Discover millions of ebooks, audiobooks, and so much more with a free trial

Only $11.99/month after trial. Cancel anytime.

Erfgoed
Erfgoed
Erfgoed
Ebook214 pages3 hours

Erfgoed

Rating: 0 out of 5 stars

()

Read preview

About this ebook

Morgan had geen andere keuze. Ze moest het uitmaken met Hunter. Wie weet wat ze hem anders aan zou kunnen doen?Morgan is erachter gekomen wie haar echte vader is. En dat is zowel een zegen als een vloek. Haar vader, Ciaran, is leider van de gevaarlijke en duistere heksenkring Amyranth. De Internationale Raad van Heksen wil meer weten over Amyranth en vraagt Morgan om zich aan te sluiten. Ze gaat akkoord, maar niet alleen om zo de Raad te kunnen helpen. Morgan wil meer weten over haar mysterieuze vader. Want hoe graag ze het ook zou willen ontkennen, haar vader is de enige die haar meer kan leren over de buitengewone krachten van duistere magie.-
LanguageNederlands
PublisherSAGA Egmont
Release dateJun 20, 2023
ISBN9788728489505
Erfgoed

Read more from Cate Tiernan

Related to Erfgoed

Titles in the series (15)

View More

Related ebooks

Related articles

Reviews for Erfgoed

Rating: 0 out of 5 stars
0 ratings

0 ratings0 reviews

What did you think?

Tap to rate

Review must be at least 10 words

    Book preview

    Erfgoed - Cate Tiernan

    Erfgoed

    Translated by Gerda Wolfswinkel

    Original title: Changeling

    Original language: English

    Geproduceerd door Alloy Entertainment, LLC

    Copyright ©2001, 2023 Cate Tiernan and SAGA Egmont

    All rights reserved

    ISBN: 9788728489505

    1st ebook edition

    Format: EPUB 3.0

    No part of this publication may be reproduced, stored in a retrieval system, or transmitted, in any form or by any means without the prior written permission of the publisher, nor, be otherwise circulated in any form of binding or cover other than in which it is published and without a similar condition being imposed on the subsequent purchaser.

    www.sagaegmont.com

    Saga is a subsidiary of Egmont. Egmont is Denmark’s largest media company and fully owned by the Egmont Foundation, which donates almost 13,4 million euros annually to children in difficult circumstances.

    Aan de wolf binnen in me

    1.

    Doorbraak

    Voor ik in dit oord aankwam, kende ik de betekenis van uitdrukking ‘van God verlaten’ absoluut niet. Barra Head ligt op de uiterste westpunt van de Schotse Hooglanden en je kunt je geen ruiger en ongetemder landschap voorstellen. Maar, Broeder Colin, ik ben zeer opgetogen hier te zijn en ik popel om deze goede lieden het evangelie van de Heer te brengen. Morgen begeef ik me onder de bevolking en zal ik hun de vreugde van Gods Woord bijbrengen.

    – Broeder Sinestus Tor, cisterciënzer monnik, in een brief aan zijn broer Colin, eveneens monnik, september 1767

    ‘Oké, ik ga ervandoor,’ zei mijn zusje Mary K. Ze draaide zich om en rende de trap af. Even tevoren hadden we de opvallende claxon van de minibestelbus van Jaycees moeder gehoord.

    ‘Tot kijk,’ riep ik haar achterna. Mary K. was mijn jongere zusje van veertien, hoewel je zou denken dat ze tegen de vijfentwintig liep. In bepaalde opzichten, haar borsten bijvoorbeeld, zag ze er volwassener uit dan ik.

    ‘Schat?’ Mijn moeder stak haar hoofd om de deur van mijn slaapkamer. ‘Ga mee naar Eileen en Paula, alsjeblieft.’

    ‘O nee, bedankt,’ zei ik, en probeerde niet bot over te komen. Ik was dol op mijn tante Eileen en haar vriendin Paula, maar ik moest er niet aan denken een gesprek met hen te moeten voeren, te glimlachen, te eten en net te doen alsof alles normaal was. Sinds een paar dagen lag mijn hele leven in duigen.

    ‘Ze heeft een salade van zeewier gemaakt,’ probeerde mam me te verleiden.

    ‘Jasses!’ Ik kruiste mijn wijsvingers om het gezondheidsvoedsel uit te bannen. Mam trok een gezicht.

    ‘Oké. Ik dacht alleen maar dat je wel bij onze laatste gezamenlijke maaltijd zou willen zijn,’ zei ze op een toon, die bedoeld was om me een schuldgevoel te geven.

    ‘Mam, je blijft maar elf dagen weg. Ik zie je de rest van mijn leven nog – volop gezamenlijke maaltijden in het verschiet.’

    Mijn ouders zouden de volgende dag vertrekken voor een cruise naar de Bahama’s, ter gelegenheid van hun zilveren bruiloft.

    ‘Mary Grace?’ riep mijn vader. Wat met andere woorden betekende: ‘Schiet eens op.’

    ‘Ik kom eraan.’ Mam keek me speculatief aan. Opeens was alle humor weg uit de situatie. Mijn ouders en ik hadden de afgelopen maanden heel wat doorgemaakt en zo nu en dan staken de herinneringen daaraan de kop weer op.

    ‘Een prettige avond,’ zei ik. Ik draaide me om. ‘En doe Eileen en Paula de groeten.’

    ‘Mary Grace?’ zei pap weer. ‘Dag, Morgan. We komen niet zo laat terug.’

    Toen ik de voordeur hoorde dichtvallen, zakte de spanning uit mijn schouders weg. Eindelijk alleen. Vrij om mezelf te zijn, tenminste voor een poosje. Vrij om me ellendig te voelen, om opgerold op bed te liggen, om doelloos door het huis te zwerven, zonder dat ik tegen iemand hoefde te praten of proberen normaal te doen.

    Vrij om mezelf te zijn. Grapje. Vrij om de heks te zijn die ik was. En niet zomaar een heks, maar eentje met echt heksenbloed, Woodbane-bloed – van de beruchtste clan van de Zeven Grote Clans van Wicca. Een heks, wier échte vader, Ciaran McEwan, haar échte moeder, Maeve Riordan, had vermoord. Ciaran was een van de kwaadaardigste, gevaarlijkste en meest meedogenloze heksen die bestonden. En ik stamde voor de helft van hem af. Wat zei dat dan over mij?

    Ik bekeek mezelf in de spiegel in mijn slaapkamer. Ik zag er nog steeds uit als mezelf: rechtvallend bruin haar, lichtbruine, ietwat schuinstaande ogen bij de ooghoeken, een krachtige neus. Ik was bijna een meter zeventig en moest alle vrouwelijke rondingen nog ontwikkelen.

    Ik zag er niet uit als een Rowlands. Zestien jaar lang had ik geen enkel moment gedacht dat ik geen Rowlands was, ondanks het feit dat ik er heel anders uitzag dan de rest van mijn familie, ondanks de enorme verschillen tussen Mary K. en mij. Inmiddels wisten we allemaal waarom die verschillen er waren. Ik was een Riordan van geboorte.

    Ik liet me met pijn in mijn hart op bed vallen. Het was nog maar een paar dagen geleden dat ik op het nippertje aan de dood was ontsnapt – in Manhattan had Ciaran geprobeerd me te doden. Pas op het laatst, toen hij zich realiseerde dat ik zijn dochter was, was hij op andere gedachten gekomen en had hij mijn toenmalige vriend, Hunter Niall, toegestaan me te redden. Mijn vader, de man die mijn moeder had omgebracht, die had geprobeerd mij om te brengen. Ciaran was zó onvoorstelbaar slecht. En die slechtheid zat ook in mij. Hoe kon Hunter zelfs maar pretenderen niet te snappen waarom ik het had uitgemaakt?

    O, Godin. Hunter. Wat verlangde ik naar hem. Ik hield van hem, hunkerde naar hem, ik bewonderde, vertrouwde en respecteerde hem. Hij was lang, blond en ontzettend knap, en hij had een prachtig Engels accent. Hij was ook een machtige, ingewijde heks naar het bloed, een halve Woodbane, en hij was Zoeker bij de Internationale Raad van Heksen. Hij was mijn mùirn beatha dàn – mijn zielsverwant. Dat betekende voor de meeste mensen dat ze voor altijd bij elkaar bleven. Maar ik, afstammeling van een van de allerkwaadaardigste heksen uit de geschiedenis van Wicca, had besmet bloed. Ik was giftig. Alles wat ik aanraakte ging kapot. Ik moest er niet aan denken dat ik Hunter kwaad zou doen, ik wilde zelfs dat risico niet nemen. Dus had ik hem gezegd dat ik niet meer van hem hield en dat hij me met rust moest laten.

    Om die reden was ik nu alleen en had ik de laatste dagen op bed gelegen met een kussen in mijn armen, ziek van ellende en eenzaam verlangen.

    ‘Wat zal ik doen?’ zei ik bij mezelf. Het was zaterdag. Kithic, mijn coven, kwam zoals altijd bijeen voor de cirkel. Binnenkort zouden we Imbolc vieren, een van onze jaarlijkse sabbats, en ik wist dat er nu over gepraat zou worden. Er zouden voorbereidingen getroffen worden voor de viering. Het hoorde bij het levenspatroon van Wicca dat je je ervoor inzette wekelijks naar de cirkels te gaan. Het maakte deel uit van het leerproces en van het wentelende Wiel van het Jaar. Eigenlijk moest ik wel gaan.

    Maar ik kon het niet. Ik kon het niet verdragen Hunter weer te zien. Ik moest er niet aan denken de andere leden van de cirkel tegen te komen en hun blikken van medelijden, angst of wantrouwen te zien.

    ‘Miauw?’

    Ik keek naar mijn kat.

    ‘Dagda,’ zei ik, en ik pakte hem op. ‘Wat word jij een grote jongen. Je hebt een flinke stem gekregen.’ Ik aaide Dagda en voelde zijn lijfje trillen van zijn zware gespin.

    Als ik vanavond naar de cirkel ging, zou ik Hunter zien, ik zou zijn ogen op me gericht voelen en zijn stem horen. Was ik sterk genoeg om dat aan te kunnen? Ik dacht van niet.

    ‘Ik kan het niet,’ zei ik tegen Dagda. ‘Ik ga niet. Ik doe hier wel een cirkel,’ Ik stond op met het gevoel dat dit een manier was om de belofte gestand te doen, dat ik aan de Wicca-cirkel meedeed. Misschien hielp het aanroepen van kracht ook tegen de pijn. Misschien leidde het mijn gedachten af van Hunter en van mijn eigen aangeboren slechtheid, al was het maar voor even.

    Ik ging mijn inloopkast in en haalde mijn altaar van onder mijn badjas tevoorschijn. Voorzover ik wist hadden mijn ouders het nog niet ontdekt. Het was een kleine hutkoffer, overdekt met een violetkleurige linnen doek, die ik gebruikte voor de rituelen die ik thuis deed. Hij stond achter in mijn kast verborgen, waar hij niet zou worden opgemerkt door mijn ouders, die godvruchtige katholieken waren. Het was voor hen al erg genoeg dat ik aan hekserij deed; ze zouden diep, maar dan ook diep ongelukkig zijn, als ze wisten dat ik al die heksenspullen in hun huis bewaarde.

    Ik schoof de koffer naar het midden van de kamer en zette hem met de hoeken zo dat ze overeenkwamen met de vier windrichtingen. (Dat had ik een paar weken geleden uitgezocht en de juiste positie uit mijn hoofd geleerd.) Op de vier hoeken van de koffer zette ik de zilveren offerschalen neer, die aan mijn biologische moeder hadden toebehoord. Ik bekeek ze altijd met liefde en respect. Ik had Maeve nooit gekend – ik was pas zeven maanden toen Ciaran haar vermoordde – maar ik had wél haar magische instrumenten en die betekenden alles voor me.

    In een van de schalen schonk ik vers water. In een schaal die voor de helft gevuld was met zand, zette ik een wierookstokje en stak het aan. Het dunne grijze sliertje geurige rook symboliseerde lucht. Een andere schaal bevatte een handvol stenen en kristallen, het symbool van aarde. In de laatste schaal stak ik een dikke rode kaars aan, voor vuur. Het rood van de kaars stond voor macht, passie, vuur, kortom, voor mij. Vuur was mijn element. Ik schouwde in het vuur en ik kon vuur oproepen wanneer ik maar wilde.

    Ik trok snel mijn kleren uit en deed mijn groene gewaad aan. De dunne zijde was geborduurd met oude Keltische tekens, runen en sigils voor bescherming en macht. Maeve had het destijds in Ierland gedragen als ze de cirkels van haar eigen coven, De Nauwe Poort, leidde. Haar moeder Mackenna had het vóór haar gedragen, en zo verder terug, generaties lang. Het was heerlijk om het te dragen, in de wetenschap dat ik mijn bestemming vervulde en dat ik verbonden was met vrouwen die ik nooit had gekend. Kon Maeves goedheid het kwaad van Ciaran tenietdoen? Welke kant in mij zou overwinnen?

    Terwijl de plooien vloeiend om me heen vielen en me omhulden met hun magische vibraties, pakte ik de andere wapens: een ceremoniële dolk, een athame genoemd, en een heksenstaf, lang, slank en versierd met lijntjes van bladzilver, die in het donkere, oude hout waren geslagen. Ik was zover.

    Eerst trok ik een krijtcirkel op de grond. Met een vleugje trots zag ik, dat ik steeds beter werd in het trekken van een cirkel. Hij was nu bijna perfect. Ik stapte erbinnen, sloot hem en knielde voor mijn altaar. ‘Godin en God, ik roep u aan,’ zei ik zacht, terwijl ik in de vlam van de kaars tuurde. ‘Uw dochter Morgan roept uw goedheid en uw kracht aan. Help me magie te beoefenen. Help me te leren. Toon me datgene waar ik aan toe ben om het te weten,’ Ik sloot mijn ogen, liet mijn adem wegstromen en haalde toen opnieuw diep adem. Binnen een minuut was ik in een diepe meditatie. Dit had ik zo vaak geoefend, dat mediteren net zoiets was als een spier gebruiken. De meditatie was er, bijna onmiddellijk, en sterk.

    Waar was ik aan toe om het te weten? Voor mijn geestesoog ontrolde zich een smal pad. Aan beide zijden stonden bomen en struiken, wat het pad uitnodigend en tegelijk besloten maakte. Ik begon soepeltjes over het pad te lopen, zonder enige haast – alsof ik boven de compacte aarde zweefde. Het voelde heerlijk opwindend en vol geestdrift spoedde ik me voorwaarts.

    Ik vloog een hoek om en deinsde toen plotseling, met een geluidloze kreet van afschuw terug. Voor mij versperde een stervende slang het pad. Het was een zwarte slang met twee koppen, die onrustig heen en weer bewoog. Hij had diepe snijwonden en hij was aangevreten; de weg was gevlekt met bloed en ik moest mijn neus en mond bedekken vanwege de scherpe, bittere, weerzinwekkende lucht. Het zieltogende beest wond zich in kronkels van de pijn en schudde van ademnood toen hij voelde hoe het bloed uit hem wegvloeide. Ik ging langzaam achteruit, want ik wist niet hoe gevaarlijk het dier nog was. Toen daalde er vanuit de hemel een mooie, koude, kristallijnen kooi over het beest heen. Met één laatste noodkreet sloeg de tweekoppige zwarte slang met zijn stekelige staart en stierf. De kooi glinsterde zachtjes boven hem. Hij leek van lucht, van muziek, van goud en van kristal te zijn gemaakt. Hij was van magie gemaakt. Ik had hem gemaakt. En met mijn kooi had ik meegeholpen de slang te doden.

    Ik snakte naar adem en klauwde mezelf terug naar mijn normale bewustzijn. Ik opende mijn ogen. Mijn hart bonkte en de geur van het slangenbloed zat nog in mijn keel. Ik moest kokhalzen, terwijl die gruwelijke beelden nog op mijn netvlies stonden. Die slang, dat waren Cal Blaire en Selene Belltower, daarvoor hoefde je geen psychologie te hebben gestudeerd. In mijn onderbewuste was ik blijkbaar bezig die afschuwelijke gebeurtenis te verwerken. Ik had de dood van Cal, de eerste jongen van wie ik had gehouden, en van zijn moeder Selene, een machtige, zwarte Woodbane-heks, nog dagelijks in mijn hoofd. Ik staarde naar mijn rode kaars en sidderde. Dit pad kon ik vanavond absoluut niet verder onderzoeken. Misschien moest ik het zien, misschien wilde de magie me iets tonen, me iets leren, maar dit kon ik niet aan. Hopelijk zou met het verstrijken van de tijd de herinnering eraan wat dieper wegzakken.

    Ik slikte en keek naar de wierook die opsteeg. Misschien had ik mezelf wel gezien als ik verder was gegaan op het pad van mijn onderbewuste, daar in New York, op het moment dat ik door de coven van Ciaran zou worden geofferd vanwege mijn eigen magische vermogens.

    Liever niet. Zo was het wel genoeg geweest. De Godin dacht zeker dat ik hier klaar voor was, maar zo voelde ik het niet.

    Ik keek nog eens naar mijn rode kaars. Ik bevond me in een vreemde situatie. Ik was een uitzonderlijk machtige bloedheks. Maar omdat Wicca mij pas drie maanden geleden had ontdekt, was ik betrekkelijk ongeschoold in de magie. Hoe hard ik ook probeerde te leren, ik zou beslist de rest van mijn leven bezig blijven met de weidsheid en de diepte van de magische kennis. Bovendien was ik niet ingewijd. Een niet-ingewijde heks had niet de controle over haar volledige vermogens – had in feite helemaal geen controle over haar vermogens. En dat probeerde iedereen me juist voortdurend aan het verstand te brengen.

    Tot nog toe vond ik het fantastisch, zoals mijn vermogens zich uitbreidden en groeiden, als een plant die naar het zonlicht toegroeit. Hoe meer ik aan magie deed, des te sterker die leek te worden en des te gemakkelijker ik die kon laten stromen. Ik had geloofd dat mijn magie goed zou zijn, dat ik in het zonlicht zou lopen, ook al was ik een Woodbane. De Nauwe Poort was een coven van Woodbanes geweest en die hadden eeuwen geleden de zwarte magie afgezworen. Maar toen ik erachter kwam dat Ciaran mijn vader was, waren al mijn veronderstellingen geknapt. Ik was er niet langer van overtuigd dat ik de magie ten goede zou gebruiken. Ik wist niet meer of ik wel in het licht kon blijven. Bij iedere ademtocht dacht ik eraan dat ik uit het kwaad geboren was, de dochter van een moordenaar. En dat het me Hunter had gekost.

    Ik kan kiezen, dacht ik. Ik kies ervoor goede magie te beoefenen.

    Ik keek naar mijn altaar en concentreerde me, centreerde me en richtte mijn energie. Stijg op, dacht ik, toen ik naar de zilveren schaal met wierook keek. ‘Stijg op, wees licht, wees licht als lucht. Verhef je, als in een vlucht.’ Het versje kwam in mijn hoofd op en meteen begon de zilveren schaal te wiebelen en steeg vervolgens trillend op van mijn altaar. Het bleef daar gewichtloos zweven. Ik zat er geschokt naar te staren. O, god, dacht ik. Ik had de laatste drie maanden bij Wicca dingen gezien die ik niet voor mogelijk had gehouden, maar dat ik de macht had dingen te laten zweven, verbijsterde me.

    Oké, concentreer je, zei ik bij mezelf, toen de schaal begon te kantelen. Ik concentreerde me en hij hing bijna onmiddellijk recht.

    Toen liet ik de kaars oprijzen en zweefden er twee voorwerpen voor me. Kon ik er ook drie laten zweven? Ja, hoor. De schaal met water steeg gracieus op. Inmiddels was ik in staat ze stabiel te laten hangen. De drie voorwerpen deinden voor mijn ogen, terwijl ik mijn aandacht naar de kom met kristallen verplaatste. Dit was geweldig, wat een heftige magie! Ik wist meteen dat deze kunst niet van mijn vriendin Alyce Fernbrake afkomstig was, die al haar kennis met me had gedeeld in een machtig ritueel dat tàth meànma brach heette.

    Dit was van mij, deze magische kracht bezat ik zelf. Dit was mooi en goed. Ikzelf zou nooit zo kunnen zijn.

    Toen ik begon met het optillen van de schaal met kristallen, registreerde ik heel ver

    Enjoying the preview?
    Page 1 of 1