Discover millions of ebooks, audiobooks, and so much more with a free trial

Only $11.99/month after trial. Cancel anytime.

Bannenfluister, hemelglas
Bannenfluister, hemelglas
Bannenfluister, hemelglas
Ebook340 pages5 hours

Bannenfluister, hemelglas

Rating: 0 out of 5 stars

()

Read preview

About this ebook

Schuif aan rond het Vat van Plenty - en probeer je te herinneren waarom. Proef het groot bruin met kippensporen, en ervaar het steunend zingenot van de balgharmonica. Deze verhalen brengen u voorbij de rand van het bekende en terug - als er een terug is ...

Zestien epische verhalen die voorheen alleen R.A. Lafferty kon schrijven. Jan J.B. Kuipers is meervoudig King Kong Award winnaar. Hij publiceerde ongeveer vijftig boeken en honderden bijdragen op het gebied van geschiedenis, archeologie, letteren, SF, thrillers en jeugdliteratuur.

LanguageNederlands
Release dateJan 16, 2012
ISBN9781465876614
Bannenfluister, hemelglas
Author

Jan J.B. Kuipers

JAN J.B. KUIPERS (Zaamslag 1953) is een ‘multi-genreauteur’. Hij publiceerde ongeveer meer dan 80 (papieren) boeken en vele honderden bijdragen op het gebied van geschiedenis, archeologie, letteren, SF & fantasy, thrillers en jeugdliteratuur. In 2005/2006 was hij stadsdichter van Middelburg. Prijzen: King Kong Award (1983 [met Gert P. Kuipers] en 1987), Millennium Award (1997), Zeeuwse Boekenprijs (2005), Gorcumse Literatuurprijs 2004-2005. Hij was/is redacteur of medewerker van o.m. Ballustrada, Archeologie Magazine, Zeeuws Erfgoed, Zeeuws Tijdschrift. Hij publiceerde ook publieksbiografieën: Der Kaiser! (2015), Willem III. De weerspannige koning (2017), Willem van Oranje, alle bij Walburg Pers. Recente titels zijn Dwepers en dromers en De vlucht naar boven, die sub- en tegenculturen in Nederland behandelen in de perioden 1890-1940 en de jaren zestig en zeventig van de twintigste eeuw.JAN J.B. KUIPERS is a prolific writer of fiction and non-fiction. His writings include literature for adults and children, poetry, works on history and archaeology, the Dutch province of Zeeland, pop music and pop culture, essays, thrillers, science fiction and fantasy. He won several awards for fiction and non-fiction. His more than 80 published books are all in the Dutch language; some stories, articles and poems were translated in English, German, French and Rumanian.

Read more from Jan J.B. Kuipers

Related to Bannenfluister, hemelglas

Related ebooks

Reviews for Bannenfluister, hemelglas

Rating: 0 out of 5 stars
0 ratings

0 ratings0 reviews

What did you think?

Tap to rate

Review must be at least 10 words

    Book preview

    Bannenfluister, hemelglas - Jan J.B. Kuipers

    Jettou’s Ei

    (coauteur: G.P. Kuipers)

    1.

    LEVENSETAPPEN

    Verover je bestemming! Maar zoek eerst uit wat je bestemming is! LEVENSETAPPEN TE KUST EN TE KEUR. Roem - roemloosheid; verbluffende pracht - arm gelijk de ratten! LEVENSETAPPEN: het spel ad infinitum; fantasie der fantasmagorieën! LEVENSETAPPEN: het laatste en allerbeste van Aelfred Ase Dunkelmann!

    (voor alle leeftijden)

    *******

    - Een advertentie geprojecteerd in vlammend rood tegen het plotseling lila hemelgewelf; geprojecteerd ook in de Gewelven, of misschien rechtstreeks in de breintrossen van de geabonneerden. Een wijd verbreide boodschap.

    De dwaalgasten huppelden rond op de onafzienbare, goudgele glooiing. Een breinflits zou voldoende zijn om hen te verplaatsen naar een andere, even onafzienbare goudgele glooiing; naar eenzelfde glooiing in feite; daarom flitsten de gasten maar zelden met het brein, tenzij natuurlijk de Fijne Gong zijn verrukkelijke trillingen zond, om hen terug te doen keren naar de Gewelven.

    Loom wiekend met zijn zilveren vleugels daalde een warp. De gasten keken gretig toe, en toen vragend naar de kleine Uhrp, wier verjaardag het vandaag was, maar die altijd even klein zou blijven en ondanks haar verjaardagen nooit ouder zou worden, omdat niets ooit genoeg veranderde daarvoor. Niemand vond trouwens dat er reden was tot verandering.

    Uhrp schudde haar hoofd. Ze had geen zin in warpje pesten, tenminste niet vandaag. De warp landde desondanks ‘per ongeluk’ in hun midden en trok plichtmatig een verschrikt gezicht, maar de dwaalgasten negeerden hem.

    ‘Niet doen!’ riep de warp toch maar, waarna hij zijn rechtervleugel voor zijn gezicht vouwde.

    ‘Vandaag niet, lelijke warp!’ riepen de gasten.

    ‘Okido,’ zei de warp en verdween na een stuntelige aanloop weer in het luchtruim.

    De dwaalgasten zwierven verder. Verveling kenden ze niet, maar ook geen serene tevredenheid, anders zouden ze immers niet rondhuppelen, op zoek naar dingen van vermaak.

    Boodschappen en advertenties verschenen en verdwenen weer; ze stonden afgetekend in het zwerk of, door manipulatie van de gouden halmen, in de glooiing. De dwaalgasten namen zoals altijd vluchtig kennis van de mededelingen en bewogen zich voort, bewogen zich steeds voort, totdat eensklaps de kleine Uhrp bleef staan, turend naar een wel erg opzichtige boodschap, ergens opzij van hen door platwalsing van duizenden en duizenden halmen ontstaan. Wat had Meester Aelfred Ase Dunkelmann daar nu weer geschreven!

    LEVENSETAPPEN stond daar duidelijk, en ook: HET LEUKSTE SPEL (voor alle leeftijden).

    ‘Hé!’ riep de dikke dwaalgast die Gnide heette. ‘Dat heb ik al ’s ergens gelezen, in de lucht of zo!’

    ‘Hebben we dat spel al eens gedaan, jongens?’ schreeuwde de kleine Uhrp.

    Allen zeiden van niet, behalve de halvegare Jettou, die niets zei en zoals gewoonlijk in gedachten verzonken was. Jettou zei meestal alleen maar iets als hem niets gevraagd was.

    De halmadvertentie was vol belofte, zoals alle reclameboodschappen van de milde Dunkelmann, die bovendien altijd zijn beloften nakwam.

    De dwaalgasten flitsten zich dus naar de Gewelven en raadpleegden aldaar de Moethy, die natuurlijk toestemming gaf, waarna ze haastig op weg gingen naar de speelberg rechts van de laboratoria, waar de gedichten vervaardigd werden die men elkaar op feestavonden voordroeg. Op en in de speelberg vonden alle spelen plaats.

    Van flitsen kon nu geen sprake zijn, omdat ze niet wisten waar de Levensetappenspullen zich precies op of in de berg bevonden. Trouwens, het was heerlijk zo door de lucht te zwieren, hoog boven de Gewelven, met uitzicht op Verboden Koepelstad (die altijd even ver weg leek, waar je ook uithing). Hun Moethy kon de beste vleugels breien die er te vinden waren, vonden Uhrp en haar vrienden.

    Jettou murmelde iets, maar niemand luisterde naar hem. Voor het gezeur van die halvegare hadden ze nu geen tijd.

    Een paar keer kwamen ze nog eenzame warps tegen, die, eenmaal in hun onmiddelijke nabijheid, onveranderlijk angstig en zielig begonnen te doen, maar ook nu ongemoeid werden gelaten. Warps waren ook een vindinkje van Dunkelmann geweest. Een geweldige vinding, die het nog steeds goed deed, begrijp me goed, en warpje pesten verveelde natuurlijk nooit, maar toch...

    Ze naderden de speelberg. Het werd erg druk in de lucht, en ook op de glooiing. Van alle kanten kwamen dwaalgasten toegestroomd. Allemaal waren ze op weg naar de afgeknotte top van de speelberg, waar de Speelbergmoethy hen al opwachtte, om iedereen vriendelijk te woord te staan en hun de krater te wijzen waarin ze zich moesten laten vallen. Een heel mooie, ruime krater was het, die meester Dunkelmann speciaal voor Levensetappen had aangelegd. In groepjes sprongen de dwaalgasten over de rand, die opvallend was afgebiesd met helderrode bakstenen, gevoegd met lichtblauwe specie.

    Naar beneden ging het; de gasten werden gedragen door zacht spetterende vonkvelden.

    Gekke Jettou mompelde blij. Altijd moest hij dergelijke indrukwekkende momenten vergallen met zijn prietpraat.

    Beneden aangekomen hapten de dwaalgasten naar adem; ook Jettou zweeg. In een vurig purperen grot waren ze, om te staren naar het prachtigste reclamebord, ooit vervaardigd:

    LEVENSETAPPEN

    JE KUNT NOG TERUG *** MAAR JE BENT TOCH NIET GETIKT?

    *** KOMAAN! ***

    LEVENSETAPPEN DEZE KANT OP!

    >>> >>> >>> >>> >>> >>> >>> >>> >>> >>>

    Natuurlijk gingen ze allemaal die kant op! Allen huppelden of vlogen in de richting die de pijl aangaf. Door oogverblindende, tintelende gangen ging het, tot in het hart van de speelberg. Daar stonden de spullen. Daar schitterden en vlamden de Levensetappencabines. (Dit woord hing gigantisch in het niets boven de metalen bouwsels in allerlei vorm en kleur, die aaneengeklonterd waren tot een oogverblindend geheel. Verrukt huppelden en zweefden de dwaalgasten door deze nooit eerder betreden grot. De openingen overal in de metalen cabinesklont waren erg uitnodigend.

    De kleine Uhrp glunderde. Dit zou haar leukste verjaardag worden, maar dat had ze elk jaar nog gedacht. Nou ja, het was ook elke keer uitgekomen.

    Meester Dunkelmann rekende alles altijd perfect uit. Want ondanks de drukte was er geen tekort aan openingen, zelfs niet toen de Onder-Speelberg-Moethy had uitgelegd dat het de bedoeling was dat je alléén in zo’n opening moest gaan, en niet met al je vrienden.

    Alle dwaalgasten drongen naar voren.

    ‘Nog even wachten!’ riep de Onder-Speelberg-Moethy.

    Ah ja. Eerst de spelregels nog, natuurlijk.

    Ze kregen allemaal een papier uitgereikt. Leuk, zo’n ‘papier’; en een eigen exemplaar voor iedereen!

    Op de papieren stond het volgende te lezen:

    ENKELE LOSSE OPMERKINGEN VOOR DE SPELERS VAN LEVENSETAPPEN

    -DOOR AELFRED ASE DUNKELMANN-

    LEVENSETAPPEN, MIJN GASTJES, IS EEN DUVELS INTRIGEREND SPEL EN VOOR IEDERE SPELER WEER HELEMAAL ANDERS. DE BEDOELING VAN HET SPEL IS O.A. DE BEDOELING VAN HET SPEL TE ONTDEKKEN. DE SPELERS MAKEN HUN EIGEN REGELS. DE CABINES VERPLAATSEN DE SPELERS NAAR DE SPEELVELDEN OF AARDE(S). WAAR ZIJN DIE VELDEN ERGENS? OM DAT TE WETEN MOETEN WE EERST BEPALEN WAAR WE NU ZIJN, EN DAAR HEBBEN WE GEEN ZIN IN.

    DE PRIJS VOOR DE WINNAAR IS EEN VERRASSING! LEUK, NIET? DE WINNAAR ZAL ZICH DOOR ZIJN EXTREME VINDINGRIJKHEID EN/OF VAARDIGHEDEN VAN DE ANDERE SPELERS ONDERSCHEIDEN, EN ALDUS DOOR DE SPELMECHAAN IN MIJN KANTOOR ALS WINNAAR WORDEN BESTEMPELD.

    N.B. HET DOEL VAN HET SPEL IS DUS NIET HET BEWAREN VAN JE GOEDE HUMEUR, TOTDAT HET NOODLOT AAN HET EIND VAN ELKE ETAPPE DE FINALE SLAG TOEBRENGT, ZOALS VELEN VAN DE SPELERS ZULLEN GELOVEN. EEN GOED HUMEUR HEBBEN JULLIE IMMERS AL.

    HOE DAN OOK... LEVENSETAPPEN SPELEN IS DE BOEIENDSTE ONDERNEMING DIE BESTAAT!

    ONTDEK DE ZIN VAN HET SPEL EN WIN...

    VEEL PLEZIER *** VEEL PIJN *** VEEL KEUS *** VEEL ANGST

    (VOOR ALLE LEEFTIJDEN)

    Noodlot? Pijn en zo? Die Dunkelmann! Dat waren vast zeer enge dingen, die hij in zijn spel verwerkt had! Ze popelden allemaal om te beginnen. De Moethy gaf toestemming. Ze gingen de cabines binnen. Het begon.

    2.

    Wanneer je eenmaal speelt weet je niet meer dat je speelt! Is dat nog wel spelen? Boeiend, zeker, dat is het wel; belangwekkend genoeg, dat spel, je leven is er verdomme mee gemoeid!

    Veel plezier - dat ligt aan jezelf. Veel pijn - jazeker. Veel keus - och. Veel angst - nou en of. Enorm veel angst. En hunkering naar iets onbestemds, iets wat op de speelvelden of Aarde(s) niet bestaat. Iets wat daarbuiten ook niet bestaat. Er kan immers niks bestaan buiten de speelvelden of Aarde(s).

    Maar als je eenmaal van de speelvelden verwijderd was door het ‘noodlot’ en weer uit een van Dunkelmanns cabines rolde, strompelde of vloog, was alle leed geleden en moesten er belevenissen worden uitgewisseld. Je spoedde je zo gauw mogelijk naar je vrienden en kwetterde enthousiast over de opgedane ervaringen.

    ‘Ik was een ‘astronaut’ en ging naar de ‘Maan’!’

    ‘Ik was ‘slaaf’ en bouwde een ‘piramide’!’

    ‘Ik was verteller en vertelde over dit hier,’ - een breed gebaar om zich heen - ‘denkende dat ik ’t allemaal zelf had verzonnen!’

    Daar kon voorlopig niemand tegenop.

    Allereerst haalde je na je terugkeer natuurlijk je spelresultaten uit de gleuf, nog voordat je ging staan opscheppen tegen de anderen. Op grote schermen werden standen bijgehouden. Steeds verscheen op die schermen ook de vraag: WIE WIL STOPPEN MET DIT SPEL?

    ‘NIEMAND!’ brulden de dwaalgasten dan als één man.

    Stoppen. Kom nou. Keer op keer verdwenen ze in de cabines om een nieuwe etappe af te leggen, en het beter te doen dan de vorige keer. Het puntenaantal moest omhoog, maar hoe kreeg je dat eigenlijk voor mekaar? Niemand begreep nog de bedoeling van het spel, en dus ook niet hoe je moest spelen (al maakte je dan je regels zelf). Bovendien waren de speelvelden of Aarde(s) oneindige labyrinten, van veel en veel grotere verscheidenheid dan wat aan deze zijde van de cabines voorhanden was. En dan was er het feit dat de speler aan gene zijde niet meer wist dat hij speelde.

    ‘Ik was een moordenaar en heel vaardig.’

    ‘Ik was leider en om dat te blijven moest ik wel extreem vindingrijk zijn.’

    ‘Ik was een valse hond en werd doodgeknuppeld.’

    Sommigen van wie de spelresultaten tegenvielen opperden boos en verongelijkt dat de manier waarop de punten werden toegekend niet klopte. Ze vonden het ook niet kloppen dat je geen enkele invloed had op de spelregels; dat ze zo onbekend waren.

    ‘Maar je maakt toch je eigen regels?’

    ‘En waarom komen wij dan zo slecht uit de bus? Hoe kan dat als je je eigen regels maakt? Wat is er verkeerd aan een valse hond?’

    ‘Ja, dat weet ik ook niet. Moet je meester Dunkelmann vragen.’

    Dat was makkelijker gezegd dan gedaan. Niemand had meester Dunkelmann ooit gezien.

    En dus verdwenen de ontevredenen weer wrokkig in de cabines, om opnieuw te vertrekken naar de speelvelden, voor een nieuwe etappe.

    Was het voor hen nog wel spelen?

    Enkelen van hen kwamen nooit meer terug. Hoe kon dat! Hadden zij hun ‘bestemming’ soms elders gevonden? Boze geruchten zeiden dat zij zijwegen hadden ontdekt, daar op de speelvelden, dat ze misschien Verkeerde Paden waren opgegaan, vanwaar zo te zien geen terugkeer meer mogelijk was.

    In dit verband vroeg men zich toch wel af, voor het eerst misschien, wie nu eigenlijk, aan deze kant van de cabines, Verboden Koepelstad bewoonde.

    Waren het misschien degenen die... Maar ach, je moest verder met je eigen aandeel in het spel.

    Halvegare Jettou nam nooit deel aan de gesprekken. Hij speelde maar stug door; keer op keer verdween hij in een cabine, gretig gewoon, die Jettou. Werkte hij soms een of andere strategie af? Z’n puntenaantal schommelde hevig. Zeker was dat hij eindelijk zijn métier gevonden had, die halvegare, die zo hongerig speelde.

    3.

    De tijd was aan deze kant van de cabines niet van belang, zoals op de speelvelden, waar hij wél belangrijk was: want zonder stevige tijd kunnen er vanzelf ook geen etappen bestaan.

    Zo kon het zijn dat alle spelers op hetzelfde moment terugkeerden uit hun cabines, terwijl hun etappen op de speelvelden chronologisch ver van elkaar verwijderd waren.

    Maar nu was er iets aan de hand. Misschien was het spel wel afgelopen. Ze hoopten van niet.

    Maar het was wel zo.

    Bellen begonnen te rinkelen. Moethy’s zwermden opgewonden rond. Lichten spetterden en flitsten. Een lawaaiige warpfanfare gleed onder het gewelf van de grot van de cabines, in het hart van de speelberg. Luidsprekers (echte luidsprekers, kostelijk!) kraakten en een metalige stem schalde:

    EN NU, DEELNEMERS: DE WINNAAR!’

    ‘De winnaar! Er is een winnaar!’

    Op de gigantische scoreborden schoven de namen snel op, om tenslotte te vervagen. Toen al het geschetter, geflikker en geschel een einde had genomen zweefde in half vloeibare, groene en huizenhoge letters de naam van de winnaar door de grot. (De warpfanfare fladderde ‘angstig’ uiteen.) Het was de naam van de halvegare Jettou, tenminste: er stond geen ‘halvegare’ voor.

    Een beetje bleek al was hij uit zijn cabine gekomen, vonden de anderen nu, en hij stond daar sullig de felicitaties, die niet van afgunst waren ontbloot, in ontvangst te nemen. De Moethy’s wilden hem liefdevol knuffelen, maar afwezig weerde hij ze af.

    Die Jettou toch. Gewonnen had hij. Alle geheimen ontraadseld. Zijn kansen ten volle benut.

    Men kon dat niet vatten. De felicitaties verflauwden en de dwaalgasten riepen, schreeuwden: ‘Waarom jij, gekke Jettou? Wat of wie was jij!’

    En Jettou fluisterde: ‘Ik was een profeet uit een hogere wereld, geloof ik, en de Ware Afgezant van de Meester van alle speelvelden of Aarde(s), geloof ik. Ik heb de spelers de Waarheid verkondigd...’

    Ze begrepen het niet en waren ook niet onder de indruk. Maar de afgunst verdween snel. Waarom zouden ze ook jaloers zijn; er zouden wel weer nieuwe spelen komen. Dat kon je rustig aan meester Dunkelmann overlaten.

    Geestdriftig zwaaiden de dwaalgasten, warps, Moethy’s, laboranten, sombere hoeders van Verboden Koepelstad en alle anderen die verzameld waren op de goudgele glooiing, het gezelschap uit. Tussen twee Kantoormoethy’s verdween Jettou het luchtruim in, hoger dan ooit een warp of dwaalgast zich waagde. Drie stippen werden één stipje en toen was er niets meer. Nooit zouden ze Jettou nog terugzien en als hij nooit meer van zich zou laten horen, zouden ze hem snel vergeten zijn.

    Maar Jettou zou nog wel van zich laten horen, al was het alleen maar om te laten weten wat nu eigenlijk zijn Prijs was. Dat had hij beloofd.

    4.

    Het Medium Coeli van Dunkelmanns luchtruim was een glazen ei. In dit hoogste punt aan zijn hemel woonde de meester, en hield hij Kantoor. Van hieruit zag je alles. In een halve bol onder je het luchtruim met daaronder de onafzienbare glooiingen, de speelberg, de hoogten van de Gewelven enzovoorts.

    Buiten de bovenste helft van het ei, overal rondom dus, en erboven, was er het Niet-Iets, waarin Dunkelmanns imperium hing als een wonderlijke dekschaal.

    Aelfred Ase Dunkelmann en Jettou zaten aan weerszijden van Dunkelmanns imposante eikehouten bureau met daarop het prachtige inktstel, de lijmpot en al die andere noodzakelijke attributen.

    ‘Zo,’ zei meester Dunkelmann.

    ‘Jaja,’ zei Jettou. Ze vonden het moeilijk om met elkaar te spreken. Dunkelmann was ook zo lang alleen geweest met zijn Kantoormoethy’s. En Jettou... we weten hoe Jettou was.

    ‘Dus ik heb gewonnen,’ zei Jettou opeens, tevreden glimlachend. ‘Ik wist wel dat mijn manier de goede was. De enig goeie manier.’

    ‘Juist omdat je dat dacht, had je gelijk. Op zich waren er geen redenen om aan te nemen dat het werkelijk zo was. Voor ’t zelfde geld kon je het helemaal mis hebben.’

    Jettou schudde ontkennend en vastberaden zijn hoofd.

    ‘Goed, ik geef het op,’ zei meester Dunkelmann. ‘Het spel is voorbij. Je hebt werkelijk recht op de Prijs. Jij ontwikkelde tijdens al je etappen het idee van een ware werkelijkheid achter de werkelijkheid van de speelvelden. En het verkrijgen van die vaste overtuiging was de bedoeling van het spel. Hoewel je als speler niets meer wist van de thuiswereld aan deze kant van de cabines, heb je je die zekerheid opnieuw eigen gemaakt. Daarom werd je gaandeweg ook zo onverschillig jegens het noodlot dat je aan het eind van de etappen wegrukte. Je zotte eigenwijsheid was je voordeel; je rol als onophoudelijk prekende profeet in je laatste etappe heeft je de Prijs bezorgd. Gefeliciteerd. Je hield vol dat de steeds herhaalde dood aan het eind van de etappen niet absoluut was. En dat helemaal uit jezelf. Toe maar. Je hebt je niet tot speelbal in het spel laten maken, zoals de verongelijkten. Je bleef speler. Je hebt gewonnen. Je hebt de spelmechaan verslagen.’

    Dunkelmann hapte naar adem. Zo lang achtereen had hij gesproken, hij die zo zwijgzaam had geleefd temidden van de Kantoormoethy’s. Hij wees op het glimmende plastic kastje, dat hij op dit moment als voetenbank gebruikte.

    De lampjes aan de zijkanten van het kastje brandden niet. Het ding was zeker uitgeblust na zijn verpletterende nederlaag.

    ‘Dit is de spelmechaan,’ zei meester Dunkelmann.

    ‘O,’ zei Jettou. ‘Is dat mijn Prijs?’

    ‘Je Prijs? Welnee. Dit hier is je Prijs,’ zei meester Dunkelmann, en zijn gebaar omvatte heel het dekschaalimperium.

    Jettou was niet al te verbaasd; het was alsof hij niet minder verwacht had.

    ‘En u dan? Wat gaat u doen?’ vroeg hij. Dit was misschien een netelige kwestie. Maar nee, Dunkelmann zat er niet over in. Hij griste een slappe vilten hoed van een haak en drukte zich die op het hoofd.

    ‘Ik vertrek naar mijn volgende etappe,’ zei hij.

    Nu was Jettou met stomheid geslagen.

    Dunkelmann grinnikte. ‘Wat dacht je dan! Ook ik ben een etappenspeler. En ook jij zult hier eens een opvolger hebben. We moeten allemaal verder, want achter elke ‘ware’ werkelijkheid zit weer een nog echtere ‘ware’ werkelijkheid. Zo makkelijk kom je er niet vanaf!’

    ‘Maar eens moeten toch alle etappen zijn afgelegd,’ zei Jettou. ‘En wat komt er dan?’

    ‘Dan is er misschien zoiets als het beleven van alle etappen van iedereen tegelijkertijd, maar dan zonder dat er tijd, personen of etappen aan te pas komen. Enfin, ik wens je het beste.’ Meester Dunkelmann lichtte groetend zijn vilten hoed en was opeens verdwenen.

    Jettou inspecteerde zijn glazen Kantoor. Rekken vol met folianten, boekjes, manuscripten, banden, computerapparatuur, toverketels, fiolen, spiegeltjes.

    Op die rekken lagen veel antwoorden klaar. Hij moest alleen nog de vragen formuleren. Meteen zou hij beginnen met alles. Eens zou hij net zoveel weten als meester Dunkelmann. Hij had onnoemelijk veel te leren, maar dat was niet erg; hij was enorm blij met zijn Prijs.

    Jettou begon.

    5.

    AANKONDIGING

    Hedenavond GROOT FEEST t.g.v. de opening

    van de VERBLUFFENDE SPEELSATELLIET

    Voordracht van de nieuwste gedichten

    *** GROOTS BAL *** LEUKE TOMBOLA ***

    KOMT ALLEN!

    (voor alle leeftijden)

    ‘En dit is nog maar het begin,’ voorspelde de kleine Uhrp, terwijl ze een warp onder handen namen. De anderen luisterden niet naar haar. Ze hadden het veel te druk. Bovendien hadden ze altijd wel gezegd dat meester Jettou een heel bijzondere gast was.

    Van de late tijden

    en gewone dingen

    Laughing the Lunar Laugh!

    -Jacques Wilson

    We zien hen op de rug: donkere vormen zijn ze, hun gezichten gekeerd naar de verbluffende zonsondergang, de onbeschrijflijke lucht.

    Misschien was het wel november, de bekende fraaie-luchtenmaand. Het kon natuurlijk ook april zijn: seizoenen en dergelijke, wie maalde er nog om? Er was waarschijnlijk geen vaste omloop van hemellichamen meer om zulke begrippen aan te koppelen en al was die er wel, dan was er in elk geval niemand meer met de vaardigheid, tijd of interesse om te registreren en conclusies te trekken.

    ‘Verbluffend, die zonsondergang,’ zei de vrouw met zijden stem, ‘onbeschrijflijk, die wolkenformaties.’

    ‘Verbluffend en onbeschrijflijk?’ vroeg de man zich mompelend af - de man die niet altijd een man was maar meestal wel, zoals vandaag, en die zich wanneer hij een man was Ikonookl noemde, zolang hij zich kon herinneren tenminste. ‘Ik vind deze verschijnselen onsamenhangend en bedrieglijk: dikgesmeerde kleuren, bollende vormen in de leegte - wolken, praat me er niet van!’ Over de onberekenbare zon zweeg hij wijselijk. (De vrouw stond overigens in het midden, tussen de man Ikonookl en de dikke boom.)

    Ze reageerde niet op zijn woorden. ‘Overweldigend en vol betekenis, dit alles,’ verzuchtte ze, ‘schoonheid van bovenmenselijke grandeur, broeder. Een zegen om te mogen aanschouwen.’

    ‘Bovenmenselijk is onmenselijk, wat mij betreft,’ zei Ikonookl plotseling kloek, en met een snelle haal van zijn tot een streep geslepen mes (gevonden in een van de plaatsen die misschien eens steden waren) sneed hij de levensliaan door, die de navel van de nepvrouw met de boom verbond.

    Dit wezen zou hem alvast niet inpalmen, kussen, en zo zijn levenssappen uitleveren aan die gulzige groeier.

    De boom begon zachtjes met zijn takken te schudden. Hevig ontsteld moest hij zijn, die zwijgzame patriarch, geheel verbijsterd; zoveel vrijmensen die hun verstand gebruikten liepen er immers niet meer rond. Misschien zou ook de boom aan de gevolgen van de amputatie moeten sterven.

    En die vrouw! Duur moest ze voor haar onoplettendheid betalen. Ze maakte houterige bewegingen met haar armen; haar benen bleven stil, als geworteld in de stoffige aarde; haar hoofd draaide en haar ondiepe ogen keken Ikonookl met pijnlijke verbazing aan. Een harsachtige traan welde op uit die zielloze kijkers.

    Ikonookl rukte haar zonder plichtplegingen los uit de grond, greep haar lange haren en scheurde die los van de laagste takken. De boom, wanhopig en woedend, liet een regen van stekelige vruchtjes vallen, maar te laat. De vrijman was met zijn buit al buiten bereik.

    De vrouw wiegde en kraakte zachtjes in de armen van Ikonookl en zei met brekende stem: ‘Het is blijkbaar met mij gebeurd, broeder vrijman. Mijn leed is grondeloos, ja, ik ben droevig gestemd hierdoor.’ Toen begon ze wild te schokken, maar viel al gauw stil, om langzaam te verstijven.

    Teder bijna omvatte Ikonookl de stervende boomvrouw; hij voerde haar bedachtzaam mee en zijn maag rommelde luid.

    Op een grote rolsteen ging hij zitten. De vrouw bracht nog één langgerekt, piepend geluid voort. Dat was toen Ikonookl haar onhandig uit elkaar begon te rukken, om haar in verschillende maaltijden te verdelen.

    Och, zwaar was het allemaal niet, maar wel een heleboel, wat hij verzameld had in de glazen kist, en begraven bij de omgevallen spiralisk in de dichtstbijzijnde plaats die eens een stad geweest moest zijn (en nog een aantal dingen waarvan de benamingen iedereen waren ontschoten).

    Soms, als hij redelijk gevoed was, ging Ikonookl zijn archeologische schat opgraven om ernaar te kijken, en er met zijn handen in te woelen.

    Misschien is het leerzaam om enkele van de dingen die hij vergaard had te noemen:

    [nr. 8] Een synthetisch kussenovertrek met de voorstelling van een waterval in een naaldwoud, en daar overheen in goudkleurig borduursel de tekst HET ZIEN VAN UW STEDEN DOET PIJN AAN DE OGEN (OPPERHOOFD SEATTLE, 1855).

    [nr. 15] Een gladitrionix in zwart-blauwe kunststof. Hoogte ca. 13 cm; kleine beschadigingen en overigens geheel onbruikbaar wegens het ontbreken van de tanetaan.

    [nr. 21] Een nietig spreekboekje met daarin een lallende toespraak van Antonio Vivaldi. Wat kun je ook anders van zo’n gesjeesde priester verwachten!

    [nr. 24] Een ontbrekende schakel, die antinomieën kan verbinden zonder noemenswaard energieverbruik. Een handzaam apparaatje, dat wel. Helaas zijn er geen geïnteresseerden in dergelijke schakelingen meer. (Ikonookl gebruikte het dingetje soms om er kleursproeivonken mee te slaan.)

    - En nog veel meer bewaarde Ikonookl in zijn forse kist van dik glas; dingen om te bekijken, te betasten, voorzichtig neer te vlijen en weer onder te graven bij de omgevallen spiralisk. Niemand had ooit geprobeerd deze voorwerpen van ontegenzeggelijk wetenschappelijke waarde weg te nemen. Niemand had ooit de kist ontdekt. Daar was Ikonookl niet onverdeeld gelukkig mee. Soms verlangde hij de bergplaats opengebroken, geschonden te zien. Zodat hij op zoek kon gaan naar de dief, die een andere vrijmens moest zijn, die zijn verstand gebruikte. Maar die waren er echt niet veel meer.

    Een vrijmens! Een naakte vrijman, rijzig, gespierd, kobaltblauw en vrij van zweren, bulten en andere oneffenheden. Maar gebruikte deze vrijmens zijn verstand wel?

    Ikonookl, moe, hongerig, met stijve ledematen van het wroeten in de grond, op zoek naar de flauw smakende schuimaardenoten, rechtte zijn rug. De ander kwam open en onbevangen naderbij; onvoorstelbaar was dat, schokkend gewoon.

    ‘Hallo daar, broeder!’ riep de blauwe. ‘Mag ik me even voorstellen? Dirk Donlevie is de naam!’

    ‘Ja, en dan ben ik Madame Blavatsky!’ schreeuwde Ikonookl schamper. Behoedzaam retireerde hij in de richting van een bobbelig puin- en keienveld. dat zich achter de reep schuimaarde uitstrekte.

    Zijn gespreksgenoot had geen oor voor nuances. Met een bête grijns op zijn knappe tronie stevende hij door, de schuimaarde-akker op nu; hij begon zelfs iets sneller te lopen. Moest erg naar gezelschap verlangen; was zeker ook erg eenzaam geweest, de laatste tijd.

    Ikonookl stond even in tweestrijd. De zucht naar gezelschap, de vloek die op iedere vrijmens rustte, knaagde hevig.

    ‘Halt,’ zei hij beduidend minder krachtig dan zoëven, maar was de enige die stilstond. Roerde zich daar Aurelioni in

    Enjoying the preview?
    Page 1 of 1