Discover millions of ebooks, audiobooks, and so much more with a free trial

Only $11.99/month after trial. Cancel anytime.

De Put
De Put
De Put
Ebook239 pages3 hours

De Put

Rating: 0 out of 5 stars

()

Read preview

About this ebook

Privé-detective Siebe Edens ontmoet in het Groninger Museum de Middelburgse uitgever Egbert Hogemoer en zijn vrouw Maaike. Hetzelfde weekeinde wordt Hogemoer in de Groningse zeeheldenbuurt vermoord, de wijk waar Siebe is geboren en getogen.
Er zit een bladzijde uit een regionaal boekje op Egberts borst gepind. Deze bladzijde handelt over het Vrouwenputje, een ‘spirituele plek voor iedereen’ bij het Zeeuwse gehucht Baarsdorp. Bij het volgen van dit spoor in opdracht van de schoonvader van het slachtoffer belandt Siebe Edens in de naweeën van een heksenoorlog waarin ook zijn oude Middelburgse vriendin Sophie Duvelaer een rol speelt, én de gevaarlijke therapeute Patsy Mijnheer die het zoontje van Sophie’s werkster onder behandeling heeft. Na een weinig professioneel onderzoek weet Siebe Edens de moord op Egbert Hogemoer op te lossen. Hij heeft daarvoor wel een aantal aanslagen op zijn persoon moeten doorstaan en zag een stoet vreemde personages aan zich voorbijtrekken, ieder met geheel eigen obsessies en vaak bizarre gedachtekronkels.
De put is een polderthriller waarin de traditionele ‘schurkenrollen’ toevallen aan vrouwelijke personages. Desondanks moet Siebe’s goede bekende Sophie Duvelaer, ook al een dame van weinig eerbaar gedrag, eraan te pas komen om de zaak tot een goed einde te brengen. ‘...De deprimerende, nihilistische toon van de neo noir als kern van de menselijke existentie’ (recensent Paul van Leeuwenkamp over dit boek).

LanguageNederlands
Release dateAug 7, 2022
ISBN9781005342456
De Put
Author

Jan J.B. Kuipers

JAN J.B. KUIPERS (Zaamslag 1953) is een ‘multi-genreauteur’. Hij publiceerde ongeveer meer dan 80 (papieren) boeken en vele honderden bijdragen op het gebied van geschiedenis, archeologie, letteren, SF & fantasy, thrillers en jeugdliteratuur. In 2005/2006 was hij stadsdichter van Middelburg. Prijzen: King Kong Award (1983 [met Gert P. Kuipers] en 1987), Millennium Award (1997), Zeeuwse Boekenprijs (2005), Gorcumse Literatuurprijs 2004-2005. Hij was/is redacteur of medewerker van o.m. Ballustrada, Archeologie Magazine, Zeeuws Erfgoed, Zeeuws Tijdschrift. Hij publiceerde ook publieksbiografieën: Der Kaiser! (2015), Willem III. De weerspannige koning (2017), Willem van Oranje, alle bij Walburg Pers. Recente titels zijn Dwepers en dromers en De vlucht naar boven, die sub- en tegenculturen in Nederland behandelen in de perioden 1890-1940 en de jaren zestig en zeventig van de twintigste eeuw.JAN J.B. KUIPERS is a prolific writer of fiction and non-fiction. His writings include literature for adults and children, poetry, works on history and archaeology, the Dutch province of Zeeland, pop music and pop culture, essays, thrillers, science fiction and fantasy. He won several awards for fiction and non-fiction. His more than 80 published books are all in the Dutch language; some stories, articles and poems were translated in English, German, French and Rumanian.

Read more from Jan J.B. Kuipers

Related to De Put

Related ebooks

Related articles

Related categories

Reviews for De Put

Rating: 0 out of 5 stars
0 ratings

0 ratings0 reviews

What did you think?

Tap to rate

Review must be at least 10 words

    Book preview

    De Put - Jan J.B. Kuipers

    DE PUT

    Een literaire polderthriller

    Jan J.B. Kuipers

    De put. Een literaire polderthriller © 2012, 2022 Jan J.B. Kuipers

    Omslagontwerp © 2022 en eBoek-opmaak: Jan J.B. Kuipers

    ISBN: 9781005342456

    Verantwoordelijke uitgever: De Erven M. Dähnhardt / Jan J.B. Kuipers

    Over de auteur: Jan J.B. Kuipers publiceerde ca. 80 boeken (in print), zowel fictie als non-fictie voor volwassenen en de jeugd. Hij won diverse prijzen, zoals de King Kong Award, de Millennium Prijs en de Zeeuwse Boekenprijs.

    ‘Zeeuws auteur Jan J.B. Kuipers (Zaamslag 1953) is vergeleken met Jorge Luis Borges en R.A. Lafferty. Met Borges heeft hij de verlicht filosofische inslag gemeen, met Lafferty de verhalen waarin schaduwen groter zijn dan hun personages.’ Uitgeverij Verschijnsel (verschijnsel.net)

    Zie ook: janjbkuipers.nl, janjbkuipers.blogspot.nl

    Oorspronkelijke uitgave van deze titel bij Uitgeverij Liverse (Dordrecht), 2012.

    Lees ook de Siebe Edens-avonturen Moord aan boord van de PSD en In de schaduw van Michiel.

    Smashwords Edition, License Notes

    This ebook is licensed for your personal enjoyment only. This ebook may not be re-sold or given away to other people. If you would like to share this book with another person, please purchase an additional copy for each recipient. If you’re reading this book and did not purchase it, or it was not purchased for your use only, then please return to Smashwords.com and purchase your own copy. Thank you for respecting the hard work of this author.

    Geluk is een parabel, ongeluk is een verhaal

    Haruki Murakami

    Wij vermoeden amper de dingen op aarde;

    zelfs wat voor de hand ligt

    ontdekken wij maar met moeite

    Uit: De wijsheid van Salomo

    Model: 60LS

    Caliber: .357MAG/.38+P

    Capacity: 5 Rounds

    Barrel Length: 2 1/8"

    Front Sight: Black Blade Front

    Rear Sight: Fixed

    Grip: Wood Grips

    Frame: Small – Chiefs Special Style

    Finish: Matte

    Overall Length: 6 5/8"

    Material: Stainless Steel

    Weight Empty: 21.5 oz.

    Model: Glock 17

    Caliber: 9 mm

    Cartridge: 9 x 19 mm (Para)

    Total weight (with loaded magazine): 902 g

    Total weight (without magazine): 620 g

    Overall length:186 mm

    Barrel length: 115 mm

    Bullets initial speed: 360 m/s

    Muzzle energy: 500 Joules

    Practical rate of fire: 40 rpm

    Magazine capacity: 17 rounds

    Sighting range: 50 m

    PROLOOG

    Geheugen, herinnering? Niets dan nevel en schimmenspel, wist Siebe Edens. Zijn jeugdherinneringen aan de Piet Heinstraat in Groningen, nette buurt voor kleine luiden, gingen in snel tempo in rook op; de oude, waarlijk door Niemeyerrook omwolkte beelden – van de fabriek die sinds mensenheugenis de karakteristieke spikkeltjes op het wasgoed bracht – waren zo goed als vervangen door verse snapshots in Siebe’s brein, kiekjes van de schaarse nostalgiebezoeken die hij de laatste jaren aan zijn oude buurt bracht als hij weer eens in zijn geboortestad was.

    Rustig Roxy Roken’ – herinnerde iemand zich nog de oude vertrouwde Niemeyerslogan? Siebe wel. Dat was tenminste iets. Vele honderden Roxy’s moest hij hebben verstookt destijds. Maar de tijden van rustig roken waren ook voor hem voorbij.

    De Piet Heinstraat zelf, als in een analoog proces aan Siebe’s tanende geheugen, was intussen voor meer dan de helft afgebroken. Nog wél lag daar het aloude plantsoentje, waar Siebe Edens nu het schokkende beeld van Egbert Hogemoer projecteerde. Egbert Hogemoer, de Middelburgse uitgever van firma Paardekoper & De Bree, die nauwelijks veertig kon zijn geweest, maar aan het concept leeftijd ten enenmale was ontstegen.

    Want Egbert Hogemoer was dood.

    Vermoord te Groningen.

    ‘En jij hebt het gedaan.’

    Het volle, niet onaantrekkelijke maar ook ietwat runderachtige gezicht van Annet Oolsen was hem verwachtingsvol toegewend. Helderblauwe, zelfverzekerde ogen, gevulde wangen omlijst door halflang, recht afgesneden korenblond haar. Gezond, gezonder, gezondst. Je zou er bijna een opgewekte vierkwartsmaat bij tikken. Ze was misschien dertig, misschien nog niet.

    ‘Hoe noemen ze jouw rang tegenwoordig: hoofdagent, adjunct-inspecteur of toch gewoon rechercheur?’ had Siebe bij wijze van afleidingsmanoeuvre gevraagd, aan het begin van het ‘informele gesprek’ in Bureau Centrum aan de Rademarkt.

    ‘Zeg jij maar gewoon mevrouw Oolsen, hoor.’

    ‘Dat tutoyeren stoort mij een tikje,’ zei Siebe met moeizaam opgebracht sarcasme. ‘Ik kon je vader weez’n.’

    Arrogante koe! Evengoed zat hij weer eens dik in de problemen. Voor de zoveelste keer in verband gebracht met een moord; zou men in een landelijk digitaal recherchearchief soms een apart bestandje koesteren met daarin usual suspects die nimmer waren veroordeeld, en slechts op de vaagste gronden – zelfs voor de vaderlandse hermandad met zijn traditionele concentratie op onwaarschijnlijke verdachten – keer op keer werden aangehouden? Vast wel. Want naar de paar moorden die Siebe Edens gedurende zijn kwakkelende loopbaan als privé-speurder noodgedwongen had moeten begaan, had nooit één smeris gevraagd.

    ‘En waarom heb jij dat blaadje op zijn borst gespeld, Edens?’ ging mevrouw Oolsen voort op gewichtige toon. ‘Uit dat boekje? Beetje het Theo van Gogh-effect naspelen? Belangrijk doen? Dwaalspoortje in elkaar timmeren?’

    ‘Theo wie?’ zei Siebe onnozel.

    ‘Hahaha,’ lachte Annet Oolsen. Haar onder een bruin T-shirt prangende boezem zwoegde in oprecht plezier. Een volle dame met geloof in de toekomst. Ze zag dat Siebe gebiologeerd naar haar deinende voorkomen staarde, haar lach stierf subiet weg. Onwillekeurig trok ze het beige wollen vestje dat ze over het T-shirt droeg wat toe.

    ‘Je zit in de stront, Edens, en niet zo’n klein beetje ook.’

    ‘Leg eens uit,’ zei Siebe. Altijd een tegenvraag stellen. Nooit iets laten blijken. Van wat dan ook, zelfs van uiterste onwetendheid. Maar de oude panache was sleets. Het viel niet te ontkennen. Er rees alweer een vage hoofdpijn, en een flauw visioen van een fikse vaas pils met misschien een borreltje ernaast.

    Het was negen uur zevenendertig in de ochtend.

    WHODUNNIT

    Als deze kaart vandaag aan je verschenen is, dan is dat een sterke aanwijzing voor grote veranderingen. De alchemie van water en vuur, donder en bliksem, zon en regen geeft een scheppende bruisende energie vol creativiteit. Als die krachten elkaar ontmoeten, kunnen prachtige creaties ontstaan, zoals regenbogen.’

    Zozo, dus Egbert Hogemoer was dood. Wel een schok voor Siebe, trouwens. Egbert, die hij kende uit Middelburg, was kennelijk middenin het plantsoentje achter de Piet Heinstraat aangetroffen, op de rug, wijdbeens, de al wat zwellende buik en wijdopen blik hemelwaarts.

    ‘Maar dat weet jij allemaal al, Edens,’ had Oolsen minzaam glimlachend gezegd, terwijl ze zijn sleetse kop met het dunnende stekelhaar met het nodige dédain monsterde.

    Siebe keek fier terug in die zwembadkleurige ogen; ze bleven koel en aandachtig op hem gericht en tot zijn schaamte wendde Siebe plots de blik naar buiten. Hij voelde dat hij kleurde voor het zelfverzekerde wicht.

    Daar, vóór de van elke fantasie gespeende rechthoekige voorgevel van Bureau Centrum, verrees tussen wat bomen meer dan dertien meter hoog een glanzende roestvrijstalen zuil. Onkreukbaarheid, torenhoge ambitie, steile doelgerichtheid. Als ooit een kunstwerk op zijn juiste plaats had gestaan, was het deze toren van arrogantie wel. Nota bene opgericht omtrent 1970, in de jaren van de grootste rebellie tegen het overgeleverd Gezag.

    ‘Weet ik allemaal al? Ben ik nu ook helderziend?’ vroeg Siebe. Ondanks zijn zojuist opgelopen wonde in het steekspel van blikken en gebaartjes voelde hij zich redelijk zelfverzekerd. Als dit een officieel verhoor was geweest hadden ze hem wel naar het zwaarbeveiligde complex aan de Hooghoutstraat gebracht, bij het industrieterrein, A7, richting Winschoten. En ook voordien werden de echte verhoren gehouden aan de zijkant van het bureau, vierde verdieping. Siebe had er vele uren doorgebracht, in die schemerige periode tussen het afbreken van zijn letterenstudie en het begin van zijn al even matte loopbaan in het particuliere onderzoekswezen.

    Op de rug had Egbert gelegen. Wijdbeens tussen de armetierige hortensia’s. Bladzijde uit Hogemoers eigen uitgave Vijftig en één inspirerende plekken in Zeeland op de kabeltrui ter hoogte van zijn borst geprikt, de lange blonde lokken inderdaad als – en in Siebe’s verbeelding versmeltend met – die van de destijds barbaars afgeslachte moslimhater. Maar in tegenstelling tot de goedlachse Amsterdamse vuilbekker Van Gogh was Egbert Hogemoer een wat terughoudende, beschaafde man geweest. Heel zijn leven tussen de boeken en boekverkopers gezeten – wie kon hem in vredesnaam schadelijk genoeg hebben gevonden om hem om zeep te helpen?

    Om kwart voor acht vanochtend was Siebe door twee vrouwelijke rechercheurs aan de IJsselstraat van bed gelicht, in de jaren-dertig bovenwoning van Annelies Tamminga, zijn vaste knipperlichtvriendin.

    Een van de politievrouwen was Annet Oolsen, de andere een nog jonger persoon met een Tamilachtig uiterlijk en plat ingesnoerd haar, dat triomfantelijk culmineerde in een mal knotje bovenop haar kruin.

    ‘Siebe! ‘t Is veur die!’ klonk het nogal ongerust. ‘Politie zegg’n ze!’

    Men had zijn afdalen niet afgewacht en was naar boven gelopen, over de enigszins verveloze trap naar de slaapverdieping die de hand van een regelmatig in het pand aanwezige klusser sterk ontbeerde, net als vele andere zaken in deze woning.

    Het duo stapte de grote slaapkamer binnen toen Siebe naast het bed juist zijn spijkerbroek stond aan te sjorren.

    Knotje en Korenblond bleven middenin de kamer staan, vóór het voeteneind van Annelies’ met jaren zeventig-oranje beklede IKEA-ledikant, en keken vol interesse naar de haastige en plots verlegen manoeuvres van

    Siebe Edens

    Particulier onderzoek en institutionele recherche

    Consulten, inlichtingen

    nationaal * internationaal

    zoals een van zijn visitekaartjes meldde.

    Eenmaal op het bureau begreep Siebe snel dat de smerissen geen enkele harde aanwijzing hadden dat hij met de moord te maken had. Pure intimidatie, deze ophaalservice. Wegens zijn veelvuldige zaken en verblijf buiten de provincie was hij het laatste decennium een beetje vervreemd geraakt van zijn geboortestad en voelde zich ook eerder bezoeker dan iemand die hier thuishoorde. Dat hij bij de politie nog bekend was, en belangrijk genoeg geacht werd om bij deze moordzaak meteen te worden opgehaald, leek hem zeer onwaarschijnlijk. Maar hoe hadden de Groninger juten hem dan zo snel in verband gebracht met Egbert Hogemoer, die hij inderdaad kende, maar dan uit een stad aan de andere kant van het land? Hoe wisten ze dat überhaupt?

    Kon niet anders: ze moesten een tip gehad hebben, waarop de gewoongetrouw in het duister tastende recherche spoorslags naar de IJsselstraat was getogen.

    Dat papier op de knusse kabeltrui van Egbert Hogemoer: de eerste pagina van hoofdstukje 26 van Vijftig en één inspirerende plekken in Zeeland, door Arend en Machteld Konijn: ‘Het Vrouweputje van Baarsdorp. Een spirituele plek voor iedereen!’

    ‘Wat was de doodsoorzaak?’ had Siebe al aan het begin van het ‘althans voorlopig nog informele’ gesprek gevraagd.

    ‘Een moordenaar die naar de doodsoorzaak vraagt!’ gniffelde Annet Oolsen. ‘Dat lijkt op beginnende dementie bij de crimineel in kwestie. Hoe oud ben je ook weer, Edens?’

    ‘Denk aan Methusalem.’

    ‘Zo zie je er tenminste wel uit. En nooit een fatsoenlijke loopbaan gehad, geen degelijk pensioenplan denk ik, altijd maar politieagentje in burger gespeeld, overspelige echtgenoot’n achter de broek zitt’n.’

    ‘Doorgaans betrof het de rok,’ riposteerde Siebe.

    Die was raak, recht in haar neofeministische hartje. Oolsens toet verstrakte.

    ‘Hij is natuurlijk doodgeschoot’n. In de mond geraakt, schuin naar boven. Een troep, man! Maar ja, je was er zelf bij. Waar is jouw wapen trouwens gebleven, Edens? Damespistooltje, toch?’

    Ze was overduidelijk aan het vissen. Dus Egbert Hogemoer was met een damesblaffertje afgeknald, op korte afstand, anders kreeg je met zo’n ding nog geen pekinees om zeep. Moest om een bekende gaan.

    ‘Wat moet ik met een wapen,’ zei hij, ‘heb ja geen vergunning.’ Siebe vertrouwde erop dat Annelies zijn Smith & Wesson Small Frame, de befaamde Ladysmith, toevallig óók zo’n handzaam ladyknallertje, intussen naar het vertrouwde duivenhok van haar bejaarde stiefvader had gebracht, vóórdat de stedelijke russen op het idee kwamen er eens een huiszoekinkje aan de IJsselstraat tegenaan te gooien.

    ‘Waar was je trouwens gisteravond, pakweg tussen tien en één?’

    Newscafé, Waagstraat,’ sprak Siebe Edens. ‘Ben er om sluitingstijd uitgesodemieterd, beetje amok gemaakt, of liever gezegd, ongevraagd gekregen. Te veel studentjes daar, iets te wereldwijs, grote smoel’n, te snel dronken. Je gaat daar diep die trappen af en dan is er zo’n semivolkse pisgoot, roestvrij, geen smetje te zien. De pretentie!’

    Oolsen keek hem aan met een beteuterde uitdrukking. ‘Getuigen zeker?’

    ‘Stuk of tachtig denk ik,’ sprak Siebe monter. ‘Twee ervan moeten een blauw oog hebben. Heeft er niemand aangifte gedaan?’

    Ze zei niks meer, haar blik bleef op Siebe gericht alsof ze toch nog hoopte op een scheurtje in zijn roestvrijstalen alibi.

    Siebe Edens stond op, de stokoude leren jekker kraakte licht. Misschien was het zijn kniegewricht?

    ‘Kan nu wel gaan zeker? En bedankt voor de koffie.’

    ‘Dat had ik aanstonds willen aanbieden hoor. Blijf in town, Edens. We willen je vast nog een keer spreken. Misschien op een andere locatie. Bij de cell’n.’

    ‘Reken er niet te vast op. De wijde verten roepen reeds!’

    Ze antwoordde niet, maar Siebe voelde haar misprijzende blik over zijn gestalte gaan terwijl hij wegliep, de rug naar haar toe.

    ‘Heb je vijanden dan?’ zei ze nog net voordat hij de deur van het vertrek achter zich sloot. Een doeltreffende, schitterend getimede dieptebom. Die Oolsen! Ze kwam er wel.

    Een dag of twee voor Egberts dood had Siebe hem nog gesproken. Annelies had Siebe weer eens meegetroond naar het Groninger Museum, waar een met veel bombarie aangekondigde expositie liep over Russische sprookjes en volksverhalen. Bomvol was het geweest, en tussen allerlei nondescripte koppen had Siebe tot zijn verbazing het echtpaar Egbert en Maaike Hogemoer de spectaculaire, blauwgeelgevlekte hoofdtrap naar de tentoonstellingszalen zien afdalen. De felrode, halflange lokken van de uitgever vielen hem onmiddellijk op tussen de overvloed van grijs gedekte en glimmende, braakliggende schedels. Hogemoer was minder verbaasd geweest.

    ‘Jij hier? O ja, Groninger, heb je wel eens gezegd.’

    ‘En wat doen jullie hier?’ vroeg Siebe met het ongemak, bijna een onbehouwen ongenoegen, van de echte noorderling bij elke, geen concreet doel dienende prietpraat.

    ‘Eh ja, deze expositie, wat zakelijke besprekingen, familiebezoek,’ zei Egbert. Hij wasemde een zwakke geur van likeurbonbons uit en gebaarde vaag. ‘Wel toevallig hoor, dat we elkaar hier treffen. Ook belangstelling voor Russische sprookjes?’

    Bespeurde Siebe daar een vals, neerbuigend toontje? Maaike Hogemoer, een frêle, donkere vrouw met een wat zorgelijk voorkomen en een bril, stond hem trouwens opvallend op te nemen, merkte hij. Annelies bespeurde dat ook, en nam háár weer uiterst zorgvuldig op. Maaike merkte het, haar blik gleed van Siebe af en kruiste die van Annelies.

    Een paar seconden was het stil.

    ‘Hallo, ik ben Annelies Tamminga,’ zei Annelies ijzig.

    ‘Maaike Sluismeester, aangenaam.’ Het klonk al even arctisch. Maaike gebruikte haar eigen naam.

    Opnieuw stilte. Wat viel er ook te zeggen, Siebe had Egbert misschien vier keer ontmoet en zijn echtgenote nog minder vaak. Het laatst op een feestje in een Zuid-Bevelands dorp, in de tuin van een Zeeuwse schrijver voor wie Siebe enige gevoelige research had gedaan naar de levenswandel van een museumdirecteur. Siebe, al halfdronken, had een onsamenhangend verhaal tegen Hogemoer opgehangen over de boeiende finesses van zijn beroep, waarvan de toegesprokene met beleefdheid had kennisgenomen, intussen rondspiedend naar personen met meer raakvlak.

    Siebe had Maaike toen ook in het oog gekregen, een beetje op de achtergrond, treurig kijkend eigenlijk ook toen, met een halfvol glas rode wijn in de hand tegen een muur gedrukt.

    - ‘Nou, Egbert…’

    ‘Ja, nou, tot kijk dan maar?’

    ‘Ja, zeg, tot ziens hoor, veel plezier nog.’

    Opgelucht namen ze afscheid, waarna Siebe en Annelies de trap van het museum opgingen en de Hogemoers zich mee lieten drijven met de stroom, de schemerige zaal in, naar stemmig aangelichte beelden uit een gedroomd Slavisch verleden, van kunstenaars met veelbelovende namen als Bilibin, Roerich, Vasnetsov.

    Wij willen een huiskamergevoel langs de drukke snelwegen creëren, om even tijd voor u zelf te nemen en te onthaasten. Verder is ons streven om alleen ‘eerlijke’ producten te verkopen!

    Siebe maakte zijn blik los van de placemat met lappen tekst en tal van levenslust bevorderende foto’s van gerechten en fijne zitjes, en keek naar buiten vanuit het achtkantige eetpaviljoen van restaurant De Lepelaar, strategisch gelegen tussen Lelystad en Almere. De regen stortte zich bijna hartstochtelijk uit over hagen, bankjes en de grote vijver verderop. Die narigheid duurde al een paar uur. Het had zelfs even omineus gedonderd en gebliksemd toen Siebe langs het Ketelmeer Flevoland was binnengereden. Zeilbootjes manoeuvreerden ontredderd tussen de mastodonte hoogspanningsmasten op hun eilandjes in het meer. De witte zeilen van de jachtjes waren haast feeëriek, tegen de achtergrond van het ijzerkleurige water en het inktzwarte zwerk. Over opwarming en de onrustbarende klimaatwisseling hoorde je elke dag, maar de laaglandse zomers bleven knudde als vanouds. Hierbinnen heerste inderdaad het huiskamergevoel, waarvoor Siebe had moeten omrijden tot het knooppunt Almere met zijn enorme betonnen olifanten, van wier zijden dikke zwarte banen regen stroomden. Want De Lepelaar lag nu eenmaal aan de oostkant van de weg; zusteretablissement De Aalscholver bevond zich aan de westzijde, een stuk handiger als je uit het noorden kwam. Helaas! Hogemoer Senior, aangereden vanuit Aalsmeer, had beslist híer willen samenkomen. Kwam hem beter uit en hij was nu eenmaal de mogelijke opdrachtgever. Dus hier zaten ze dan, op een ideale plek dichtbij de snelweg en toch meteen ook midden in de natuur, met ideale (korte) wandelroutes om even de benen te strekken na een lange autoreis. Ideaal, alles ideaal bij deze breedsprakige copywriter.

    De gegroefde, op een lange pezige nek stekende kop van Thom Hogemoer (‘met een h achter de t’) detoneerde grondig met de verplicht gestelde gezelligheid van bric-à-brac in het paviljoentje, de knusse kastjes langs de wand, de enorme kaars in glas op de tafel tussen hen in en de overbodige massa textiel, in modderkleurige banen verdeeld, die boven hun hoofden naar de top van het puntdak ijlde. Je kreeg er een soort

    Enjoying the preview?
    Page 1 of 1