofd in andere gebieden. Ik heb altijd moedig de strijd gezocht. Kan ik het helpen dat ik steeds de winnaar was in elk gevecht? Ik wil Bifrost[4] over jongen. Ik smeek je om de wens van een stervende man te vervullen.’

    Plots werd de houten deur hard opengesmakt en het zwakke ochtendlicht scheen een ogenblik het donkere, rokerige huis binnen. Ulfs moeder, Gudrun, droeg een grote tenen mand vol brandhout en plofte die neer naast het vuur dat in het midden van het huis brandde. Terwijl ze haar handen aan haar schort afveegde, keek ze woedend naar de oude man op de bank tegen de muur. Haar ogen schoten vuur en met een dreigende vinger in zijn richting riep ze: ‘Bij de baard van Thor, hou ermee op Steinar! Denk je dat ik je buiten niet kan horen? Stop ermee, je vraagt het onmogelijke van die jongen. Hoe kan je in Odins naam geloven dat een gevecht met een kind heldhaftig zou zijn? Alsof Odin je daarvoor in het Walhalla zou verwelkomen.’ 

    Smalend smeet ze een grote blok hout op het vuur. De gensters vlogen in het rond.

    ‘Ulf is geen kind meer Gudrun, je moet me begrijpen,’ Steinar kroop recht en probeerde wanhopig zijn schoondochter te overtuigen, maar ze gaf hem geen kans. Dreigend stapte ze op hem toe.

    ‘Wat ik niet begrijp, is dat jij je lot niet kan aanvaarden! De Goden beslissen en jij moet je daarnaar schikken. Je bent niet de eerste krijger die naar Niflheim moet. Je plannetje zal niet doorgaan. Hoe kom je erbij! Hou ermee op of ik schop je uit mijn huis en je kunt bij de andere zieken in de schuur gaan creperen!’

    Gudrun lachte schamper. Het gezeur van haar zieke schoonvader begon danig op haar zenuwen te werken. Met alle liefde en plezier had ze de oude Steinar verzorgd sinds hij ziek was geworden, meer dan een half jaar geleden. Tenslotte was hij Eriks vader, en voor haar man was ze bereid alles te doen, zelfs een behoeftige grijsaard verzorgen die eigenlijk thuishoorde op een ziekbed in de hut bij de andere zieken. Al die weken dat Erik op rooftocht was, had ze voor hem gekookt, zijn vuile uitwerpselen zonder morren opgekuist, zijn gerochel en gekuch aanhoord, maar de waanvoorstellingen die hij zich nu begon te maken over zijn lot na de dood gingen haar te ver. In haar ogen was het lafheid en angst voor de eeuwigheid in Niflheim die hem zo ver dreven om zijn kleinzoon te vragen hem te doden in een gevecht. Dit zou ze nooit toelaten! Als Ulf zijn grootvader doodde, zou hij voor het Ting[5] moeten verschijnen en was de kans groot dat hij veroordeeld zou worden en verbannen uit het dorp. Dat betekende een zekere dood

    Enjoying the preview?
    Page 1 of 1