Discover millions of ebooks, audiobooks, and so much more with a free trial

Only $11.99/month after trial. Cancel anytime.

Het Koninginnerijk
Het Koninginnerijk
Het Koninginnerijk
Ebook275 pages4 hours

Het Koninginnerijk

Rating: 0 out of 5 stars

()

Read preview

About this ebook

Wat als niet mannen, maar vrouwen de baas zijn in een land?

Thomas leeft een rustig leven als gids in het bos totdat hij Bram en Nadira ontmoet. Hij gaat met ze mee over de bergen naar hun land, Andra.

Eeuwen geleden werd Andra verscheurd door een vreselijke oorlog. Na de oorlog besloten de vrouwen van Andra dat mannen ongeschikt zijn om macht te hebben. Sinds die tijd worden mannen behandeld als slaven.

In Andra is een groep actief die het verzet wordt genoemd: een groep van zowel mannen als vrouwen die vechten voor gelijke rechten voor man en vrouw. Samen met het verzet proberen Thomas, Bram en Nadira het land Andra te veranderen.

LanguageNederlands
Release dateAug 28, 2014
ISBN9781311546975
Het Koninginnerijk
Author

Richard Bronkhorst

Toen ik 17 jaar oud was, las ik voor het eerst Lord of the Rings. Toen besloot ik dat ik zelf ook een fantasy verhaal wilde schrijven. In de jaren die volgden, schreef ik naast losse korte verhalen soms een stukje aan dit verhaal. Het zou later het begin worden van mijn eerste boek: Het Koninginnerijk.Ik heb het altijd interessant gevonden om me in te beelden hoe de wereld er uit zou zien als een bepaald aspect anders zou zijn. De wereld op zijn kop zetten. Wat als de geallieerden in de tweede wereld oorlog niet hadden gewonnen? Wat als elektriciteit nooit was uit gevonden? Wat als Afrika het rijkste continent was?

Related to Het Koninginnerijk

Related ebooks

Related articles

Reviews for Het Koninginnerijk

Rating: 0 out of 5 stars
0 ratings

0 ratings0 reviews

What did you think?

Tap to rate

Review must be at least 10 words

    Book preview

    Het Koninginnerijk - Richard Bronkhorst

    Luisterend naar geluiden die anderen niet zouden horen, sloeg Thomas het rechter paadje in.

    Thomas! riep zijn vader hem na. Ik dacht dat we hier links moesten?

    Pa, wie is hier nou gids? Ik ben in deze bossen opgegroeid. Ik weet heus wel waar we heen moeten.

    Al van jongs af aan had Thomas altijd de weg geweten in het bos. Hij was er van gaan houden. Meestal was hij gids voor rijke mensen die ergens heen moesten of gewoon een stuk wilden wandelen. Hij kende elk paadje, elk plekje. Toen hij jong was had zijn oom hem veel geleerd over de natuur. Hij wist welke planten gevaarlijk waren en wat hij er tegen kon doen. Kom nou maar, als we doorlopen, zijn we over een half uur thuis.

    Thomas en zijn vader waren het bos in gegaan om te jagen. Hij vond het vreselijk om dieren te doden. Zijn vader zag het als een hobby, maar een tijd geleden was hij in het bos verdwaald en had pas na weken de weg terug gevonden. Sindsdien ging hij nooit meer alleen het bos in. Volgens Thomas was hij bang geworden, maar zijn vader ontkende dat. Het was erg rustig in het bos. Dat was altijd zo in de winter. Het enige geluid was het ruisen van de wind door de kale bomen. Hij genoot van het uitzicht dat zich onder hen uitstrekte. Zwijgend liepen de twee mannen verder. Al snel werden de smalle paadjes breder. Soms liepen ze over een karrenspoor. Hij herinnerde zich hoe hij eens aan de hand van zijn moeder over dit pad liep. Het was zijn allereerste herinnering. Hij had zich verbaasd over alle verschillende planten en bomen die hij om zich heen zag. De gedachte aan zijn moeder deed zijn hart steken. Op een dag was ze het bos in gegaan om eten te zoeken. Ze was nog steeds niet terug. Niemand wist wat er met haar was gebeurd. Sommigen zeiden dat ze over het Chestura gebergte was gegaan. Achter dat gebergte was het einde van de wereld... zei men. Thomas vermoedde dat niemand wist wat er was en dat men elkaar had wijsgemaakt dat het randje van de wereld daar lag. Niemand was ooit gaan controleren of het waar was. Thomas had zich vaak afgevraagd hoe het zou zijn als zijn moeder op een dag weer terug zou komen. Hij had niet veel herinneringen aan haar. Hoe zou zijn vader reageren? En als ze inderdaad nog leefde, wat had ze dan al die tijd gedaan? Hij was vergeten hoe ze er uit zag, en hij sprak er nooit over met zijn vader, maar in zijn gedachten was ze een mooie vrouw met lang kastanjebruin haar en grote bruine ogen. Ze sloegen de laatste bocht om en zagen Antara in de invallende duisternis liggen. Veel mensen waren bang in het donker. Op school leerden ze over duistere wezens die door de straten slopen. Thomas had vaak genoeg in het bos geslapen. Hij had nog nooit dergelijke wezens gezien.

    Eenmaal thuis gekomen liep zijn vader naar de haard om die wat op te stoken. Het was koud geworden terwijl ze weg waren geweest. Sinds zijn moeder verdwenen was, hadden Thomas en zijn vader het huis onderhouden. Het was lang niet meer zo netjes als eerst. Thomas bakte een paar vissen en kookte wat groente en zette twee borden op tafel. Eten werd altijd snel gedaan, het was enkel het naar binnen werken van voedsel voor de nodige energie zodat je daarna weer verder kon waar je mee bezig was. Na het eten ging zijn vader bij de haard zitten lezen in een boek waarvan hij niet wilde vertellen waar het over ging. Er stond geen titel op de kaft. Thomas besloot naar bed te gaan. Ze hadden de hele dag gelopen en morgen zou hij weer een paar mensen door het bos moeten loodsen.

    De heldere stralen van de herfstzon die naar binnen vielen, brachten maar weinig warmte in de koude kamer. Thomas sloeg zijn deken opzij en liep naar de woonkamer. Zijn vader was met het boek op schoot in zijn stoel in slaap gevallen. Waarschijnlijk had hij tot diep in de nacht zitten lezen. Voorzichtig, om zijn vader niet wakker te maken, liep Thomas de keuken in om zijn ontbijt klaar te maken. Hij stond altijd vroeg op om in het bos een wandeling te maken en de koele ochtendlucht op te snuiven. ‘s Ochtends vroeg was het bos altijd het mooiste, vond hij. Deze ochtend was hij echter niet vroeg opgestaan om van de natuur te genieten, maar omdat hij op tijd bij het punt wilde zijn waar zijn klanten stonden te wachten. Hij was blij dat hij vandaag niet met zijn vader hoefde te jagen. Het beeld van een stervend dier kon hij slecht verdragen. Hij bedacht dat hij nog eten moest halen in het dorp voor de volgende dag. Daar was nog wel even tijd voor. Hij sloeg het pad naar het dorp in en liep fluitend de heuvel af naar het dorp, dat maar 10 minuten verderop lag. Eerst maar naar de bakker, besloot hij terwijl hij het dorp binnenliep. Ondanks het vroege uur was het een drukte van jewelste in het dorp. Thomas was blij dat hij en zijn vader buiten het dorp woonden. Hij was alleen in de drukte als hij daar behoefte aan had. Waarom zouden zoveel mensen op een kluitje willen wonen terwijl er nog zo veel ruimte was? Twee kippen schoten luid kakelend voor zijn voeten voorbij. Thomas schrok zo dat hij bijna struikelde. Verderop hoorde hij een bulderende lach losbarsten. Hij glimlachte. Dat kon niemand anders zijn dan bakker Simon. Opkijkend zag hij hoe de bakker zijn buik vasthield bij het lachen. Het leek een ongeschreven regel te zijn dat bakkers dik moeten zijn. Thomas had in ieder geval nog nooit een bakker gezien die slank was. Naast een grote omvang had bakker Simon ook een groot gevoel voor humor. Er was nooit veel voor nodig om de goedlachse man te amuseren. Zijn gebak was bekend in de wijde omtrek.

    Hoe is het, mijn jongen! vroeg de bakker terwijl hij Thomas meenam de bakkerij in. Hij begon twee broden in te pakken op de toonbank. Het was een kleine knusse ruimte. Het vuur in de oven brandde nog, en overal lagen platen met broden en gebak.

    Ach, niets bijzonders. Ik heb zo meteen hoge klanten, antwoordde Thomas.

    Het gezicht van de bakker betrok. "Steeds meer van die vreemde vogels die hier rondwandelen. Het bevalt me niets.

    Thomas haalde zijn schouders op. Het brengt geld in het laatje. Mij hoor je niet klagen

    De glimlach kwam terug. Tja misschien maak ik me ook zorgen om niets. Doe je vader de groeten!

    Bij de deur liep hij bijna tegen David aan. Thomas was samen met David opgegroeid. Als kinderen waren ze altijd onafscheidelijk geweest. Na zijn moeders verdwijning besloot Thomas’ vader te verhuizen naar buiten het dorp. Misschien voelde hij zich niet op zijn gemak in het dorp waar iedereen hem met een medelijdende blik aankeek. Sinds Thomas niet meer in het dorp woonde, waren Thomas en David elkaar uit het oog verloren. Thomas had David altijd gezien als een broer. Echte broers of zussen had hij niet. Bij het zien van Thomas verscheen er onmiddellijk een glimlach op het gezicht van David.

    Thomas! Hoe is het?

    Goed, antwoordde hij, maar ik ben al een beetje laat dus ik moet verder.

    David knikte. Ik spreek je later wel. We moeten weer eens gaan lopen.

    Een paar keer per jaar trokken David en Thomas er op uit het bos in. Ze bleven dan een paar dagen weg en sliepen in de open lucht. Ze praatten veel en bewonderden de natuur.

    Prima plan. Volgende week heb ik wel tijd.

    David knikte en zijn glimlach werd breder bij het vooruitzicht. Met een vlugge groet verdween hij in de bakkerij. Thomas vervolgde zijn weg door het dorp, iedereen begroetend die hij tegenkwam. Zoals gewoonlijk duurde het boodschappen doen weer langer dan hij gepland had. Hij haastte zich naar huis. Dat viel niet mee met alle spullen die hij bij zich had. Eindelijk aangekomen bij het huis deden zijn armen pijn van het krampachtig vasthouden van de boodschappen. Hij dumpte alles op de eettafel en begon één voor één de spullen in de kasten op te ruimen. Zijn vader werd wakker van de geluiden die hij in zijn haast maakte.

    Heb je boodschappen gedaan? vroeg zijn vader met slaperige stem.

    Ja, antwoordde Thomas, en ik moet er nu meteen weer vandoor. De klanten wachten.

    Doe ze de groeten. Zijn vader had zijn ogen weer gesloten en sliep alweer.

    Thomas schudde zijn hoofd. Zijn vader was lui geworden. Hij werd ook al een dagje ouder, maar toch… Het moest verschrikkelijk zijn om je halve dag in een stoel door te brengen. Terwijl hij de deur achter zich dicht trok, nam hij zich voor nooit zo lui als zijn vader te worden.

    De zon scheen door de boomtoppen op het bospad dat hij had genomen. Dode bladeren knisperden onder zijn voeten. Er was bijna geen wind, dus hij hoorde elk geluid dat niet van hem kwam. Af en toe viel er een dode tak uit een boom. Daar schrok hij elke keer weer van, hoe vaak hij het ook hoorde. Toen hoorde hij een geluid vanuit het dichte struikgewas naast het pad. Hij stond stil en bewoog zich niet om beter te kunnen luisteren. Zijn hand ging naar zijn riem waar hij een mes had. Hij had het nog nooit gebruikt om iets of iemand te doden, alleen om takken af te snijden, of figuurtjes uit een blok hout. Hij hoopte dat hij het ook deze keer niet nodig zou hebben. Voorzichtig zag hij een hert uit de struiken komen. Het bleef doodstil op het pad staan, klaar om weg te rennen als Thomas zich zou bewegen. Maar Thomas bewoog zich niet. Hij was stomverbaasd een hert van zo dichtbij te zien. Herten vluchtten meestal weg als ze hem in de gaten kregen. Dat kwam door de jagers. Veel dieren in het bos waren schuw. Dit hert bleef echter staan en staarde naar hem. Haar ogen stonden angstig. Toen zag Thomas het spoor van bloed dat het dier had achtergelaten. De rechterachterpoot van het dier was open gescheurd. Waarschijnlijk had het zich in paniek losgerukt uit een dichtgeklapte val. Hij wist dat ze dood zou gaan als ze hiermee rond bleef lopen. Als ze niet doodbloedde, zou ze worden gegrepen door roofdieren. Voor het eerst in wat voor hem uren had geleken, bewoog Thomas. Voorzichtig liep hij naar het hert toe. Hoewel de angst in haar ogen bleef, verroerde het dier geen vin. Toen hij bij haar aan kwam, zakte hij door zijn knieën om de wond te inspecteren. Er kleefde veel vuil en gestold bloed aan de wond. Die moest al een paar dagen oud zijn.

    Sorry meisje, fluisterde hij. Dit gaat even pijn doen. Hij pakte het mes dat hij had gehoopt niet nodig te hebben en sneed een laag verrot vuil vlees weg. Het dier stond nog steeds doodstil. Voor hij de poot verbond, keek hij om zich heen. Een stukje terug had hij bladeren gezien die de pijn konden verzachten. Hij plukte er een paar en legde ze op de wond. Uit zijn rugzak viste hij een rolletje verband en wikkelde dat zorgvuldig om de poot. Toen hij klaar was keek hij op. Voor het eerst bewoog zijn patiënt. Ze tilde haar poot op en zette hem weer neer, alsof ze hem wilde testen. In haar ogen zag Thomas dat dit meteen werd afgestraft met een pijnscheut. Hij wist niet goed wat hij nu moest doen. Hij had verwacht dat het hert weg zou lopen zodra hij het had verbonden. Het bleef echter staan en keek hem aan. Het leek ergens op te wachten. Terwijl hij zich afvroeg waarop, hoorde hij geritsel. Het kwam van dezelfde kant als waar het hert vandaan was gekomen. Wederom pakte hij zijn mes hopend het niet nodig te hebben. Hij ging tussen het hert en het mogelijke gevaar staan. Elke spier in zijn lichaam was gespannen. Uit de bosjes stapte een vrouw in wat ooit hele mooie kleren moesten zijn geweest. Haar lange bruine haar hing in klitten over haar schouders. Met ingevallen ogen keek ze geschrokken naar het mes in zijn hand en naar zijn vijandige blik. Ze leek niet gevaarlijk. Thomas liet het mes zakken maar bleef alert. Ze keek naar het hert dat hij zojuist verbonden had en glimlachte naar hem.

    Wie ben jij? vroeg Thomas.

    Ze keek hem verrast aan. Spreek je mijn taal?

    Hoe bedoel je?

    Ik had niet gedacht dat onze volken dezelfde taal zouden spreken

    Wat bedoel je met onze volken? Thomas begon te vermoeden dat deze vrouw iets verschrikkelijks had meegemaakt en nu in toestand van shock was. Hij had eens gelezen dat je dan helemaal gek kon worden.

    Luister. Er zijn grote problemen. Iedereen loopt gevaar. Maar voordat ik alles vertel, moet ik eerst iets te eten hebben.

    Ongeduldig zat Thomas te wachten, terwijl de vrouw waarvan hij nog steeds de naam niet wist zijn lunch op at. Ze at gulzig en hij was bang dat het voedsel lang niet genoeg zou zijn. Ze vroeg echter niet naar meer toen ze het op had. Misschien omdat ze wist dat hij eenvoudig niet meer had.

    Ik heet Nadira, hoe heet jij?

    Thomas, zei hij, niet in staat om meer te zeggen.

    Mooi, je bent precies degene die ik zoek. Luister. Je moest vandaag mensen begeleiden, klopt dat?

    Ja, dat klopt, zei Thomas, zich afvragend hoe zij dat kon weten.

    Thomas, wat je ook doet, of je met mij mee gaat of niet, ga niet naar die mensen toe. Het zal jouw leven en dat van vele anderen kosten. Beloof je dat je daar niet heen zult gaan?

    Maar...

    Ik zal later alles uitleggen maar die mensen zijn niet te vertrouwen. Je moet niet met ze meegaan. Je hebt er geen idee van wat er dan zal gebeuren. Ze klonk wanhopig. Thomas besefte dat het geen zin had om tegenwerpingen te maken. Hij moest haar eerst haar zin geven voordat ze informatie zou geven.

    Okay, ik beloof het.

    Ze haalde opgelucht adem. Mooi. Je besluit zal levens sparen.

    Een miljoen vragen overspoelden hem. Wie zijn die mensen? Wat zijn die mensen voor kwaads van plan? Waarom? En nog belangrijker: wat heb ik er mee te maken? In plaats van die vragen te stellen hield hij zijn mond en keek haar vragend aan.

    Ik heb nu geen tijd om alles te vertellen, zei Nadira. Het zou me dagen kosten. Er is een probleem in ons land. Er staan mensenlevens op het spel. Ik denk dat jij een belangrijke rol zal spelen in de oplossing.

    Maar hoe dan? vroeg Thomas, meteen beseffend dat ze die vraag niet zou beantwoorden.

    Zoals ik al zei, hebben we daar nu geen tijd voor. Zodra die mensen er achter komen dat je niet komt, zullen ze je meteen gaan zoeken. Je hebt twee keuzes: hier blijven en doodgaan of met mij mee komen en een kans op overleven hebben. Ik zeg niet dat het zonder gevaar is, maar als je hier blijft, ga je zeker dood.

    De wereld draaide om hem heen. Tot nu toe had hij een vrij rustig leventje geleid. Nu kwam er een vrouw uit het niets die hem vertelde dat hij bijna dood was geweest, en dat hij nog steeds niet veilig was.

    Kunnen we dan niet eerst mijn vader gaan halen?

    Geen tijd voor. Als je beslist om mee te gaan, moeten we meteen vertrekken. Ik wil hier zo snel mogelijk weg. Bovendien zou hij ons in de weg lopen.

    Geen tijd. Het was iets nieuws voor hem ergens geen tijd voor te hebben. Hij besefte ineens hoeveel tijd hij altijd had. Normaal had hij zo`n keuze pas gemaakt na dagen tobben. Nu had hij daar geen tijd voor. Hij zou alles wat hij hier had in de steek moeten laten. Het huis, het bos en zijn vader. Zijn vader... Hebben we echt geen tijd om mijn vader op te halen? Dan kan ik meteen wat spullen mee nemen. Hij zou denken dat ik dood was als ik niets van me liet horen.

    Misschien kan je vader maar beter denken dat je dood bent. De reis zal niet zonder gevaar zijn. Het zou je vader alleen maar valse hoop geven. Bovendien zal hij achter je aan gaan als hij weet dat je gevaar loopt.

    Thomas kende zijn vader. Alleen zou hij nooit het bos in gaan. Maar de mensen in het dorp zouden een expeditie uitrusten om hem te vinden. Als hij niet terugkwam, zouden ze hem misschien zoeken, maar na verloop van tijd zouden ze de tocht opgeven. Ze zouden hem nooit vinden. Hij wist vrijwel zeker dat het land waar Nadira het over had over de bergen lag. Geen van de mannen zou daar heen gaan om hem te zoeken. Op dat moment drong het tot hem door: over de bergen. Als zijn moeder inderdaad over de bergen was gegaan, was er een kans dat ze daar nu nog was. Misschien, als hij mee zou gaan met Nadira, zou hij uiteindelijk zijn moeder kunnen vinden. Hoe graag Thomas dat ook zou willen, het idee om alles achter te laten om mee te gaan met deze vrouw die hij net vijf minuten geleden had ontmoet, stond hem tegen.

    Hoe weet ik dat ik je kan geloven?

    Dat kan je niet. Ik heb geen bewijzen. Je zult me moeten vertrouwen. In haar ogen zag hij angst en wanhoop. ze keek in zijn ogen, waarschijnlijk peilend wat zijn beslissing zou zijn. Hij glimlachte naar haar om haar gerust te stellen.

    Goed, zei hij, ik ga met je mee. Ik kan het risico niet nemen dat mensen doodgaan omdat ik jou niet kon vertrouwen.

    Ze knikte schijnbaar emotieloos. Je bent een wijs man, Thomas.

    Opeens besefte hij dat het hert de hele tijd achter hem had gestaan. Het leek te wachten tot de vrouw zou opstaan.

    Hoe zit het met dat hert, vroeg hij, is dat van jou?

    Hoe kan een wezen eigendom zijn van een ander wezen? Zij is niet mijn eigendom, maar een vriendin. Het is niet zomaar een hert. Ze voelt de aanwezigheid van mensen.

    Je bedoelt dat ze mij heeft gevonden?

    Precies. Ongeveer 10 minuten voor wij elkaar ontmoetten, rook ze jou al.

    Hoe is ze gewond geraakt?

    Ze stapte in een of ander verschrikkelijk apparaat. Het leek net de muil van een leeuw, maar dan van ijzer

    Precies wat hij had gedacht: een val. Het bos was er vol mee.

    Ik weet niet veel van het genezen van wonden. Wat heb je met haar gedaan?

    Hij wuifde met zijn hand. Doet er niet toe, de wond zal binnen enkele dagen genezen zijn.

    Bedankt, Thomas, ik begon bang te worden dat ik mijn beste vriendin zou gaan verliezen aan de metalen leeuwenbek.

    Het was geen moeite, zei Thomas. Hij had al ontelbaar veel dieren in het bos geholpen. Sommige had hij later weer gezien. Andere niet. Dat hoefde niet te betekenen dat ze niet meer leefden. Het bos was groot. Heel groot. Het zou ongeveer een maand kosten om er te voet doorheen te trekken. Dat bos zou hij achter moeten laten voor een onbekend land. Hij wist niet waar het land lag, maar hij had een vermoeden. Al zijn hele leven had hij dat vermoeden. Hij was er nooit over in discussie gegaan. Hij wist dat hij die zou verliezen omdat iedereen vertrouwde op de wijsheid die van generatie op generatie was overgeleverd. Zijn vader had het er nooit over gehad. Misschien omdat hij het als vanzelfsprekend had aangenomen dat het einde van de wereld daar was, of misschien omdat hij er hetzelfde over dacht als Thomas, maar nooit zijn vermoeden bevestigd had gezien.

    Laten we gaan. We hebben een lange weg te gaan.

    Hij knikte en stond op. Hoe heet je vriendin?

    Ik weet haar naam niet. En ik ben niet de persoon die haar een naam kan geven. Ik noem haar vriendin.

    Het hert leek te reageren op het woord ‘vriendin’ als het uit haar mond kwam. Hij had het al eerder gezien, maar gedacht dat het toeval was. Nu was hij er echter zeker van dat telkens als Nadira ‘vriendin’ zei, het hert zich geroepen voelde. Het verbaasde hem. Hij had altijd tegen dieren gepraat, maar nooit gedacht dat ze hem konden verstaan. Misschien herkende het hert alleen de klanken van haar naam en begreep ze dat zij daarmee bedoeld werd. Hoe dan ook, het laatste uur had hij meer geleerd dan in de vijf jaar daarvoor.

    Haar benen waren nog steeds stijf van de lange reis en protesteerden toen ze opstond. Ze wist dat ze het forceerde. Maar ze had nu geen tijd om aan haar gezondheid te

    Enjoying the preview?
    Page 1 of 1