Discover millions of ebooks, audiobooks, and so much more with a free trial

Only $11.99/month after trial. Cancel anytime.

Het verdriet van Koesoesoe
Het verdriet van Koesoesoe
Het verdriet van Koesoesoe
Ebook251 pages3 hours

Het verdriet van Koesoesoe

Rating: 0 out of 5 stars

()

Read preview

About this ebook

Na zijn onafhankelijkheid in 1960 gaat het eiland Madagaskar economisch achteruit door corruptie en wanbeheer. Landbouwingenieur Frank Riezeman bezoekt het fascinerende eiland verschillende keren als toerist. Hij raakt teleurgesteld door het verdwijnen van bos en biodiversiteit. Wanneer hij en zijn vrouw een landgoed op dit exotisch eiland kunnen kopen, hoopt hij het oude bos weer een kans te geven. Maar kan Frank zijn doelen halen te midden van mensen, die straatarm zijn en die alleen maar korte termijn doelen nastreven? Zijn enthousiasme en ambities stuiten op de harde werkelijkheid en zijn streven zorgt voor een confrontatie, die dramatische vormen aanneemt.

LanguageNederlands
Release dateJul 9, 2019
ISBN9780463199244
Het verdriet van Koesoesoe
Author

Fred Triep

I ben een gepensioneerde bioloog. Ik schrijf boeken (romans en reisboeken)

Read more from Fred Triep

Related to Het verdriet van Koesoesoe

Related ebooks

Related articles

Reviews for Het verdriet van Koesoesoe

Rating: 0 out of 5 stars
0 ratings

0 ratings0 reviews

What did you think?

Tap to rate

Review must be at least 10 words

    Book preview

    Het verdriet van Koesoesoe - Fred Triep

    Wat was de tuin toch mooi in het zachte ochtendlicht, dacht hij. Hij was vanuit het huis de tuin ingestapt. Hij keek om zich heen. ‘Zouden de bloemknoppen van de Aloë’s [ref 1], die rechts van het huis stonden, al uitgekomen zijn?’ Hij liep er een stukje naar toe. Ja hoor, één van de planten had nu mooie rode bloemen. Hij stapte er op af. Het waren Aloë’s die hij verzameld had op de hellingen van Monte Ibity, enkele kilometers ten zuidwesten van de stad Antsirabe.

    Hij was vroeg opgestaan, zoals gewoonlijk. Het was zeven uur in de ochtend en hij maakte een ronde door zijn grote tuin. Er stonden veel planten die alleen op het eiland Madagaskar voorkwamen. Daarnaast had hij een bosperceel van zeventig hectare. Hij liep over het tuinpad dat aan de binnenkant van de muur lag. Bea, zijn Duitse herdershond, kwam achter hem aan. De hond was drie jaar oud. Bij het schuurtje waren een paar mannen uit de omgeving met elkaar aan het praten.

    ‘Patron, heeft u vandaag werk voor ons?’ vroeg één van de mannen.

    ‘Ik moet even kijken wat er nog in de tuin moet gebeuren,’ antwoordde Frank. ‘U hoort nog van mij; over een half uur weet ik meer.’

    Hij liep verder over het pad aan de binnenkant van de muur. Wat stonden zijn bijzondere struiken uit het doornwoud van het uiterste zuidwesten van het eiland er toch mooi bij. De Malagassiërs noemden deze planten met hun lange staken fantsiolitse [ref 2], somondratsaky [ref 3] en rohondroho [ref 4].

    Hé, hier zag hij opeens dat een vetplant bloemknoppen kreeg. Frank was blij dat deze planten nu gingen bloeien. Ook stonden er verschillende pharethra’s [ref 5] in bloei. Wat een mooie kleurige bloemen hadden die planten, die ook wel mousetraps werden genoemd. Sommige soorten hadden gele bloemen, maar nu keek hij naar de paars geaderde witte bloemen van een andere soort. Alleen vervelend, dat de vruchten daarvan altijd zulke gemene stekels hadden. Opeens zag hij voor zich op het pad een hoop tuinafval liggen.

    ‘Verdomme, heeft het tuinpersoneel nu nog geen afval opgeruimd? Wat zijn dit voor lui?’ riep hij, terwijl hij doorliep. Gisteren hadden Christian en Florent de uitstekende takken van de bomen gesnoeid, maar dat tuinafval was niet verwijderd en lag zo maar midden op het pad.

    ‘Wat zijn dat voor mensen, die ik in dienst heb?’ vroeg hij zich af.

    Daarna riep hij hard: ‘Monsieur Florent, ruim alsjeblieft het afval op! Dit is toch geen werk afronden!’

    Hij had Florent al zien rondlopen. Hij was wel altijd op tijd.

    ‘Ja, patron, ik kom er aan,’ hoorde hij hem roepen vanaf de ander kant van de tuin.

    Het was maart1998. Frank en zijn vrouw Chantal woonden nu ongeveer zes jaar op hun landgoed ten oosten van de stad Morondava, in het westen van Madagaskar. Frank Riezeman was een Nederlander, die vanaf zijn twintigste regelmatig in Madagaskar kwam, nu vijfentwintig jaar geleden. Hij had een obsessie voor het eiland. Hij vond de mensen aardig en hij was gefascineerd door de planten en dieren.

    Frank was opgegroeid in een gezin in Bergen. Zijn moeder was operazangeres en was erg met haar carrière bezig geweest en daardoor weinig thuis. Zijn vader was een zakenman, die vaak in het buitenland verbleef. Zowel zijn broer Arie als Frank zelf hadden het gevoel dat ze te weinig aandacht hadden gekregen van hun ouders. Ze werden voornamelijk opgevoed en begeleid door hun oma, die een paar straten verder in Bergen woonde. Als Frank nadacht over zijn jeugd, dan voelde hij weer de kilte van het gezin waarin hij opgroeide. In zijn pubertijd had hij zich niet thuis gevoeld in die villa in Bergen. In de weekenden ontvluchtte hij het huis. Op zaterdagochtend fietste hij naar tuincentrum Ranzijn in Alkmaar, waar hij in de kas hielp of soms achter de kassa werkte. Zijn geliefde werkplek was bij het perk met jonge boompjes. Hij was gek op bomen. Op zondagochtend ging hij op stap met zijn vrienden van de NJN, de Nederland Jeugdbond voor Natuurstudie. Meestal gingen ze op zoek naar reptielen en amfibieën. Later ging hij in het voorjaar helpen bij het overzetten van padden bij de Eeuwige Laan in Bergen tijdens hun voorjaarstrek. In die periode was bij hem de interesse voor planten, dieren en de natuur verdiept. Een interesse die nooit meer zou verdwijnen.

    Na zijn middelbare school had hij eerst verschillende baantjes gehad. Hij had niet zo veel zin om verder te studeren. Hij had ook een tijdje geleefd als beroepspokeraar. Zijn vrienden Arno en Ronald vonden hem in die periode een thrill-seeker: hij scheen de spanning nodig te hebben om zich gelukkig te voelen. Met een bezoek met zijn vrienden aan de paardenraces in Duindigt kon hij ook zijn behoefte aan risico bevredigen. Frank werd zo verslaafd aan spanning dat hij steeds stoutmoediger werd met het gokken. Maar toen hij op een bepaalde avond duizenden guldens had verloren, besloot hij met zijn leven een andere weg in te slaan. Hij verwachtte dat een academische opleiding hem toch meer kansen zou bieden.

    Frank was aan de Landbouw Universiteit van Wageningen gaan studeren, omdat hij met planten, natuur en landbouw de meeste affiniteit had. Hij studeerde af toen hij dertig was, met een master in Food Technology en één in Forest and Nature Conserve. Daarna kreeg hij vrij snel een baan als wetenschappelijk medewerker aan de Universiteit van Wageningen. Hij deed op het onderzoeksinstituut Plant Research International onderzoek naar de rijping van appels en bananen. Zijn proefschrift luidde: The influences of atmospheric pressure on the ripening of apple and banana fruits by ethylene. Frank bleef jaren als medewerker op het onderzoeksinstituut werken en publiceerde veel artikelen. Hij werd een gerenommeerd medewerker op het gebied van de bananenteelt. Maar naast zijn interesse voor het onderwerp landbouw ontwikkelde hij een grote belangstelling voor de mensen, de planten en de dieren van Madagaskar.

    Frank had geen ambitie om hoogleraar te worden. En de dagelijkse werksleur in het gebouw 107 van de Landbouwuniversiteit stimuleerde hem ook niet zo. De laatste jaren publiceerde hij niet zo veel meer. Zijn baas, hoogleraar Bram Jansen, accepteerde dat. Frank kon namelijk heel goed masterstudenten begeleiden. Tijdens de wintermaanden werkte hij zo hard mogelijk om zo veel mogelijk studenten te coachen naar hun diploma. Als tegenprestatie mocht hij dan drie maanden afwezig zijn. Dan ging hij naar zijn geliefde Madagaskar om te vissen en om van de natuur te genieten.

    Toen hij vijfendertig was, verbleef hij in juli en augustus in het dorpje Foulpointe aan de oostkust van Madagaskar. Hij sliep daar in een bungalowtje bij een restaurant, dat eigendom was van een man die Rasolo heette. Rasolo had zijn bungalowcomplex de eeuwige visser genoemd. Frank was daar al verschillende keren geweest en Rasolo was een vriend van hem geworden. Dat jaar ontmoette hij in het restaurant een cultureel antropologe, Chantal Bergsma.  Zij had een studie gemaakt van de Sakalava-stam in Madagaskar en had daarvoor enkele jaren in Morondava en Mahajanga gewoond. Hij was meteen gefascineerd door deze mooie, blonde vrouw. Ondanks zijn voorkeur voor zwartharige vrouwen viel hij meteen voor haar. Waarom vond hij haar zo boeiend? Zij was aantrekkelijk, maar het meest inspireerde hem haar kennis over Madagaskar. Zij had door haar onderzoek en haar verblijf daar een grote kennis van het land en van het volk opgebouwd.

    Na een week samen opgetrokken te zijn, vroeg Chantal of hij het leuk zou vinden om met haar mee te gaan naar haar huurhuis in Morondava aan de westkust. Dat leek hem wel wat en ze hadden nog een aangename tijd samen in die stad. Toen Frank in september weer terug naar Nederland moest, werd hij somber. Moest hij haar nu voor negen maanden missen? Gelukkig kwam zij in de maanden december, januari en februari naar Nederland om de resultaten van haar onderzoek te verwerken en te publiceren. Het was in die maanden altijd ook onaangenaam op het eiland: snikheet en erg vochtig. Ze was blij, dat ze in februari in Nederland was, toen de cycloon Teresa het eiland teisterde en Morondava tot aan je middel onder water zette. Toen hij in de maand juni van dat jaar weer naar Madagaskar ging, kwam ze met een voorstel. Ze zouden samen een groot stuk grond, dertig kilometer ten oosten van Morondava, kunnen kopen. De grond was goedkoop en er stond nog een karakteristiek stuk origineel loof verliezend bos op. Zij wist dat voor Frank de bescherming van de natuur van Madagaskar een hartewens was. Omdat ze houtskool nodig hadden om eten op te koken, was al veel kostbare natuur door de autochtone bevolking vernield. Bovendien werden alle dieren in het bos door de arme bewoners van het eiland alleen maar als vlees gezien. Ook de dieren moesten beschermd worden, vond Frank. Ze zouden een groot huis op het terrein kunnen zetten.

    Hij vond haar voorstel fantastisch. Ze trouwden, kochten het terrein en noemden het "Alazaza, wat boskindje" betekende. Frank werd vanaf toen een fanatieke herbebosser. Op de kale stukken van het terrein werden jonge inheemse bomen geplant en een kwekerij werd gestart om nieuwe boompjes uit zaad te laten groeien. Ze konden ook regelmatig stukjes terrein naast hun landgoed er bij kopen. Na een aantal jaren was hun landgoed door meer aankopen gegroeid tot negentig hectare.

    In 1995 kregen Chantal en Frank een zoon, die ze Alex noemden.

    Hij hoorde nog steeds zijn hond achter zich lopen. Waar bleef Florent nu? Een vreselijk gepiep deed hem opschrikken. Hij keek achterom en zag zijn herdershond Bea dwars over het pad liggen. Het dier trilde helemaal, bewoog zijn achterpoten zachtjes en jankte. Hij liep naar de hond toe en zag al snel de oorzaak. Een vrucht van de pharetra had zich verankerd aan de rechter dij en de buik van Bea. De vruchten zijn berucht vanwege de vele uitsteeksels met weerhaakjes die zich vasthechten in de huid. Frank wist dat deze vruchten sommige dieren helemaal dol maakten. Een zeboe met zo’n vrucht aan zijn poot kon op hol slaan en de kar en de berijder laten kantelen.

    ‘Ik ben inmiddels een week op Alazaza en nu hebben ze nog niet die troep opgeruimd. Er spelen hier vaak kinderen van de tuinlieden en de dorpen om ons heen. Straks krijgt één van die kinderen er een aan zijn voeten en verwondt hij zich. Florent, waar blijf je toch!’

    ‘Ik kom er aan, patron,’ riep Florent.

    Hij zag hem al aan komen lopen. Maar hij had meer assistentie nodig om de vrucht bij Bea te kunnen verwijderen.

    ‘Christian en Se Tunke, azafady [ref 6], willen jullie ook even komen helpen? Bea heeft een pharetra vrucht aan zijn poten. Ik heb mensen nodig, die de hond vast kunnen houden.’

    Even later kwamen ook de andere personeelsleden aanlopen. Christian en Se Tunke hielden de hond aan zijn poten vast.

    ‘Alsjeblief Florent, voorzichtig. Het is heel pijnlijk voor het dier,’ zei Frank.

    Samen met Florent pulkte hij voorzichtig de vrucht los. De hond piepte hevig en probeerde zijn poten los te wurmen uit de greep van de helpers. Een minuut later kwamen ook de weerhaakjes uit de buik van de hond vrij. Florent gooide de vrucht voorzichtig in het dichte struikgewas op enige afstand van het pad.

    ‘Willen jullie vandaag al die troep opruimen! Wat zijn jullie voor een stel medewerkers. Straks stapt mijn zoontje of één van de andere kinderen uit de buurt in zo’n vrucht! Opruimen graag!’

    Mopperend liep hij verder door de tuin. Bea volgde hem kwispelend.

    Hij besloot zijn ronde te eindigen na een bezoek aan zijn heuvel. Op die heuvel midden in de tuin stonden planten, die droge omstandigheden vereisten. De heuvel had hij opgebouwd uit luchtig materiaal, zodat het water er snel wegliep. Er stonden enkele knolvormige planten uit de omgeving van het Isalo Nationaal Park. Frank had ze het jaar daarvoor samen met zijn vriend Arno verzameld, toen ze een kleine expeditie met de pick-up naar het zuiden hadden ondernomen.

    Toen hij deze planten daar voorzichtig uit de grond haalde, had Arno gemopperd: ‘Maar Frank, deze soort is al zo bedreigd. Stropers verzamelen ze voor die gekke cactuskwekers uit Europa en de Verenigde Staten. Waarom doe je dit nu? Kan je ze niet beter laten staan?’

    ‘Arno, als ik ze niet meeneem, dan nemen die stropers ze mee. En bij mij krijgen ze alle aandacht die ze nodig hebben.’

    ‘Ik hoop, dat je ze in leven houdt. Maar ik heb mijn twijfels.’

    ‘Wacht maar af,’ had Frank geantwoord.

    Hij liep langs de heuvel en keek naar zijn knollen. Mmm, ze zagen er toch niet zo goed uit. Hij voelde aan de grond, die was kleddernat. Verdomme, dacht Frank, ze hebben ze toch weer teveel water gegeven. Op deze manier rotten ze weg.

    ‘Wat moet ik met deze mensen?’ riep hij en hief zijn armen omhoog. Verder mopperend liep hij terug naar zijn huis, hij had zin in een kopje koffie. Moest hij naar nieuwe tuinlieden op zoek gaan?

    Hij hoorde geritsel. Hij keek op de grond en zag een grote slang onder een struik vandaan komen. Een grote Madagascan giant hognose [ref 7] van ongeveer een meter lengte schoot zijdelings kronkelend over de grond. Frank schrok daar niet van, in zijn jeugd had hij een terrarium gehad. En hij wist dat geen enkele slang op Madagaskar giftig was. Wat een mooie tekening had dit exemplaar. Hij bleef er naar kijken, maar in een mum van tijd was de slang weggekropen in een gat in de grond.

    Koffiedrinken was niet gebruikelijk in Madagaskar, maar hij had die Nederlandse gewoonte meegenomen naar dit eiland. Hij liep nog even langs de poort en kon twee mensen gelukkig maken: er was genoeg werk te doen in de tuin.

    Toen hij het pad opliep naar de ingang van zijn huis, kwam Chantal naar buiten.

    ‘Schat, wil je een kop koffie? Ik heb al kokend water.’

    ‘Graag.’

    Hij ging zitten op een van de stoelen in de schaduw op de veranda. De eerste straaltjes zweet voelde hij over zijn rug lopen. Na de koffie kon hij nog tot elf uur in de tuin werken, daarna zou hij een siësta moeten houden tot ongeveer twee uur in de middag.

    Hoofdstuk 2. April 1998

    Koesoesoe zat aan haar bureautje, met de grote spiegel voor zich. Vanavond moest ze weer serveren in café restaurant Capannina op de strook langs het strand van Morondava. Haar baas, Giovanno, verwachtte deze avond bezoek van een aantal vazaha [ref 8] in zijn tent. Een groep Fransen sliep in Hotel Zoom en een van die Fransen had vanochtend de menukaart opgehaald, zodat zij al van tevoren konden zien wat er voor eten te krijgen was.

    ‘We willen geen Malagassisch eten,’ had hij gezegd, ‘we hebben de afgelopen week al genoeg keren van die bergen rijst gehad met wat kleine stukjes vlees en veel vet. Kunnen we Europees eten? Hebben jullie ook pommes frites et poisson?’

    ‘Ja hoor,’ had Giovanno gezegd, ‘dat maak ik met liefde voor jullie klaar. Jullie kunnen ook spaghetti of lasagne krijgen. Met hoeveel komen jullie? En hoe laat ongeveer?’

    ‘We komen met zijn tienen, we hebben eerst nog een excursie op het landgoed Alazaza en daarna rijden we terug naar het hotel. Na het opfrissen zijn we er waarschijnlijk rond zeven uur.’

    ‘Okay, ik zie jullie. Van een van mijn serveersters heb ik over dat landgoed gehoord. Is dat van die rare Nederlander? Ciao, tot vanavond.’

    Koesoesoe was zich nu aan het opmaken. Ze was tweeëntwintig jaar oud. En had, vond ze zelf,mooi, zwart haar dat met lange golven over haar schouders en rug viel, zoals het water bij een waterval dat trapsgewijs deed. Mannen leken zich al gauw in haar aanwezigheid op hun gemak te voelden: zij had nooit gebrek aan aandacht van mannen. En daar genoot ze van.

    Ze borstelde haar haren voor de spiegel. Zou ze een krultang pakken om wat meer krullen in haar haar te maken? Nee, daar had ze te weinig tijd voor. Gisteren was ze te lang met Alain op stap geweest. Ze had ook teveel gedronken. Toen ze half beschonken thuis kwam, had haar vader Chang Li gemopperd. Chang Li was een keurige Chinese heer, die bedrijfsleider was van de suikerfabriek Sucoma in Morondava. Voor hem was ijver en aanpakken een gebod en datzelfde verwachtte hij van zijn dochter. Chang Li was op zijn vijfentwintigste naar Morondava gekomen, toen het Chinese bedrijf waar hij werkte de failliete suikerfabriek in Morondava had overgenomen. Hij was enkele jaren bezig geweest om Frans te leren. Toen hij twee jaar in Morondava werkte, ontmoette hij een mooie Malagassische vrouw, Saundra, waar hij meteen verliefd op werd. Binnen een jaar trouwden ze. Zij bleek ook over werkijver te beschikken, een competentie die de meeste bewoners van het eiland niet kenden. Zij kregen een zoon, die Paco werd genoemd. Later kregen ze nog twee dochters, Jocelyne en Koesoesoe. Koesoesoe wist hoe haar vader over zijn gezin dacht. Over zijn zoon Paco en zijn dochter Jocelyne was hij heel tevreden, ze hadden goede banen gekregen. Paco had in Parijs economie en accountancy gestudeerd en werkte nu bij een groot accountantskantoor in Lyon. Zijn oudste dochter Jocelyne had Chinees gestudeerd aan de Universiteit van Hongkong en had nu een goede baan in Sjanghai.

    Zijn jongste dochter vond hij een probleem; hij was gek op haar en hij wist ook dat zij veel van hem hield. Hij vond het zorgwekkend dat het haar niet lukte om een goede opleiding te volgen en af te ronden, terwijl ze best intelligent was. Chang Li hoopte dat Koesoesoe via de horeca haar weg zou vinden.

    Saundra had Koesoesoe laatst verteld wat haar man over zijn geliefde dochter Koesoesoe dacht. Toen ze op een middag op de veranda samen thee dronken, had Saundra gezegd:

    ‘Lieve schat, kan ik even rustig met je praten? Ik heb wat zaken met je te bespreken.’

    ‘Ja hoor ma,ik heb alle tijd. Ik hoef vanavond niet te werken.’

    ‘Koesoesoe, je vader moppert vaak tegen mij over jou. Hij vindt dat zijn kinderen een mooie carrière moeten maken en je stelt hem teleur. Hij is heel ontevreden over je. Hij houdt van jou, maar hij is ontstemd

    Enjoying the preview?
    Page 1 of 1