Discover millions of ebooks, audiobooks, and so much more with a free trial

Only $11.99/month after trial. Cancel anytime.

Arsène Lupin ladelichter van eer
Arsène Lupin ladelichter van eer
Arsène Lupin ladelichter van eer
Ebook274 pages14 hours

Arsène Lupin ladelichter van eer

Rating: 0 out of 5 stars

()

Read preview

About this ebook

Arsène Lupin – Ladelichter van eer
door Maurice LEBLANC

Hoofdstuk I        Arsène Lupin gearresteerd

Hoofdstuk II       Arsène Lupin achter de tralies

Hoofdstuk III      De uitbraak van Arsène Lupin

Hoofdstuk IV      De mysterieuze reisgenoot

Hoofdstuk V       De Koninginneketting

Hoofdstuk VI      Hartenzeven

Hoofdstuk VII     De kluis van mevrouw Imbert

Hoofdstuk VIII   De Zwarte Parel

Hoofdstuk IX      Herlock Sholmes komt te laat

LanguageNederlands
PublisherBadPress
Release dateOct 1, 2021
ISBN9781667415079
Arsène Lupin ladelichter van eer
Author

Maurice Leblanc

Maurice Leblanc was born in 1864 in Rouen. From a young age he dreamt of being a writer and in 1905, his early work caught the attention of Pierre Lafitte, editor of the popular magazine, Je Sais Tout. He commissioned Leblanc to write a detective story so Leblanc wrote 'The Arrest of Arsène Lupin' which proved hugely popular. His first collection of stories was published in book form in 1907 and he went on to write numerous stories and novels featuring Arsène Lupin. He died in 1941 in Perpignan.

Related to Arsène Lupin ladelichter van eer

Related ebooks

Related articles

Reviews for Arsène Lupin ladelichter van eer

Rating: 0 out of 5 stars
0 ratings

0 ratings0 reviews

What did you think?

Tap to rate

Review must be at least 10 words

    Book preview

    Arsène Lupin ladelichter van eer - Maurice Leblanc

    Maurice Leblanc

    Arsène Lupin, ladelichter van eer

    ––––––––

    Vertaald door:

    Jaap Slager

    I

    Arsène Lupin gearresteerd

    Vreemd reisje! En het was nog wel zo leuk begonnen! Ik persoonlijk heb trouwens nooit veel moeten hebben van dingen die zich in schone schijn aandienen. La Provence is een moderne en comfortabele oceaanstomer, hoor, en staat bovendien onder bevel van een alleraardigste vent. En ik bevond me te midden van een doorluchtig gezelschap. We maakten kennis en maakten afspraakjes. Ons bekroop, kortom, dat aangename gevoel even volledig van de wereld afgesneden te zijn, teruggeworpen op onszelf als op een afgelegen eiland en – bijgevolg – aangewezen op elkaar.

    En we zochten toenadering tot elkaar ...

    Heeft u er weleens bij stilgestaan, dat er iets heel geks en spannends zit aan een stelletje eenlingen die elkaar nooit eerder hebben gezien en die gedurende enkele dagen, ingeklemd tussen peilloze hemel en immense zee, lief en leed met elkaar delen en eendrachtig de grillen van de oceaan trotseren, de furieuze stormloop van beukende golven of de lugubere stilte van sluimerend nat?

    Het heeft, in diepste wezen, iets treurigs, zo’n ingedikte versie van het bestaan, in zijn woestheid en zijn pracht, in zijn eentonigheid en in zijn bontheid. En toch wil je er heel even van snoepen, met koortsige dorst en zinderend genot, van dat reisje, waarvan je de afloop vooraf al weet.

    Maar, sedert kort doet zich iets voor dat nog extra bijdraagt aan de wondere ervaring van zo’n overtocht. Want het drijvende eilandje is nog wel degelijk verbonden met de wereld die men achter zich gelaten denkt te hebben. Men blijft er met een draadje aan vastzitten, dat stukje bij beetje dunner wordt, om nog op volle zee langzaam maar zeker weer aan te sterken. De draadloze (!) telegraaf – stem vanuit een verre wereld, die op de wonderbaarlijkste wijze tot ons komt. Ons voorstellingsvermogen mag zich kennelijk al niet meer bedienen van het beeld van een koperdraadje, waardoorheen een onzichtbaar bericht schiet. Alsof dat niet al gek genoeg was! We moeten nu onze toevlucht nemen tot dingen van schier mythische proporties, zoals vleugels van lucht, om dit nieuwe wonder te verklaren.

    Zo kwam ’t, dat we in het begin het gevoel hadden achtervolgd, begeleid of zelfs opgewacht te worden door die verre stem, die af en toe een van ons een paar woordjes van thuis toefluisterde. Twee vrienden berichtten mij. Een tien- of twintigtal anderen blies ons allen dwarsdoor de ijle lucht weemoedige of vrolijke kushandjes toe.

    Welnu, op het eind van de tweede dag, bij onstuimig weer en 500 zeemijl uit de Franse kust, ontvingen we via dat apparaat het volgende telegram:

    Arsène Lupin bij u aan boord, 1ste klas, blond, gewond aan rechterarm, alleenreizend, onder de naam R...

    Precies op dat moment viel bij een daverende donderslag het licht uit. Het einde van het telegram bleef in de inktzwarte lucht hangen. Van Lupins schuilnaam wisten we alleen de beginletter.

    Ware het een gewoon bericht geweest, dan ben ik er zeker van dat het onder de pet gehouden was door het telegraafpersoneel, alsmede door de opperhofmeester en de kapitein. Maar dit hier ... dit was fnuikend voor zelfs de meest strikte geheimhouding. Nog vóór de avond viel, wisten we allemaal – zonder dat iemand kon zeggen hoe ’t in zijn werk gegaan was – dat de befaamde Arsène Lupin zich in ons midden bevond.

    Arsène Lupin! De ongrijpbare oplichter wiens hoogstandjes al maandenlang voorpaginanieuws waren! Dat raadselachtige heerschap waarmee de ouwe Ganimard, ’s lands allerbeste speurneus, de degens had gekruist, hetgeen geresulteerd had in verrukkelijke verhalen in de bladen! Arsène Lupin, de geheimzinnige man van eer, die het louter gemunt had op de hogere kringen, op kastelen, en die op een nacht, toen hij het slot van baron Schormann gekraakt had, er met lege handen vandoor was gegaan onder achterlating van zijn kaartje met de handgeschreven woorden:

    Lupin, deugniet van stand, komt terug wanneer de kunst authentiek is. Arsène Lupin, de man met de vele gezichten: beurtelings chauffeur, tenor, bookmaker, huisvriend, adolescent, grijsaard, handelsreiziger uit Marseille, Russisch geneesheer, toreador uit Spanje!

    Denk je dat eens in: Arsène Lupin, die doodgemoedereerd rondhangt in de betrekkelijk kleine ruimte van een oceaanstomer ... wat zeg ik? ... in het 1ste klaskwartier, waar men elkaar om de haverklap tegen het lijf loopt, in de eetzaal, in de salon, in de rookkamer! Arsène Lupin, dat was misschien die meneer daar ... mijn disgenoot ... die heer met wie ik een hut deel.

    –  En dat gaat nog vijf hele dagen duren, riep miss Nelly Underdown de volgende dag misnoegd, maar dat is onverteerbaar! Ik hoop dat ze hem te pakken krijgen.

    En vervolgens tegen mij:

    –  Vertel eens, monsieur d’Andrésy, u zal als intieme vertrouweling van de kapitein toch wel meer weten?

    Ik zou dolgraag iets hebben geweten waarmee ik miss Nelly een plezier kon doen! Het was een van die ravissante schepsels die, waar ze ook zijn, onmiddellijk in het oog springen. Hun schoonheid is even betoverend als hun rijkdom. Ze hebben een gevolg, met dwepers en pretendenten.

    Opgegroeid in Parijs bij haar Franse moeder, was ze nu op weg naar haar vader, de puissant rijke Underdown, in Chicago. Een van haar vriendinnen, lady Jerland, vergezelde haar.

    Van meet af aan was ik in voor een kleine flirt. Maar door de intimiteit die zo’n reis met zich meebrengt, raakte ik alras in de ban van haar charme. Toen haar grote zwarte kijkers eenmaal de mijne getroffen hadden, was een flirt wel het laatste waaraan ik nog dacht. Ze stond trouwens niet geheel afwijzend tegenover mijn pluimstrijkerij. Ze moest steeds hartelijk lachen om mijn kwinkslagen en leende een welwillend oor aan mijn vertelsels. Jawel, ze beantwoordde mijn belangstelling met toegeeflijkheid.

    Er was een mogelijke kaper op de kust, een mooie jongen, elegant ook, en bescheiden. Ze leek zijn zwijgzame karakter bij tijd en wijle te prefereren boven mijn hoofdstedelijke uitbundigheid.

    Hij bevond zich toevallig net in haar niet-aflatende kring bewonderaars toen ze me polste. We zaten genoeglijk aan dek, in schommelstoelen. Het onweer van de vorige dag had de lucht geklaard. Het was heerlijk weer.

    –  Ik weet niks met zekerheid, miss Nelly, antwoordde ik haar, maar is het niet mogelijk dat we ons eigen speurwerk doen – zeg, op dezelfde wijze als de ouwe Ganimard, de persoonlijke vijand van Arsène Lupin?

    –  Ho eventjes, niet zo snel!

    –  Hoezo? Hoe moeilijk kan het nou helemaal zijn?

    –  Héél moeilijk.

    –  Maar u vergeet de puzzelstukken waarover we al beschikken.

    –  Welke puzzelstukken?

    –  1. Lupin noemt zich meneer R...

    –  Een beetje een vaag signalement, vindt u niet?

    –  2. Hij reist alleen.

    –  Daar schieten we nogal wat mee op.

    –  3. Hij is blond.

    –  Ja, en?

    –  Wel, we hoeven alleen de passagierslijst er maar bij te pakken en te werk te gaan volgens het principe van eliminatie.

    Ik had de lijst al bij me gestoken. Ik pakte haar erbij en liep haar door.

    –  Ik zie zo al dat er slechts dertien personen zijn wier beginletter onze aandacht verdient.

    –  Dertien maar?

    –  In de 1ste klas, ja. Van die dertien heren met een R... zijn er negen, zoals u ziet, die in gezelschap zijn van hun echtgenote, kinderen of dienstboden. Blijven vier personen over die alleen reizen: de markies van Raverdan ...

    –  Ambassadesecretaris, onderbrak miss Nelly me, hem ken ik persoonlijk.

    –  Majoor Rawson ...

    –  Dat is mijn oom, zei iemand.

    –  De heer Rivolta ...

    –  Present, riep iemand in het gezelschap, een Italiaan, wiens gezicht schuilging onder een ravenzwarte baard.

    Miss Nelly proestte het uit.

    –  Meneer is nou niet precies blond.

    –  Wel, hernam ik, dan moeten we aannemen dat de laatste op de lijst de schuldige is.

    –  En wie is dat?

    –  Dat is de heer Rozaine. Is er iemand die hem kent?

    Niemand zei iets. Maar miss Nelly wendde zich tot de jongeman wiens toewijding aan haar me zo onaangenaam was, en zei verbaasd:

    –  Wel, meneer Rozaine, waarom zegt u niets?  

    Alle hoofden draaiden zich naar hem om. Hij was blond.

    Goed, ik zal niet ontkennen dat ik diep in mezelf een schok waarnam. En de bedremmelde stilte die viel, bewees me dat de anderen niet minder versteld stonden. Het was trouwens bespottelijk, want er was verder niets in het gedrag van die meneer waarmee hij de verdenking op zich laadde.

    –  Waarom ik niets zeg? Wel, omdat ik gezien mijn naam, gezien de omstandigheid dat ik alleen reis en gezien mijn haarkleur al tot dezelfde conclusie gekomen was. Ik sta er dan ook op dat men me in hechtenis neemt.

    Hij veinsde vrees en had grote ogen opgezet bij die woorden – we konden de bloedadertjes in zijn oogbollen zien. Zijn dunne bleke lippen, twee rechte streepjes eigenlijk, werden nog dunner en bleker.

    Natuurlijk, hij maakte een grapje. Toch was er iets in zijn gezicht, in zijn houding dat ons intrigeerde. Miss Nelly merkte naïefjes op:

    –  Maar u is niet geblesseerd!

    –  Dat is waar, gaf hij toe, de blessure ontbreekt.

    Vlug maakte hij zijn manchet los en stroopte zijn mouw op. Miss Nelly en ik werden getroffen door dezelfde gedachte. We wisselden een blik van verstandhouding. Hij had zijn linkerarm laten zien.

    Het kon me niets schelen, ik wilde er toch wat van zeggen. Maar precies op dat moment kwam lady Jerland aansnellen.

    Ze was helemaal van streek. We gingen om haar heen staan om te vernemen wat eraan scheelde. Ten langen leste slaagde ze erin te stamelen:

    –  Mijn juwelen! ... mijn parels! ... allemaal weg! ... alles gestolen!

    Welnee, niet alles was gestolen, zoals we weldra zouden zien. Het was nog gekker dan dat – men was reuzeselectief te werk gegaan!

    Uit de broche met diamanten, de hanger met robijnen, de stukgemaakte halskettingen en armbanden had men niet eens de allergrootste stenen verwijderd, maar de kleinste die het duurst waren. Anders gezegd, die stenen die de meeste waarde hadden en tegelijk de minste plaats innamen. De monturen lagen kriskras verspreid op tafel. Ik heb ze gezien, wij allemaal hebben ze gezien, ontdaan van hun glimmers, als bloemen waaraan men de allerfraaiste en kleurrijkste blaadjes had ontrukt.

    En de klus was geklaard in de tijdsspanne dat lady Jerland de thee gebruikte. Een makkie natuurlijk! Gewoon, even haar kajuitdeur forceren, op klaarlichte dag (!) en in een gang waar het een komen en gaan (!) was, heel even een minuscuul tasje in de riantste (!) scheepskamer zien te vinden, goed verstopt achter een hoedendoos, het opendoen en ... uitpikken maar!

    Het was voor ons zo klaar als een klontje ... trouwens, alle passagiers waren het er wel over eens toen ze over de diefstal hoorden: Arsène Lupin was de dader! Het was inderdaad zijn onnavolgbare handelwijze – complex, raadselachtig en systematisch tegelijk. Hoe lastig zou het niet geweest zijn de hele handel in zijn geheel door te verkopen? Kleine dingen daarentegen – parels, smaragden en saffieren – die onafhankelijk van elkaar aangeboden kunnen worden, trekken nauwelijks de aandacht!

    ’s Avonds bij het diner bleven de stoelen links en rechts van Rozaine nadrukkelijk onbezet. Later die avond werd hij bij de kapitein ontboden.

    Zijn arrestatie, waaraan niemand nog twijfelde, was een pak van ons hart. We konden weer opgelucht ademhalen. Die avond deden we spelletjes. En we dansten. Vooral miss Nelly liet zich van haar vrolijkste kant zien. Het deed me beseffen dat Rozaine voor haar, ook al waren zijn eerbetuigingen haar aanvankelijk niet onwelgevallig geweest, nog slechts een schim uit het verleden was. Haar bevalligheid brak mijn allerlaatste restje weerstand. Tegen middernacht, bij het zachte maanlicht, verklaarde ik haar gloedvol mijn liefde. Die ontboezeming leek in vruchtbare aarde te vallen.

    Doch de volgende ochtend vernamen we tot onze verbijstering dat de bewijzen tegen Rozaine niet standhielden. Hij was weer op vrije voeten.

    Als zoon van een vooraanstaand koopman te Bordeaux had hij de meest voortreffelijke papieren. Bovendien vertoonden zijn armen hoegenaamd geen letsel.

    –  Zijn papieren? ... zijn geboorteakte? ... brulden Rozaines tegenstanders onthutst, maar Arsène Lupin laat jullie er immers zo veel zien als jullie willen! En wat die blessure betreft, misschien heeft hij die wel voorgewend ... of de sporen ervan uitgewist!

    Men wierp ons tegen dat Rozaine zich ten tijde van de diefstal aan dek bevonden had. Dat was aangetoond. Waarop wij reageerden met:

    –  Een man van het kaliber Lupin heeft dat toch helemaal niet nodig, joh, aanwezig zijn bij zijn eigen misdrijf?

    Daar kwam nog bij dat, afgezien van dit soort dwaze argumenten, er één punt was waar de meest ongelovige Thomas niet omheen kon. Wie, behalve Rozaine dus, reisde alleen, was blond en had een naam die begon met een R? Op wie anders dan Rozaine kon het telegram gedoeld hebben?

    En toen Rozaine vlak voor het middagmaal zo driest was om bij ons aan te schuiven, stonden miss Nelly en lady Jerland op en verwijderden zich.

    Dat moet haast wel uit pure vrees geweest zijn.

    Het was nog geen uur later toen er een rondschrijven van hand tot hand ging onder personeel, bemanning en reizigers, zowel die van de 1ste als die van de 2de klasse: De heer Louis Rozaine looft een beloning uit ten bedrage van tienduizend frank aan diegene die Arsène Lupin ontmaskert of aan diegene die de bezitter van het geroofde goed vindt.

    –  En als niemand me te stade komt tegen die schavuit, verklaarde hij gloedvol tegen de kapitein, dan zal ik de zaak zelf wel oplossen.

    Rozaine versus Arsène Lupin, of beter – volgens de heersende opvatting althans – Arsène Lupin zelve versus Arsène Lupin. Wat dies ook zij, het duel had over belangstelling niet te klagen!

    Het strekte zich over twee etmalen uit.

    We zagen Rozaine van hot naar haar dwalen. Hij mengde zich onder het personeel, hij speurde, hij snuffelde. Men zag zijn gedaante zelfs ’s nachts nog rondspoken.

    De kapitein van zijn kant liet zich eveneens niet onbetuigd. De Provence werd van top tot teen doorzocht, geen steen werd op de andere gelaten ... eh, bij wijze van spreken dan. Ze inspecteerden zonder uitzondering elke hut. Hun argument daarvoor sneed hout; de geroofde stenen zouden immers overal verstopt kunnen zijn, behalve in de hut van de schuldige.

    – Ze moeten ze nu toch wel een keertje gevonden hebben, opperde miss Nelly tegen mij, toch? Hij kan nog zo goed zijn, die Lupin, maar diamanten en parels onzichtbaar maken lijkt me zelfs voor hem een treetje te hoog.

    –  Helemaal mee eens, antwoordde ik haar. Anders moeten ze ons maar gaan fouilleren, en de voering uit onze hoofddeksels en jassen trekken.

    En ik liet haar mijn Kodak zien, een 9 x 12, waarmee ik me dikwijls liet fotograferen in alle mogelijke standen:

    –  De stenen van lady Jerland passen tenslotte in een piepkleine ruimte, niet heel veel groter dan dit fototoestel hier, denkt u niet? De hele kunst is: ze aan het zicht onttrekken en ... klaar is Kees.

    –  Ik heb anders gehoord dat er geen dief is die geen enkel spoor achterlaat, hoe gering ook.

    –  Jawel, hoor: Arsène Lupin!

    –  Waarom denkt u dat?

    –  Wel, omdat hij zich niet sec op de diefstal zelf richt, maar bovendien op alle omringende factoren die hem zouden kunnen verraden.

    –  In het begin had u een pietsje meer vertrouwen in een goede afloop.

    –  Ja, maar toen had ik hem nog niet aan het werk gezien.

    –  En, wat denkt u nu?

    –  Volgens mij verspillen ze hun tijd.

    En inderdaad, de naspeuringen leverden niets op. Of beter, het resultaat stond in geen verhouding tot de inzet: het horloge van de kapitein was weg.

    Volledig over de rooie verdubbelde hij zijn inspanning. Hij hield Rozaine nog nauwlettender in de kieren en voelde hem andermaal stevig aan de tand. De volgende morgen – oh, ironie! – vond men het horloge terug tussen de gesteven valse boorden van zijn plaatsvervanger.

    Het was allemaal net iets te wonderlijk. Het verried de hand van de meester, Arsène Lupin, altijd wel voor een geintje te vinden. Jawel, hij was een oplichter, maar hij was ook een liefhebber. Zijn werk was zijn lust en zijn leven. Zijn vak, jazeker, maar de boog kan niet altijd gespannen staan. Hij deed een beetje denken aan de toneelspeler die zich met hart en ziel in zijn rol inleeft, maar achter de schermen in lachen uitbarst om zijn eigen briljante invallen en improvisaties.

    Ontegenzeglijk was Lupin een artiest in zijn genre. En als ik Rozaine gadesloeg in zijn zwijgzame verbetenheid en dacht aan de dubbelrol die deze merkwaardige man stellig speelde, kon ik een zeker ontzag niet verhullen wanneer hij ter sprake kwam.

    Welnu, op de een-na-laatste nacht hoorde de wacht iemand snikken op het donkerste deel van het dek. Hij nam poolshoogte. Hij vond een man languit liggen, het hoofd met een sjaal omwikkeld en de polsen bijeengebonden met een dun koord.

    Men bevrijdde hem van zijn boeien en hielp hem overeind. Hij werd beklopt, bevoeld en wel bevonden. Het betrof Rozaine.

    Rozaine was op een van zijn speurtochten besprongen, gevloerd en beroofd. Een kaartje dat op zijn kleding gespeld zat, bevatte de woorden:

    Arsène Lupin is dhr. Rozaine erkentelijk voor zijn tienduizend frank.

    In feite bevatte de geroofde portefeuille twintig (!) biljetten van duizend.

    We waren vanzelf niet te beroerd om de stakker ervan te beschuldigen, dat hij de beroving in scène gezet had. Maar, nog afgezien van de vraag hoe iemand zichzelf zou moeten knevelen, werd met absolute zekerheid vastgesteld dat het handschrift op het kaartje ten enenmale afweek van dat van Rozaine. Het leek daarentegen sprekend op dat van Arsène Lupin, zoals men aan de hand van een foto in een oude krant die men aan boord vond, kon vaststellen.

    Kortom, Rozaine was niet langer

    Enjoying the preview?
    Page 1 of 1