Discover millions of ebooks, audiobooks, and so much more with a free trial

Only $11.99/month after trial. Cancel anytime.

EdgeZero de beste Nederlandse genreverhalen uit 2019
EdgeZero de beste Nederlandse genreverhalen uit 2019
EdgeZero de beste Nederlandse genreverhalen uit 2019
Ebook398 pages5 hours

EdgeZero de beste Nederlandse genreverhalen uit 2019

Rating: 0 out of 5 stars

()

Read preview

About this ebook

EdgeZero verzamelt en beoordeelt separaat de sciencefiction-, fantasy- en horrorverhalen die in Nederland en Belgie gedurende 2019 zijn gepubliceerd, danwel hebben meegedongen in een van de diverse verhalenwedstrijden. Op basis van een jurybeoordeling door een voldoende grote jury, wordt een longlist samengesteld die nogmaals door alle juryleden wordt gelezen en op rangorde wordt geplaatst. De beste verhalen, een van elke auteur, verschijnen in de jaarlijkse EdgeZero bundel.

LanguageNederlands
PublisherEdge Zero
Release dateOct 26, 2020
ISBN9781005332594
EdgeZero de beste Nederlandse genreverhalen uit 2019
Author

Edge Zero

EdgeZero selecteert en publiceert de beste verhalen van het voorgaande jaar. Deze verhalen hebben topnoteringen bij verhalenwedstrijden behaald of zijn al eerder geselecteerd voor publicatie in genremagazines zoals Wonderwaan of Fantastische Vertellingen.

Read more from Edge Zero

Related to EdgeZero de beste Nederlandse genreverhalen uit 2019

Related ebooks

Related articles

Reviews for EdgeZero de beste Nederlandse genreverhalen uit 2019

Rating: 0 out of 5 stars
0 ratings

0 ratings0 reviews

What did you think?

Tap to rate

Review must be at least 10 words

    Book preview

    EdgeZero de beste Nederlandse genreverhalen uit 2019 - Edge Zero

    Voorwoord - Mike Jansen

    Kus de bruid - Tais Teng

    Als ik ‘s avonds in mijn bed lig - Bart de Wolf

    Hovenier gezocht - Eowen Valk

    Kwantumzelf Inc. - Johan Klein Haneveld

    Wartna - Jan J.B. Kuipers

    #BlueBlobTalking - Jorrit de Klerk

    Fietspunk – Het zevende werk van Armsterk - Django Mathijsen

    De poort naar het paradijs - Debby Willems

    Elvis Moet Dood - Bo Balder

    Xtreme teleshopping - Adriaan van Garde

    Nachtdienst - Kelly van der Laan

    Het spook in het homobos - Dirk Bontes

    Kussen onder de dijkbomen en wolkenschepen - Tais Teng en Jaap Boekestein

    De vijfde - Maarten Luikhoven

    Schoolreisje - Paul van Leeuwenkamp

    De Mummiehaler van Wynxk - Jaap Boekestein

    Op zoek naar de poort - Django Mathijsen en Anaïd Haen

    De begeerten van vreemden - Joost Uitdehaag

    Vlak voor de zoveelste zondvloed - Reinder Veelinx

    Leesherinneringen, nooit vervagend - Frank Roger

    Lente in de wintertuin - Mike Jansen

    Over de verhalen

    Over de auteurs

    SF/F/H Verhalenwedstrijden in Nederland

    Verhalen publiceren in Nederland en Belgie

    Voorwoord

    Mike Jansen

    In 1967 verscheen bij uitgeverij Bruna een boek genaamd 1999 was me ‘t jaartje wel van Fredric Brown.

    Hij zat er overduidelijk 21 jaar naast.

    We hebben in dit jaar meerdere dystopische visies van schrijvers werkelijkheid zien worden: een pandemie, grootschalige rellen, massaprotesten, een losgeslagen media die eindeloos angstverhalen de ether inspuwt en een hypocriete regering die denkt dat een dictatuur beter is voor het volk dan het bestaande bestel. En da’s alleen nog maar in Nederland.

    Een andere uitdrukking die ik dit jaar een paar keer gehoord heb is: truth is stranger than fiction. In sommige gevallen wordt fictie bewaarheid en vraag je je af of Brave New World of 1984 als een soort blauwdrukken zijn gebruikt in plaats van als waarschuwingen. Daar tegenover staat dat theorie in de vorm van wetenschap en het wetenschappelijk proces tot ‘waarheid’ wordt gebombardeerd door politici en media. Links is rechts, boven is onder, wit is het nieuwe zwart, man is vrouw, het is je reinste Newspeak.

    Om het riedeltje compleet te maken betreuren we in dit jaar ook het heengaan van een van de meer kleurrijke genre-schrijvers die Nederland rijk was, namelijk Jack Schlimazlnik. Op 9 mei van dit jaar overleed de schrijver op 49-jarige leeftijd aan de gevolgen van een corona-infectie. Jack won onder andere de EdgeZero Award en was geliefd en ook gehaat onder genre-schrijvend Nederland.

    De verhalen in deze bundel bevatten het nodige aan toekomstvisies, waarvan er een aantal zorgwekkend dichtbij komen en gezien de huidige situatie niet eens meer zo vergezocht zijn. Zoals wel vaker leveren SF/F/H schrijvers een visie op de werkelijkheid, soms duidelijk fictie, maar met een heldere ethische of morele boodschap, soms juist dicht bij de werkelijkheid, waarbij situaties zoals die in ‘1984’ voorkomen bijzonder aannemelijk worden gemaakt.

    Daarnaast is er gelukkig ook wat gezonde horror, alternatieve geschiedenis en klassieke sciencefiction van het soort dat nog heel veel jaartjes bij ons vandaan ligt. We zien dit jaar een aantal schrijvers in de bundel die in eerdere edities zijn verschenen, maar ook weer nieuwe schrijvers die door de juryleden als toepasselijk voor de bundel werden beoordeeld. Zo blijft EdgeZero een etalage voor bestaande schrijvers en aanstormend talent.

    Waren er ook nog lichtpuntjes? Gelukkig wel. Ik denk dat veel Nederlanders elkaar weer hebben gevonden in deze tijden. Ondanks de vele negatieve gevolgen van lockdown, maatregelen en zwalkend beleid van een compleet incompetente overheid, hebben ze er het beste van gemaakt, hebben hun omgeving nog eens verkend, mooie plekjes in Nederland bezocht, een moestuintje gestart, zijn gaan schilderen of schrijven, hebben hun huis verbouwd of hebben andere hobby’s opgevat waar ze anders door reistijden of verre vakanties niet aan toe kwamen.

    Ook op schrijfgebied gebeurt er van alles. Het belangrijkste nieuws is denk ik wel dat de Harland Awards weer terug zijn dit jaar, na een hiaat in 2019. Deze keer onder auspiciën van de boekensite Hebban (www.hebban.nl), die dit jaar het mooie aantal van 178 verhalen wist op te halen. Dat belooft in ieder geval iets voor de EdgeZero juryronde van volgend jaar.

    De website van Fantasize (www.fantasize.nl) is een ander project dat veelbelovend is en waarin ik veel energie gestoken zie worden door zowel genreschrijvers als literaire auteurs, redactieleden, artiesten en recensenten. Het lijkt een bijzonder platform te worden met aandacht voor SF, Fantasy en Horror uit binnen- en buitenland.

    Is er nog meer te melden over dit jaar? Jazeker. Op het moment van schrijven duurt het nog twee maanden tot het nieuwe jaar en we moeten maar zien of we daar zonder kleerscheuren doorheen komen.

    Op naar 2021, ijs en weder dienende.

    Hilversum, oktober 2020

    Mike Jansen

    Oproep

    Zoals elk jaar wordt het lezend EdgeZero publiek in staat gesteld een stem uit te brengen op de – in haar ogen – beste verhalen in deze bundel. Dat is ook de reden dat de verhalen in deze bundel niet alleen in paperback formaat, maar ook online en als gratis eboek beschikbaar worden gesteld.

    Ook jij kunt je top 3 verhalen – vergezeld van een korte motivatie per verhaal - aan de organisatie kenbaar maken middels een emailtje naar:

    slush@edge-zero.com

    Doe dit wel voor 14 december 2020, zodat we nog in 2020 de EdgeZero Award trofee voor 2019 kunnen uitreiken aan de winnaar.

    Kus de bruid

    Tais Teng

    ‘Je hebt vannacht weer alleen in je bed gelegen, Lydia Hoogendoorn,’ beschuldigde Huis haar. ‘Mijn lieve schat, een bed is niet alleen om in te slapen. Je lijf wil meer dan enkel uitgerust wakker worden.’

    Niet weer! dacht Lydia. Na de laatste update zeurde haar huishoudprogramma nog erger dan haar moeder. ‘Ik zie je nooit meer met een vriendje,’ klaagde haar moeder laatst nog. En verbeterde zichzelf meteen: ‘Of vriendinnetje.’

    Lydia rolde het bed uit, hief haar kin.

    ‘Luister, Huis. Ik ben een extroverte introvert. Dat heb je mij zelf verteld. Ik heb alleen wat tijd nodig na Harriët. Tijd voor mijzelf. Om alles op een rijtje te zetten.’

    ‘Gebruik mijn eigen wijze raad niet tegen mij. Je laatste geliefde smeet de deur anderhalf jaar geleden achter zich dicht. Anderhalf jaar! Ben je een non die een kuisheidsgelofte heeft afgelegd?’

    ‘Ik ben geen non! Ik wil gewoon...’ Ze spreidde haar handen, balde ze tot vuisten. Wat wil ik eigenlijk? Ineens leek haar bed wel erg leeg. Nog steeds twee kussens van memory-foam waarvan er maar eentje ingedeukt was.

    ‘Ik heb hier precies het duwtje in de rug dat je nodig hebt. Een datingprogramma dat Kus de Bruid heet. Ik heb het al in je bril geladen. Kus licht al je potentiële partners door en berekent hoe goed jullie bij elkaar passen. Alles op een schaal van krijsend met de borden smijten tot blij gebeier van huwelijksklokken. Ze leefden nog lang en gelukkig of in ieder geval gegarandeerd vijf jaar.’

    ‘Een agent hoort niet te trouwen. Dat was de reden waarom Harriët mij verliet. De helft van de tijd komt het telefoontje middenin de nacht of erger, halverwege een hartstochtelijke kus.’

    Ze trok haar uniform uit de ultrasone reiniger, stak haar pistool in het slimme holster en controleerde de lading van haar taser. Nog steeds drie rode blokjes. De laatste keer dat ze hem had mogen gebruiken van het holster, was bij een wilde waddenhond. Een hondsdolle, met dotten schuim uit de muil. Bourtange kampte met een ergerlijk tekort aan menselijke schurken.

    ‘Kus de bruid kan een andere agent voor je opsporen. Een man, slash, vrouw die dol is op het lezen van die rare papieren boeken. Of ook droogbloemen verzamelt.’

    ‘Stop maar. Je hebt mij overtuigd. Ik zal Kus de Bruid een keer proberen.’

    ‘Niet een keer. Nu.’

    BEZIG MET LADEN.

    Een logo van robijnrode lippen verscheen in haar gezichtsveld, duidelijk getuit voor een kus.

    ‘Mag ik je ogen gebruiken?’ De stem was vriendelijk. Het soort favoriete-oom-stem dat je meteen vertrouwde.

    ‘Ga je gang.’

    Buiten op het balkon toonde de ochtendzon een licht rode tint en dat zou de rest van de dag zo blijven. Hoog in de stratosfeer zeefde het Hemelweb™ al het dodelijke ultraviolet-c weg. De Aa meanderde met een prachtige Birmaans goudglans over het wad en slingerde zich naar de laatste resten van Dijk Europa. Steden als Grunnen en Ljouwert mochten zich achter hoge diamanten muren verschuilen, de rest van het Noorden had de zee in de armen gesloten.

    Een glorieuze waddenzee strekte zich uit tot de nieuwe duinkust.

    Het zeewater was net aan het wegebben en was tot een glinsterende streep aan de horizon gekrompen. Mosselbanken staken uit het slib omhoog, velden met bloeiende zeekraal en zoutkalabas: heel de Waddenzee was één reusachtige moestuin.

    Lydia deed de voorgeschreven zestien kniebuigingen, drukte zich veertig keer op en raakte toen haar grote teen met gestrekte benen aan. Ik ben nog steeds in vorm.

    ‘Je maakt droogbloemen, ja?’ vroeg Kus. ‘Van de planten in je balkonbakken?’

    ‘Nou nee. Ik spaar ze en alleen de echte antieke. Van toen ze nog in het wild groeiden. De bijentijd.’

    ‘De bijentijd? Ik ken die term niet.’

    Blijkbaar weet Kus niet meer dan strikt noodzakelijk is, een expertsysteem, dat geen toegang tot de wikipedia heeft.

    Ze keek om zich heen en een microdrone zoemde als op commando aan. Het machientje streek op een ijsbloem neer, zoog het stuifmeel op en vloog door naar de volgende bloem.

    ‘Kijk die daar, we noemen het wel een bij maar het is gewoon een drone. Zo dood als een pier.’

    ‘Een bij was een levende drone? Hoe curieus.’

    Lydia voelde een steek van verlangen. Er waren video’s uit de bijentijd, met de bijen en hommels gonzende klompjes harig goud, met vlinders die door de hemel wapperden. Maar zelfs in een virtuele opname bleven ze onecht, ongeloofwaardig. De bijen waren keer op keer opnieuw uitgezet maar legden steeds het loodje.

    Ze drukte het gevoel weg. Iets missen wat je nooit hebt gehad, was pure aanstellerij. Alles was per slot van rekening goed gekomen. Min of meer dan en alle miljard aardbewoners leefden in luxe en vrede. Wat met de andere negen miljard gebeurd was, daar sprak niemand eigenlijk over. Het was bovendien oude geschiedenis, water onder de brug, en zelfs de superorkanen waren aan kracht aan het inboeten.

    Toen ze de buitendeur opende, woei een stevige bries aan over het wad. De wind streelde door haar kortgeknipte haren, vulde haar neus met de geur van ozon en jodium. Het smaakte naar zonlicht en eindeloze afstanden. Ze likte over haar lippen en proefde zilt.

    In de verte rezen de groene muren van Bourtange op. Het vestingstadje stond op machtige zuilen van nachtzwarte print-diamant, opgekrikt tot twintig meter boven zelfs de hoogste springvloed. Algentorens omgaven het stadje, smaragdgroene speren die zich voedden met zonlicht en koolstofdioxide. De gemeentelijke 3D-printers transformeerden het groene slib tot alles van romige donuts tot zinderende tofusteaks.

    Dauw schitterde uitnodigend op het straatgras. Ze schopte haar laarzen uit en liep blootsvoets verder. Puur genot!

    Lydia? texte het berichtenvakje van haar smart-glasses. Ben je al buiten?

    Leonards gezicht vulde de linkerhoek van haar gezichtsveld en ze klikte het telefoon-icoontje aan. Kus trok prompt een blauwe cirkel om het gezicht van haar collega.

    ‘Vijf op een schaal van tien,’ deelde Kus mee. ‘Jullie zouden je dood vervelen met elkaar. En jij bent trouwens een stuk minder bi dan je zelf gelooft.’

    ‘Wie was dat?’ vroeg Leonard.

    'Een of ander maf programma dat Huis in mijn bril heeft geplant. Besteed er geen aandacht aan. Hopelijk heb je iets interessants voor me?'

    ‘Wis en waarachtig, meid! Je bent toch zo’n natuurliefhebber? De Serengeti-toren melde net een inbraak.'

    ‘Wat bizar. Dat is echt de eerste keer. Werd er iets gestolen? '

    ‘Vraag het die lui maar. Ik kan nog geen kolibrie van een reiger onderscheiden.'

    ‘Ik pak de fiets. Ik kan de toren vanaf hier zien.'

    De weg boog van Bourtange af, stak de Aa over op een reeks glazen pontons. De rivier was hier zo’n veertig meter breed en in het brakke water gleden zeekoeien rond, trokken de rugvinnen van orka’s wijde V’s. Ze waren natuurlijk niet oorspronkelijk, maar opgekweekt uit net op tijd ingevroren cellen. De rondzwermende zeemeeuwen waren even onecht als de bijen-drones, maar je moest de gaten in de ecologie op de een of andere manier opvullen. Bovendien konden deze meeuwen plastic prima verteren.

    De Serengeti-toren stond op een weide van kniehoge zeedistels, een grondvlak van zestig bij zestig meter en honderdvijftig verdiepingen hoog. Driehonderdzestigduizend vierkante meter ongerepte savanne, tropisch regenwoud en moerasland. Tegen het einde was Afrika één immense shanty town geweest, maar de genen van de Big Five waren wel op tijd opgeslagen, net als die van een half miljoen andere soorten. Al die wilde dieren hadden nu hun eigen ark in elk beschaafd land, streng verboden toegang voor alle homo sapiens.

    Het meisje bij de receptie schudde haar hand en haar handpalm was aangenaam rasperig van het eelt. Een hands-on dame. De lichtelijk gebladderde nagellak vertelde hetzelfde verhaal.

    ‘Mijn naam is Gullah Ramid,’ zei ze, ‘en jij moet de agent zijn die we besteld hebben.’ Haar gezicht was een lichtbruine ovaal, haar zwarte haar in een efficiënte paardenstaart. Ze schonk Lydia een wrange glimlach. ‘Ik kan de soortnamen van alle negentien kraaien vertellen maar een Sherlock Holmes ben ik niet.’

    Dit is helemaal mijn soort vrouw. Pure lust trok Lydia’s buikspieren strak en deed haar tepels tintelen. Huis heeft gelijk. In je eentje slapen is zonde van een goed bed.

    Kiss trok de intussen bekende blauwe cirkel. ‘Zeven van de tien. Het kan klikken. Maar samenleven zou een beroerd idee zijn. Ze kletst te veel en jij heb zo nu en dan een moment stilte nodig.’

    Het meisje trok een wenkbrauw op.

    Zat ik haar aan te staren?

    ‘Eh, ja. Ik ben de agent. Een inbraak, toch? Is er iets gestolen?’

    ‘Wie telt de sprinkhanen of de krokodillenvogels? We houden alleen toezicht op de big five en alle leeuwen luieren nog steeds onder hun boom. Daar kan ik je van verzekeren. ‘

    ‘Valt er iets op de camera’s te zien?’

    Ze grijnsde. ‘Oh, beslist. Dit is het soort mysterie dat jullie detectives waarschijnlijk haten.’

    ‘De liftdeur ging open en ik zag door de sluitende deur dat het knopje ingedrukt werd. Knopjes drukken zichzelf niet in, dus ik haalde de video door de verscherping. Bij het beste filter kwam dit eruit.’

    Een wazige vlek stapte de lift in en de deur schoof dicht.

    ‘Hij stopte op de vierenveertigste verdieping volgens het geheugen van de lift. Een verdieping die helaas geen werkende camera bleek te hebben.’

    Twintig minuten later stapte de sidderende vlek weer uit de lift op de onderste verdieping. De vlek leek duidelijk groter.

    ‘Een kameleonjas,’ zei Lydia meteen. ‘Voor het menselijk oog zou hij zo goed als onzichtbaar blijven.’ Alleen het leger bezit kameleonjassen. ‘Shit!’

    ‘Zo beroerd?’

    ‘Zo’n jas is voor iets voor sluipschutters en spionnen en ze zijn tegenwoordig streng verboden. Het ruimt alle DNA-sporen op, elke dwarrelende haar en iedere huidschilfer.’

    Er verscheen een lieve kleine frons tussen Gullah’s wenkbrauwen. ‘Zijn eigen sporen, ja. Maar hij liep met zijn laarzen door het gras. Geknakte stengels, plantensap en hazenkeutels. Zou een kameleonmantel die ook opruimen?’

    ‘Je bent een genie! Jij zou de detective moeten zijn.’

    De vloer vertoonde duidelijke voetafdrukken zodra Lydia haar bril op plantaardige sporen liet scannen. Ze tekenden zich af in grasvezels en stuifmeel.

    Toen Lydia bij de ingang van het gebouw stond, bleef het spoor nog steeds duidelijk genoeg om in haar smart-glasses te volgen.

    ‘Je hebt me je eigen naam nooit verteld,’ zei Gullah. ‘Ik zou graag willen weten hoe dit afloopt.’ Ze balde haar vuisten. ‘Niemand rotzooit met mijn dieren!’

    Zo’n toewijding. ‘Ik zal het je vertellen. Bij een dineetje.’ Met kaarslicht en champagne.

    ‘Word nu niet meteen helemaal hoteldebotel,’ zei Kus. ‘Een zeven is leuk, maar je kunt het beter doen. ‘

    ‘Daar houd ik je aan,’ zei Gullah.

    Hun smart-glasses wisselden adressen uit.

    Jammer dat expertsystemen als Kus onfeilbaar zijn, maar zo nu en dan een heerlijke nacht is ook niet weg. Met de lippen in een kus tegen elkaar kan ze niet praten. Harriët was vast geen zeven. Vanaf de eerste dag maakten we al ruzie.

    Lydia fietste naar de oude stad, de loopbrug op, en het gras maakte plaats voor antieke kasseien.

    De vestingmuren waren overgroeid met bloeiende Japanse duizendknoop en blauweregen.

    Bourtange was een toeristenstad. Lydia zag inktzwarte expats van de zeesteden over het marktplein flaneren, blonde Friezen uit Marseille. Bij de eerste dijkdoorbraken was half Nederland de Ardennen en het Sauerland ingevlucht en nu kwamen hun achterkleinkinderen terug, op zoek naar hun roots.

    Een dronken dame, gekleed in wat ze waarschijnlijk geloofde dat een authentiek Gronings kostuum was, lalde:

    ‘Van Lauwerzee tot Dollard tou,

    van Drenthe tot aan ‘t Wad,

    doar gruit, doar bluit ain wonderlaand

    rondom ain wondre stad.’

    Ze zwierden met haar rokken en wankelden toen ‘s Lands Huys in, Lydia’s favoriete restaurant. ‘Wij serveren al twee eeuwen de echte van Dobbenkroketten!!!’ meldde het bord boven de ingang.

    Het spoor voerde naar de vestingmolen maar boog ineens af.

    Vijf minuten later stond Lydia voor het enige flatgebouw van Bourtange. Zo’n anderhalve eeuw terug was het een varkensflat geweest: elke verdieping een hectare weiland waar koeien graasden of varkens en kippen gehouden werden.

    Toen de bewoners terugkeerden, was het gerenoveerd tot luxe appartementen.

    Lydia moest op alle zestien verdiepingen uit de lift stappen voor ze het spoor terugvond op de hoogste verdieping.

    ‘Heb je ondersteuning nodig?’ vroeg Leonard.

    ‘Onze dief is waarschijnlijk gek, maar ik denk niet dat hij gewapend en gevaarlijk is. Wat ik wel degelijk ben.’

    Er kwam een hoogst eigenaardige geur uit de half open deur waar het spoor eindigde. Een beetje als iets verschroeids maar tegelijk vreselijk smakelijk. Een oeroud instinct deed Lydia naar haar pistool reiken en het slimme holster smakte het wapen in haar open hand.

    Dit was zo fout, zo monsterlijk fout.

    Een vrouw zat voor het half verbrande karkas van een dood dier en scheurde het vlees met haar tanden van een bot. Lydia kokhalsde en haalde de trekker bijna over.

    Een vleeseter, een verslinder van lijkenvlees! Het piepkleine deeltje van haar geest dat niet van angst en afkeer jammerde, identificeerde het dier als een haas.

    De vrouw keek op, verstijfde. ‘Wat….’

    Haar gezicht was dat van een engel, stoer en zoet tegelijk. Haar ogen waren levende juwelen, eindeloos fascinerend.

    Kus trok de blauwe cirkel om haar gezicht en een uitzinnig gejuich klonk, kerkklokken begonnen te beieren.

    ‘Honderd procent compatibel!’ joelde Kus. ‘Zij is jouw enige ware liefde!’

    Als ik ‘s avonds in mijn bed lig

    Bart de Wolf

    De geluiden als ik ‘s avonds

    in mijn bed lig

    zijn vertrouwd

    het getrippel van de nagels op de gang

    het is mijn hondje met zijn bot

    waarop hij knabbelt

    knaagt

    en

    kauwt

    ik dommel weg als bij een sussend gezang

    maar plots word ik door een vreemd gevoel bekropen

    want dat botje

    ligt begraven

    in de tuin

    naast

    die

    hond

    en de babykamerdeur staat nog open

    Hovenier gezocht

    Eowen Valk

    Lennart voelde zich anders, toen hij voor de vierde dag op rij zijn medicijnen niet had geslikt. Hij wilde wel, maar het potje was leeg. Dat was slecht voor zijn hersens, dat wist hij ook wel. Het kwam er gewoon niet van om nieuwe te halen. De dagen stonden nou eenmaal volgepland met klussen. Opdrachten zoals deze, bij een Wassenaars echtpaar dat een boom in hun tuin wilden laten kappen. Elke euro was broodnodig. Die pillen moesten wachten tot een rustiger moment.

    Zijn collega Rob parkeerde het busje voor de villa van echtpaar Spijker. Een hoog hekwerk van zwarte spijlen begrensde de zonovergoten tuin, waarin hortensia’s, rozenstruiken, heesters en coniferen kleurrijke eilanden vormden in een zee van gras.

    De vrouw des huizes, gekleed in een donkerblauw mantelpakje, ging hen voor over een kiezelpad met een kop thee in haar handen. Haar grijzende haarbos was opgestoken in een strakke knot. Lennart schatte haar een jaar of zestig. Het pad leidde hen tot achterin de tuin, waar een hoge bladerloze beuk stond. De grillige takken staken als klauwvormige armen alle kanten uit. Op een paar meter afstand van de stam bleef mevrouw Spijker staan. Ze slurpte van haar thee, zonder haar ogen van de boom af te wenden. De brede stam helde iets naar voren met een paar dikke takken dreigend op hen gericht, klaar om hen te grijpen als ze te dichtbij kwamen. Lennart schudde die gedachte weg.

    ‘Wat een bakbeest,’ mompelde hij. Onder de boom groeide niets. Er bevond zich slechts een kale cirkel van aarde en verbrande plantenresten. Zelfs onderaan de stam zaten schroeivlekken. De eerste grassprieten groeiden op zo’n drie meter afstand van de beuk.

    ‘Die boom ziet er ongezond uit,’ zei Lennart.

    ‘Omzagen dat wanschepsel. Zo snel mogelijk.’ De vrouw keek pinnig naar de boom, alsof ze het liefst haar kopje tegen de stam smeet, maar zich speciaal voor hen inhield.

    Lennart zette zijn helm op. ‘Komt in orde mevrouw.’

    ‘Dat hoop ik.’ De vrouw keek hem strak aan, alsof ze niet overtuigd was door zijn woorden. ‘Veel succes, heren.’ Ze draaide zich om en beende van hen weg.

    ‘Maakt u zich geen zorgen. Wij klaren dat klusje wel,’ zei Rob grijnzend.

    Even later lag hun gereedschap in de tuin. Rob trok een witte lijn over de stam waar de zaaglijn moest komen. Lennart stapte met de kettingzaag op de boom af, zoals hij vele malen bij andere bomen had gedaan.

    ‘Weg met dat ding,’ zei een rauwe stem.

    Lennart keek om zich heen. Niemand in de buurt, behalve Rob die aandachtig op zijn telefoon keek.

    ‘Waag het niet om me daarmee aan te raken!’

    Lennart keek omhoog. Sprak die boom nu tegen hem? Hij schudde zijn hoofd. Wat een belachelijk idee. Hij zette oorkappen op zijn oren. Een zweetdruppel kriebelde langs zijn voorhoofd. Hij zette de ronkende kettingzaag tegen de stam.

    ‘Whoaaah!’

    Lennart stapte achteruit. Hij trok de oorkappen af. Takken kraakten. In de bast vormden knobbels en groeven samen een kwaad gezicht.

    ‘Hou daar onmiddellijk mee op! Je doet me pijn!’ riep de boom. Er vormde zich een mondvormig gat in de bast, waaruit zacht gegrom klonk.

    Lennart hapte naar adem. Dit kon niet echt zijn. Hij keek om. Rob tikte onverstoord verder op zijn telefoon. ‘Ik hoor de zaag niet, Len. Ga door met je werk.’

    Lennart krabde op de achterkant van zijn nek. ‘Hoorde jij dat gegil dan niet?’

    Rob keek op. ‘Welk gegil?’

    Lennart keek naar de boom. Waarom hoorde Rob niets als dat stemgeluid zelfs door gehoorbescherming drong?

    ‘Waag dat niet nog eens mannetje, of ik spies je aan mijn takken.’ De mondvormige opening bewoog bij elk woord dat de beuk sprak.

    Lennart beet op zijn tong. Ja, het deed pijn. Geen droom dus. De rare ideeën namen met de dag toe. Hij trok zijn handschoen uit en voelde aan zijn voorhoofd. Zijn huid was niet warmer dan normaal. Geen koorts. Zijn hart bonkte tot in zijn keel. Hij tikte met de kettingzaag tegen de bast. Geen reactie van de boom. Hij schopte tegen de stam. De beuk bewoog niet. Lennart zuchtte, tikte met z’n knokkels tegen zijn hoofd. Na werktijd zou hij direct nieuwe pillen halen bij de apotheek.

    Lennart trok de handschoen aan en schoof de oorkappen weer op zijn oren. Hij zette de kettingzaag tegen de witte markeerlijn en drukte op de powerknop. Een fontein aan houtvezels spoot uit de bast. De boom schreeuwde het uit. Lennart schrok. Een tak sloeg de helm van zijn hoofd. Lennart deinsde achteruit. In de commotie liet hij de powerknop los, waarna de zaag uitviel. De helm kwam meters verderop tot stilstand. Hijgend veegde Lennart met zijn hand langs de zijkant van zijn hoofd. Bloed aan zijn vingertoppen. Zijn hand trilde. De takken boven zijn hoofd kraakten. Hij keek omhoog. De takken kwamen op hem af. Lennart vluchtte naar zijn collega.

    ‘Doe jij het. Ik heb last van mijn hoofd. Die boom…’ Lennart slikte de rest van de woorden in. Hij wilde niet vertellen wat hij had gezien. Rob zou hem zeker uitlachen. Hij duwde de kettingzaag in de handen van zijn collega. ‘Ik kan het niet. Doe jij het.’

    Rob zuchtte. ‘Je hoofd bloedt. Hoe komt dat?’

    ‘Die verdomde boom sloeg me! Hij probeerde me te grijpen.’

    Robs ogen werden groot. ‘Woehahaha!’

    ‘Hou op! Het is echt waar. Ik zweer het.’ Lennart trilde van de adrenaline. Hij kon de naweeën van de klap nog voelen.

    Rob lachte zo hard dat er een boer uit zijn mond ontsnapte. ‘Welnee. Er viel gewoon een tak op je hoofd. Meer niet,’ zei hij, terwijl hij een traan van zijn wang veegde.

    ‘Zie jij daar een losse tak liggen? Stop die stomme telefoon weg en ga kijken.’

    ‘Ach zeik niet zo. Ik doe het wel.’

    Lennart ging in het gras zitten. Misschien had Rob gelijk en waren de dreigementen hallucinaties. Een andere mogelijkheid was het ontstaan van een nieuwe gave om met bomen te communiceren, net als bij prinses Irene. Nagelbijtend keek hij toe hoe Rob op de boom af stapte.

    De kettingzaag brulde. Het motorgeluid van de zaag mengde zich met gegil van de boom. Lennart gruwelde. Hij duwde zijn handen tegen zijn oren. Rob leek zich niet bewust van het leed dat hij veroorzaakte. Takken zwiepten naar beneden en wikkelden zich als slangen rond Robs lichaam. Ze trokken hem omhoog en hielden hem als een lappenpop in de lucht. De zaag viel op de grond. Lennart verstijfde.

    ‘Zijn jullie doof?’ brulde de boom. ‘Jullie moeten van me afblijven!’

    Rob zat gevangen in een kluwen van takken die zich steeds strakker om zijn lichaam wond. Hij schreeuwde, gilde, rochelde. De boom kneep hem uit als een citroen. Bloed viel in een dunne straal op de aarde. De takken gleden van Rob af. Zijn lichaam plofte met een misselijkmakend geluid op de grond. Botten kraakten. Lennart kromp ineen en kokhalsde. De beuk herstelde zich weer tot zijn oorspronkelijke houding, waarna het gezicht in de bast verdween.

    Het duurde enkele tellen voordat Lennart genoeg moed had verzameld om bij Rob te kijken. Stap voor stap schuifelde hij richting de boom, zonder de takken uit het oog te verliezen. Geen van de takken bewoog, maar op sommige zijtakken glom bloed. Robs ogen waren naar boven gericht. Zijn mond stond wijd open. Lennart trok zijn werkhandschoen uit. Hij knielde naast het gehavende lichaam en voelde met zijn vingers in Robs hals, op zoek naar hartslag. Niets. ‘Waarom luisterde je niet naar mij? Dan had je nog geleefd,’ zei hij zacht. De wind blies een bloedgeur naar zijn gezicht.

    Lennart stond op en rende naar het huis. Hij belde aan. Voor zijn gevoel duurde het minutenlang voordat iemand de voordeur opende. De vrouw des huizes keek hem verwachtingsvol aan.

    ‘Is de boom gekapt?’

    ‘Nee, dat ding leeft!’

    Mevrouw Spijker sloeg haar armen over elkaar. ‘Natuurlijk. Daarom moeten jullie hem kappen. Ik krijg dat ding niet zelf weg.’

    Lennart wreef zweet van zijn voorhoofd. ‘Waarom waarschuwde u ons niet?’ Zijn stem trilde meer dan de bedoeling was. ‘De manier waarop u naar de boom keek… U wist dat er iets mis was met dat gedrocht.’

    Mevrouw Spijker zuchtte diep. ‘Zou je de opdracht aannemen als ik je eerlijk vertelde om wat voor boom het ging?’

    Lennart drong langs haar de hal binnen en duwde de deur achter zich dicht. ‘Nee. Hij vermoordde mijn collega.’

    Mevrouw Spijker sloeg haar handen voor haar mond. ‘Mijn hemel. Dat verwachtte ik niet.’ Ze zocht steun tegen de muur. ‘Het spijt me van je collega.’

    ‘Smoesjes! Ik wacht hier op de politie. Ik wil niets meer met die boom te maken hebben. Huur een ander in om dat monster te kappen. Het leger desnoods.’ Hij pakte zijn telefoon uit zijn broekzak en toetste 112 in.

    Kwantumzelf Inc.

    Johan Klein Haneveld

    De hemel was viezig bruin, als water dat te lang in een verstopte gootsteen heeft gestaan, vol witte vlokken en draden. Was de lucht maar grijs, dan zou er mogelijk snel regen vallen die voor even de prikkende stofdeeltjes en gassen zou wegspoelen. Dat zou het mogelijk maken een keer diep in te ademen zonder direct een hoestbui te veroorzaken.

    Marcus Windorp trok zijn neus op. Het leek alsof hij het giftige mengsel zelfs door zijn masker kon ruiken. Hij had het eigenlijk gisteren moeten vervangen, misschien was dat het. Nu bleef er voortdurend iets dat hem deed denken aan

    Enjoying the preview?
    Page 1 of 1